Bouw van het stoomgemaal en R.J. Cleveringsluizen: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Vincent Erdin
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Vincent Erdin
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
'''Bouw van het stoomgemaal bij Tacozijl ([[ir. D.F. Woudagemaal]])'''
'''R.J. Cleveringsluizen'''


'''Het politieke besluit''' om een boezemgemaal te gaan bouwen was al '''in 1913 door Provinciale Staten van Friesland''' genomen. Hiermee was een eind gekomen aan decennialang overwegen, afwegen, uitstellen en soms kwam van uitstel ook afstel. Na het besluit namen de '''voorbereidingen drie jaar''' in beslag en zodoende werd er '''pas in 1916 begonnen met de bouw'''.
Het sluizencomplex bevindt zich in de provinciale weg N 361 naar '''Lauwersoog'''. Het gaat om '''spuisluizen''', de schutsluis voor het scheepvaartverkeer ligt bij Lauwersoog.


Als opzichters werden aangesteld: R. Miedema, R. Sollaart en W. Anema. In het bouwteam zat uiteraard ook de hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat: ir. D.F. Wouda.  
Met een spuisluis kan alleen onder natuurlijk verval water worden afgevoerd in dit geval van het '''[[Lauwersmeer]]''' naar de '''[[Waddenzee]]''' Op het Lauwersmeer komen twee boezemstelsels samen: de '''[[Friese boezem]]''' en de
'''[[Groningse boezem]]''' De Friese boezem heeft een uitlaatpunt bij '''[[Dokkumer Nieuwe Zijlen]]''' en de Groningse boezem bij '''[[Zoutkamp]]''', tussen Zoutkamp en het gemaal''' [[De Waterwolf]]''' ligt de bergboezem. De spuisluizen zijn in 1969 geplaatst toen de Lauwerszee werd afgesloten en het Lauwersmeer ontstond. Het sluizencomplex kreeg op dat moment ook de naam: '''Lauwerssluizen'''. Pas op 2 oktober 2007 werd de naam gewijzigd in '''R.J. Cleveringsluizen'''.


Op 1 november 1916 vindt de aanbesteding 's middags om 12.00 uur plaats in Leeuwarden. Aannemers konden inschrijven voor verschillende onderdelen uit het bestek: baggeren en de bouw van schoorsteen, ketelhuis en de machinehal. Voor het maken van de funderingsput en daarmee het uitbaggeren van deze put haalde S. Krikke samen met Y. Dikkerhoorn uit Gorredijk de opdracht binnen. Zij zouden f 0.60 per m3 ontvangen. De grond die uit de bouwput afkomstig was zou in de Teroelsterkolk worden gestort op aangewezen plaatsen.
'''R.J. Clevering''' (1914 - 2013) was van 1955 - 1979 voorzitter ([[dijkgraaf]]) van het '''Waterschap Hunsingo'''.  
De opdracht voor de bouw van de machinehal en het ketelhuis werd binnengehaald door de gebroeders Joh. en Jac. Broersma in Alkmaar voor een bedrag van f 764.400,- daarmee was dit bouwbedrijf de laagste inschrijver. Het verschil met de hoogste bieding van f 200.000,-. De gebroeders W. en H. Geveke in Gorredijk hadden ingeschreven voor f 960.000,-.


Nu de belangrijkste aannemers bekend zijn kunnen er afspraken gemaakt worden. Waar komt de bouwput, hoe ver uit de teen van zeedijk van de Zuiderzee (5 meter) in een talud van 4 op 1 en hoe diep gaat deze worden. Vrij snel na de aanbesteding worden daar in het bouwteam de eerste afspraken over gemaakt.
De spuisluizen bestaan uit drie bouwwerken met ieder vier spuikanalen. Twee van de drie bouwwerken staan op Fries grondgebied en één op Gronings grondgebied.  
Het eerste tastbare en zichtbare werk is het opwerpen van een kade. Wouda verschijnt met enige regelmaat op de bouwplaats om te overleggen maar ook om de stand van zaken in ogenschouw te nemen, hij is uiteindelijk hoofdverantwoordelijke.


In november wordt de eerste baggermachine aangevoerd, een sleepboot en vier bakken en een schip geladen met steenkool. Hiermee kan het baggerwerk beginnen. Er zijn 2 grondwerkers, 3 arbeiders en 6 timmerlieden, 7 baggerlieden en 2 stokers op de bouwplaats aan het werk. Enkele weken later komt ook de tweede baggermachine op de bouwplaats aan.
De spuisluizen worden opengezet als het eb op de Waddenzee is. Op dat moment is de stand van het buitenwater (Waddenzee) lager dan dat van het Lauwersmeer en kan het onder vrij verval naar buiten stromen waarmee de boezem wordt ontlast en daarmee het overtollige water kwijt is.


Voor het maken van de sluisdeuren wordt vastgesteld dat er per deur 700 stuks verzinkte spijkers van 12 cm nodig zijn.
Dat water stroomt voor een belangrijk deel vanuit Friesland naar Dokkumer Nieuwe Zijlen en vanuit Groningen voor het Westerkwartier, Hunsingo en een deel van de kop van Drenthe via het Reitdiep naar het Lauwersmeer.  


Vanaf eind november komen er enorme transporten op gang: 1736 heipalen voor het machinegebouw en 576 voor ketelhuis en schoorsteen. In het begin komen al deze ladingen op de bouwplaats. Daar worden de heipalen gecontroleerd en voorzien van een ,,F" als ze zijn goedgekeurd en gebruikt kunnen worden. Gaandeweg ontstaan er de nodige problemen. De afgekeurde palen moeten binnen acht dagen van de bouwplaats zijn weggehaald en vervangen door nieuwe. Omdat dit niet correct wordt nagevolgd wordt er besloten wordt om de heipalen voortaan bij het tramstation van Lemmer onder andere op spint te keuren. De afgekeurde palen liggen dan ook niet langer in de weg.
Met enige regelmaat blijven de spuisluizen wel eens wat langer open staan dan strikt noodzakelijk is. Op dat moment stroomt er zout water van de Waddenzee naar het Lauwersmeer.


In december wordt ook de schaftkeet geplaatst zodat de werklieden droog en beschut kunnen zitten tijdens de schaft. Vanaf dit moment (december 1916) worden er steeds meer materialen ingekocht en op afroep in Tacozijl afgeleverd. Vlak voor kerst komt er nog ene partij van 47.798 kg betonijzer aan op de bouwplaats. Inmiddels is het het dermate slecht weer geworden dat er nauwelijks meer doorgewerkt kan worden. De schaftkeet was dus niet voor niets maar buitenwerk was er tot januari gedurende enkele weken niet meer bij. Wouda is eindverantwoordelijk maar soms gaat de opzichter naar een leverancier om de materialen te keuren zoals het gegalvaniseerde draad en het hout voor de sluisdeuren. Op 19 maart 1917 gaat Miedema voor het hout naar Middelburg, op de terugweg gaat hij ook bij Louis Smulders en Co. in Utrecht langs om de laatste besprekingen te voeren over de machines die geplaatst zullen worden: hoge en lage drukcilinders en de centrifugaalpompen. Omdat Miedema toch langs Leeuwarden komt gaat hij ook bij Wouda langs. Op 22 maart is hij weer terug op de bouwplaats.  
Tot de zomer van 2012 is er met enige regelmaat nagedacht over het vervangen van de spuisluizen door een nieuw elektrisch gemaal. De capaciteit zou 15.000 m3 per minuut bedragen. Ter vergelijking:''' De Cruquius''' Droogmaking van de Haarlemmermeer (1852 in berdijf): 2500 m3 per minuut, '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' Lemmer (1920 in bedrijf): 4500 m3 per minuut en het '''[[J.L. Hooglandgemaal]]''' Stavoren (1967 in bedrijf) 9000 m3 per minuut.
De geraamde kosten van het gemaal zouden minimaal 180 miljoen euro bedragen. De verwachting is dat het gemaal dan tien dagen per jaar zou gaan draaien. De hoge kosten en het geringe jaarlijks gebruik en de recessie die in 2008 begon heeft het besluit in de hand gewerkt om het gemaal definitief niet te bouwen.
De spuisluizen blijven gehandhaafd.


Begin januari 1917 komt er nog een opzichter in dienst: P. Buwalda, niet duidelijk is wat de taakafbakening tussen de verschillende opzichters is geweest.  
Aan spuien onder natuurlijk verval is één belangrijk nadeel verbonden: de waterstand van het buitenwater is niet te beïnvloeden. Als er een stevige noordwesten storm staat (windkracht 8 of meer) dan wordt het water vanuit de Noordzee de Waddenzee ingeblazen. Er is dan ter hoogte van Lauwersoog een hogere waterstand waarneembaar dan onder normale weersomstandigheden. Omdat het buitenwater (Waddenzee) dan hoger staat dan het binnenwater (Lauwersmeer) kunnen de sluisluizen niet geopend worden en blijft het overtollige water uit de Friese en Groningse boezem op het Lauwersmeer staan. Dit kan een aantal dagen duren zonder dat er dan sprake is van een groot veiligheidsrisico. Het wordt echter anders als er ook sprake is van gelijktijdige overvloedige neerslag (regen). In dat geval raken de beide boezems vol of zelfs overvol. Het water kan letterlijk geen kant meer op.


Het is een provinciaal stoomgemaal. Behalve dat Wouda met regelmaat op de bouwplaats verschijnt zijn op 15 januari de Commissaris der Koningin en Gedeputeerde L. van de Zwaag vanuit Leeuwarden naar Tacozijl gekomen om zich in aanwezigheid van Wouda op de hoogte te stellen van de werkzaamheden. Enkele maanden later, in april, laat het volledige college zich op de bouwplaats zien.
Op dat moment is het noodzakelijk om mechanisch te gaan bemalen. Zie de uitleg in de 3D film in het '''[[bezoekerscentrum van het Woudagemaal]]''' hierover.
 
Begin maart wordt er een stelling opgebouwd waar de werklieden gebruik van kunnen maken bij het inelkaar zetten van de sluisdeuren
 
Iets wordt opgeschreven omdat er iets gebeurde wat voorkomen moet worden, zo moet ook de plaatsing van het waarschuwingsbord aan de noordzijde van de brug bij de Zijlroede worden gezien. Er liep een telefoondraad, schippers diende attent te zijn op deze draadverbinding; advies met gestreken mast passeren en anders gelieve de schade aan de kabel uit eigen zak op tafel leggen.
 
Op 13 april komen de acht taatsen en keuspotten voor de sluisdeuren met een gezamenlijk gewicht van 3317 1/2 kg aan. 
 
Bij het werk zijn twee schepen gebruikt: de Senior (schipper: H. Havers) en Jetta (schipper: D. Timmer) voor het vervoeren van stortsteen. De opzichter kon weten dat de schepen voldoende waren geladen door ze langs de ijksteen te laten afmeren.
 
Eind april is de funderingsput vrijwel gereed en droog, althans de put moet worden drooggehouden met behulp van een locomobiel, een kleine stoommachine. Echter bij controle blijkt dat de put door de aanwezige ,,morsgrond" niet op diepte is. Het gaat om een verschil van 20 centimeter. Volgens een opgemaakt rapport is er 31.715,85 m3 bagger uit de put gekomen, tegen een prijs van f 0.60 per m3.
 
Nu alle voorbereidingen zijn getroffen lijkt het moment waarop de bouw daadwerkelijk zal gaan beginnen een stap dichterbij. Op verschillende punten worden ijkpunten aangebracht. Op de boerderij van Bakker wordt een steen ingemetseld die op 1.59 m + NAP is ingemetseld. Op de directiekeet is de bovenkant van een spijker op 46.8 cm -/- NAP nog zo'n ijkpunt. Er zijn er meer aangebracht, alles om het gebouw recht op te kunnen bouwen.
 
In mei komt de eerste heistelling uiteindelijk zullen er drie in gebruik zijn om de vele honderden palen te heien. Dat gaat in hoog tempo begin juni zitten er al 1112 palen in de grond. Op 12 mei wordt de eerste paal geslagen, alle palen waren bij de keuring genummerd en waarschijnlijk was daardoor duidelijk waar welke paal van welke lengte moest komen. De eerste palen zijn genummerd 1765 tot en met 1772. Of er festiviteiten waren bij het slaan van de echte ,,eerste" paal wordt niet duidelijk.
 
Nadat er eerder al problemen waren met de dennenstammen die als heipaal werden gekeurd; vroegen de sluisdeuren ook om extra overleg. De aannemer legde een nogal laconieke houding aan de dag waar het gaat om de behandeling van het geleverde hout. Een dreigement hielp, als de aannemer niet wat zorgvuldiger met het hout om zou gaan dan zou de partij afgekeurd worden en nieuw hot zou voor zijn rekening aangekocht worden. Tevens wordt er op aangedrongen om bekwaam personeel in te zetten bij het maken van sluisdeuren, kennelijk was er bij de opzichter twijfel ontstaan.
 
Terwijl opzichter Miedema naar Zwolle reist om het beschoeihout te keuren blijft opzichter Jansma de heiwerkzaamheden nauwlettend volgen of er geen onregelmatigheden zijn (toch afgekeurde palen gebruiken of te weinig slagen voor het inheien van een paal). 
 
In juni 1917 maakt Miedema nog een bijzondere reis: eerst naar Amsterdam naar het bureau van de Rijkscommissie en het bureau van het Syndicaat in 's Gravenhage. Bij de Rijkscommissie zal worden getracht om het belang van de bouw van het stoomgemaal onder de aandacht te brengen. Deze bouw moet concurreren met andere bouwprojecten. Een besluit zal binnen enkele dagen worden genomen. Als het project prioriteit heeft dan zal het bureau ook zorg moeten dragen voor voldoende bouwmaterialen.
Bij het bureau van het Syndicaat wordt gesproken over de levering van voldoende cement. De te leveren cement zal rechtstreeks naar Lemmer worden verzonden en niet eerst naar Harlingen. Het bestellen van de volledige benodigde hoeveelheid is gelet op de omstandigheden (WO I 1914 - 1918) niet mogelijk er zal genoegen moeten worden genomen met deelleveringen. De prijs van cement blijft voortdurend stijgen. Wouda had 400.000 kg nodig, waarvan al 125.000 kg was geleverd tegen een prijs van f 65,- per 1000 kg. Dan stijgt de prijs van f 66,- naar f 78,75.
 
In juli is de betonmolen defect, de opzichter wil dat de werklieden handmatig de hoeveelheden mengen en verder gaan met het werk. Zij geven er de brui aan en willen wachten op de gerepareerde betonmolen.
 
Begin augustus wordt er een begin gemaakt met het opmetselen van de schoorsteen, na een week is er al 2 meter van de schoorsteen zichtbaar.
 
Vanwege de festiviteiten op 8 en 9 augustus in Lemmer wordt er niet of nauwelijks gewerkt.
Kort daarna gaat opzichter Jansma naar Arnhem om een woonark te bekijken. Jansma was één van de opzichters maar heeft geen dienstwoning en moet volgens Wouda zelf maar voor woonruimte zorgen.
Het werk aan de sluisdeuren vordert gestaag, in augustus is de vierde al in de maak in de speciaal daarvoor gebouwde stellage.
 
Over de hele funderingsput wordt na het inheien van de palen een grindlaag aangebracht, inclusief het ontgronden en het aanbrengen van 20 cm. grind kost dit werk f 5000,-
In augustus wordt er onder andere gewerkt aan het storten van beton bij de ketelblokken.
 
Er moeten heel wat zuchten zijn geslaakt door de opzichters als zij weer eens ontevreden waren over het werk van de aannemers. Er werd gewaarschuwd voor instabiliteit van de opgebouwde stelling om cement naar boven te brengen. Viel wel mee was de reactie van de aannemer er was geen gevaar. Nog geen vier uur later kwam de stelling naar beneden!
Wat te denken van de schoorsteenhouwers die zonder opgaaf van reden niet verschenen of om andere reden niet aan het werk waren.
Ook de bemaling van de funderingsput liet regelmatig te wensen over. De locomobiel viel regelmatig uit en was daardoor buiten bedrijf met als gevolg dat de funderingsput weer vol water dreigde te lopen. Miedema dringt dan ook aan op een adequate ''noodbemaling" van de put. De locomobiel wordt op zeker moment gestookt met hout in plaats van steenkool omdat er geen steenkool meer was.
 
Het moet in deze roerige en instabiele periode altijd weer een verrassing zijn geweest als er bouwmaterialen konden worden verzonden. Op 25 september wordt er een koop van 100.000 kg betonijzer uit Duitsland afgesloten, een spoedige levering wordt toegezegd. Ook kunnen er 2000 zakken portlandcement via het distributiekantoor worden ingekocht.
Op 6 november komt er bericht dat er 6000 zak portlandcement in Rotterdam klaarligt voor transport naar Lemmer, het duurt dan nog 10 dagen eer die zending ook in Lemmer is.
 
 
Eind september wil de aannemer al beginnen met het storten van beton bij de ketelblokken terwijl de bewapening nog niet voldoende gesteld is. Opzichter Jansma gaat ten einde raad Miedema, die uit Leeuwarden moet komen, maar opwachten bij de tram in Lemmer zodat er direct overleg gevoerd kan worden. Iets later dan gedacht kan er dan toch een begin worden gemaakt met het storten van de vloeren. Iedereen die op dat moment aanwezig is werkt mee, en dat zal vaker gebeuren.
De schoorsteen is inmiddels opgemetseld tot een hoogte van 28,2 m + NAP. Meer dan eens wordt er niet gewerkt aan de schoorsteen door slechte weersomstandigheden, regen, zware wind of vorst.
 
In de tweede helft van oktober wordt de eerste lading graniet uit Noorwegen aangevoerd. Het graniet zal onder andere worden gebruikt bij de granietdorpels, de taatsen en de slagstijlen. In verschillende zendingen komt er plm. 48 m3 graniet uit Noorwegen aan in Lemmer. Ook komen er 16680 vloertegels. Een zware storm veroorzaakt schade aan het dak van de kalkloods.
 
Het stoort de opzichter meer dan eens dat de aannemers verstek laten gaan op de bouwplaats, zij willen daarom een gesprek met de aannemers en de hoofdingenieur ir. D.F. Wouda waarin de aannemers verplicht worden aanwezig te zijn en toezicht te houden op de werklieden en de aangevoerde materialen.
 
Op meerdere plaatsen wordt er gewerkt aan de voorbereidingen: bij Louis Smulders in Utrecht wordt het ijzer gemaakt voor de condensatiebuizen en bij de firma Zuidema in Heerenveen worden de kozijnen gemaakt.
 
Begin januari 1918 wordt de bekisting rondom het ketelhuis weggehaald. Over het  resultaat onder het muurwerk is de opzichter niet tevreden. Dat zal voor een deel overnieuw gedaan moeten worden, maar pas nadat er de nodige woorden tussen opzichter en aannemer zijn gewisseld.
 
Een winterperiode is voor losse arbeiders een slechte periode om aan werk te komen. Zo ook hier. Meerdere keren kan er door vorst, sneeuw of andere omstandigheden over meerdere dagen niet worden gewerkt. Losse arbeiders zijn dan de eersten die naar huis worden gestuurd: geen werk, geen geld.
Een andere oorzaak waardoor het werk stilligt is de onregelmatige aanvoer van benodigde materialen. Of het nu om graniet of metselsteen gaat. Door de schaarste stijgen de prijzen. Voor 1000 kg. portlandcement moet ineens 3 gulden extra worden betaald.
 
Eind februari wordt er een begin gemaakt met het verleggen van de zeedijk. Het storten van beton gaat op verschillende plaatsen vrijwel onafgebroken door: de vloer in ketelhuis en machinehal, bij de zuig- en persbuizen, de ketelblokken. 
 
Eind maart kan er een begin worden gemaakt door installateurs van Louis Smulders met het plaatsen van de condensatiebuizen. Het gebouw komt al een eindje van de grond, om precies te zijn tot de onderkant van de kelderkozijnen.
Inmiddels is er ook een begin gemaakt om de granietdorpels te stellen waar de sluisdeuren op worden geplaatst.
 
In juli 1918 worden er voorbereidingen getroffen om de sluisdeuren op hun plaatsen in te gaan hangen. Er begint enige tijdsdruk op dit werk te staan. Er wordt geëist dat alle acht de sluisdeuren voor 1 oktober zijn geplaatst en gebruikt kunnen worden. Op dat moment is de zeedijk omgelegd en zullen de sluisdeuren het zeewater als '''zeekerende''' wering tegen moeten houden. Halverwege de maand is de eerste sluisdeur inderdaad op zijn plaats gebracht.
 
In augustus wordt er vooral gemetseld: de machinehal komt al redelijk op hoogte: tot aan de loopkraan, het stellen van de kozijnen begint en de granieten delen worden geplaatst. De westelijke muur is gereed tot de 97e laag, dat komt overeen met een hoogte van 11.16 m + NAP.
 
Tussen half augustus en eind september worden alle sluisdeuren voorgehangen, geplaatst en afgesteld.
 
Er wordt zand uit het nieuw gegraven kanaal gebruikt om het bouwterrein op te hogen.
 
Eind augustus worden de steigers geplaatst om een begin te maken met het opmetselen van het ketelhuis. Ook wordt de loopbrug over de [[penanten]] aan de boezemzijde gemaakt. Wouda heeft instructie gegeven om eerst het ketelhuis te gaan metselen en daarna pas te gaan beginnen aan de betonvloer van de machinehal.
 
In de top van de machinehal boven de lichtkozijnen worden''' hanenkammen''' gemetseld.
 
Inmiddels zijn we in september, het begint slechter weer te worden meerdere keren wordt het werk onderbroken. De vloer van de '''condensatieinrichting''' wordt aangelegd, eind september wordt de bewapening van de vloer gesteld. Daarnaast wordt er aan het [[ontvang- en stortebed]] gewerkt.
 
De deurkozijnen zijn gemaakt van Amerikaans grenenhout.
 
Opzichter Miedema verbaast zich over de prijs van het metselwerk voor het ketelhuis: f 9.50 voor 1000 stenen en inclusief voegwerk is dat f 12.50, bij de machinehal was dit nog f 11.75.
 
Dat de machinehal vrijwel klaar is wordt duidelijk uit de aanvoer van dakpannen.
 
In september zijn de gemeentelijke opzichters in de provincie Friesland uitgenodigd om op de bouwplaats te komen kijken.
 
Binnen in de machinehal is een begin gemaakt met het stellen van de machine- en pompblokken.
 
De zeedijk wordt aan beide zijden (west en oost) opnieuw aangelegd.
 
In het ketelhuis wordt aan de onderkant van de [[lateien]] ruimte vrijgelaten om de ketels te kunnen plaatsen.
Soms is het nodig om de hulp in te roepen van medewerkers van machinefabriek Jaffa. Begin oktober wordt er per telegram verzocht om een monteur naar Lemmer te laten komen, de volgende dag is de tekenaar er om te adviseren bij het stellen van de bouten van de [[condensatieinrichting]].
 
Halverwege oktober wordt de hijsmast opgesteld om de kap van de machinehal te kunnen plaatsen.
Bij het stoomgemaal zijn '''twee dienstwoningen''' gebouwd: '''één voor de machinist en één voor de stoker''' die op het gemaal zouden gaan werken. De woningen zijn tussen oktober 1919 en februari 1920 gebouwd. In het bouwverslag van de opzichter staat bij de week van 4 november 1919 een bijzondere aantekening: ,,Wegens Katholieke zondag werd er zaterdag weinig uitgevoerd", op zaterdag waren in verband met deze zondag 3 metselaars vertrokken. Of het hier om een bijzondere naamdag gaat, staat niet in het verslag.
De deuren die in de woningen zijn geplaatst werden geleverd door de firma Overmeer in Leeuwarden.
 
 
 
 
De '''[[Schoorsteen|schoorsteen]]''' is gemaakt door de '''firma Canoy Herfkens uit Venlo''' in maart 1916 werd de overeenkomst door ir. D.F. Wouda en de firma Herfkens getekend. kosten van de schoorsteen werden begroot op f 15.685,-.
 
[[Bestand:Schoorsteen_k.jpg|400×600px|link=]]
 
De '''[[Schoorsteen|schoorsteenmetselaars]]''' zijn op 15 augustus 1917 aan het werk gegaan. In de eerste week is er al een stukje van 2 meter boven het fundament opgemetseld, dat is dan op 3.20 m boven NAP.
<br>'''Meerdere keren ligt het werk stil omdat er een zware storm over de vlakte raast''' die het onmogelijk maakt om op grotere hoogte aan het werk te gaan. De werkzaamheden vorderen gestaan en '''per week wordt er ongeveer drie meter bijgemetseld'''.
<br>In oktober wordt er al een begin gemaakt met de '''[[Schoorsteen|binnenschacht]]''' van de schoorsteen, ook wel '''[[Schoorsteen|schutwand]]''' genoemd.
<br>De schoorsteen heeft aan de onderkant een diameter van 622 cm en binnenin de schoorsteen aan de voet 392 cm. Aan de top is de omtrek aan de buitenzijde 287 cm en binnen 235 cm.
 
Op 5 oktober 1917 was de schoorsteen al tot de helft (30 meter) opgemetseld en kan Canoy op basis van de overeenkomst de helft van het bedrag factureren: f 7842,50.
 
De '''tweede schoorsteen''' die opgemetseld zou worden werd bijna twee keer zo duur (f 29.375,-) nadat bij de eerste schoorsteen (kosten f 15.685,-) de bliksem was ingeslagen. '''Op 7 zaterdag juni 1918''' was de schoorsteen klaar. De hele daarop volgende week was het onrustig en onstuimig weer. '''Op 15 juni ontstond''' er veel stormschade aan de dam die in zee werd aangelegd, een deel van het profiel spoelde over een lenget van 100 meter weg. Dat was de opmaat naar '''zondag 16 juni''' toen het noodlot kort na het middaguur toesloeg. De bliksem sloeg in de schoorsteen. De schoorsteen werd tot op een hoogte van 30 meter afgeslagen en beschadigde de muur van het ketelhuis. De andere helft die overeind was blijven staan, was zwaar beschadigd.
Op 18 juni komt '''ir. D.F. Wouda''' zelf naar Lemmer om de schade op te nemen. Een dag later wordt in overleg met de inspecteur van de verzekeringsmaatschappij besloten om de resterende 30 meter af te breken en de hele schoorsteen opnieuw op te metselen.
Kort na dit bezoek wordt een begin gemaakt met de eerste herstelwerkzaamheden: de muur van het ketelhuis en de voet van de schoorsteen.
 
Tijdens de onderhandelingen over de herbouw van de schoorsteen wijst '''Canoy''' er op dat de schade naar alle waarschijnlijkheid niet zou zijn ontstaan als er eerder met het werk aan de schoorsteen zou zijn begonnen. Canoy heeft meerdere keren gevraagd dat werk niet uit te stellen tot na de zomer. In de herfst en winter is het vrijwel onmogelijk om een schoortseen van deze hoogte te bouwen gelet op het ongunstige weer. Dat weer is ook de reden dat er tussen november 1917 en maart 1918 niet aan de schoorsteen is gewerkt. '''Canoy''' wijst er tevens op dat de bliksem zelden of nooit in de herfst en winter inslaat maar vrijwel altijd in de lente en zomer.
Waarom '''Canoy''' pas in september 1917 met het werk is begonnen en waarom zijn verzoeken terzijde zijn geschoven is niet bekend.
 
In november 1918 wordt het contract opgesteld voor de herbouw van de schoorsteen.
 
Het restant van de schoorsteen blijkt zeer instabiel te zijn, dat was ook de reden voor volledige herbouw.  In zijn aantekeningen schrijft opzichter Miedema het volgende:
''',,Tussen 1 en 2 januari (1919) de schoorsteen gevallen door den wind"'''.
 
Vrijwel het volledige restant wordt tot aan de voet afgebroken door de wind, in het weekrapport staat de volgende passage: ''',,de schoorsteen is weer tot den betonvoet afgebroken".'''De '''gebroeders Broersma uit Lemmer''' mogen de restanten van de schoorsteen gebruiken voor stortpuin tegen een prijs van f 900,-.
 
'''In 1955 is er groot onderhoud aan de [[Schoorsteen|schoorsteen]]''' uitgevoerd. Dat was nodig omdat er bij een controle scheuren waren ontdekt in axiale richting met een lengte van 7 centimeter. Een tweede reden om de schoorsteen na te lopen was de komst van de nieuwe ketels.
 
[[Bestand:6_oorspronkelijke_Piedboeuf_ketels.jpg|600×471px|link=]]
<br>Met de '''oude ketels werd een temperatuur bereikt van 200 o C. aan de voet van de schoorsteen''', na installatie van '''de vier nieuwe ketels zou dat oplopen tot 350 o C'''. De herstelwerkzaamheden aan de schoorsteen zijn uitgevoerd door de firma Gebr. Heerde uit Wolvega voor een bedrag van f 26.900.-. '''Bij dit groot onderhoud zijn ook de ijzeren banden aangebracht'''.
 
Vervolgens is er nog in 1962 onderhoud aan de schoorsteen nodig geweest.
<br>'''Voor nadere informatie betreffende fabrieksschoorstenen, zie:''' <strong>[[Schoorsteen|schoorsteen]]</strong>
<br>
<br>
'''Het gemaal is het meest imposante bouwwerk''' waar ruim 30 mensen per dag bij betrokken waren: grondwerkers, arbeiders, baggerlieden, heibazen, heiers, timmerlieden en stokers.
 
[[Bestand:Gemaal_in_aanbouw.jpg|600×437px|link=]]
 
Vanaf november 1916 zijn er '''enorme hoeveelheden bouwmaterialen''' aangevoerd.
<br> Alleen al de '''honderden heipalen''':
<ul>
<li>641 met een lengte van 7.30 m
<li>1242 met een lengte van 6.25 m
<li>76 met een lengte van 6.00 m en
<li>286 met een lengte van 5.00 m.
</ul>
Al deze heipalen van dennen kosten samen f 16868,-. Het aanvoeren van deze enorme voorraad nam tussen november 1916 en mei 1917 meer tijd in beslag dan het heien. Tussen 20 mei en 29 juli 1917 hebben 15 heiers de klus geklaard.
 
[[Bestand:Aanleg_fundering_en_heiwerk.jpg|600×367px|link=]]
 
Vanaf juni 1917 wordt er gewerkt aan het maken van de '''[[sluishoofden]]''' waarna de '''acht [[sluisdeuren]]''' geplaatst kunnen worden.
 
[[Bestand:Bouw_sluishoofden.jpg|587×381px|link=]]
 
In december 1917 worden er 36.000 bruikbare straatklinkers gesorteerd uit een verder onbruikbare partij gedeukte klinkers.
<br>Idem met de klinkers voor de gevels, hiervoor worden 45.000 miskleurige klinkers gesorteerd en gebruikt.
 
De '''vier nieuwe vuurgangvlampijpketels''' zijn gemaakt en geplaatst door Werkspoor in Amsterdam in het jaar 1955 voor de som van f 375.600,-

Versie van 28 aug 2013 19:57

R.J. Cleveringsluizen

Het sluizencomplex bevindt zich in de provinciale weg N 361 naar Lauwersoog. Het gaat om spuisluizen, de schutsluis voor het scheepvaartverkeer ligt bij Lauwersoog.

Met een spuisluis kan alleen onder natuurlijk verval water worden afgevoerd in dit geval van het Lauwersmeer naar de Waddenzee Op het Lauwersmeer komen twee boezemstelsels samen: de Friese boezem en de Groningse boezem De Friese boezem heeft een uitlaatpunt bij Dokkumer Nieuwe Zijlen en de Groningse boezem bij Zoutkamp, tussen Zoutkamp en het gemaal De Waterwolf ligt de bergboezem. De spuisluizen zijn in 1969 geplaatst toen de Lauwerszee werd afgesloten en het Lauwersmeer ontstond. Het sluizencomplex kreeg op dat moment ook de naam: Lauwerssluizen. Pas op 2 oktober 2007 werd de naam gewijzigd in R.J. Cleveringsluizen.

R.J. Clevering (1914 - 2013) was van 1955 - 1979 voorzitter (dijkgraaf) van het Waterschap Hunsingo.

De spuisluizen bestaan uit drie bouwwerken met ieder vier spuikanalen. Twee van de drie bouwwerken staan op Fries grondgebied en één op Gronings grondgebied.

De spuisluizen worden opengezet als het eb op de Waddenzee is. Op dat moment is de stand van het buitenwater (Waddenzee) lager dan dat van het Lauwersmeer en kan het onder vrij verval naar buiten stromen waarmee de boezem wordt ontlast en daarmee het overtollige water kwijt is.

Dat water stroomt voor een belangrijk deel vanuit Friesland naar Dokkumer Nieuwe Zijlen en vanuit Groningen voor het Westerkwartier, Hunsingo en een deel van de kop van Drenthe via het Reitdiep naar het Lauwersmeer.

Met enige regelmaat blijven de spuisluizen wel eens wat langer open staan dan strikt noodzakelijk is. Op dat moment stroomt er zout water van de Waddenzee naar het Lauwersmeer.

Tot de zomer van 2012 is er met enige regelmaat nagedacht over het vervangen van de spuisluizen door een nieuw elektrisch gemaal. De capaciteit zou 15.000 m3 per minuut bedragen. Ter vergelijking: De Cruquius Droogmaking van de Haarlemmermeer (1852 in berdijf): 2500 m3 per minuut, ir. D.F. Woudagemaal Lemmer (1920 in bedrijf): 4500 m3 per minuut en het J.L. Hooglandgemaal Stavoren (1967 in bedrijf) 9000 m3 per minuut. De geraamde kosten van het gemaal zouden minimaal 180 miljoen euro bedragen. De verwachting is dat het gemaal dan tien dagen per jaar zou gaan draaien. De hoge kosten en het geringe jaarlijks gebruik en de recessie die in 2008 begon heeft het besluit in de hand gewerkt om het gemaal definitief niet te bouwen. De spuisluizen blijven gehandhaafd.

Aan spuien onder natuurlijk verval is één belangrijk nadeel verbonden: de waterstand van het buitenwater is niet te beïnvloeden. Als er een stevige noordwesten storm staat (windkracht 8 of meer) dan wordt het water vanuit de Noordzee de Waddenzee ingeblazen. Er is dan ter hoogte van Lauwersoog een hogere waterstand waarneembaar dan onder normale weersomstandigheden. Omdat het buitenwater (Waddenzee) dan hoger staat dan het binnenwater (Lauwersmeer) kunnen de sluisluizen niet geopend worden en blijft het overtollige water uit de Friese en Groningse boezem op het Lauwersmeer staan. Dit kan een aantal dagen duren zonder dat er dan sprake is van een groot veiligheidsrisico. Het wordt echter anders als er ook sprake is van gelijktijdige overvloedige neerslag (regen). In dat geval raken de beide boezems vol of zelfs overvol. Het water kan letterlijk geen kant meer op.

Op dat moment is het noodzakelijk om mechanisch te gaan bemalen. Zie de uitleg in de 3D film in het bezoekerscentrum van het Woudagemaal hierover.