Lemmer

Lemmer (Fries: De Lemmer) is een plaats in de gemeente Lemsterland, provincie Fryslân. Het is één van Frieslands bekendste watersportplaatsen. In de zomermaanden is Lemmer een drukke badplaats en trekt behalve toeristen ook veel mensen uit omliggende plaatsen zoals Emmeloord, Urk, Joure aan die de vele terrassen opzoeken.

 

Geschiedenis

De eerste Lemsters vestigden zich op de plaats waar de Rien en de Zijlroede samenvloeien. Wanneer ze dat precies deden is niet bekend. Lemmer wordt in het begin van de 14e eeuw genoemd, maar nog eerder, in 1228, komt het onder de naam Lenna voor onder de stukken van de bisschop van Aartsbisdom Utrecht. Andere gebruikte benamingen zijn: Lyarich - Lyamerich - Lyaemer en vervolgens komt Lemmer. Er kan waarschijnlijk een verband worden gelegd met de naam Lammerbroeke. Deze naam komt in 1165 voor, als een eerdere vorm van Lemsterhoek, een kleine vestiging iets ten westen van het tegenwoordige Lemmer, die omstreeks 1400 door de Hollanders verwoest werd. Er volgde geen herbouw, maar de plek en de naam zijn nog steeds bekend, vooral bij schippers en vissers.

Geleidelijk groeide een nederzetting bij de uitmonding van de binnenwateren in de Zuiderzee, een uitgelezen plaats voor koop- en ambachtslieden.

 

Lemmer lag aan de Zuiderzee op een kwetsbare plaats en werd vaak onder Hollandse invloed gebracht. Dat gebeurde onder andere in 1197, toen graaf Willem I in Oosterzee een burcht liet bouwen in verband met de strijd tegen de heer van Kuinre. In Lemmer stond later ook een kasteel. Dat werd in 1422 gebouwd door Jan van Beieren, die door de Schieringers als beschermheer naar Friesland was geroepen. Hij werd ook wel Jan zonder Genade genoemd en hij zal in Lemmer zeker geen populaire figuur zijn geweest.

Ook Karel van Egmond, hertog van Geldre, bemoeide zich met Friesland. Hij liet in 1521 in Lemmer een blokhuis bouwen, een versterkt onderkomen voor een garnizoen. Twee jaar later droeg hij het over aan de Bourgondiërs. Hoe burcht, kasteel en blokhuis eruit gezien hebben is onbekend.

De Spanjaarden lieten het dorp ook niet met rust. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, in 1581, werd het door hen veroverd, tegelijk met de stad Sloten. Maar Bernhard von Galen, bisschop van Münster, stootte in 1672 zijn neus; het lukte hem niet om Lemmer te bezetten.

  Commandant Schenk, veroveraar van De Lemmer 1581

In 1799 landden Britse troepen in Lemmer.
Er was oorlog tussen Groot-Brittannië en Frankrijk en daar kreeg de Republiek ook mee te maken.
Engelse oorlogsschepen voeren de Zuiderzee op. De steden Enkhuizen, Medemblik en Stavoren werden bezet. Spoedig daarna kon men in Lemmer de forse oorlogsschepen zien naderen. Het Lemster beurtschip, waarmee de ondernemende Poppe Jans menige tocht naar Amsterdam had gemaakt, werd bij Urk overmeesterd. De passagiers werden naar Stavoren gebracht. Op 24 september verschenen twee Engelse oorlogsschepen voor de haven van Lemmer. Kapitein James Boorder ging in een sloep – onder dekking van een witte vlag – aan wal om de bestuurders te ontmoeten. Een opstekende storm noodzaakte hem de nacht in herberg De Wildeman door te brengen. Drie dagen later keerde hij terug en eiste Lemmer voor de Engelsen op, met inbegrip van alle geladen schepen. Bij weigering zou heel Lemmer aan stukken worden geschoten.

 

Lemmer wees onvervaard de eis af. Het had inmiddels versterking gekregen van 500 gewapende boeren uit Het Bildt, die veldgeschut met zich meebrachten. Maar tegen de beschieting met Engelse veertien-, zestien- en achttienponds kogels was het dorp niet bestand. Anderhalf uur nadat de aanval was ingezet stak men op de kerktoren de vlag uit als teken van overgave. Op verschillende plaatsen in Friesland riepen patriotten burgers en soldaten op om Lemmer te bevrijden. Op 7 oktober waren er nog 260 soldaten en mariniers in het dorp. Om een aanval te water te voorkomen werden de vaarwaters met kettingen afgesloten.

Scheepvaart

De Kromme Ie bij Teakesyl, de Sylroede en de Rien zijn alle drie natuurlijke afwateringen voor het Friese boezemgebied. Ook de uitloop van de Linde (Lenne) werd in de middeleeuwen meermalen van De Kuinre naar De Lemmer verlegd. Reeds in 1511 lag er bij De Lemmer al een sluis in het belangrijke (binnenduynse) vaarwater dat van Amsterdam over de Zuiderzee, door de sluis bij Lemmer, via Sloten, Sneek, Grou, leeuwarden en Dokkum naar Hamburg voerde.
Het scheepvaartverkeer en alles wat met de bouw en het onderhoud van schepen te maken heeft vormde dan ook van ouds het voornaamste middel van bestaan voor de lemsters. Al in 1719 was de bekende veerdienst op Amsterdam een feit.

 

De Rien mondde bij de oudste sluis in de Sylroede uit. Het "Dok" kent een sluis bij de blokjesbrêge, de Binnenhaven van nu was destijds de buitenhaven. In 1888 wordt een nieuwe zeesluis en haven, zoals wij die nu kennen, in gebruik genomen. Ondertussen heet deze sluis in de volksmond al weer "de âlde slús". Voor deze sluis bevind zich nu een nieuwe ruime buitenhaven, ook is in deze buurt een uitgebreid industrieterrein en werfcomplex verrezen.

 

Visserij

Pas in de tweede helft van de 19e eeuw werd de visserij voor De Lemmer van betekenis. Vanaf 1800 begint men met de botvangst die vlak onder de wal bij Lemmer wordt bedreven. De vissers wagen zich voorzichtig op zee om hun fuiken meteen onder de wal te plaatsen. Dan begint er een opleving in de visserij: in 1867 zijn er 10 botaken. In 1882 komt er een wettelijk verplichte registratie van vissersschepen: in Lemmer zijn er dan 37 schepen. In 1889 is dit aantal al uitgegroeid to 53 vaartuigen.
Pas in 1877 worden er voor het eerst vissersschepen in Lemmer zelf gebouwd: het zijn twee aken, waarvan er in ieder geval één is gebouwd door Pier de Boer, een 36 voets botaak (10,20m) Deskundigen leggen een verband tussen de tjotterachtige, Friese binnenaken en de steeds groter geworden schepen die de vissers op de Zuiderzee gingen gebruiken. De aken werden aangepast aan het ruimere water en de zich wijzigende visserijmethoden.
De Lemster vissers visten vooral met fuiken, met staand want en met de kuil. Naast bot en andere vissoorten wordt voor Lemmer vooral de vangst op haring en ansjovis van groot belang. De haring werd gerookt tot bokkingsoorten of ingelegd. De ansjovis kende afwisselend echte topjaren en jaren van een geringe opbrengst. Uiteindelijk werd Lemmer een van de belangrijkste vissersplaatsen van Nederland, mede dankzij haar vloot van 146 schepen. Met de komst van de [[Afsluitdijk]] en de afsluiting van de Zuiderzee werd de visserij van Lemmer, evenals die van alle andere zuiderzeevissersdorpen, ernstig bedreigd. Een aantal vissers hebben de wijk genomen naar plaatsen als Den Oever en Den Helder. Andere vissers bleven lemmer trouw en hebben moeten ervaring dat hun positie langzamerhand verslechterde. Na enige decennia op zoetwatervissen te hebben gevist, zoals snoekbaars en paling is de visserij voor De lemmer verlopen.

Lemster aak

In feite kan er in het geheel niet worden gesproken van de aak. Met dit woord, dat in ieder geval al vanaf de 17e eeuw voorkomt, worden immers een aantal geheel verschillende scheepstypen aangeduid en het woord komt in allerlei verbindingen voor, zoals visaak, botaak, mosselaak, palingaak, Wieringer-, Enkhuizer-, Workumer-, Lemsteraak. Ook wordt er gesproken over Hasselteraak, IJsselaak, boeieraak, zandaak, stevenaak en Rijnaak.... Vaak omvat het woord ronde en platbodemschepen met een gebogen voorsteven.
In oorsprong is de Lemster aak een echt werkschip voor de vissers. Deze schepen kennen de rustieke gebogen voorsteven, waarmee zij door de ervaring van de vissers uitgroeiden tot zeer soliede en zeewaardige schepen, met bovendien een fraaie belijning. De vissermansaken hadden een lage achterboording en -steven, zodat de netten gemakkelijk konden worden uitgezet of ingehaald. De vissers woonden en sliepen met hun gezinnen onder de voorplecht.
Na 1900 werden er ook Lemster aken gebouwd in jachtuitvoering. Zij hadden meestal een kajuit over de volle lengte van de aak en werden voornamelijk gebruikt voor de pleziervaart. De bouw van deze aken heeft vanaf ongeveer 1950 een grote vlucht genomen, er zijn vele honderden aken in jachtuitvoering gebouwd en dat gebeurt nog steeds, waarbij de aken steeds groter worden, de achterstevens beduidend hoger worden uitgevoerd. Je kunt ze eigenlijk ook geen Lemster aken meer noemen in de oorspronkelijke zin van de betekenis. De Groene Draeck, het zeilschip van Koningin Beatrix, is een Lemster aak in jachtuitvoering.

Toerisme

Door de aanleg van de Afsluitdijk en de inpolderingen werd de visserij van ondergeschikt belang. Lemmer heeft tegenwoordig vooral een centrumfunctie voor het zuiden van Friesland en het noorden van Flevoland (Noordoostpolder). Ieder jaar is er de Lemsterweek, dit is een week vol evenementen waar per jaar zo'n 85.000 mensen op afkomen.
Lemmer heeft een belangrijke scheepsbouw voor grote schepen: ligging aan ruim water speelt hierbij een grote rol. Vooral het toerisme heeft een grote vlucht genomen.
Juist op het moment dat de visserij een sterke neergang beleefde, nam de watersport en recreatie in Nederland een grote vlucht door een sterke toename van de welvaart. Evenals bij andere voormalige Zuiderzeehavens werd Lemmer een belangrijk centrum voor de watersport die op het IJsselmeer ruim vaarwater vond. De havens werden geschikt gemaakt voor recreatievaart: motorboten, jachten, zeiljachten, maar ook de schepen van de bruine vaart vonden er hun ligplaats en faciliteiten. Voor de Lemster economie betekent deze ontwikkeling een grote nieuwe kans. Naast Nederlanders verwelkomt Lemmer ook veel permanente Duitse gasten.