Afsluitdijk
De Afsluitdijk is een verbinding tussen het voormalige eiland Wieringen en Friesland. Door de aanleg van de dijk ontstond enerzijds het IJsselmeer en anderzijds de Waddenzee (Werelderfgoed).
Tot aan het moment van de afsluiting in mei 1932 werd het gehele water (IJsselmeer en Waddenzee) in ruimste zin gevat onder de naam Zuiderzee, hoewel ook de naam Waddenzee voor het meer noordoostelijke deel zeker niet ongewoon was. (Het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen heeft ook huisjes uit Paesens Moddergat en Zoutkamp in de collectie op het terrein van het Buitenmuseum opgenomen).
De naam Afsluitdijk is enigszins misleidend. Het impliceert dat er geen uitwisseling van water mogelijk is. Omdat er twee grote sluizen zijn gebouwd, zowel voor de scheepvaart als voor het spuien van water, geeft dit al aan dat er gaten in de dijk zijn aangelegd, waardoor er water van het IJsselmeer naar de zee kan stromen. scheepvaart kan via de sluizen de Afsluitdijk passeren, zowel aan de Noord-Holland kant als aan de Friesland kant. In het ontwerp voor de aanpassing en vernieuwing van de Afsluitdijk in de 21e eeuw zal ook rekening gehouden worden met een verbinding voor vismigratie tussen Waddenzee en IJsselmeer en vise versa.
De sluiscomplexen heten de Lorentzsluis (aan de Friese kant) en de Stevinsluis (aan de Noord-Hollandse kant). Deze sluizen bevatten zowel een schutsluis voor het scheepvaartverkeer als een spuisluis om overtollig water snel af te kunnen voeren. Het grootste deel van de Afsluitdijk ligt in de gemeente Súdwest-Fryslân.
De aanleg van de Afsluitdijk begon in 1927 en was bedoeld als opmaat voor de verdere inpoldering, naast het aanwinnen van nieuw land was er ook sprake van een veiligheidsaspect. Meer dan eens was er grote schade door overstromingen langs de kusten van de provincies Fryslân, Overijssel (Land van Vollenhove), Gelderland en Noord-Holland (het Gooi).
Naar aanleiding van al deze overstromingen werden er commissies ingesteld die na moesten gaan wat de meest haalbare optie was om het gevaar van het water te beteugelen en het achterland te beschermen tegen nieuwe overstromingen.
Uiteindelijk zou het voorstel van ir. C. Lely in belangrijke mate worden uitgevoerd. In zijn ambtsperiode als minister gaf hij de opdracht om te beginnen met de Zuiderzeewerken. De aanleg van de Amsteldijk fungeerde hierbij als proefproject, daarna volgde de Afsluitdijk. Nadat de dijk was voltooid kon er een begin worden gemaakt met het aanwinnen van nieuw land: de Noordoost Polder en later Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Door de aanleg van deze polders verdwenen de eilanden Schokland en Urk. Van het eiland Schokland zijn de contouren opnieuw in het landschap uitgezet. Schokland was in 1859 onbewoonbaar geworden en Urk is altijd bewoond gebleven en heeft nog steeds een grote vissershaven en afslag.
Na de afsluiting in 1932 werd het water in het IJsselmeer geleidelijk aan brak (een overgangsfase van zout naar zoet) en het was in 1934 vrijwel geheel zoet geworden.