Dijkbeheer en R.J. Cleveringsluizen: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
Eén van de primaire taken van het Wetterskip Fryslân is het dijkbeheer in het kader van de waterkeringsfunctie.
Het '''complex R.J. Cleveringsluizen''' bevindt zich '''in de provinciale weg N 361''' naar '''Lauwersoog'''. Het gaat om '''[[spuisluizen]]''', de '''[[schutsluis]]''' voor het scheepvaartverkeer ligt bij [['''Lauwersoog''']].


De vroegste bewoners van de lage gebieden langs de Noordzee en het Friese waddengebied vestigen zichoorspronkelijk op de opgeslikte kleirichels in het landschap. Aanvankelijk verblijven ze tijdelijk in deze gebieden van land en water. In de zomer als de zee betrekkelijk "rustig" blijft, profiteren ze van de mogelijkheden om er vee te laten weiden en voedselgewassen te verbouwen. Deze pioniers zullen de periode van verblijf zo veel mogelijk hebben willen oprekken. Met het toenemen van de kunstmatige mogelijkheden om het water te keren, zien ze kans zich meer op permanente basis in het gebied neer te zetten.
[[Bestand:[[Bestand:LauwersmeerSluizen.jpg|700x202px|link=]]
Ze doen daarbij de ervaring op dat de zee een machtige invloed heeft op de regio en zich in wisselende gedaanten kan voordoen: als riend, maar zeker ook als vijand. Met deze laatstgenoemde verschijningsvorm worden ze vooral geconfronteerd in de herfst door herfststormen en bijbehorende hoge waterstanden van de zee.
Bovendien is er sprake van een langzame zeespiegelstijging, die zich tot op heden voortzet. Deze stijging kenmerkt zich ook weer door afwisselende periodes van een zekere gematigdheid en periodes van toenemnde stijging: de transgressieperiodes.
Willen de bewoners in het friese gebied zich kunnen handhaven dan moeten hun woonsteden "omhoog". Als ze "droge voeten" willen houden moeten ze hun woningen en schuren op gezette tijden omhoog brengen, Zij doen dit met klei en  plaggen van de kwelder, huisafval, resten van veevoer en mest, enz.
Men vestigt zich dus op de ophogingen in het landschap en door het vele werk dat er aan verricht wordt, vooral in de zomer en uiteraard ook bij dreigende overstromingen, slaagt men er in redelijk "droog te blijven".
Er ontstaat in Westergoo en Oostergoo een terpenlandschap, evenal in de wijdere regio tussen Noord-Friesland en het Deltagebied.
Het terpenlandschap kenmerkt zich door het ontstaan van groter en kleine woongemeenschappen.


De levensstandaard in de terpengebieden is btrekkelijk hoog vanwege de vruchtbaarheid van de gebieden bij de zee. Naarmate de bevolkingsdichtheid groeit ontstaat er de behoefte aan meer voedsel en handelsprodukten. Daarom gaat men ook op de lagere kwelders gewassen verbouwen en vee weiden. Om deze gebieden beter te kunnen beschermen worden er de eerste dijken aangelegd. Het zijn meestal meteen efficiënte verbindingen tussen de grotere terpgemeenschappen.
Met een '''[[spuisluis]]''' kan '''alleen onder natuurlijk verval water worden afgevoerd''', in dit geval van het '''[[Lauwersmeer]]''' naar de '''[[Waddenzee]]'''.


Als de dijken een ring vormen, is er eigenlijk voor het eerst sprake van een polder. De oudste "zeepolders" zijn op deze wijze ontstaat in het terpengebied van Westergoo in de buurt van Tzum en Easterein.
Op het '''[[Lauwersmeer]]''' komen twee boezemstelsels samen: de '''[[Friese boezem]]''' en de '''[[Groningse boezem]]'''.
Deze ontwikkeling krijgt zijn vorm in de eeuwen rond het jaar 1000.  
<br>De '''[[Friese boezem]]''' heeft een uitlaatpunt bij '''[[Dokkumer Nieuwe Zijlen]]'''.
De gezamenlijk belangen van de bewoners van de betrokken terpen leiden ertoe dat er steeds meer overleg tussen de gemeenschappen gaat plaatsvinden.  
<br>De Groningse boezem bij '''[[Zoutkamp]]'''. Tussen '''[[Zoutkamp]]''' en het gemaal''' [[De Waterwolf]]''' ligt de bergboezem. <br>De '''spuisluizen''' zijn in '''1969 geplaatst''' toen '''de [[Lauwerszee]] werd afgesloten''' en '''het [[Lauwersmeer]] ontstond'''. <br>Het sluizencomplex kreeg op dat moment de naam: '''Lauwerssluizen'''. Pas '''op 2 oktober 2007''' werd de naam gewijzigd in '''R.J. Cleveringsluizen'''.
Immers men zal gezamenlijk de dijken moeten gaan beheren en onderhouden. Binnen de omringende dijk (de polder) zal het waterpeil moeten worden geregeld en beheerd.
Hieruit vloeit het ontstaan van de friese wetgeving voort. De oude friese wetgeving is in aanleg een "waterschapswetgeving".


Als het aantal polders in de regio toeneemt, ontstaan er in het gebied ook situaties dat de afwatering door elkaars polders moet plaatsvinden, hetgeen ook weer leidt tot verdere regelgeving en afspraken. Ook in de lagere veengebieden, waar vele ontginningen plaatsvinden kan men een dergelijke ontwikkeling constateren.
'''R.J. Clevering''' (1914 - 2013) was van '''1955 - 1979''' voorzitter ([[dijkgraaf]]) van het '''Waterschap Hunsingo'''.  
De bestuursgeledingen die hieruit voortkomen en ontstaan vormen de oorsprong van de waterschappen. De 19e eeuw kenmerkt zich door een zeer groot aantal aan plaatselijke en regionale waterschappen.  In de 20e eeuw ontstaat er behoefte aan schaalvergroting: de waterschappen fuseren geleidelijk tot grotere bestuurslichamen om tenslotte uit te monden in één groot Fries waterschap: Wetterskip Fryslân. 
<br>De waterkering en het waterkwantiteitsbeheer vormen dus de oorspronkelijke taken van het waterschap. De veiligheid van de bewoners staat hierbij centraal.  


Calamiteiten
De spuisluizen bestaan uit '''drie bouwwerken''' met '''ieder vier spuikanalen'''. '''Twee''' van de drie bouwwerken staan '''op Fries grondgebied''' en '''één op Gronings grondgebied'''.


Wetterskip Fryslân zal al het mogelijke doen om een calamiteit zo snel en goed mogelijk te bestrijden. Om dit te kunnen doen heeft het waterschap een calamiteitenplan en een aantal bestrijdingsplannen opgesteld. In deze plannen staat beschreven hoe gehandeld moet worden bij calamiteiten en rampen. Deze handelswijze wordt regelmatig geoefend door de medewerkers van Wetterskip Fryslân, waardoor ze goed voorbereid zijn op het bestrijden van calamiteiten.
De spuisluizen worden '''opengezet als het eb op de Waddenzee is'''. Op dat moment is de '''stand van het buitenwater ([[Waddenzee]]) lager dan dat van het [[Lauwersmeer]]''' en kan het onder '''vrij verval''' naar buiten stromen, waarmee de '''[[boezem]]''' wordt '''ontlast''' en daarmee '''het overtollige water kwijt''' is.
Wetterskip Fryslân onderscheidt vier hoofdsoorten calamiteiten, waarvoor bestrijdingsplannen zijn gemaakt:


    * Zeedijken
Dat water stroomt '''voor een belangrijk deel vanuit Friesland naar Dokkumer Nieuwe Zijlen''' en '''vanuit Groningen voor het Westerkwartier, Hunsingo en een deel van de kop van Drenthe via het Reitdiep''' naar het Lauwersmeer.
    * Peilbeheer en kaden
    * Waterzuiveringen
    * Waterkwaliteit


In elk bestrijdingsplan zijn rampscenario's uitgewerkt.
Met '''enige regelmaat blijven de spuisluizen wel eens wat langer open''' staan dan strikt noodzakelijk is. Op '''dat moment stroomt er zout water van de [[Waddenzee]] naar het [[Lauwersmeer]]'''. 
 
Tot de zomer van 2012 is er vaak nagedacht over '''het vervangen van de spuisluizen door een nieuw elektrisch gemaal'''. De '''capaciteit''' zou '''15.000 m3 per minuut''' bedragen.
<br>Ter vergelijking: '''[[De Cruquius]]''', bij de droogmaking van de Haarlemmermeer (1852 in bedijf): 2500 m3 per minuut, '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' Lemmer (1920 in bedrijf): 4500 m3 per minuut en het '''[[J.L. Hooglandgemaal]]''' Stavoren (1967 in bedrijf) 9000 m3 per minuut.
<br>De geraamde kosten van het gemaal zouden '''minimaal 180 miljoen euro''' bedragen. De verwachting is dat het gemaal dan '''tien dagen per jaar''' zou gaan draaien.
<br>De hoge kosten en het geringe jaarlijks gebruik en de economische recessie, die in 2008 begon, heeft het besluit in de hand gewerkt om '''het gemaal definitief niet te bouwen'''.
De s'''puisluizen blijven gehandhaafd'''.
 
Aan '''spuien onder natuurlijk verval is één belangrijk nadeel''' verbonden: '''de waterstand van het buitenwater is niet te beïnvloeden'''. Als er een '''stevige noordwester storm''' staat (windkracht 8 of meer), dan wordt het water vanuit de '''[[Noordzee]]''' de '''[[Waddenzee]]''' ingeblazen. Er staat bij '''[[Lauwersoog]]''' een '''hogere waterstand dan onder normale weersomstandigheden'''. Omdat het buitenwater '''([[Waddenzee]])''' dan hoger staat dan het binnenwater '''([[Lauwersmeer]])''', '''kunnen de spuisluizen niet geopend worden''' en '''blijft het overtollige water''' uit de Friese en Groningse boezem op het Lauwersmeer staan. Dit '''kan een aantal dagen duren''' zonder dat er dan sprake is van een groot veiligheidsrisico. Het wordt echter anders '''als er ook sprake is van gelijktijdige overvloedige neerslag (regen)'''. In dat geval raken de beide '''[[boezem]]s''' vol of zelfs overvol. Het water kan letterlijk geen kant meer op.
 
Op '''dat moment is het noodzakelijk om mechanisch te gaan bemalen'''.
'''(zie de uitleg in de 3D film in het''' '''[[bezoekerscentrum van het Woudagemaal]]''')

Versie van 5 nov 2013 16:08

Het complex R.J. Cleveringsluizen bevindt zich in de provinciale weg N 361 naar Lauwersoog. Het gaat om spuisluizen, de schutsluis voor het scheepvaartverkeer ligt bij '''Lauwersoog'''.

[[Bestand:

Met een spuisluis kan alleen onder natuurlijk verval water worden afgevoerd, in dit geval van het Lauwersmeer naar de Waddenzee.

Op het Lauwersmeer komen twee boezemstelsels samen: de Friese boezem en de Groningse boezem.
De Friese boezem heeft een uitlaatpunt bij Dokkumer Nieuwe Zijlen.
De Groningse boezem bij Zoutkamp. Tussen Zoutkamp en het gemaal De Waterwolf ligt de bergboezem.
De spuisluizen zijn in 1969 geplaatst toen de Lauwerszee werd afgesloten en het Lauwersmeer ontstond.
Het sluizencomplex kreeg op dat moment de naam: Lauwerssluizen. Pas op 2 oktober 2007 werd de naam gewijzigd in R.J. Cleveringsluizen.

R.J. Clevering (1914 - 2013) was van 1955 - 1979 voorzitter (dijkgraaf) van het Waterschap Hunsingo.

De spuisluizen bestaan uit drie bouwwerken met ieder vier spuikanalen. Twee van de drie bouwwerken staan op Fries grondgebied en één op Gronings grondgebied.

De spuisluizen worden opengezet als het eb op de Waddenzee is. Op dat moment is de stand van het buitenwater (Waddenzee) lager dan dat van het Lauwersmeer en kan het onder vrij verval naar buiten stromen, waarmee de boezem wordt ontlast en daarmee het overtollige water kwijt is.

Dat water stroomt voor een belangrijk deel vanuit Friesland naar Dokkumer Nieuwe Zijlen en vanuit Groningen voor het Westerkwartier, Hunsingo en een deel van de kop van Drenthe via het Reitdiep naar het Lauwersmeer.

Met enige regelmaat blijven de spuisluizen wel eens wat langer open staan dan strikt noodzakelijk is. Op dat moment stroomt er zout water van de Waddenzee naar het Lauwersmeer.

Tot de zomer van 2012 is er vaak nagedacht over het vervangen van de spuisluizen door een nieuw elektrisch gemaal. De capaciteit zou 15.000 m3 per minuut bedragen.
Ter vergelijking: De Cruquius, bij de droogmaking van de Haarlemmermeer (1852 in bedijf): 2500 m3 per minuut, ir. D.F. Woudagemaal Lemmer (1920 in bedrijf): 4500 m3 per minuut en het J.L. Hooglandgemaal Stavoren (1967 in bedrijf) 9000 m3 per minuut.
De geraamde kosten van het gemaal zouden minimaal 180 miljoen euro bedragen. De verwachting is dat het gemaal dan tien dagen per jaar zou gaan draaien.
De hoge kosten en het geringe jaarlijks gebruik en de economische recessie, die in 2008 begon, heeft het besluit in de hand gewerkt om het gemaal definitief niet te bouwen. De spuisluizen blijven gehandhaafd.

Aan spuien onder natuurlijk verval is één belangrijk nadeel verbonden: de waterstand van het buitenwater is niet te beïnvloeden. Als er een stevige noordwester storm staat (windkracht 8 of meer), dan wordt het water vanuit de Noordzee de Waddenzee ingeblazen. Er staat bij Lauwersoog een hogere waterstand dan onder normale weersomstandigheden. Omdat het buitenwater (Waddenzee) dan hoger staat dan het binnenwater (Lauwersmeer), kunnen de spuisluizen niet geopend worden en blijft het overtollige water uit de Friese en Groningse boezem op het Lauwersmeer staan. Dit kan een aantal dagen duren zonder dat er dan sprake is van een groot veiligheidsrisico. Het wordt echter anders als er ook sprake is van gelijktijdige overvloedige neerslag (regen). In dat geval raken de beide boezems vol of zelfs overvol. Het water kan letterlijk geen kant meer op.

Op dat moment is het noodzakelijk om mechanisch te gaan bemalen. (zie de uitleg in de 3D film in het bezoekerscentrum van het Woudagemaal)