Het toekomstig watergemaal bij Tacozijl
Het belangrijk besluit, door Frieslands Provinciale Staten genomen aangaande de afstrooming van het overtollige boezemwater, geeft ons aanleiding, nog iets in het kort mede te deelen over het bij Tacozijl te bouwen gemaal en de uitwerking, die daarvan verwacht mag worden.
Bedoelde inrichting is herhaaldelijk een stoomgemaal genoemd, maar die benaming is toch minder juist, daar voor drijfkracht van zoogenaamde Dieselmotoren zal worden gebruik gemaakt, waarbij minderwaardige oliesoorten als brandstof dienen. Deze olie wordt in den cilinder gesproeid, terwijl daar binnen een temperatuur van ongeveer 500 °C. heerscht, waardoor zelfs deze moeilijk ontvlambare oliën volkomen verbranden tot gassen, welke zich uitzetten en den zuiger voortdrijven. Dergelijke oliën zijn gasolie, solarolie en verschillende afvalproducten van petroleum, doch in den laatsten tijd bedient men zich ook van teerolie, een nog goedkooper soort, en in Duitschland zijn al groedgeslaagde proeven genomen met gewone koolteer als brandstof.
Het voornemen bestaat, vier Dieselmotoren te plaatsen, elk met een vermogen van 470 effectieve paardekracht, en drijvende elk twee groote centrifugaalpompen. Er komen dus acht van die pompen in het geheel, elk met een vermogen, om per minuut 420 M3. water 1 meter hoog op te voeren. Dat wordt voor het geheele etmaal per etmaal 4,6 millioen M3. tot die hoogte, of — wanneer men rekent naar de meest voorkomende opvoerhoogte, die 70 à 80 cM. is —, 5 millioen M3. per etmaal.
Gesteld, dat men met zulk een gemaal het Tjeukemeer wilde droogleggen bij den tegenwoordigen waterstand, die ongeveer 55 c.M. + Z.P. is, dan zou dat ten naasten bij 8 dagen duren en de waterhoeveelheid tusschen de beide bruggen over het Nieuwe kanaal te Leeuwarden ware op die manier binnen het half uur weggemalen.
Elke pomp op zich zelf is een groot lichaam; zij reikt 31⁄2 meter hoog boven den vloer van de machinekamer en van terzijde gezien is zij ongeveer 51⁄2 meter lang. De complete inrichting wordt geborgen in een gebouw van 900 M2. oppervlakte (lengte 60 en breedte 15 meter).
In den laatsten tijd is nog al eens de vraag gesteld, waarom men voor de bemaling niet van windmolens wilde gebruik maken. Het Ambacht van West-Friesland geeft ons daarop het antwoord. Dat waterschap verbeterde in 1908 Zijne bemaling door 22 groote windmolens te vervangen door één centrifugaalpomp met een vermogen van 400 M3. per minuut en waar boven gezegd is, dat Friesland er acht van die pompen zal bekomen met elk een opbrengst van 420 M3. per minuut, daar wordt het duidelijk, dat al die molens meer tot een typisch aanzien van het landschap zouden bijdragen dan dat zij een goedkoop en een bij uitstek practisch middel in onzen tijd van kunstmatige krachtopwekking zouden wezen.
We nemen dus een oogenblik aan, dat het gemaal, ongeveer 11⁄2 K.M. ten oosten van Tacozijl, er reeds staat. We zien dan het opgepompte water langs een afvoerkanaal naar zee stroomen. De toevoer naar de machines heeft eveneens langs kanalen plaats, die gegraven zullen worden, het eene van het gemaal naar de groote Brekken, ter breedte van ongeveer 80 meter op den waterspiegel, en het andere, van de groote Brekken naar het Idskenhuizermeer, iets minder breed. Wanneer we hierbij aanstippen, dat het Nieuwe Kanaal te Leeuwarden 40 meter breed is, dan kan men zich van de capaciteit van die kanalen ook eenig denkbeeld vormen. Bij een blik op de kaart zal men zien, dat het water langs verschillende wegen naar de groote Brekken wordt geleid, namelijk uit het Tjeukemeer door de bestaande Follegasloot, uit het Slotermeer door de Ee en uit het Idskenhuizermeer en de Koevorde door het nieuw te graven kanaal. Verschillende, bestaande toegangswegen, voeren het water weer uit Langweerder Wielen en Sneekermeer naar de Koevorde.
Met een waterstand als den tegenwoordigen zal het gemaal den boezem elken dag, dien het in werking is, 1 cM. kunnen doen dalen. Als de natuurlijke loozing onder gunstige omstandigheden werkt, dus met flinken Oostenwind, dan is de afvoer door alle sluizen te zamen ongeveer tweemaal zoo groot als met het gemaal kan worden bereikt. Doch blaast de wind uit den anderen hoek, dan is de natuurlijke loozing veel geringer en juist in die gevallen moet het gemaal dienst doen. In normale omstandigheden is er in de Zuiderzee ten zuiden van Makkum geen eb, zoodat al de sluizen aan dien kant bij Westenwind werkeloos zijn. Hare gunstige werking bij Oostenwind is van zoo groote beteekenis, omdat het laag water in zee dan 24 uren per etmaal voortduurt, wat een onafgebroken loozing mogelijk maakt.
De aanlegkosten zijn voor het geheele werk op ƒ 1.185.000 geraamd, waarvoor de minister van Waterstaat 40% rijkssubsidie in uitzicht heeft gesteld. Onder die ƒ 1.185.000 is een bedrag van plus minus 8 ton begrepen voor het graven der noodige kanalen. De jaarlijksche exploitatiekosten zijn natuurlijk afhankelijk van het gebruik, dat er van de inrichting zal worden gemaakt, doch, ze zullen bij 44 maaldagen per jaar, dat thans als gemiddelde is aangenomen, ƒ 33.000 beloopen, de kosten van bediening, van brandstofgebruik, van smeermiddelen en van onderhoud mede daarin begrepen.
De bediening wordt opgedragen aan twee machinisten en één helper, die te zamen voor het onderhoud der werktuigen moeten zorgen. Wanneer er gemalen wordt — en dat gebeurt dan onafgebroken, dag en nacht — dan krijgt het vaste personeel tijdelijk versterking.
En, vraagt er allicht iemand, hoe lang zal het nog duren, voor dit alles kant en klaar is en we dus in Friesland wat beter tegen de schadelijke gevolgen van het hooge water zullen zijn toegerust? Zoodra de Staten-Generaal het voorstel tot het verleenen van subsidie van rijkswege hebben goedgekeurd, wordt er met de uitwerking der plannen begonnen, wat nog al eenigen tijd zal nemen. Wordt het gunstig besluit op dat subsidie-voorstel nog vóór dat de Tweede Kamer uiteengaat genomen, dan kunnen misschien in 1914 al eenige onderdeelen van het groote werk worden aanbesteed, maar het zal daarna allicht nog twee jaar duren, voor de uitvoering in zijn geheel is afgeloopen.
Bij een ongunstigen samenloop van omstandigheden kunnen we dus vóór dien tijd nog wel eens van het hooge water last krijgen.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ Het toekomstig watergemaal bij Tacozijl. (1913, 20 februari) Leeuwarder courant, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 05-02-2024 van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010599674:mpeg21:p005