Vlotten

Versie door Cierick Goos (overleg | bijdragen) op 24 aug 2023 om 16:42 (Resolutie van de afbeeldingen verhoogd en aanklik gedrag ervan aangepast (direct naar hoge resolutie versie bij aanklikken))

Aan de boezemzijde van het gemaal dreven oorspronkelijk acht vlotten op het water tussen de penanten boven de ingangen van de aanzuigkanalen. Deze vlotten zijn tegenwoordig niet meer aanwezig maar de bouwkundige tekeningen ervan zijn wel bewaard gebleven.[1] Hoe ze eruitgezien hebben is daardoor nog te achterhalen. Hun functie wordt in een aantal publicaties beschreven. Hierdoor is er een goed beeld van hoe ze eruit gezien hebben en waar ze voor dienden.

Bouwkundige tekening van de vlotten, tonend een bovenaanzicht van en een doorsnede door een vlot.[2]

Functie van de vlotten

Voor de opening van het gemaal heeft Machinefabriek „Jaffa” een gedenkboek gemaakt. In dit gedenkboek komen de vlotten kort aan bod, het volgende wordt erover geschreven:

“Ook drijven er nog tusschen deze penanten houten vlotten, welke het vormen van luchtkolken tegengaan, daar het binnentreden van lucht in de zuigleiding het rendement zeer zou verminderen.” [3]

Door de sterke stroming bij het malen ontstaan er wervels op het oppervlak van het water. Deze wervels aan het wateroppervlak kunnen een draaikolk veroorzaken. Als deze draaikolk zich verder kan ontwikkelen en krachtiger kan worden, kan er lucht in de aanzuigleiding gezogen worden. Om dit te voorkomen zijn er drijvende vlotten aangebracht. De vlotten remmen de stromingen aan het wateroppervlak sterk af en daardoor wordt voorkomen dat er een draaikolk ontstaat. Op deze manier wordt ook voorkomen dat er via een draaikolk lucht in de pompen gezogen kan worden (wat zeer nadelig is voor de goede werking hiervan).

Constructie van de vlotten

 
Zijaanzicht van de eikenhouten geleidingsribben.[2]

De vlotten waren gemaakt van gecreosoteerd vuren hout ofwel vuren hout geïmpregneerd met creosoot olie. Deze behandeling werd gedaan om het hout te verduurzamen. Zonder de behandeling met creosoot (een product dat erg lijkt op carbolineum) zouden de vlotten snel verrotten.

De kant- en eindribben van de vlotten waren gemaakt van stevige houten balken van 15 bij 12 centimeter. De tussenribben hadden iets kleinere afmetingen. Bovenop deze ribben zaten de stevige dekplanken van 20 centimeter breed en 4 centimeter dik. Het geheel werd nog eens extra versterkt met stalen beugels op de hoekpunten en een aantal stalen trekstangen.

De vlotten werden op hun plek gehouden door stevige eikenhouten balken van 20 bij 20 centimeter die geplaatst werden in een hiervoor bedoelde sponning in het metselwerk van de penanten. Deze sponning is aan de boven en onderkant afgewerkt met op maat gemaakte granieten blokken. Op de tekeningen zijn deze granieten blokken gemerkt met X en XI.[4] De onderblokken hebben uitsparingen waarin de aangepunte eikenhouten balken vielen, hierdoor werden ze aan de onderzijde op hun plaats gehouden. De boven blokken hadden behalve de sponning ook twee gaten voor dookbouten. Deze dookbouten dienden ervoor om een stalen beugel over de eikenhouten balk te plaatsen om zo ook de bovenkant van de eikenhouten balken op hun plek te houden.

 
Doorsnede die laat zien hoe de eikenhouten geleidingsbalk in de sponning op zijn plek gehouden wordt met een stalen beugen en dookbouten.[2]

Ter hoogte van de onderblokken zijn in het metselwerk richels aangebracht, zodat de vlotten ook aan de onderzijde opgesloten zijn.[5] Deze richels steken 9 centimeter uit. De bovenkant van deze richels bevindt zich op 126 cm onder NAP, of wel 40 centimeter boven de bovenkant van de aanzuigbuizen (die op 166 cm onder NAP liggen).

Bouw van de vlotten

De hoofdopzichter van Provinciale Waterstaat, W. Anema, hield een dagboek bij en daarnaast maakte hij wekelijks een weekrapport. Hierin is de bouw van de vlotten enigszins te volgen.

Al op vrijdag 19 januari 1917 werd het gecreosoteerde vurenhout geleverd op de bouwplaats, ver voordat het daadwerkelijk nodig was voor de bouw van de vlotten. Het werd opgeslagen op de bouwplaats, later dat jaar werd er een tijdelijke toepassing voor gevonden. Men had er namelijk geregeld last van dat zakken cement nog voor gebruik al uitharden in de cementloods. Dit wordt veroorzaakt door het inwerken van vocht in de cement, de hoofdopzichter wijt dit aan een slordige omgang met de zakken cement door de bouwers.

"Ontdekt dat in de cementloods minstens 10 zak portlandcement geheel waarloos waren, wat is te wijten aan eene slechte verzorging van de aannemers." (dinsdag 23 oktober 1917)

In zijn dagboek noteert Anema donderdag 8 november 1917 het volgende:

"Met den aannemer Joh. Broersma zijn vader en opzichter Jansma naar de cementloods geweest en besproken het opbrengen van de te verwachte 6000 zak portlandcement. Broersma te kennen gegeven, dat ik mij over het opbrengen van de portlandcement de laatste tijd wel heb geergerd en hierin verbetering wenschte. Afgesproken de portlandcement vrij van de tras te zetten en onder te leggen eene laag rijshout met houten vloer, waarmee zij zich direct konden vereenigen."

Hiermee is dus een oplossing gevonden voor het beter (droger) opslaan van de zakken cement. De zakken cement moeten op een droge ondergrond gelegd worden, een houten vloer is hiervoor noodzakelijk. De volgende dag komt de aannemer weer langs, hij heeft een oplossing bedacht om een houten vloer te maken zonder dat hij hiervoor hout hoeft te kopen:

"Door den aannemer werd mij gevraagd, om te mogen gebruiken het gecreosoteerde hout voor vloer in de cementloods, waarop ik hem heb geantwoord dit aan de Hoofdingenieur te vragen." (vrijdag 9 november 1917)
 
Boezemzijde van het bijna voltooide gebouw, nog zonder krooshekken en vlotten. Foto gedateerd 18 juli 1919 Bron: fotoarchief PWS.

De volgende dag komt Wouda met zijn antwoord. Hij stemt toe maar heeft wel aanvullende voorwaarden (deze voorwaarden dienen ervoor om het hout goed te beschermen zodat het later nog wel voor de vlotten gebruikt kan worden):

"Door den Hoofdingenieur werd aan de aannemers toegestaan, om het gecreosoteerde hout voor vloer in de cementloods te gebruiken onder die voorwaarden, dat onder de vloer eerst een rijslaag kwam te leggen en over de houten vloer een laag ashaltpapier." (zaterdag 10 november 1917)

En zo wordt het gecreosoteerde vurenhout bestemd voor de vlotten bijna twee jaar als vloer in de cementloods gebruikt.

Eind juni 1919 beginnen de timmerlieden met het afbreken van de cementloods. Begin september van dat jaar wordt er voor het eerst gemeld dat timmerlieden bezig zijn met het bouwen van de vlotten (weekrapport 143). In de eerste week van november wordt er vermeld:"

"De timmerlieden aan het maken van de laatste gecreosoteerde vlotten, waarvoor opnieuw hout is aangevoerd."

Blijkbaar is er toch wat gecreosoteerde hout verloren gegaan (of gebruikt voor zaken waar het niet voor bedoeld was) waardoor er toch een tekort ontstaan is en er bijbesteld moest worden. Begin december 1919 wordt er gemeld dat de laatste gecreosoteerde vlotten achter de kroosrekken aan de boezemzijde aangebracht zijn.

Huidige situatie

 
Foto van de huidige situatie, slechts de sponning en de dookbouten zijn nog zichtbaar. In tegenstelling tot de schotbalksponningen lopen deze sponningen niet door tot op de vloer van de waterinlaat.

Tegenwoordig drijven er geen vlotten meer en wordt er ook geen lucht aangezogen door de pompen. Blijkbaar was de kans op lucht aanzuiging door vorming van draaikolken maar zeer klein. De vlotten zijn overbodig gebleken. Nu zijn nog slechts de uitsparing in de kademuren te zien en de dookbouten waar de eikenhouten balken mee bevestigd zaten. De richel in het metselwerk zit te diep onder water om te kunnen zien.

Bronnen, noten en/of referenties

  1. Tresoar, Tekeningen- en kaartenarchief Provinciale Waterstaatsdienst van Friesland 1876-1986 (archief nr. 9-05) Inv. nr. 781: Bouwkundige tekeningen betreffende de bouw van het stoomgemaal bij Lemmer inzake de bemalings van Frieslands boezem
  2. a b c Dit is een uitsnede van een grotere tekening, de volledige tekening is: Bestek 6, blad 68: Detail voor acht vlotten [Link naar tekening]
  3. Machinefabriek „Jaffa” (1920). Bemaling Friesland’s Boezem. Geraadpleegd op 07-09-2021, van http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB21:046637000
  4. Zie bouwkundige tekeningen: Bestek 6, blad 6: Graniet boezemzijde overzichtsteekening [Link naar tekening] en: Bestek 6, blad 8: Details graniet boezemzijde [Link naar linker helft tekening], [Link naar rechter helft tekening]
  5. Zie bouwkundige tekeningen: Bestek 6, blad 6a: Metselwerk boezemzijde [Link naar tekening] en: bestek 6, blad 7a: Metselwerk boezemzijde [Link naar tekening]