Inlaten van IJsselmeerwater: verschil tussen versies
imported>Bert Lems |
k (Opmaak en inhoud aangepast) |
||
(12 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
== | ==Het water- en peilbeheer van de Friese boezem vóór het afsluiten van de Zuiderzee== | ||
Van nature heeft Fryslân zich altijd rijk mogen rekenen met veel water, maar de belangen van de boeren en de schippers botsen nog wel eens over het gebruik ervan. | |||
Bij veel regen wordt het teveel aan water afgevoerd, dit gebeurd dor het te spuien door de sluizen. | |||
[[ | In droge tijden benutten de boeren het zoete water voor het bevloeien van hun landerijen en het drinken van hun vee. Het waterpeil zakt dan aanmerkelijk. Het inlaten van water uit de – zoute – [[Zuiderzee]] is natuurlijk geen optie. De landeigenaren hebben in de bestuurlijke discussie vaak meer invloed op het peilbeheer dan de schippers, die met hun schepen in de dan nog ondiepe vaarwaters maar moeizaam vooruitkomen. | ||
De slechte regulering van de waterstand in Friesland leidt dan ook vaak tot irritaties bij de schippers. In droge zomers daalt het waterpeil schrikbarend. Het toch al niet diepe zomerpeil in het vaarwater van Lemmer naar Groningen (1,80 meter) daalt in een droge periode geregeld nog met wel 50 centimeter. In een rapportage van de Staatscommissie van 1905 staat: | |||
{{Cquote|In de Veenkanalen daalt het peil soms tot op een bodemdiepte van 1 M., zodat gewone tjalken nauwelijks een derde van hun inhoud kunnen laden, een toestand welke alleen stad en provincie Groningen te bate komt, omdat nu van 2 – 3 maal meer schepen vaartrechten geheven kunnen worden.}} | |||
Daarentegen kan de schipper in natte zomers maar moeilijk de Friese boezem binnenkomen, omdat de sluizen dan volop aan het spuien zijn. | |||
==Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 verandert het water- en peilbeheer== | |||
[[Bestand:Inlaatsluis_Ter_Oelsterkolk_Tresoar_1938.jpg|miniatuur|alt=Inslaatsluis aan de Teroelster kolk|Inslaatsluis aan de Teroelster kolk]] | |||
Droogte in de zomer blijft natuurlijk een regelmatig voorkomend verschijnsel. Na 1932 is echter het [[IJsselmeer]] ontstaan, dat langzamerhand zoeter water krijgt door de regelmatige aanvoer van zoet water vanaf de Rijn via de IJssel. Het [[IJsselmeer]] gaat als een opslagbekken van zoet water fungeren. | |||
Nu kunnen de waterschappen, later gezamenlijk opgegaan in [[Wetterskip Fryslân]], regelmatig zoet water inlaten via de schutsluizen in Workum, Makkum en Stavoren. | |||
===Doorvoer naar Groningen=== | |||
Ook voert het Wetterskip regelmatig water door naar Groningen via Gaarkeuken. Waterschap Noorderzijlvest laat dan weer water vanaf Gaarkeuken in om tekorten in het Drents plateau te kunnen opvangen. Deze doorvoer van water naar Groningen begint vaak wat later in het zomerseizoen. | |||
Verder zorgt [[Wetterskip Fryslân]] voor een buffer op de Friese boezem. Dat betekent dat de waterstand (normaal -52 cm NAP) nu drie tot vier centimeter hoger staat. De bedoeling daarvan is om de landbouw en de natuur in Fryslân te voorzien van voldoende water en om ervoor te zorgen dat de veenkaden niet te veel indrogen. | |||
Verder zorgt | |||
Als de waterbehoefte in de Friese boezem toeneemt, wordt er ook via de inlaatsluizen Teroelsterkolk en Tacozijl water ingelaten. Met deze totale waterinlaat wordt bovendien de vismigratie tussen het [[IJsselmeer]] en de [[Friese boezem]] bevorderd. | |||
==Periodes van droogte== | |||
De laatste jaren hebben we vaak te maken met een uitzonderlijk droog voorjaar en zomer. In zulke omstandigheden is er sprake van een duidelijk neerslagtekort, terwijl er wel sprake is van een aanzienlijke verdamping. Als een dergelijke droge periode lang aanhoudt, moet het Wetterskip ook de veenkaden gaan inspecteren, immers bij uitdroging verliezen ze hun gewicht en sterkte, waardoor ze eventueel scheuren kunnen vertonen of af kunnen schuiven. Het watermanagement in Nederland is in zulke periodes vrij zuinig met het IJsselmeerwater. De afvoer van de Rijn via de IJssel naar het [[IJsselmeer]] is dan namelijk vrij laag voor de tijd van het jaar. Bij aanhoudende droogte zal de hoeveelheid in te laten water door het Rijk beperkt worden en wordt er voor de omringende waterschappen en hun gebieden een maximum inlaathoeveelheid aangehouden. Dagelijks wordt er in zulke situaties via de inlaatsluizen Teroelsterkolk en Tacozijl, beide bij Lemmer, bijna drie miljoen kubieke meter water ingelaten vanuit het [[IJsselmeer]]. Dat is dan nog maar ongeveer de helft van het vastgestelde maximum. | |||
Met het inlaten van water houdt [[Wetterskip Fryslân]] het peil in de [[Friese boezem]] bewust enkele centimeters boven het [[streefpeil]]. Daarmee wil het waterschap een buffer creëren voor als er daadwerkelijk problemen ontstaan en de vraag naar water groter wordt. Ook het waterpeil van het [[IJsselmeer]] ligt tijdens dergelijke omstandigheden op een iets hoger niveau dan normaal. Via de sluizen in de [[Afsluitdijk]] wordt er in dat geval dus minder water gespuid op de Waddenzee dan gebruikelijk. | |||
[[Categorie:Waterbeheer Friese boezem]] | |||
Huidige versie van 10 mrt 2024 om 13:48
Het water- en peilbeheer van de Friese boezem vóór het afsluiten van de Zuiderzee
Van nature heeft Fryslân zich altijd rijk mogen rekenen met veel water, maar de belangen van de boeren en de schippers botsen nog wel eens over het gebruik ervan.
Bij veel regen wordt het teveel aan water afgevoerd, dit gebeurd dor het te spuien door de sluizen.
In droge tijden benutten de boeren het zoete water voor het bevloeien van hun landerijen en het drinken van hun vee. Het waterpeil zakt dan aanmerkelijk. Het inlaten van water uit de – zoute – Zuiderzee is natuurlijk geen optie. De landeigenaren hebben in de bestuurlijke discussie vaak meer invloed op het peilbeheer dan de schippers, die met hun schepen in de dan nog ondiepe vaarwaters maar moeizaam vooruitkomen.
De slechte regulering van de waterstand in Friesland leidt dan ook vaak tot irritaties bij de schippers. In droge zomers daalt het waterpeil schrikbarend. Het toch al niet diepe zomerpeil in het vaarwater van Lemmer naar Groningen (1,80 meter) daalt in een droge periode geregeld nog met wel 50 centimeter. In een rapportage van de Staatscommissie van 1905 staat:
In de Veenkanalen daalt het peil soms tot op een bodemdiepte van 1 M., zodat gewone tjalken nauwelijks een derde van hun inhoud kunnen laden, een toestand welke alleen stad en provincie Groningen te bate komt, omdat nu van 2 – 3 maal meer schepen vaartrechten geheven kunnen worden.
Daarentegen kan de schipper in natte zomers maar moeilijk de Friese boezem binnenkomen, omdat de sluizen dan volop aan het spuien zijn.
Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 verandert het water- en peilbeheer
Droogte in de zomer blijft natuurlijk een regelmatig voorkomend verschijnsel. Na 1932 is echter het IJsselmeer ontstaan, dat langzamerhand zoeter water krijgt door de regelmatige aanvoer van zoet water vanaf de Rijn via de IJssel. Het IJsselmeer gaat als een opslagbekken van zoet water fungeren.
Nu kunnen de waterschappen, later gezamenlijk opgegaan in Wetterskip Fryslân, regelmatig zoet water inlaten via de schutsluizen in Workum, Makkum en Stavoren.
Doorvoer naar Groningen
Ook voert het Wetterskip regelmatig water door naar Groningen via Gaarkeuken. Waterschap Noorderzijlvest laat dan weer water vanaf Gaarkeuken in om tekorten in het Drents plateau te kunnen opvangen. Deze doorvoer van water naar Groningen begint vaak wat later in het zomerseizoen.
Verder zorgt Wetterskip Fryslân voor een buffer op de Friese boezem. Dat betekent dat de waterstand (normaal -52 cm NAP) nu drie tot vier centimeter hoger staat. De bedoeling daarvan is om de landbouw en de natuur in Fryslân te voorzien van voldoende water en om ervoor te zorgen dat de veenkaden niet te veel indrogen.
Als de waterbehoefte in de Friese boezem toeneemt, wordt er ook via de inlaatsluizen Teroelsterkolk en Tacozijl water ingelaten. Met deze totale waterinlaat wordt bovendien de vismigratie tussen het IJsselmeer en de Friese boezem bevorderd.
Periodes van droogte
De laatste jaren hebben we vaak te maken met een uitzonderlijk droog voorjaar en zomer. In zulke omstandigheden is er sprake van een duidelijk neerslagtekort, terwijl er wel sprake is van een aanzienlijke verdamping. Als een dergelijke droge periode lang aanhoudt, moet het Wetterskip ook de veenkaden gaan inspecteren, immers bij uitdroging verliezen ze hun gewicht en sterkte, waardoor ze eventueel scheuren kunnen vertonen of af kunnen schuiven. Het watermanagement in Nederland is in zulke periodes vrij zuinig met het IJsselmeerwater. De afvoer van de Rijn via de IJssel naar het IJsselmeer is dan namelijk vrij laag voor de tijd van het jaar. Bij aanhoudende droogte zal de hoeveelheid in te laten water door het Rijk beperkt worden en wordt er voor de omringende waterschappen en hun gebieden een maximum inlaathoeveelheid aangehouden. Dagelijks wordt er in zulke situaties via de inlaatsluizen Teroelsterkolk en Tacozijl, beide bij Lemmer, bijna drie miljoen kubieke meter water ingelaten vanuit het IJsselmeer. Dat is dan nog maar ongeveer de helft van het vastgestelde maximum.
Met het inlaten van water houdt Wetterskip Fryslân het peil in de Friese boezem bewust enkele centimeters boven het streefpeil. Daarmee wil het waterschap een buffer creëren voor als er daadwerkelijk problemen ontstaan en de vraag naar water groter wordt. Ook het waterpeil van het IJsselmeer ligt tijdens dergelijke omstandigheden op een iets hoger niveau dan normaal. Via de sluizen in de Afsluitdijk wordt er in dat geval dus minder water gespuid op de Waddenzee dan gebruikelijk.