Help:Zandbak: verschil tussen versies

Uit Wouda's Wiki
Geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina met de lezing van Dijxhoorn bij de overdracht van zijn rectorschap)
Regel 2: Regel 2:
__TOC__
__TOC__
</div>
</div>
Deze pagina is een bewerking van een artikel dat in het tijdschrift ''De Ingenieur'' heeft gestaan. Naast het omzetten van de tekst naar wikicode, om het artikel beter leesbaar te maken, omvat de bewerking onder andere de toevoeging van een hoofdstukken structuur. Dit om het artikel beter toegankelijk te maken.
Professor Dijxhoorn is in de periode 1916 - 1919 Rector-magnificus geweest van de Technische Hoogeschool Delft (nu bekend als de Technische Universiteit Delft). Bij de overdracht van het rectorschap aan zijn opvolger gaf hij een lezing die bewerkt is tot deze wiki pagina.


Het oorspronkelijke artikel was opgesplitst in twee delen. Het eerste deel is gepubliceerd in nummer 50 van ''De Ingenieur'' en het tweede deel in het daaropvolgende nummer (nummer 51), beide publicaties zijn uit december 1925. In de bronvermelding bij het eertse deel<ref>Dijxhoorn, J.C. (1925). De werktuigen van het provinciaal stoomgemaal voor den boezem van Friesland. ''De Ingenieur, jaargang 40'' (nummer 50), pagina 1053-1065. Geraadpleegd op Delpher op 03-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2976068:mpeg21:0001</ref>
De tekst van deze wiki pagina is gebaseerd op de uitgeschreven tekst van de lezing zoals afgedrukt in het Jaarboek van de Technische Hoogeschool Delft uit 1910.<ref>Dijxhoorn, J.C. (1919). De Werktuigen voor het bemalen van onze Polders en Boezems gedurende de laatste twintig jaren. ''Jaarboek van de Technische Hoogeschool Delft, pagina 22-42.'' Geraadpleegd op 19-2-2013, van https://tresor.tudelft.nl/tijdschrift/jaarboeken/</ref>
en bij het tweede deel<ref>Dijxhoorn, J.C. (1925). De werktuigen van het provinciaal stoomgemaal voor den boezem van Friesland. ''De Ingenieur, jaargang 40'' (nummer 51), pagina 1077-1080. Geraadpleegd op Delpher op 03-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2976070:mpeg21:0001</ref>
De lezing is indertijd ook afgedrukt in De Ingenieur nummer 38 van 1919,<ref>Dijxhoorn, J.C. (1919). De Werktuigen voor het bemalen van onze Polders en Boezems gedurende de laatste twintig jaren. ''De Ingenieur, jaargang 34 (nummer 38), pagina 694-701.'' Geraadpleegd op Delpher op 19-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2981055:mpeg21:0001</ref>
zijn links opgenomen naar de ingescande versies van de twee delen van het artikel.
en in twee delen in het Technisch studenten-tijdschrift uit 1919 in nummers 7 en 8.<ref>Dijxhoorn, J.C. (1919). De Werktuigen voor het bemalen van onze Polders en Boezems gedurende de laatste twintig jaren. ''Technisch studenten-tijdschrift, jaargang 9 (nummer 7 en 8), pagina 114-119 en 131-137.'' Geraadpleegd op Delpher op 18-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMAD01:000211007:00001 en https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMAD01:000211008:00001</ref>
 
Bij het omzetten van de tekst naar deze wikipagina is er een hoofdstukken structuur toegevoegd, dit om de leesbaarheid te vergroten.
 
Op het einde van zijn lezing verteld professor Dijxhoorn dat hij in de naastgelegen zaal verschillende foto's ter bezichtiging heeft gesteld. Dit zodat zijn toehoorders zich een betere voorstelling kunnen maken van de bemalingswerktuigen die hij in zijn lezing behandeld heeft. Geheel in deze gedachte zijn er diverse afbeeldingen bij de tekst gezocht en in de tekst opgenomen.
<br clear=all>
<br clear=all>
<br/>
<br/>
Regel 12: Regel 16:
<br/>
<br/>
<p style="font-size: 1.8em; font-family: 'Linux Libertine','Georgia','Times',serif; line-height: 1.3; font-weight: bold; text-align:center; border-style:none;">
<p style="font-size: 1.8em; font-family: 'Linux Libertine','Georgia','Times',serif; line-height: 1.3; font-weight: bold; text-align:center; border-style:none;">
DE WERKTUIGEN VAN HET PROVINCIAAL STOOMGEMAAL VOOR DEN BOEZEM VAN FRIESLAND.
De Werktuigen voor het bemalen van onze Polders en Boezems gedurende de laatste twintig jaren.
</p>
</p>


Voordracht, gehouden in de vergadering van de Afdeeling
Rede, uitgesproken op Maandag 15 September 1919, door
voor Werktuig- en Scheepsbouwkunde van het Kon.
Prof. J.C. Dijxhoorn, w.i., bij de overdracht van de waardigheid
Instituut van Ingenieurs, te Lemmer,
van Rector-magnificus aan Prof. dr. M. de Haas.
op 19 Februari 1925,
door
prof. ir. J.C. Dijxhoorn.


==Achtergrond==
==Introductie==
===Introductie===
[[Bestand:Rector magnificus Dijxhoorn.jpg|miniatuur|rechtop=0.75|Prof. ir. J.C. Dijxhoorn, Rector-magnificus 1916-1919. Bron: Archief TU Delft.]]
[[Bestand:Fig 1.jpg|miniatuur|Fig. 1. Kaartje van Friesland.]]
:''Dames en Heeren, die door Uwe tegenwoordigheid een blijk van belangstelling geeft in de Technische Hoogeschool, Hooggeschatte Toehoorderessen en Toehoorders.''
De werktuigen van het stoomgemaal voor den boezem van
Friesland nabij Lemmer en die van het electrisch gedreven
gemaal voor het waterschap &bdquo;Electra&rdquo;, nabij Zoutkamp, zijn
verreweg de grootste van dien aard in ons land en zullen
ongetwijfeld de belangstelling van vele leden van deze
Afdeeling van het Kon. Instituut van Ingenieurs reeds getrokken
hebben. De ligging in de twee noordelijke provinciën en niet
aan het groote spoorwegnet maakt een bezoek voor de meesten
eenigermate moeilijk en tijdroovend. Zelfs thans, nu deze
bezwaren kleiner zijn geworden door de snelle opkomst van de
autobussen, is het nog niet mogelijk de beide gemalen, het
eene nabij Lemmer, het andere nabij Zoutkamp, op denzelfden
dag te bezichtigen.


De situatie blijkt uit het kaartje van Friesland (fig. 1). Er
Nagenoeg 20 jaren geleden mocht ik bij het openen van mijn lessen
moest een keus gedaan worden en deze viel op het stoomgemaal
als hoogleeraar aan de Polytechnische School <ref>Voetnoot in oorspronkelijke artikel: Den 3en October 1899 in het lokaal No. 16 aan de Westvest, destijds in gebruik voor de colleges in toegepaste natuurkunde. Dit was toen de ruimste en fraaiste collegezaal van de P. S.</ref>
bij Lemmer, waarover ik u thans als inleiding tot het
de aandacht van mijne
bezoek op hedenmiddag een en ander wil meedeelen. Een
toehoorders o.a. bepalen bij enkele hoofdeigenschappen van centrifugaal-
beschrijving van het gemaal van het waterschap &bdquo;Electra&rdquo; zal
pompen in den vorm, waarin deze voor polder- en boezemgemalen
ik later afzonderlijk in het Weekblad ''De Ingenieur'' geven.
werden uitgevoerd, en bij de omstandigheden, waaronder deze
pompen bij voorkeur moeten werken om daarmede het hoogste nuttig
effect te bereiken.


===Geschiedenis===
In de constructie van centrifugaalpompen voor de genoemde bemalingen
De bouw van deze beide boezemgemalen is reeds voorgesteld
zijn sedert dien tijd verschillende verbeteringen aangebracht
door de Lauwerzee-commissie in haar rapport van 1904.
en de grootte van de uitvoeringen is in buitengewone mate toegenomen.
Met de plannen voor de bemalingswerktuigen, welke ik destijds
Daarnaast zijn in den laatsten tijd ook andere wateropvoerwerktuigen
op uitnoodiging van deze Staatscommissie ontworpen
voor hetzelfde doel in gebruik gekomen, en zoo kwam het mij voor,
heb en welke in haar rapport zijn opgenomen<ref>Voetnoot 1 in oorspronkelijke artikel: Lauwerszee-Verslag 1904, Hoofdstuk X, blz. 143 vlg.</ref>, zal ik u
dat ik de aandacht van mijne hoorders in dit uur zou mogen vragen
niet ophouden. Zij omvatten voor beide gemalen verticale
voor „De werktuigen voor het bemalen van onze polders en boezems
stoommachines, welke door middel van tandraderen langzaam
gedurende de afgeloopen 20 jaren.
loopende centrifugaalpompen met verticale as zouden drijven.


De plannen van de Lauwerzee-commissie zijn niet door de
Staat U mij dan toe, dat ik eerst Uwe aandacht bepaal bij de
Hooge Regeering overgenomen. De Provinciale Besturen van
ontwikkeling van de voornaamste bemalingswerktuigen zelf gedurende
Friesland en van Groningen hebben echter later afzonderlijk
dit tijdperk, waarbij de machines, die ze drijven, niet buiten bespreking
de boezembemaling ter hand genomen.
kunnen blijven, en dat wij daarna nog eenige oogenblikken in het
bijzonder bij deze drijfwerktuigen stilstaan en bij de omstandigheden,
welke de keuze van de drijfkracht bepalen.<br clear=all>


===Stoom, diesel of electrische aandrijving===
==Bemalingswerktuigen en de machines die ze drijven==
Toen de Gedeputeerde Staten van Friesland mij in 1910
===Schepradgemalen===
opnieuw om advies vroegen omtrent de keuze der werktuigen
[[Bestand:Stadsarchief Amsterdam, Gemaal Zeeburg.jpg|miniatuur|Schepradgemaal Zeeburg, bouwjaar 1879. Dit gemaal loost water uit de grachten van Amsterdam op het IJ. Bron: Stadsarchief Amsterdam.]]
voor een gemaal, dat bij Tacozijl zou worden gesticht, waren
Schepradgemalen van eenig belang zijn in dit tijdvak niet meer
Dieselmotoren reeds volkomen betrouwbare werktuigen geworden,
gebouwd. De kosten van aanleg en onderhoud van deze gemalen zijn
zoodat ik met het oog op zuinig brandstofverbruik
tegenover die van centrifugaalpompgemalen van gelijk vermogen te
een ontwerp met vier Dieselmotoren uitwerkte en aanbeval.
groot. Het voordeel van een iets grooter nuttig effect bij zeer kleine
Elk van deze motoren zou 2 hevel-centrifugaalpompen direct
opvoerhoogten weegt tegen dit nadeel niet op, en gaat trouwens voor
drijven. Bij een opvoerhoogte van 1 m zou het, gemaal
de installatie in zijn geheel genomen verloren, tengevolge van
8 x 420 = 3369 m<sup>3</sup> per minuut opvoeren.
het betrekkelijk kleine aantal omwentelingen, dat nu eenmaal voor
een scheprad wordt vereischt. Men kan dit wel vergrooten door de
verbeterde schoepconstructie van den civiel-ingenieur Paul toe te passen;
doch meer dan 7 omwentelingen per minuut kan men ook daarmede
niet bereiken.


Electriciteit kon voor dit gemaal niet als drijfkracht in
[[Bestand:Stadsarchief Amsterdam, Scheprad van Gemaal Zeeburg.jpg|miniatuur|links|Detail van de schepraderen van gemaal Zeeburg. Bron: Stadsarchief Amsterdam.]]
aanmerking komen, omdat toen niet was te voorzien binnen
Met het oog op de bezwaren, verbonden aan een tandradoverbrenging
welken tijd een provinciale of interprovinciale electrische
met sterke verhouding, legde men zich voor de stoommachines,
centrale tot stand zou komen van zóódanigen omvang, dat we
die als drijfwerktuigen voor een schepradgemaal vrijwel uitsluitend in
een vermeerdering van haar belasting met 1400 à 1500 k.W.,
aanmerking komen, bij een kleiner aantal omwentelingen neer dan
welke het gemaal kan vereischen, op ongezette tijden zou
men voor deze zou hebben gewenscht. Het nadeel, dat hieruit voor
kunnen verdragen. Bovendien kwam het gemaal te liggen in
het totale nuttig effect voortvloeide, was grooter dan de geringe winst,
een deel der provincie, waar niet op een belangrijke afname
die het wateropvoerwerktuig zou hebben opgeleverd.
van electriciteit voor licht en kracht kon worden gerekend,
zoodat de aanlegkosten van den kabel uitsluitend zouden
drukken op het gemaal, dat slechts gedurende een klein
gedeelte van het jaar (gemiddeld bijvoorbeeld 45 dagen) zou
dienst doen.


In 1912 besloten de Provinciale Staten tot uitvoering van
Het eenige mij bekende schepradgemaal, dat niet door stoommachines,
het gemaal over te gaan. Maar nu was de prijs van de motorolie,
maar door electromotoren wordt gedreven, is het gemaal
die in Januari 1911 op f 32 per ton, franco reservoir
''„Zeeburg"'', dat tot 1916 geregeld in gebruik was voor de waterverversching
Tacozijl, kon gesteld worden, gestegen tot f 58 per ton. Anderzijds
van de stadsgrachten van Amsterdam. De acht groote
had de toenemende ervaring met oververhitten stoom en
schepraderen van dit gemaal werden oorspronkelijk, twee aan twee,
gelijkstroom-stoommachines de stoomwerktuigen zooveel
door vier stoomwerktuigen in beweging gebracht. Deze zijn in de jaren
zuiniger doen worden, dat deze laatste ondanks de bedieningskosten
1907 tot 1913 achtereenvolgens door electromotoren vervangen.<ref>Het stoomschepradgemaal Zeeburg werdt in 1879 gebouwd. Ernaast kwam de Zeeburgersluis. In 1906 werdt besloten de stoommachines te vervangen door elektrische motoren, die uiteindelijk pas rond 1912 geïnstalleerd zijn. In 1943 is het gemaal vervangen door het huidige gemaal Zeeburg (op dezelfde plek). Dit nieuwe gemaal is voorzien van elektrisch gedreven schroefpompen. Bron: [https://www.agv.nl/recreatie/watererfgoed/gemalen/gemaal-zeeburg/ Waterschap Amstel Gooi en Vecht].</ref>
van de stoomketels in het voordeel bleven. Ook bleken
de aanschaffingskosten bij stoom als drijfkracht lager te zijn
dan bij de keuze van Dieselmotoren, zelfs wanneer naar
behooren rekening werd gehouden met de kosten van ketelhuis
en schoorsteen. Ook levert het in dit geval in verband met de
groote waterberging van Friesland's boezem geen bezwaar op,
dat bij het in werking stellen van een stoom gemaal voor het
opstoken der ketels altijd eenige uren van voorbereiding
vereischt worden, welke bij een electrisch gedreven watergemaal
of bij een Dieselgemaal niet noodig zijn. Deze overwegingen
deden de schaal toen overslaan ten gunste van stoom als
drijfkracht.


===Alternatieve technieken===
===Vijzels===
Waarschijnlijk zullen sommigen de vraag stellen waarom
[[Bestand:NH archief, Vijzelmolen.jpg|miniatuur|Poldermolen, in 1836 omgebouwd van scheprad-naar vijzelmolen. Bron: Noord-Hollands Archief.]]
Humphrey-pompen, of ook zuiggasmotoren niet in aanmerking
Vijzels, waarvoor men in de noordelijke provinciën van ons land
kwamen, die toch ten opzichte van een zuinig brandstofverbruik
steeds voorliefde heeft gehad, moesten ook dáár, wat de meer belangrijke
bovenaan staan.
gemalen betreft, het veld ruimen voor centrifugaalpompen om overeenkomstige
redenen als zooeven voor schepraderen werden genoemd,
zij het ook dat deze redenen voor vijzels in minder sterke mate gelden.
Voor kleine bemalingen gaf echter het toenemend gebruik van windmotoren
tot vermeerderde toepassing van vijzels aanleiding.


De Humphrey-pomp, het wateropvoerwerktuig, dat op de
Was de Hollandsche windmolen namelijk gedurende meer dan twee
tentoonstelling te Brussel in 1910 zoozeer de aandacht had
eeuwen een voorbeeld geweest van een voortreffelijk geconstrueerd
getrokken, is op te vatten als een vierslags-zuiggasmotor, die
drijfwerktuig, zoo kan niet worden ontkend, dat men in de 19<sup>e</sup> eeuw
op de meest directe wijze een pomp drijft. Voor deze pomp,
hier te lande bleef teren op ouden roem en niet met zijn tijd bleef
waarvan belangrijke uitvoeringen in Engeland en in Egypte
meegaan.
tot stand zijn gekomen, wordt voor het anthraciet-verbruik
bij een opvoerhoogte van 9 m opgegeven: 0.5 kg per wpk-uur.
Zij zou bij de kleinere opvoerhoogten voor de bemalingen
hier te lande dan ook zeer in aanmerking komen, ware het
niet dat de bijzonder diepe fundatie, welke zij vereischt een
afdoend bezwaar opleverde.


Als voorbeeld van zuinigheid van een zuiggas-installatie
De Hollandsche windmolen immers is duur in aanleg en zwaar
met centrifugaalpomp wordt dikwijls het gemaal van het
van constructie, ook wat het loopende werk aangaat. Dit laatste heeft
waterschap "de Vier Noorder-Koggen" aangehaald, waar bij
het groote nadeel, dat een windsnelheid van 8 of 9 m per seconde
de beproeving in 1908 een anthracietverbruik van slechts
noodig is om den molen te doen werken en dat het aantal maaldagen
0,635 kg per wpk-uur werd geconstateerd bij een opvoer -
per jaar dus zeer beperkt is.
hoogte van 2,79 m en waarvoor
destijds veel reclame is
gemaakt. Dit gemaal levert
een sprekend voorbeeld dat
een zuinig brandstofverbruik
niet de eenige of zelfs ook de
voornaamste eisch is, waaraan
voldaan moet worden; want
al is het eenigermate pijnlijk,
zoo ben ik toch aan de waarheid
verplicht u eenige regelen
aan te halen uit een brief,
die ik in September 1924 van
den dijkgraaf van het  
waterschap ontving.


"De zuiggasbemaling wordt
Zoogenaamde Amerikaansche windmotoren, echter meestal in Duitschland
vervangen door een stoombemaling.
gefabriceerd, werden voor het behandelde tijdvak voor bemaling
De zuiggasinstallatie,
van kleine polders meer en meer toegepast en zijn voor zulke polders,
die in de 15 jaren van haar
wanneer de opvoerhoogte en de kwel klein en de waterberging
bestaan steeds veel ongerief
betrekkelijk groot zijn, wel op hun plaats. De firma R. S. Stokvis & Zonen
heeft veroorzaakt en waaraan
bracht den Duitschen ''„Hercules”''- windmotor in zoodanigen doelmatigen
een groote en kostbare reparatie
vorm, dat hij voor de bemaling van kleine polders onder genoemde
moest geschieden, doordat
omstandigheden geschikt was. Daar deze windmotoren wellicht niet
belangrijke deelen waren
zoo algemeen bekend zijn als zij verdienen, zij het mij vergund er
afgesleten, is uitgesloopt en
eenige woorden aan te wijden.
voor afbraak verkocht. Wij
konden met voordeel een
ander meer oeconomisch krachtwerktuig
voor onze pomp aanbrengen".


Toen ik dezen brief had
[[Bestand:Stadsarchief Amsterdam, De Cruquis.jpg|miniatuur|links|Stoomgemaal De Cruquius uit 1849 is een voorbeeld van een gemaal met zuigerpompen. Bron: Stadsarchief Amsterdam.]]
gelezen , was ik dankbaar, dat
Door doelmatige constructie en ruime toepassing van kogelblokken
deze zuiggas-installatie geen
voor de assen is de eigen wrijving van het werktuig zoodanig
product van Nederlandsche
verminderd, dat een windsnelheid van 3 à 4 m per seconde reeds
nijverheid was — wel de  
voldoende is om het in beweging te brengen. Daar over een geheel
centrifugaalpomp, maar die is
jaar genomen gedurende gemiddeld 48% van den tijd de windsnelheid
gebleven.
tusschen 4 en 8 m per seconde bedraagt, wordt hierdoor het aantal
maaluren per jaar aanmerkelijk grooter dan dat van een ouden Hollandschen
windmolen.


Intusschen moet men op grond
[[Bestand:Windmotor Kloosterpolder.jpg|miniatuur|Herkules windmotor van Waterschap de Kloosterpolder "de reus van de Kleasterpolder", bouwjaar 1913.<ref>De molen werd op 24 december 1913 in gebruik genomen en was de grootste van West-Europa. De molen werd oorspronkelijk in Dresden, Duitsland gebouwd door de "Vereinigte Windturbine Werke AG" en geïmporteerd door Stokvis en Zonen uit Rotterdam en geïnstalleerd door firma van Stralen van Wytgaard. In 1971 is de in verval geraakte molen gesloopt, de betonnen voet van de molen heeft nog jaren dienst gedaan als gebouw voor de dieselmotor. Bron: [https://www.molendatabase.net/detail.php?dbnr=142 MolenDatabase.net].</ref> Bron: MolenDatabase.net.]]
van één minder gelukkige
Als wateropvoerwerktuig is de vijzel in dit geval als aangewezen.
uitvoering niet een  
Men wenscht namelijk een werktuig, waarvoor bij stijgend aantal
machine-systeem veroordeelen.
omwentelingen een drijvend koppel vereischt wordt, waarvan het moment
Ik heb zelf onder sommige
slechts in geringe mate toeneemt. Hieraan voldoet een centrifugaalpomp
omstandigheden ook wel een
niet. Deze voert bij toenemend toerental meer water op en vereischt
zuiggas-installatie voor een
daartoe ook een veel grooter drijvend koppel. Een zuigerpomp, die
watergemaal aanbevolen en
een vrijwel constante drijfkracht zou vereischen, heeft voor de kleine
daar volstrekt geen berouw
opvoerhoogten, die hier in aanmerking komen, te veel eigen wrijving,
van gehad.
dus een te slecht nuttig effect. Bovendien wenscht men, dat ook bij
een zwakken wind (van b.v. 5 m per seconde) gemalen kan worden,
al is het drijvend koppel, dat uitgeoefend kan worden, dan ook gering.
Van alle wateropvoerwerktuigen, die in aanmerking komen, voldoen
alleen het scheprad en de vijzel aan dezen eisch, dank zij het lekken
langs de schoepen, dat bij een klein aantal omwentelingen de opgevoerde
waterhoeveelheid sterk doet afnemen en bij een toenemend aantal
omwentelingen betrekkelijk weinig invloed heeft. Ten slotte is de vijzel
wegens de rustiger werking, het kleiner gewicht en het grooter aantal
omwentelingen per minuut in dit geval doelmatiger dan het scheprad.


Zeker is men daarbij meer
Men is er in geslaagd den windmotor geheel zelfwerkend te maken,
afhankelijk van de kwaliteit
zoodat geen andere bediening noodig is dan het vullen van de oliepotten
en de stukgrootte der kolen
en het stilzetten van den motor, als de polder op peil is gekomen.
dan bij stoominstallaties; en
Dank zij een vrij groote staartvaan stelt de motor zich zelf in bij
11 jaren geleden, toen over de
wisselende windrichting. Maar men zou zich vergissen, wanneer men
drijfkracht voor het gemaal
meende, dat de horizontale projectie van de asrichting van het windrad
bij Lemmer beslist moest
nu altijd met die windrichting zou overeenkomen. Dit is namelijk alleen
worden, was dit nog in sterker
bij zwakken wind het geval. Door een vernuftige inrichting, waarvan
mate het geval dan thans.
de beschrijving mij thans te ver zou voeren en zonder teekeningen
ook niet wel mogelijk zou zijn, wijkt de as van het windrad meer af
van de windrichting naarmate de windkracht toeneemt, zoodat ze bij
stormweder loodrecht daarop staat, waardoor dan de motor geheel buiten
werking is gesteld.


Ten einde een gelijkmatige
Dergelijke windmotoren nu zijn in de afgeloopen twintig jaren voor
werking van den generator te
de bemaling van talrijke kleine polders uitgevoerd, voornamelijk in
verzekeren, worden de kolen
Friesland, doch ook wel in Groningen en in Noord-Holland, zoodat
van vele zuiggasgemalen ter
thans 21.000 ha in Nederland door zulke motoren worden bemalen.
plaatse gezeefd, en in de jaren vóór den oorlog werd de kool
De grootste uitvoering ervan is die voor den „Kloosterpolder” te Ried
die door de zeef viel, niet zelden met de koolasch gebruikt voor
bij Franeker met een oppervlakte van 1000 ha, welke bemalen wordt
de verbetering van de toegangsweg. Gedurende den kolennood
dooreen motor met een windrad van 15 m middellijn in verbinding
in 1917 en 1918 zag men dientengevolge menigen
met een vijzel van 1,80 m middellijn. Van deze installatie wordt als
toegangsweg naar een zuiggasgemaal met zorg opgraven!
maximum opbrengst opgegeven 65 m<sup>3</sup> per minuut bij een opvoer-
hoogte van 1,30 m, hetgeen overeenkomt met nagenoeg 19 wpk.


In de laatste 10 jaren heeft men hier te lande wel geleerd,
==Centrifugaalpompen==
dat met betrekking tot het accepteeren van brandstoffen van
Voor kleine uitvoeringen moge dus de vijzel toepassing hebben
de meest uiteenloopende kwaliteit, een goed ingerichte
gevonden, bij meer belangrijke bemalingen zijn in het tijdvak, dat
stoomketel nog de meest plooibare afnemer is, en zoo heeft men
ons bezighoudt, centrifugaalpompen verreweg het meest in gebruik
nimmer betreurd, dat voor het gemaal dat ons nu bezighoudt,
genomen.
in 1914 tot de toepassing van stoom is besloten.


==Ontwerp en aanbesteding==
[[Bestand:RCE, Stoomgemaal Het Grootslag.jpg|miniatuur|links|rechtop 1.25|Stoomgemaal Het Grootslag II te Broekerhaven, bouwjaar 1913, capaciteit 200 m<sup>3</sup> per minuut.<ref>Het stoomgemaal Het Grootslag II werd in 1907 gebouwd ter vervanging van 9 watermolens bij broekerhaven en het uit 1870 daterende gemaal Grootslag, dat als reservergemaal in gebruik bleef. Het gemaal werd ontworpen door het ingenieursbureau W.C. en K. de Wit uit Amsterdam en had oorspronkelijk een capaciteit van 200 m<sup>3</sup> per minuut. De installatie, bestaande uit een compound stoommachine van 147 kW en een centrifugaalpomp, werd geleverd door de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel te Amsterdam, later Werkspoor. Het gemaal zorgde voor de afwatering van de gelijknamige polder "Het Grootslag" op de toenmalige Zuiderzee.  Bron: [https://www.gemalen.nl/gemaal_detail.asp?gem_id=115 De Nederlandse Gemalen Stichting].</ref> Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.]]
De verlangde opbrengst van het gemaal was inmiddels in
Hoewel er nu vóór dien tijd vele centrifugaalpompen in ons land
verband met den waterafvoer van "de Linde" vergroot tot
waren vervaardigd voor allerlei toepassingen aan boord van schepen,
4000 m<sup>3</sup> per minuut bij 1 m opvoerhoogte. Deze opvoerhoogte
waarbij in het bijzonder die aan boord van zandzuigers dikwijls een
kan varieeren van "nul" tot 2,15 m, maar deze laatste, groote
belangrijk vermogen vertegenwoordigden, werden toch destijds de meeste
opvoerhoogte zal zeer zelden voorkomen.
centrifugaalpompen voor de bemaling van onze polders in het buitenland
uitgevoerd. Engelsche en Belgische machinefabrieken vonden in de
Nederlandsche polders dikwijls een voordeelig afzetgebied, terwijl de
Nederlandsche machinefabrikanten zich maar al te dikwijls lieten
afschrikken door de zware garanties betreffende wateropbrengst en
nuttig effect, welke in den regel aan zulke leveringen werden verbonden.


[[Bestand:Fig 2.jpg|miniatuur|gecentreerd|rechtop=2.5|Fig. 2. Bestekteekening van de machine-installatie.]]
Onder de ervaren constructeurs, die destijds in de Nederlandsche
machinefabrieken met de leiding van de constructie-bureaux waren
belast, waren er slechts bij hooge uitzondering, die de studie aan de
Polytechnische School te Delft of elders hadden gevolgd. De meeste
behoorden tot die stoere werkers, die zich geheel door eigen kracht
tot hun zeer verantwoordelijke betrekking hadden opgewerkt.


In overleg met den hoofdingenieur van provincialen waterstaat
Nu is het zeer verklaarbaar, dat dezen zich, wat de mechanica
ir. D.F. Wouda, onder wiens directie het boezemgemaal
betreft, wel goed konden inwerken in de statica, de kinematica en
is gebouwd, maakte ik in 1915 een voorontwerp van de installatie
dat gedeelte van de toegepaste mechanica, dat veelal de leer der
der stoompompwerktuigen en stoomketels met gedetailleerd
bouwconstructiën wordt genoemd, doch dat het voor hen moeilijker
bestek om als grondslag te dienen voor een beperkte
was in de dynamica en nog wel in de hydro-dynamica zoodanig vasten
inschrijving. Van de daarbij behoorende bestekteekening
grond te verkrijgen, dat zij daarop konden voortbouwen tot
(fig. 2) is bij de uitvoering slechts op weinige punten, die nog
verbetering der centrifugaalpompen. Engelsche of Belgische constructeurs,
ter sprake zullen komen, afgeweken. Van de ingekomen
van wie men zeker niet kan zeggen, dat zij beter waren onderlegd
aanbiedigen werd die van de firma Louis Smulders & Co.,
dan hunne Nederlandsche collega’s, verstonden dikwijls beter de kunst
Machinefabriek &bdquo;Jaffa&rdquo;, te Utrecht, gekozen, met wie de overeenkomst
om, wanneer het bij de aflevering nu eens aan een volledige
voor de levering en opstelling der volledige bemaligsinstallatie
vervulling der voorwaarden haperde, dan toch tot een afwikkeling te
in December 1915 werd afgesloten. De oorlogsomstandigheden
komen, waarbij de besteller zich neerlegde.
zijn aanleiding geweest dat het gereed komen
aanmerkelijk is vertraagd. Het gemaal is officieel den
7en October 1920 in gebruik gesteld in tegenwoordigheid van
H.M. de Koningin en Z.K.H. den Prins der Nederlanden.


==Uitvoering==
In dit alles is in deze 20 jaren groote verandering gekomen. De
===Locatie en introductie===
werktuigkundig-ingenieurs van Delft vonden langzamerhand in vele
De plaats waar het is gesticht is bij nadere overweging iets
Nederlandsche machinefabrieken plaatsing. Dit had indirect ook
oostelijker gekozen dan Tacozijl, namelijk aan de Teroelster
invloed op de oudere constructeurs, die als het ware door de jongere
Kolk nabij Lemmer. Het boezemwater wordt toegevoerd door
werden aangevuurd en minder dan voorheen tegen de geëischte
een stroomkanaal van 68 m bodembreedte, dat, bij een waterstand
garantie-cijfers opzagen. Er kwam meer durf in de Nederlandsche machinefabrieken.
van 0,20 m + Z.P., 87,20 m breed is op den Waterspiegel
Het inzicht in den aard van de werking der centrifugaalpompen
en 3,20 m diep, en dat het gemaal verbindt met het meer de
drong in werktuigkundige kringen meer door, ook in verband
Groote Brekken. Dit meer staat weer in verbinding met alle
met vele buitenlandsche, vooral Duitsche boeken, die op dit gebied
groote meren in Friesland's boezem.
verschenen.


<div style="margin: auto; text-align: center;"><ul style="margin: 0;><!--
<div style="margin: auto; text-align: center;"><ul style="margin: 0;><!--
--><li style="display: inline-block; margin: 0.5em; vertical-align: top;">[[Bestand:Fig 3 gespiegeld.jpg|miniatuur|geen|x215px|Fig. 3. Machinehal.<ref name="gespiegeld">In de oorspronkelijke publicatie is deze foto gespiegeld afgedrukt, hier is de afbeelding juist afgebeeld.</ref>]]</li><!--
--><li style="display: inline-block; margin: 0.5em; vertical-align: top;">[[Bestand:Collectie overijsel, Stoomgemaal Echten.jpg|miniatuur|geen|x250px|Stoomgemaal te Echten. Bouwjaar 1913. Bron: Collectie overijsel.]]</li><!--
--><li style="display: inline-block; margin: 0.5em; vertical-align: top;">[[Bestand:Fig 4.jpg|miniatuur|geen|x215px|Fig. 4. Doorsnede over een zuigpijp van een der centrifugaalpompen.]]</li>
--><li style="display: inline-block; margin: 0.5em; vertical-align: top;">[[Bestand:Collectie overijsel, Stoomgemaal Echten, machines.jpg|miniatuur|geen|x250px|Machinekamer stoomgemaal Echten. Gelijkstroom Stork-Stumpf stoommachine, n = 2000 omw/min, 210 IPK.<ref>Het gemaal in Echten was oorspronkelijk voorzien van een tweezijdig aanzuigende Stork centrifugaalpomp met een capaciteit van 225 m<sup>3</sup>/minuut bij een opvoerhoogte van circa 3,50 m. De pomp werd aangedreven door een gelijkstroom Stork-Stumpf stoommachine met een vermogen van 210 pk. In 1925 is de stoomaandrijving vervangen door een Heemaf sleepring-elektromotor met een vermogen van 135 kW die met een vlakke riem de pomp aandreef. De 26 meter hoge schoorsteen is toen gesloopt. Bron: [https://www.gemalen.nl/gemaal_detail.asp?gem_id=372 De Nederlandse Gemalen Stichting].</ref> Bron: Collectie overijsel.]]</li>
</ul></div>
</ul></div>
Zoo werden dan vele belangrijke pompinstallaties door verschillende
Nederlandsche machinefabrieken uitgevoerd. Wanneer ik mij om
de lijst niet te lang te maken eens bepaal tot pompen met een
wateropbrengst van 200 m<sup>3</sup> per minuut of meer, dan kan ik noemen de
centrifugaalpompen voor het Waterschap ''Schouwen'' en den Polder
''„het Grootslag”'', welke door direct gekoppelde stoomwerktuigen werden
gedreven, en die van het Heemraadschap van ''„de Strijkmolens van de Niedorper Kogge”''
en van het watergemaal ''„Leeghwater”'' van den
Haarlemmermeerpolder, welke door Diesel-motoren worden bewogen.<ref>Oorspronkelijk was gemaal Leeghwater een stoomgemaal met zuigerpompen net als De Cruquius en De Lynden. In 1912 is gemaal Leegwater omgebouwd en uitgerust met met een centrifugaalpomp aangedreven door een diesel motor.</ref>
Elke van deze centrifugaalpompen levert 250 tot 300 m<sup>3</sup> per minuut.
Zij werden alle door de fabriek „Werkspoor” te Amsterdam uitgevoerd.


In het gemaal zijn in een machinehal van 62 m bij 15 m de
De machinefabriek van Gebr. Stork & Co. te Hengelo bouwde
vier horizontale tandem-compound-machines opgesteld, die
centrifugaalpompen voor den ''Echtener Veenpolder'', het
elk twee centrifugaalpompen drijven (fig. 3). Iedere centrifugaalpomp
''Noorderstoomgemaal'' bij Keizersveer, den ''Zuidplaspolder'' en het Waterschap ''Appeltern'',
moet bij 1 m opvoerhoogte 500 m<sup>3</sup> per minuut
welke alle een wateropbrengst van 200 tot 250 m<sup>3</sup> per minuut hebben
leveren. Daar het boezemwater bij het gemaal eenigermate
en door stoomwerktuigen worden gedreven.
brak kan zijn, is oppervlak-condensatie toegepast: elke twee
stoommachines hebben een gemeenschappelijken condensor.
Deze twee condensors zijn, elk met zijn bijbehoorende hulppompen,
in den ruimen machinekamer opgesteld (fig. 4).


===Ketels===
<div style="margin: auto; text-align: center;"><ul style="margin: 0;><!--
Stoom van 12 kg per cm<sup>2</sup> wordt geleverd door 6 gecombineerde
--><li style="display: inline-block; margin: 0.5em; vertical-align: top;">[[Bestand:Collectie overijsel, Appeltern.jpg|miniatuur|geen|x260px|Machinekamer van stoomgemaal De Tuut in Appeltern. Bron: Collectie overijsel. Voor meer informatie zie de website van [https://www.stoomgemaaldetuut.nl/ Stoomgemaal De Tuut].]]</li><!--
ketels, bestaande uit een Lancashire-ketel, {{math|''D''}} = 2400
--><li style="display: inline-block; margin: 0.5em; vertical-align: top;">[[Bestand:Collectie overijsel, Installatie Keizersveer.jpg|miniatuur|geen|x260px|De bemalingsinstallatie voor het Noorderstoomgemaal bij Keizersveer in opbouw in de fabriek van Stork Hengelo. Bron: Collectie overijsel.]]
mm, {{math|''L''}} = 5500 mm onder, en een vlampijpketel {{math|''D''}} = 2300 mm,
</ul></div>
{{math|''L''}} = 4750 mm boven (fig. 5). Iedere ketel heeft een verwarmingsoppervlak
De machinefabriek „Jaffa” te Utrecht voerde twee pompen uit voor
van 235 m<sup>2</sup> (waterzijde). Er is steeds een
''&apos;t Land van Maas en Waal'', en één voor het Waterschap ''Hommerts'',
ketel in reserve, ook wanneer het geheele gemaal met vol
alle gedreven door gelijkstroom-stoommachines, en voor den Polder
vermogen in werking is.
''„Het Grootslag”'', gedreven door een Diesel-motor. Dit zijn alle pompen
met een wateropbrengst van 200 tot 270 m<sup>3</sup> per minuut. Verder leverde
deze fabriek de pomp voor ''„de vier Noorder Koggen”'' <ref>In het gemaal „de vier Noorder Koggen” is nu het [https://stoommachinemuseum.nl/ Nederlands Stoommachinemuseum] gevestigd.</ref>,
welke niet minder
dan 400 m<sup>3</sup> per minuut levert en door een zuiggasmotor wordt gedreven.


[[Bestand:Fig 5 gespiegeld.jpg|miniatuur|upright=1.21|Fig. 5. Ketelhuis, bevattende 6 gecombineerde ketels, met 235 m<sup>2</sup> verwarmd oppervlak elk.<ref name="gespiegeld" />]]
De Koninklijke Machinefabriek voorheen E.H. Begemann te Helmond
Het systeem van gecombineerde ketels, gewoonlijk naar
leverde o.a. een pomp voor den Polder ''„den Hitsert”'' nabij Zuid-
Piedboeuf genoemd, werd gekozen, omdat het mijns inziens
Beyerland, gedreven door een Diesel-motor, en twee pompen voor de
beter dan eenig ander geschikt is voor een eigenaardig bedrijf
waterverversching te ’s-Gravenhage, gedreven door electro-motoren met
als dit, waar na lange tusschenpoozen van stilstand een
riemoverbrenging. Dit zijn pompen voor nagenoeg 240 m<sup>3</sup> per minuut.
zoo zuinig mogelijk brandstofverbruik moet worden bereikt
met een stokerspersoneel, dat dan weinig oefening zal hebben.
Ook kan bij dit ketelsysteem de economiser worden weggelaten,
zonder dat dit al te veel schaadt aan een zuinig kolenverbruik,
hetgeen een vereenvoudiging van de bediening oplevert,
welke in dit geval op den voorgrond moest staan.


De ketels zijn vervaardigd door Gebr. Deprez te Tilburg
Ik vermeld deze pompen met belangrijke wateropbrengst om een
en opgesteld in een ketelhuis van 32 m bij 15 m. In het bestek
denkbeeld te geven van hetgeen onze Nederlandsche machine-industrie
waren 8 stoomketels met een gezamenlijk verwarmingsoppervlak
op dit gebied voortbrengt. Om niet te uitvoerig te worden laat ik de
van 1600 m<sup>2</sup> aangenomen; doch op voorstel van de
bijbehoorende opvoerhoogten nu maar achterwege.
machinefabriek is dit tot 1410 m<sup>2</sup> , verdeeld over 6 ketels, beperkt
in verband met het lage stoomverbruik, onder normale
omstandigheden 12,6 kg per wpk-uur, dat de fabriek
garandeerde.


Achter elk van de 6 stoomketels bevindt zich een oververhitter
Wanneer men deze centrifugaalpompen vergelijkt met die van een
van 85 m<sup>2</sup> verwarmingsoppervlak (buitenwerks).
vorige periode, dan vindt men dat het werkende deel van de pomp,
veelal de waaier genoemd, van alle onderdeden der pomp wel de
grootste vervorming heeft ondergaan en bij deze moderne polderpompen
voor groote wateropbrengst de gedaante van een schoepentrommel
heeft gekregen. De redenen van deze vervorming zijn de volgende:


De ketels werken met luchttoevoer onder de roosters,
[[Bestand:915 Centrifugaalpomp voor de vier Noorderkoggen.jpg|miniatuur|rechtop 1.25|Centrifugaalpomp voor „de Vier Noorderkoggen” 400M<sup>3</sup> p. minuut.<ref name="I915">Afbeelding afkomstig uit de aanbieding door machinefabriek „Jaffa” voor het provinciaal stoomgemaal te Lemmer. Bron: Tresoar, archief 9-01, inv. nr. 915.</ref>]]
systeem Asselbergs en Nachenius, waarvoor op de stookplaats
De verlangde wateropbrengst per minuut is zóó groot geworden,
twee ventilatoren, elk voldoende voor het volle werk. aanwezig
dat men, al bleef men nu vrijwel zonder uitzondering dubbele,
zijn. De luchttoevoer wordt zoodanig geregeld, dat er boven de
symmetrische zuigbuizen gebruiken, toch voor deze buizen tot middellijnen
brandende kolen juist atmosferische druk heerscht (zoogenaamde
kwam, die slechts weinig kleiner zijn dan die van het schoepenrad,
evenwichts-trek). Elk van de genoemde ventilatoren
hetwelk immers voor de kleine opvoerhoogten, die voor deze
wordt gedreven door een verticale gelijkstroom-stoommachine.
bemalingswerktuigen in aanmerking komen, slechts van beperkte grootte
De afgewerkte stoom van deze blaasmachines, alsook die van
kan zijn. Een enkel voorbeeld moge dit duidelijk maken. Van de
de stoomvoedingpompen, wordt gecondenseerd in twee voorwarmers,
genoemde pompen heeft die van de ''„Leeghwater”'' verreweg de grootste
elk met 6 m<sup>2</sup> verwarmingsoppervlak, waardoor al
opvoerhoogte, namelijk 5,10 m. De twee zuigbochten, in dit geval in
het voedingwater passeert op zijn weg van de voedingpompen
één stuk met de pomp gegoten, hebben aansluitingsopeningen van
naar de ketels.
1050 mm, het schoepenrad een uitwendige middellijn van 1200 mm.
Het water, dat langs den omtrek van de zuigbocht in de pomp treedt,
legt dus in dit geval gedurende het passeeren van het schoepenrad
een weg af, waarvan de radicale componente slechts 75 mm bedraagt.


Aanvankelijk is overwogen of een mechanische stookinrichting
Teneinde al het water, dat het schoepenrad passeert, zooveel
in aanmerking zou komen. Het geringe aantal bedrijfsuren
mogelijk den weg te laten volgen, die door den ontwerper wordt
per jaar, dat zeer sterk uiteen kan loopen, doch dooreengenomen
bedoeld, wordt het aantal schoepen grooter aangenomen dan vroeger,
slechts op ongeveer 1000 kan gesteld worden, heeft
toen het in den regel zes bedroeg. Thans wordt het voor deze groote
hiervan doen afzien.
pompen in den regel zoodanig gekozen, dat de steek van de schoepen,
aan den radomtrek tusschen 300 en 400 mm bedraagt. Door het grooter
aantal schoepen, dat nu in vele gevallen 12 of 16 bedraagt, wordt
het verschil, dat voor elk punt van de schoep bestaat tusschen den
waterdruk aan de voorzijde en die aan de achterzijde, minder groot.
Dit levert een voordeel op door het verminderen der warrelingen, die
aan de schoeptoppen door dit drukverschil ontstaan.


===Hoofdstoomwerktuigen===
Vermeerdering van het aantal schoepen vestigde als vanzelf de
Voor de hoofdstoomwerktuigen (fig. 6 en 7) is het
aandacht op de wenschelijkheid om de schoepen dun te houden.
compound-stelsel gekozen, voornamelijk uit overweging dat het
Het lag voor de hand ze in plaatijzer uit te voeren en ze dan aan
stoomverbruik van een machine, waarin de stoom in twee
de eene zijde in de gietijzeren naaf, aan de andere zijde in een der
trappen werkt, op den duur minder zal toenemen door kleine
buitenkransen vast te gieten. De moeilijkheden om dit op deugdelijke
ondichtheid van sommige organen, dan bij een één-cylinder-machine,
wijze uit te voeren werden geleidelijk geheel overwonnen.
bijvoorbeeld een gewone gelijkstroom-machine.


Voor de stoom verdeeling zijn bosschuiven, systeem Van den
F. Neumann had in zijn bekend werkje, ''die Zentrifugalpumpen'',
Kerchove, toegepast.
de constructie van dubbel gebogen schoepen, die bij waterturbines,
met name bij die van Francis, veelvuldig waren toegepast, ook voor
centrifugaalpompen uitgewerkt. Voor centrifugaalpompen van groote
afmetingen werden de plaatijzeren schoepen nu door de Nederlandsche
machinefabrieken aldus gemaakt, dat zij op een nauwkeurig uitgevoerde
gietijzeren zadel als mal in den juisten vorm werden geperst.


<p style="text-align:center;">
[[Bestand:915 Waaier met as.jpg|miniatuur|rechtop 2|gecentreerd|Waaier met as van de centrifugaalpomp voor „de Vier Noorderkoggen”.<ref name="I915"/>]]
T a n d e m - c o m p o u n d - S t o o m w e r k t u i g.<br/>
De breedte van de schoepenraderen werd in verband met groote
Cylinder middellijnen: 500 en 825 mm.<br/>
wateropbrengst per minuut dikwijls zeer aanmerkelijk. Bij de ''„Leeghwater”''
Zuigerslag: 1000 mm.<br/>
met een radmiddellijn van 1200 mm is de totale radbreedte
Omwentelingen: 95 tot 115 p. minuut.<br/>
bijv. 1020 mm, bij ''„de vier Noorder Koggen”'' zijn deze afmetingen
</p>
1600 en 1590 mm. Het rad krijgt dus werkelijk, zooals ik reeds zeide,
het karakter van een schoepentrommel.


[[Bestand:Fig 6 en 7.jpg|miniatuur|center|rechtop=2|Fig. 6 en 7. Tandem-compound-stoomwertuig.]]
[[Bestand:Schoepentrommel De Niedorper Kogge.jpg|miniatuur|Schoepentrommel voor de Centrifugaalpomp van „De Niedorper Kogge”. Bron: Technisch Studenten-Tijdschrift 1919 - nr 7.]]
Leidschoepen worden bij deze pompen voor bemaling niet toegepast.
Ongetwijfeld zou men door ze wel te gebruiken het nuttig effect onder
normale omstandigheden eenigermate kunnen vergrooten; doch dit stuit
af op het bezwaar, dat de werkelijke opvoerhoogte dikwijls sterk afwijkt
van de normale, hetgeen dan aanleiding geeft tot verandering van de
wateropbrengst en in den regel ook een wijziging van het aantal
omwentelingen per minuut medebrengt. Nu kan de uitvoering van
leidschoepen slechts juist zijn voor één stel bijeenbehoorende omstandigheden.
Wanneer de opvoerhoogte in belangrijke mate afwijkt van
de normale, zouden leidschoepen vermeerdering van schadelijken weerstand
veroorzaken en juist bij centrifugaalpompen blijkt deze ongewenschte
nevenomstandigheid van grooten invloed te zijn. De verleiding
om leidschoepen toe te passen is trouwens ook uiteen practisch
oogpunt niet groot in verband met gevaar van verstopping door
planten en andere voorwerpen, die het krooshek niet mocht hebben
tegengehouden. Het achterwege laten van leidschoepen brengt mede, dat
het nuttig effect van de pomp als zoodanig niet veel boven 0,67 kan
stijgen en eischt verder in nog sterker mate dan bij pompen met
leidschoepen het geval is, dat het aantal omwentelingen wordt aangepast
aan wisselende opvoerhoogte. Dit laatste levert geen moeilijkheden op
voor centrifugalen, welke door stoomwerktuigen worden gedreven en
ook dáár waar verbrandingsmotoren worden gebruikt, is aan dezen eisch
wel te voldoen; maar het bezwaar kan zeer groot worden, wanneer
electrische drijfkracht wordt gebruikt en in het bijzonder wanneer
drie-phasenstroom wordt toegepast. In sterke mate heeft men dit ondervonden
bij de tijdelijke bemalingsinrichtingen voor Waterland, welke
bij Uitdam en bij Monnikendam zijn opgesteld na de overstrooming
van een gedeelte van Noord-Holland in den nacht van 13 op 14
Januari 1916. Nu wij hier belangrijke bemalingsinrichtingen behandelen,
mogen wij zeker niet nalaten met een woord van hulde de bijzondere
voortvarendheid te herdenken, waarmede de fabriek „Werkspoor” toen
deze pompinstallaties, welke gemiddeld ongeveer 2000 m<sup>3</sup> water per
minuut hebben opgevoerd, in den tijd van vier à vijf weken na
bestelling heeft geleverd en bedrijfsvaardig opgesteld.


In overeenstemming met de bepalingen van het machinebestek
==Nieuwe gemalen voor de provincies Groningen en Friesland==
werkt de lage-drukcylinder volgens het gelijkstroombeginsel.
Hoewel ik mij heden in hoofdzaak wilde beperken tot bemalingswerktuigen,
De hooge-drukeylinder is enkelwerkend uitgevoerd
welke reeds in bedrijf zijn, zij het mij vergund een uitzondering
op voorstel van ons medelid CH.J. Eeuwens, destijds hoofdingenieur
te maken ten opzichte van twee zeer uiteenloopende
van de Machinefabriek &bdquo;Jaffa&rdquo;, wiens zorg voor
watergemalen, welke binnenkort in werking zullen worden gesteld,
de detailconstructie van de stoommachines en de pompen een
die bestemd zijn voor een belangrijk grootere wateropbrengst dan tot
bijzonder woord van hulde verdient.
dusver door eenig polder- of boezemgemaal in ons land wordt geleverd
en waarvoor de besturen van onze twee Noordelijkste provinciën bij
de keuze der werktuigen, het algemeen ontwerp en de uitvoering mijn
adviezen wel hebben willen volgen. Deze gemalen leveren merkwaardige
voorbeelden hoe de keuze van de meest geschikte bemalingswerktuigen
zich onder den invloed van de omstandigheden en de snelle ontwikkeling
van de techniek in den loop van betrekkelijk weinig jaren
kan wijzigen.


De stoomcylinders hebben 500 mm en 825 mm middellijn.
Ik veroorloof mij nu in de eerste plaats Uw aandacht te vragen
1000 mm zuigerslag. Het aantal omwentelingen wordt naar
voor de werktuigen van het stoomgemaal, dat voor de verbetering
behoefte ingesteld op 95 tot 115 per minuut.
van de waterloozing van Friesland’s boezem wordt gebouwd nabij
Lemmer, aan de Teroelster Kolk, en hoop straks nog gelegenheid te
hebben U van het tweede gemaal, dat nabij Zoutkamp in de provincie
Groningen wordt gesticht, het een en ander mede te deelen.


De versche stoom wordt eerst aan de achterzijde van
===Gemaal aan de Teroelster Kolk (Friesland)===
den H.D.-cylinder ingelaten. Na de expansie wordt de uitlaatschuif
Het eerstbedoelde gemaal dan, dat als boezemgemaal voor de provincie
of juister gezegd de evenwichtsschuif geopend
Friesland zal dienst doen, is bestemd om bij een opvoerhoogte van
tusschen de achterzijde en de voorzijde van dezen cylinder.
1 m niet minder dan 4000 m<sup>3</sup> per minuut uit den boezem op de
Deze voorzijde is feitelijk receiverruimte tusschen de twee
Zuiderzee — later op het IJselmeer — te brengen. Van deze
cylinders. Van dáár komt de stoom in den L.D.-cylinder,
wateropbrengst kan men zich een voorstelling maken door zich de geheele
een dubbelwerkenden gelijkstroom-cylinder. De twee cylinders,
zaal, waarin wij ons hier bevinden, met water gevuld te denken. De
die zich binnen de bekleeding van een gemeenschappelijken
netto-inhoud ervan is namelijk juist 4000 m<sup>3</sup>. Deze waterhoeveelheid
stalen mantel bevinden, hebben dus in het geheel slechts vier
zal dus door het gemaal in één minuut worden opgevoerd.
bosschuiven voor de stoomverdeeling: een inlaat- en een evenwichtsschuif
voor den H.D.-cylinder en twee inlaatschuiven
voor den L.D.-cylinder.


De eerste cylinder werkt dus feitelijk volgens het oude, ik
De stichting van dit gemaal was reeds in 1904 in het rapport
zou willen zeggen klassieke beginsel van de Cornwallmachines
van de Lauwerzee-Commissie voorgesteld nabij Tacozijl, niet ver van
van James Watt, waarmede vooral gedurende de
de plaats waar het thans is gebouwd. De Lauwerzee-Commissie had
eerste 35 jaren van de 19de eeuw zulke schitterende resultaten
mij uitgenoodigd voor dit gemaal alsook voor het gemaal bij Zoutkamp
ten opzichte van brandstof-economie werden bereikt,
voorloopige ontwerpen uit te werken, welke in haar rapport zijn
dat in 1834 als gemiddelde van het kolenverbruik van 52 mijnpompmachines,
opgenomen. Daarbij had ik voor Tacozijl vier verticale compound-machines
werkende volgens dit Cornwall-systeem, 1,75 kg
aangenomen, die door middel van kegelraderen met Rohhaut-(raw
per wpk-uur werd gevonden.<ref>Voetnoot 2 in oorspronkelijke artikel: De gemiddelde cijfers van het kolenverbruik zijn geregeld gepubliceerd in Lean’s ''Monthly Duty Records'' en terug te vinden in Lean’s ''Historical Statement'' of ook in Henry Davey, ''Pumping Machinery'' p. 23-25.</ref>
hide-)tanden elk twee centrifugaalpompen met verticale as zouden
drijven, die slechts 22 tot 33 omwentelingen per minuut zouden maken,
afhankelijk van de opvoerhoogte.


Het komt mij voor, dat de combinatie van het Cornwall-systeem
[[Bestand:Stoomgemaal nabij tacozijl, machinelokaal.jpg|miniatuur|rechtop 2|gecentreerd|Machinelokaal van het voorlopige ontwerp voor een stoomgemaal nabij Tacozijl. Bron: Lauwerzee-verslag 1904, Deel Teekeningen en Kaarten.]]
voor den H.D.-cylinder en het gelijkstroom-systeem
Toen zeven jaren later de zaak door het Provinciaal Bestuur van Friesland
voor den L.D.-cylinder door een zuinig stoomverbruik — ook
ter hand was genomen en opnieuw mijn advies werd gevraagd, waren
op den langen duur — den meesten waarborg geeft.
Diesel-motoren, wat zekerheid van werking betreft, zoodanig vooruit
gegaan, dat ik met het oog op zuinig brandstofverbruik een ontwerp
met vier Diesel-motoren uitwerkte en aanbeval. Tandradoverbrenging,
waartoe de ontwerper van zulk een gemaal toch slechts noode besluit,
was bij toepassing van Diesel-motoren uitgesloten en dus werden nu
direct gedreven hevel-centrifugaalpompen aangenomen.


De indicateur-diagrammen toonen aan, dat aan de krukzijde
In 1912 besloten de Provinciale Staten tot uitvoering van het gemaal
van den H.D.-cylinder practisch gesproken geen arbeid
over te gaan. Intusschen steeg de prijs van de motorolie zoodanig,
op den zuiger wordt overgebracht.
dat ik in 1914 adviseerde van Diesel-motoren af te zien en
vier direct werkende stoommachines toe te passen en wel horizontale
tandem-compoundmachines, waarvan de lage-drukcylinder volgens het
gelijkstroom-beginsel werkt. Overeenkomstig dit plan, dat in een volledig
ontwerp werd uitgewerkt, zijn de bemalingswerktuigen uitgevoerd en
reeds grootendeels gemonteerd. ledere machine zal direct twee
centrifugaalpompen drijven, waarvan elk bij 1 m opvoerhoogte 500 m<sup>3</sup>
water per minuut levert. ledere twee stoommachines krijgen een
gemeenschappelijken oppervlak-condensor met afzonderlijk gedreven
pompen, daarbij behoorende. Het machinelokaal, waarin de acht groote
centrifugaalpompen op een rij een merkwaardigen indruk maken, is
62 m lang en 15 m breed.


===Condensatie inrichtingen===
[[Bestand:PWS 05673.jpg|miniatuur|links|Slakkenhuis uit plaat- en profielijzer in aanbouw bij machinefabriek „Jaffa” in Utrecht. Bron: Fotoarchief Provinciale Waterstaat.]]
Zooals reeds werd vermeld zijn er twee oppervlak-condensors,
De slakkenhuizen der centrifugalen werden zóó groot, dat zij op
elk voor twee hoofd-stoommachines. Bij iederen condensor
voorstel van de Machinefabriek „Jaffa” te Utrecht, die de geheele
met een koeloppervlak van 152 m<sup>2</sup> is een kleine horizontale
installatie uitvoert, niet van gietijzer zijn vervaardigd, maar uit plaat-
tandem-compound-machine voor 160 omwentelingen per
en profielijzer zijn samengesteld, waarvan de naden overal waar dit
minuut (fig. 8 en 9), die 6 verschillende hulppompen drijft,
doelmatig was, autogeen aaneen zijn geweld. Alleen de zuigbochten,
namelijk:
die de as dragen, zijn van gietijzer. De gedeelten der toe- en afvoerpijpen,
# een centrifugaalpomp voor circulatiewater, welke aan de krukas gekoppeld is;
welke beneden den waterspiegel blijven, zijn in gewapend beton
# een dubbelwerkende luchtpomp, direct door het kruishoofd gedreven;
uitgevoerd en zoo zijn er aan de landzijde 16 rechthoekige zuigmondingen
# een warmwaterpompje, om het water uit de warmwaterbakken naar het hooger gelegen ketelhuis te pompen door een nog nader te vermelden filterpers heen;
van 3 m bij 1,60 m op een rij en aan de zeezijde 8 afvoermondingen
# een koud-waterpompje om de pakkingbussen van de assen der groote centrifugaalpompen steeds van een waterzegeling te voorzien en dus inzuigen van lucht op afdoende wijze te beletten;
van 5 m bij 2 m. Het geheel zal op menigen bezoeker, die het gemaal
# een voedingpomp voor de verdampers, welke suppletiewater voor de ketels moeten leveren;
nadert, den indruk maken van een snelvlietende rivier, ongeveer 80 m
# een oliepomp, die de persolie levert om de machines geheel onder druk te smeren.
breed, die door een aantal tunnels onder het gebouw wordt doorgeleid.


Een hoog vacuum in den condensor is een vereischte voor
Zooals ik reeds zeide, waren bij mijn eerste ontwerp voor deze
een zuinig stoomverbruik, vooral in een geval als dit, waar
bemalingswerktuigen centrifugaalpompen met verticale as aangenomen.
de L.D.-cylinders volgens het gelijkstroom-beginsel zijn gebouwd.
De weg, dien het water door de pompen heeft af te leggen, kan
Het vacuum varieert van 71 cm (28" Eng.) kwik in
dan korter worden dan bij hevel-centrifugaalpompen en dit moet aan
den zomer tot 73.5 cm (29" Eng.) bij lage watertemperatuur.
het nuttig effect ten goede komen; maar bij berekening blijkt deze
Het zal heden ongeveer 72.5 cm bedragen.
winst toch slechts eenige weinige procenten te bedragen. Voor deze
zeer groote wateropbrengsten en kleine opvoerhoogten hebben zulke
horizontaal draaiende centrifugalen echter een eigenaardig nadeel,
waarvan men zich op de volgende wijze gemakkelijk rekenschap kan geven.
Den inlaat zal men om voor de hand liggende redenen slechts eenzijdig
aannemen, namelijk aan de onderzijde. Deze inlaatopening moet dus
ruim 40% meer middellijn krijgen dan bij dubbelen inlaat het geval
zal zijn. Het schoepenrad moet dus eveneens met een groote middellijn
ontworpen worden, waarvan het gevolg is, dat het met een betrekkelijk
klein aantal omwentelingen moet loopen.


Het is duidelijk dat dit hooge condensor-vacuum slechts
De beroemde vijf centrifugaalpompen te Khatatbeh aan den Nijl,
dan van voordeel is voor een zuinig stoomverbruik, wanneer
die reeds in 1884 door de firma Farcot te Parijs zijn uitgevoerd,
de cylinder-uitlaatpoorten, die in den regel den nauwsten
leveren hiervan sprekende voorbeelden. Zij voeren onder normale
doortocht voor den afgewerkten stoom vormen, ruim genoeg
omstandigheden elk 360 m<sup>3</sup> per minuut 3 m hoog op met een horizontaal
zijn, omdat de snelheid van den stoom in dien keeldoortocht
draaiend schoepenrad van 3800 mm middellijn, dat 32 toeren per minuut
immers niet hooger kan worden dan ongeveer 410 m per
maakt en direct door een horizontaal stoomwerktuig wordt gedreven.
seconde.<ref>Voetnoot 3 in oorspronkelijke artikel: Bij verzadigden stoom met een drukking vóór de straal buis van 7 tot 12 kg per cm<sup>2</sup> (absol.) wijkt de snelheid in den keeldoortocht, zoals bekend is, weinig af van 450 m per seconden bij de lage absolute drukking van 0,7 tot 0,2 kg per cm<sup>2</sup>, die gedurende den uitlaat uit den L.D.-cylinder heerscht, is de snelheid in den keeldoortocht gemiddeld 410 meter per seconde.</ref>
De gelijkstroom-cylinder biedt voor het verkrijgen
van zulke ruime uitlaatopeningen ruimschoots gelegenheid.
Zij zijn hier kegelvormig verwijd als korte De
Laval-straalbuizen (fig. 7).


De afgewerkte stoompijpen zijn zorgvuldig bekleed, opdat
Voor een modern stoomwerktuig zal men zulk een klein aantal
condensatie niet in deze pijpen, doch uitsluitend in den condensor
omwentelingen niet aannemen. Vandaar dat dit systeem van een
zal plaats hebben. Het is mijns inziens van belang,
centrifugaalpomp met verticale as, direct dooreen stoomwerktuig
dat de afgewerkte stoom overgebracht wordt met een
gedreven, voor onze polderbemaling alleen in aanmerking komt voor een
gemiddeld soortelijk gewicht, dat zoo laag mogelijk is,
opbrengst van ongeveer 100 m<sup>3</sup> per minuut of minder. Dan wordt de
opdat het drukverschil tusschen cylinder en condensor eveneens
middellijn van het schoepenrad niet al te groot en kan men dit een
zoo klein mogelijk zij. Om nu een laag soortelijk gewicht
voldoend toerental laten maken.
te verkrijgen, moet men de vorming van waterdruppels binnen
de uitlaatpijpen zoo veel mogelijk vermijden en deze laatste
dus bekleeden met vilt of andere isolatiestof.


Door deze middelen slaagt men er in den drukval te beperken
Volgens deze grondbeginselen zijn in deze twintigjarige periode dan
tot ongeveer 4 cm, als het vacuum in den L.D.-cylinder
ook enkele kleine gemalen met succes uitgevoerd, voornamelijk door
gemiddeld 90 pCt. bedraagt.
de Machinefabriek „Jaffa”. De constructie van stoomwerktuigen met
vertikale as, waarvan het hoofdkussenvlak noodzakelijkerwijze boven
de centrifugaalpomp komt te liggen, levert echter altijd eenige practische
bezwaren op, zoodat ik in deze richting geen verdere ontwikkeling
verwacht.


[[Bestand:Fig 8 en 9.jpg|miniatuur|center|rechtop=2|Fig. 8 en 9. Tandem compound stoomwertuig met lucht- en circulatiepomp voor condensatie inrichting.]]
Bij toepassing van electrische drijfkracht waren echter centrifugaalpompen
De luchtpomp is een natte pomp, voor water en lucht
met verticale as als het ware de aangewezen wateropvoerwerktuigen
samen (fig. 8 tot 11). In het oorspronkelijke bestek was een
voor niet al te groote opbrengst, en in dien vorm zijn er
roteerende Westinghouse-Le Blanc-pomp aangenomen; maar
dan ook vele met succes uitgevoerd. Alleen ondervond men hierbij
bij het uitwerken ben ik daarvan teruggekomen, omdat ik
wel eens bezwaren, wanneer men te, doen had met een sterk
deze met haar vele kleine schoepjes niet zoo geschikt vond
wisselende opvoerhoogte.
om gedurende het {{frac|7|8}} deel van het jaar stil te staan. De nu
toegepaste pomp is eenvoudig, maar heeft toch eenige bijzonderheden,
die de aandacht verdienen. Water en lucht komen
uit den condensor door afzonderlijke pijpen naar de luchtpomp
(fig. 11), en de uitlaat van de pomp heeft ook afzonderlijke
pijpaansluitingen: het water vloeit naar de warmwaterbakken
door de opening rechts, onderaan, en de lucht wordt
buiten het gebouw gevoerd door een pijp, aansluitende aan
de opening rechts, bovenaan.


[[Bestand:Fig 10 en 11.jpg|miniatuur|rechtop=1.21|Fig. 10 en 11. Doorsneden van de condensor luchtpomp.]]
[[Bestand:Khatatbeh schematisch.jpg|miniatuur|rechtop 2|gecentreerd|Schematische dwarsdoorsnede van het gemaal Khatatbeh. De grote centrifugaalpompen zijn hier met de as vertikaal geplaats. Bron: A.A. Beekman (z.d), Platen behorende bij polders en droogmakerijen.]]
In de fig. 8 en 10 is te zien, dat de waterkleppen (2 zuig-
Zij die geen grondige kennis bezitten op het gebied van
kleppen, 2 x 3 perskleppen) zich onder het pomplichaam
centrifugaalpomp-constructie, vervallen namelijk telkens tot de onjuiste meening,
bevinden; in de dwarsdoorsnede (fig. 10) ziet men een zuigklep,
dat, wanneer een centrifugaalpomp met een nagenoeg constant aantal
die naar boven opent, een persklep, die naar beneden
omwentelingen moet werken, de grootste drijfkracht steeds dàn zal
opent. Voor deze waterkleppen zijn lichte metalen ringkleppen
worden vereischt, wanneer de opvoerhoogte het grootst is. Dit is
gekozen, belast door zeer lichte spiraalveeren. Zij werken bij
echter volstrekt niet het geval. Wanneer de opvoerhoogte kleiner wordt,
l60 toeren vrijwel geruischloos.
voert een centrifugaalpomp bij hetzelfde aantal omwentelingen meer
water op en de wijziging van het uitgeoefende vermogen zal dus
afhangen van de waarde, die het product van opbrengst en opvoerhoogte
verkrijgt; terwijl op het vermogen, vereischt om de pomp te
drijven, bovendien nog de verandering van het nuttig effect van
invloed is. Dikwijls zijn de omstandigheden zoodanig, dat bij afnemende
opvoerhoogte, dus toenemende opbrengst, het genoemde product grooter
en het nuttig effect kleiner wordt, zoodat men zich volstrekt niet
moet verwonderen, wanneer bij een sterk afgenomen opvoerhoogte
het vermogen, vereischt om de pomp te drijven, een veelvoud is van
hetgeen het aanvankelijk was.


De kleppen voor lucht bevinden zich, zooals van zelf spreekt,
Voor electrisch gedreven gemalen van beperkt vermogen kan men
boven in de pomp (2 x 8 zuigkleppen, 2 x 8 perskleppen).
aan dit bezwaar tegemoet komen door het vermogen van den motor
Men ziet in de dwarsdoorsnede (fig. 10), dat de zuigkleppen
bijzonder ruim te kiezen, doch dezen, weg kan men niet meer volgen,
zich naar omlaag openen, de perskleppen naar omhoog. Deze
wanneer het gemalen van belangrijk vermogen betreft. Het bezwaar
luchtkleppen bestaan uit gewone rubber-schijven, belast
van wisselende opvoerhoogte doet zich het sterkst gevoelen bij gemalen
door zeer lichte spiraalveeren.
die op buitenwater uitslaan, dat aan getijde is onderworpen. Ik werd
persoonlijk voor den eisch van een afdoende oplossing van dit vraagstuk
gesteld met betrekking tot het groote, electrisch te drijven gemaal nabij
Zoutkamp, dat ik U reeds terloops heb genoemd en waarvoor ik thans
nader Uwe aandacht wilde vragen.


De zuigruimten voor water en lucht hebben een verticale
===Gemaal bij Zoutkamp (Groningen)===
verbindingspijp in het pomplichaam. De gemiddelde waterspiegel
De Lauwerzee-Commissie had twee groote stoomgemalen voorgesteld:
is daarin iets hooger of iets lager, afhankelijk van het
een bij Tacozijl en een bij Zoutkamp. Als uitgangspunt voor het vermogen
stoomverbruik van de machines onder verschillende omstandigheden.
van dit laatste was aangenomen,<ref>Voetnoot in oorspronkelijk artikel. Men vergelijke de nota van de Lauwerzee-Commissie van 4 Augustus 1905.</ref> dat de wateropbrengst bij
Op overeenkomstige wijze hebben de water- en de
0,30 m opvoerhoogte 3200 m<sup>3</sup> per minuut zou bedragen, terwijl de
luchtruimten aan de uitlaatzijde een verticale verbindingspijp.
opvoerhoogte onder normale omstandigheden zou wisselen tusschen
Door deze constructie vermengt de lucht zich niet in zoo
„nul” en 0,50 m en in ieder geval niet boven 0,75 m zou stijgen. Ik
sterke mate met het water als bij andere luchtpompen wel
had toen aan de Lauwerzee-Commissie geadviseerd zes langzaam
het geval is en heeft de ijle lucht uit den condensor geen druk
loopende centrifugalen met verticale as toe te passen, gedreven door drie
van eenig waterkolommetje binnen de luchtpomp te overwinnen.
verticale stoomwerktuigen door middel van kegelraderen, op
Het resultaat is dan ook, dat zonder bezwaar een
overeenkomstige wijze als in mijn eerste ontwerp voor Tacozijl was aangegeven.
vacuum van 71 cm in den zomer en 73 cm in den winter bereikt
wordt,


===De hoofdcentrifugaalpompen===
Later nam het Provinciaal Bestuur van Groningen de zaak in handen
[[Bestand:Fig 12 en 13.jpg|miniatuur|rechtop=1.21|Fig. 12 en 13. Centrifugaalpomp; langsdoorsnede (fig 12, boven) en bovenaanzicht (fig 13, onder).]]
en werd aan prof. Feldmann en mij een gemeenschappelijk advies
[[Bestand:Fig 14.jpg|miniatuur|rechtop=1.21|Fig. 14. Centrifugaalpomp, dwarsdoorsnede.]]
gevraagd omtrent de te kiezen beweegkracht. In verband met de groote
De 8 hoofdcentrifugaalpompen (fig. 12—14) leveren onder
electrische centrale, die door de Provincie te Helpman werd opgericht
normale omstandigheden elk 500 m<sup>3</sup> per minuut en worden
en het vrij belangrijk electriciteitsverbruik, dat in het westen van de
paarsgewijze door de 4 hoofdstoommachines gedreven. De
provincie is te verwachten, werd electrische drijfkracht aangenomen.
pomplichamen zijn op voorstel van de Machinefabriek uit
Ik achtte echter op de reeds aangegeven gronden uitgesloten, dat
12 mm plaatijzer en hoekijzer samengesteld, met dichtgewelde
voor het hier verlangde belangrijke vermogen en de sterk wisselende
naden. Zij zijn versterkt door T-ijzers van buiten en door
opvoerhoogte direct gekoppelde draaistroommotoren met nagenoeg
bosbouten van binnen, om ze bestand te maken tegen den
constant toerental zouden gebruikt worden. De uitvoering van
atmosferischen druk; want uit den aard der zaak is de druk
draaistroommotoren, waarvan het aantal omwentelingen binnen ruime grenzen
aan de binnenzijde lager, zelfs aan den uitlaatkant, daar de
regelbaar is, bleek destijds bij de fabrikanten nog op groote moeilijkheden
pomp hooger ligt dan de spiegel der zee, waarin ze uitmondt.
te stuiten. Ik besloot toen riemoverbrenging tusschen motoren en pompen
De gebogen toevoerpijpen, die aan beide zijden aansluiten met
voor te stellen en bedacht een zoodanige wijziging van de overbrenging
een inwendige middellijn van 1400 mm, hebben afzonderlijk
met spanrol volgens Lenix, dat het mogelijk werd de verhouding van
ingezette dekselstukken, elk voorzien van bronzen draagbussen
de overbrenging te wijzigen zonder den riem op een andere schijf te
voor de 200 mm-as. De dekselstukken met pakkingbus aan de
verschuiven; want dit laatste zou niet uitvoerbaar zijn voor een riem,
machinezijde zijn in twee helften met het oog op de koppelflens
die in dit geval een breedte van 900 mm zou verkrijgen.
van de as.


<p style="text-align:center;">
Volgens dit systeem werd een machine-ontwerp uitgewerkt, waaruit
F i g. 1 2 — 1 4. &nbsp; C E N T R I F U G A A L P O M P.<br/>
bleek, dat deze oplossing wel uitvoerbaar was, maar vrij gecompliceerd,
Wateropbrengst bij 1 m opvoerhoogte: 500 m<sup>3</sup> per minuut.<br/>
zoodat ik nog naar een betere oplossing bleef zoeken.
Omwentelingen: 100 per minuut.<br/>
Schoepenrad, middellijn over toppen der schoepen gemeten: 1700 mm.<br/>
Schoepenrad, vrije breedte aan den omtrek (2 x 465): 230 mm.<br/>
2 Toevoerpijpen, aansluiting aan pomp: middellijn: 1400 mm.<br/>
1 Afvoerpijp, aansluiting aan pomp: 2000 x 1540 mm.
</p>


Om het schoepenrad met as uit te nemen moet een van de
In den loop van het daarop volgende jaar vernamen collega Feldmann
gietijzeren bochtstukken worden losgenomen. Dit uitnemen
en ik, dat de uitvoeringen van draaistroommotoren met regelbaar
van het schoepenrad is slechts zelden noodig, vooral omdat
aantal omwentelingen van Brown, Boveri en Cie. en anderen
ruime mangatopeningen toegang geven tot het inwendige der
zoodanig waren verbeterd, dat deze motoren zelfs met goed gevolg voor
pomp. De plaatijzeren pijpen, die aan deze bochtstukken
het drijven van walswerken waren toegepast, waarbij, zooals bekend,
aansluiten, gaan geleidelijk over in horizontale inlaat pijpen van
het aantal omwentelingen in korten tijd zeer sterk wisselt. Dit gaf ons
rechthoekige doorsnede en in gewapend beton uitgevoerd. Er
in November 1915 aanleiding tot een nieuw advies, waarbij zulke
zijn in het geheel 16 inlaatopeningen, elk 3 m x 1,60 m voor
regelbare collector-draaistroommotoren waren aangenomen. Deze
de 8 pompen.
oplossing was heel kostbaar en het electrisch gedeelte zou in verband
met daartoe behoorend regel-agregaat, systeem Scherbius, vrij samengesteld
worden; maar ten opzichte van onderhoud, bediening en zekerheid
van werking waren geen bijzondere bezwaren te verwachten.


Omdat de pompen zich voor een groot deel onder den
Inmiddels werden de eischen, waaraan deze bemalingswerktuigen
machinevloer bevinden en daar zijn ingemetseld, krijgt men
zouden moeten beantwoorden, belangrijk verhoogd in verband met het
in het gemaal niet denzelfden indruk van de afmetingen, die
maken van een grooten bergboezem en van andere wijzigingen van
zij gedurende het afwerken in de werkplaatsmaakten (fig. 15).
waterstaatkundigen aard, welke voor het nieuw opgerichte waterschap
''„Electra"'', waarvoor het gemaal zal dienst doen, wenschelijk werden
geacht. Door het bestuur van dit waterschap is ten slotte besloten, dat
drie pompwerktuigen zullen worden uitgevoerd, elk voor 950 m<sup>3</sup> per
minuut bij een opvoerhoogte, welke geleidelijk van 0,80 m tot 1,30 m
aangroeit. Bij een opvoerhoogte van 1,75 m zal elk pompwerktuig ten
minste 675 m<sup>3</sup> moeten opbrengen. Er wordt verder van den aanvang
af op gerekend, dat het gemaal nog met een vierde pompwerktuig van
gelijk vermogen zal worden uitgebreid, waardoor de totale opbrengst
dus bijna gelijk zal worden aan die van het gemaal bij Lemmer.


De uitlaatpijp van het slakkenhuis is rechthoekig 1,54 m
==Vijzelpompen (screw-pumps)==
breed, 2 m hoog en gaat geleidelijk over in een horizontale
In het begin van het volgend jaar kreeg ik kennis van de zoogenaamde
pijp, uitgevoerd in gewapend beton, met een monding van
''screw-pumps'', zooals die op groote schaal voor electrisch
5 m x 2 m. Het gemaal heeft dus 8 uitlaat mondingen van deze
gedreven gemalen in het district van de stad New-Orleans in de
afmetingen. Deze zijn niet van keerkleppen voorzien, maar
Vereenigde Staten waren uitgevoerd. Terwijl de centrifugaalpomp een
het spreekt van zelf dat voor alle veiligheid de onderzijde
radiale turbine-pomp is, is de schroefpomp een axiale turbine-pomp.
van de inlaatopeningen van de schoepenraderen hooger is
Het beginsel was wel bekend, maar deze pomp werd tot dusver niet
gelegd dan de hoogste stand, die onder de aller ongunstigste
op groote schaal toegepast en het was de werktuigkundig-ingenieur
omstandigheden ooit in de Zuiderzee kan voorkomen. Wanneer
A.B. Wood, chef der technische werken van de stad New-Orleans,
de pompen leeg zijn, zijn zij dus altijd waterkeerend, ook wanneer
die ze in den vorm van een hevelpomp grondig doorconstrueerde en
de zeesluizen open zijn.
de bijzondere voordeelen in het licht stelde, welke ze in het bijzonder
voor het opvoeren van groote waterhoeveelheden op kleine opvoerhoogten
aanbiedt, vooral wanneer als drijfkracht drie-phasenstroom
wordt gebezigd. De gewoonte in onze taal volgende om een schroef,
welke voor het opvoeren van lasten dient, een vijzel te noemen, heb
ik deze pompen, die volgens mijne overtuiging voor ons land een
groote beteekenis zullen verkrijgen, den naam vijzelpompen gegeven.<ref>De term vijzelpomp voor dit soort pompen is niet breed overgenomen. Dit soort pompen worden tegenwoordig schroefpompen genoemd of specifieker: horizontale schroefpompen (er bestaat tegenwoordig namelijk ook een variant met een verticale as).</ref>


In verband met de groote waterhoeveelheden en de geringe
[[Bestand:Patent; Screwpump AB Wood.jpg|miniatuur|rechtop 1.25|Tekening uit het patent van A.B. Wood voor een screw pump, gedateerd 6 juli 1920. Bron: Wikimedia commons.]]
opvoerhoogte hebben de schoepenraderen meer den vorm van
Op het gebied van groote bemaalingswerktuigen heeft men te New-
een trommel dan van een schijf, zooals aan de pomp waaiers
Orleans niet minder ervaring dan in ons land. Tot dusver had men
van oudere gemalen eigen was. De middellijn, over de toppen
voor de watergemalen van het genoemde stadsdistrikt vijzelpompen
der schoepen gemeten, is 1700 mm, de vrije schoepbreedte aan
met verticale as en centrifugaalpompen toegepast. In de aflevering
den buiten omtrek 2 x 465 = 930 mm. De schoepen zijn van
van Mei 1916 van de verhandelingen van de American Society of
plaatijzer, vastgegoten in de gietijzeren naaf en in de buitenkransen.
Mechanical Engineers<ref>Gregory, W.B. (1916) The evolution of low-lift pumping plants in the gulf coast country. ''The Journal of American Society of
Zij hebben aan de intreezijde een flauwe dubbele
Mechanical Engineers'' (vol 38 iss 5) p359-. Geraadpleegd van: https://archive.org/details/sim_mechanical-engineering_1916-05_38_5/mode/2up</ref>
kromming (Francis-schoepen). Fig. 16 geeft een voorstelling
treft men een lijst aan van de uiteenloopende
van een overeenkomstig schoepenrad van een ander watergemaal,
pompen, die er tot dusver gebruikt werden. Daarop komen o.a.
waarvan een duidelijke foto ter beschikking was.<ref>Voetnoot 4 in oorspronkelijke artikel: Schoepenrad van de centrifugaalpomp van het Dieselgemaal &laquo;Leeghwater&raquo; van den Haarlemmermeerpolder, uitgevoerd door &laquo;Werkspoor&raquo; te Amsterdam.</ref>
14 pompen, elk met een wateropbrengst van 425 m<sup>3</sup> per minuut, voor.
De pomp oefent dus niet uitsluitend een centrifugaalwerking
De nieuwe vijzelpompen met horizontale as bleken nu zulk een
uit, maar ook een schroefwerking; het is niet uitsluitend een
verbetering op te leveren, dat besloten werd de bestaande gemalen met
radiale, maar ook eenigermate een axiale turbine-pomp.
11 zulke pompen, elk voor 960 m<sup>3</sup> per minuut, te vergrooten.


De afwezigheid van keerkleppen, die ik indertijd het eerst
De algemeene inrichting van zulk een hevel-vijzelpomp is vrij
bij het boezemgemaal voor Schieland heb doorgevoerd, brengt
eenvoudig. Een hevelbuis met hare hellende uiteinden, eenerzijds in
mede dat het in gang brengen van de hoofdstoommachine en
het benedenwater, anderzijds in het bovenwater uitmondende, heeft
het volzuigen van de twee bijbehoorende pompen tegelijkertijd
daartusschen een horizontaal gedeelte, waarin het drijvende schoepenrad
moet geschieden, omdat terugheveling niet mag voorkomen. Dit
is aangebracht op een as, die dus eveneens horizontaal is. Het op
volzuigen geschiedt hier zeer snel met behulp van een centralen
te voeren water stroomt eerst door de schuin opgaande zuigbuis, die
verticalen vacuumketel, 1500 mm middellijn en 6 m
zich geleidelijk vernauwt, ombuigt en overgaat in het horizontale
hoog, die door pijpen verbonden is met afsluiters op elk van  
buisgedeelte. In het begin hiervan bevindt zich het genoemde schoepenrad,
de pompen (fig. 3). Uit dezen ketel wordt vooraf de lucht
dat voorzien is van een naaf van vrij groote midclellijn, zoodat
weggezogen door de condensor-luchtpompen en door een  
het water alleen door het ringvormige buitengedeelte heenvloeit. Bij
krachtigen stoom-exhaustor, waarvan er ook twee aanwezig
het passeeren van dit schoepenrad krijgt het water een aanmerkelijke
zijn. De luchtpompen zijn aangesloten door tusschengeschakelde
omtrekssnelheid. Het wordt daarna langs leidschoepen gevoerd,
standpijpen van 14 m hoogte; zij kunnen dus voor dit
waardoor zijn snelheid voor een belangrijk deel in druk wordt omgezet.
bijkomstig gebruik alleen lucht zuigen — geen water, dat
De ringvormige ruimte, waarin deze leidschoepen zich bevinden, gaat
immers brak zou kunnen zijn.
verder geleidelijk over in de afvoerbuis doordat het middelstuk,
peervormig, te niet uitloopt. Deze afvoerbuis buigt daarbij in schuin
neêrgaande richting om, terwijl de middellijn ervan langzaam toeneemt.


De verbindingspijpen van de pompen naar den centralen
De as, waarop het schoepenrad is bevestigd, ondervindt uit den
vacuumketel liggen onder een kleine helling en zijn tangentiaal
aard der zaak een belangrijken einddruk in een richting tegengesteld
aan dien ketel aangesloten. Zoodra de afsluiters op de  
aan die van de waterbeweging; deze druk wordt dooreen kraagblok
pompen en op de groote zuigbochten daarvan geopend worden,  
opgenomen. Men krijgt een denkbeeld van de afmetingen van deze
stroomt eerst lucht, daarna, wanneer de pompen beginnen te  
door Wood geconstrueerde pompen, wanneer men opmerkt, dat hij
werken, een mengsel van lucht en water naar den ketel. Deze
dit kraagblok plaatst binnen de pomp, in de peervormige ruimte,
laatste werkt dan als waterafscheider: het water vloeit
waarvan ik zooeven sprak, en dat deze ruimte bij de pompen volgens
beneden af door een pijp, die onder den zeespiegel uitmondt, en  
zijn systeem te New-Orleans uitgevoerd, een middellijn van 2,44 m
tegelijkertijd wordt het lucht-afzuigen uit den top van den
heeft. Zij is door een toegangskoker aan de bovenzijde toegankelijk
ketel voortgezet. Door deze inrichting is het uitgesloten, dat
en er is dus gelegenheid het kraagblok ook gedurende het bedrijf na
water in de luchtpompen of in de stoom-exhaustor treedt, en
te zien.
geschiedt het aanzuigen der groote centrifugalen binnen
enkele minuten.


<div style="margin: auto; text-align: center;"><ul style="margin: 0;><!--
De voordeelen, welke deze vijzelpompen tegenover centrifugaalpompen
--><li style="display: inline-block; margin: 0.5em; vertical-align: bottom;">[[Bestand:Fig 15.jpg|miniatuur|geen|rechtop=1.21|Fig. 15. Centrifugaalpomp in bewerking.]]</li><!--
opleveren onder de omstandigheden, welke ik reeds noemde,
--><li style="display: inline-block; margin: 0.5em; vertical-align: bottom;">[[Bestand:Fig 16.jpg|miniatuur|geen|rechtop=1.21|Fig. 16. Schoepenrad van het Dieselgemaal &laquo;Leeghwater&raquo; van den Haarlemmermeerpolder, uitgevoerd door &laquo;Werkspoor&raquo;, Amsterdam.]]</li>
namelijk: groote wateropbrengst, kleine opvoerhoogte en drie-phasenstroom
</ul></div>
als drijfkracht, zijnde volgende: Bij constant aantal omwentelingen,
doch afnemende opvoerhoogte, neemt tusschen de grenzen,
die practisch in aanmerking komen, de wateropbrengst slechts weinig
toe. Uit de resultaten der uitvoerige proeven, in het laatst van 1915
door Prof. Creighton met een dezer pompen te New-Orleans
genomen, blijkt, dat bij verandering van de opvoerhoogte van 1,75 tot
0,50 m de opbrengst toenam van 930 m<sup>3</sup> tot 990 m<sup>3</sup> per minuut.


==Olievrij maken voedingswater==
Het nuttig effect, dus de verhouding tusschen waterpaardekrachten
===Introductie===
en effectief-paardekrachten is in het algemeen zeer gunstig en varieerde
Het voedingwater, dat door de reeds genoemde
bij de genoemde opvoerhoogten van 0,77 tot 0,50, terwijl men voor
warmwaterpompjes uit den machinekelder naar het ketelhuis wordt
centrifugaalpompen bij dezelfde opvoerhoogten zeer voldaan zou zijn
gepompt, wordt volkomen bevrijd van de bijgemengde
geweest met een nuttig effect van 0,70 tot 0,35.
cylinderolie, die het uit de oppervlak-condensors meevoert. Deze
nieuwe inrichting, waarvoor onder No. 26846 octrooi is
aangevraagd, zal velen uwer interesseeren.


Laat ik op den voorgrond stellen, dat cylinderolie, zelfs in
Uit deze resultaten van de proeven van Prof. Creighton is af te
kleine hoeveelheden met het voedingwater meegevoerd, altijd
leiden, dat bij dit systeem het vermogen, noodig om de pomp
een punt van groote zorg heeft uitgemaakt bij alle
met constant aantal omwentelingen te drijven, kleiner wordt bij
stoominstallaties met oppervlak-condenstatie; maar sedert men
afnemende opvoerhoogte en wel in dit geval van 470 tot 220 eff. pk.
oververhitten stoom is gaan gebruiken, vraagt deze zaak nog
Is de electromotor dus sterk genoeg om de pomp de vereischte
meer onze aandacht dan vroeger, omdat onvoldoende smering
waterhoeveelheid te doen leveren bij de grootste opvoerhoogte die
van de stoomcylinders nu nog gevaarlijker is geworden dan
voorkomt, dan zal hij niet overbelast worden bij kleinere opvoerhoogten,
bij het gebruik van verzadigden stoom. Vooral is dit het  
hetgeen bij centrifugaalpompen maar al te dikwijls het geval is.
geval bij horizontale machines, waarbij het gewicht van de  
[[Bestand:Collectie overijsel, Bezoek van heren van Electra.jpg|miniatuur|rechtop 2|gecentreerd|De heren van het Waterschap „Electra” op bezoek bij machinefabriek Stork (prof. Dijxhoorn is ook te herkennen op deze foto). Bron: Collectie overijsel.]]
zuigers op den cylinderwand rust.
Verder is het in werking brengen van een electrisch gedreven
vijzelpomp, zelfs van belangrijk vermogen, gemakkelijker dan van
een overeenkomstige centrifugaalpomp en men loopt daarbij geen
gevaar spanningsstooten in het kabelnet te veroorzaken, hetgeen bij
het in gang brengen van een groote electrisch gedreven centrifugaalpomp
wel het geval is. Deze laatste begint namelijk, wanneer het
vereischte toerental is bereikt, op een bepaald oogenblik water te
leveren over den geheelen omtrek van het schoepenrad, waardoor een
plotselinge belastingsvermeerdering van den motor wordt veroorzaakt,
die bedenkelijke gevolgen kan hebben, vooral bij lange toevoerkabels
en hooge spanning. Bij het in werking brengen van een vijzelpomp
van de beschreven constructie daarentegen kan het vullen van de
pomp en daarmede het belasten van den motor gedurende het draaien
zeer geleidelijk geschieden. Met behulp van een vacuümpomp laat men
den waterstand in het horizontale gedeelte van de hevelpijp langzaam
stijgen. Hierdoor wordt het gedeelte van het schoepenrad, dat aan de
werking deelneemt, geleidelijk grooter tot de volle belasting is bereikt.


Er zijn in hoofdzaak drie methoden om bij het gebruik van
Dat de cijfers, die prof. Creighton voor het nuttig effect heeft
cylinder-stoomwerktuigen olievrij voedingwater te verkrijgen,
gevonden, hooger zijn dan die voor centrifugaalporapen onder
namelijk:
overeenkomstige omstandigheden is zeer verklaarbaar. Het water behoeft
# afscheiding van de oliedruppeltjes uit den afgewerkten stoom vóór den condensor;
namelijk niet zoo herhaaldelijk van richting te veranderen als bij een
# afscheiding uit het condensaat-water door dit een warmwaterbak met schotjes te laten passeeren vóór het naar de voedingpomp gaat;
centrifugaalpomp het geval is. ledere richtingsverandering gaat gepaard
# gebruik, van een persfilter in de voedingleiding, waarin het oliehoudend water door filterdoek wordt heen geperst.
met zeker verlies aan drukhoogte tengevolge van schadelijke
weerstanden en deze drukhoogte-verliezen maken, wanneer de nuttige
opvoerhoogte slechts klein is, percentsgewijze veel uit en doen het nuttig
effect dienovereenkomstig dalen.


Met elk van deze methoden kan men het grootste gedeelte
Nu de vijzelpomp zooveel eenvoudiger van vorm wordt dan de
van de olie afscheiden, maar niet alles. Daarom worden dikwijls
centrifugaal, kan men de doortochten voor het water ook ruimer nemen
twee methoden in combinatie gebruikt, aan boord van
zonder dat dit bezwaar voor uitvoering geeft. De schadelijke weerstanden
schepen, vooral de laatste twee.
worden hierdoor verminderd en men wordt daarbij niet aan banden
gelegd door de moeielijkheid, die wij bij centrifugaalpompen zijn
tegengekomen, dat een ruime inlaatopening van het schoepenrad
aanleiding kan geven tot een al te klein toerental van het rad. Bij de
vijzelpomp heeft men hierin vrije hand.


Ook bij dit stoomgemaal is deze combinatie toegepast, maar
===Toepassing van vijzelpompen in Nederland===
de persfiltratie is principieel gewijzigd. Er zijn dus ook hier
[[Bestand:Reclame Stork Scroefpomp.jpg|miniatuur|rechtop=0.75|Affice van Stork ter promotie van de schroefpomp. Bron: Het Geheugen.]]
ruime bakken van de bekende constructie met schotten aanwezig,
Al deze voordeelen van vijzelpompen in aanmerking genomen, meende
waarin het water telkens van den bodem van een compartiment
ik voor het Waterschap ''„Electra”'' aan dit pompsysteem de voorkeur
naar den top van het volgende wordt geleid,
te moeten geven en mijn mede-adviseur juichte het toe, dat hierdoor
waarin het dan weer met geringe snelheid omlaag gaat, zoodat
de eisch van draaistroommotoren met regelbaar toerental kan vervallen.
een gedeelte van de lichtere olie blijft drijven. Op deze wijze
In dien zin luidden dan ook de voorstellen, die wij in Juni 1916
krijgt men, zooals gezegd, wel een groot gedeelte van de olie
deden en welke door het bestuur van het waterschap zijn gevolgd.
er uit; doch wanneer men uit het laatste compartiment een
Na concurrentie tusschen enkele Nederlandsche machinefabrieken werd
monster neemt, vertoont dit nog een witte troebeling en laat
de levering van de installatie met electrisch gedreven vijzelpompen
men dit water een week lang staan, dan blijft het nog altijd
aan de firma Gebr. Stork opgedragen, die daarbij motoren van de
eenigermate „melkachtig". Het resultaat wordt niet noemenswaard
„Heemaf” zal gebruiken. Tusschen de motoren, die 970 toeren per
beter, wanneer men de compartimenten van den afscheidingsbak
minuut zullen maken, en de pompen, die met 53 omwentelingen
vult met cokes, houtwol of ander materiaal,
zullen loopen, komt een dubbele tandradoverbrenging, die door de
dat daarvoor wel gebruikt wordt.
genoemde firma met bijzondere zorg is uitgevoerd met toepassing van
het systeem Alquist, waarop ik thans niet kan ingaan, evenmin als
op andere details, zooals bijvoorbeeld het kraagblok systeem Michell.
Laat ik omtrent dit blok alleen opmerken, dat het niet binnen de
pomp zal geplaatst worden volgens de constructie van Wood, doch er
buiten, zooals eigenlijk ook meer voor de hand ligt.


===Gebruik van een persfilter===
Zoodra de voordeelen van vijzelpompen voor bemalingen bekend
Het gebruik van een gewoon persfilter geeft slechts een
waren geworden, namen verschillende machinefabrieken in ons land de
draaglijk resultaat gedurende den allereersten tijd, wanneer
uitvoering van zulke pompen ter hand. De fabriek „Werkspoor” had
het filterdoek heel nieuw is. De oliedruppeltjes, die onder
zich, al spoedig nadat in Groningen tot toepassing van het systeem
een microscoop gemeten een middellijn van ongeveer een
was besloten, in verbinding gesteld met den ingenieur Wood en heeft
mikron blijken te hebben, gaan spoedig door de poriën van
thans voor een aantal waterschappen vijzelpompen in uitvoering, waarvan
elk filterdoek heen. Uitvoerige proeven, die ik gedurende de
de twee pompen voor het Waterschap ''Vollenhove'', welke door verticale
laatste 10 jaren in het Laboratorium voor Werktuigkunde der
gelijkstroom-stoommachines worden gedreven en die elk 810 m<sup>3</sup> per
T. H. op dit gebied heb genomen<ref>Voetnoot 5 in oorspronkelijke artikel: Zie het Weekblad ''De Ingenieur'' van 9 November 1918, No. 45 blz. 877 vlg.</ref>
minuut zullen opvoeren, wel de voornaamste zijn. Ook Gebr. Stork & Co.
toonden aan dat het resultaat
en de machinefabriek „Jaffa” hebben nog verschillende vijzelpompen
wel beter werd als het water vooraf aan een electrischen
in bewerking.
stroom werd blootgesteld, doch ook deze methode liep op den
langen duur op een teleurstelling uit. Na enkele weken begon
het persfilter weer troebel water te leveren.


Daarna werd in de centrale te Leeuwarden ontdekt, dat het
Dit pompsysteem heeft voor onze bemalingen ongetwijfeld een groote
melkachtige voedingwater beter gefiltreerd kon worden, wanneer
beteekenis. Dat ook daarmede nog wel eenig leergeld zal moeten
bij het electriseeren geen zinkpolen werden gebruikt, doch
betaald worden is te verwachten; doch dit mag niet afschrikken van
aluminiumpolen. Er vormt zich dan aluminiumhydroxyde aan
het betreden van nieuwe wegen.
de negatieve pool en dit eenigszins vlokkige materiaal bleek
een goede filtermassa te vormen. Deze bereidingswijze van
aluminum-hydroxyde was echter te kostbaar. Zij vereischt
een vrij krachtige dynamo-installatie in het gemaal, duur in
exploitatie.


Daarop ben ik tot de volgende oplossing gekomen, die slechts
==Drijfwerktuigen==
uiterst geringe exploitatiekosten meebrengt.
===Zuiggas installaties===
Wat nu de keuze van de drijfkracht betreft, zoo is uit het
voorgaande reeds genoegzaam gebleken hoe innig deze samenhangt met
die van het wateropvoerwerktuig zelf. Beginnenden in de werktuigbouwkunde
meenen wel eens, dat de drijfwerktuigen met het meest
economisch brandstofverbruik onder alle omstandigheden de meest
aanbevelenswaardige zijn. De ervaren ingenieur weet wel, dat dit
volstrekt niet het geval is.


Het melkachtige voedingwater, zooals het uit de
[[Bestand:Humphrey's gas pump (Rankin Kennedy, Modern Engines, Vol V).jpg|miniatuur|rechtop=1.25|links|De Humphrey-pomp op de Brusselsche tentoonstelling van 1910. Winnaar van zowel de prijs voor beste pomp en beste verbrandingsmotor. Bron: Wikimedia Commons.]]
schottenbakken komt, wordt door een gewone filterpers geperst, zooals
Ware het zoo, dan zou men voor alle watergemalen zuiggasmotoren<ref>Een Zuiggasmotor is een interne verbrandingsmotor, vergelijkbaar met een benzine motor, waarbij de brandstof gasvormig is. De brandstof, het zuiggas, wordt gemakt door een vaste brandstof te vergassen. Dit kunnen verschillende vaste brandstoffen zijn meestal worden hiervoor kolen gebruikt. Een typische zuiggas installatie bestaat uit een kolen vergasser een gasreiniging installatie en een verbrandingsmotor.</ref>
in suikerfabrieken en andere chemische industrieën
als drijfkracht moeten invoeren en wel in het bijzonder de Humphrey-pomp<ref>De Humphrey-pomp is een ingenieuze combinatie van een ééncilinder zuiggasmotor en een zuigerpomp, waarbij de zuiger van zowel de motor als de pomp gevormd wordt door het te verpompen water. Omdat de gehele installatie onder het waterniveau van het te verpompen water moet worden opgesteld is een diepe kelder noodzakelijk.</ref>,
gebruikelijk. Om een doelmatige filtermassa in die pers aan te brengen,
het wateropvoerwerktuig, dat op de Brusselsche tentoonstelling
wordt vooraf een oplossing van gewone aluin gemaakt, waarbij
in 1910 zoozeer de aandacht trok en dat is op te vatten als een vierslags-
soda-oplossing wordt gevoegd (1 gewichtsdeel soda op 3
zuiggasmotor, die op de meest directe wijze een pomp drijft. Van deze
gewichtsdeelen aluin). Er ontstaat dan een witte vlokkige
pomp, waarvan belangrijke uitvoeringen in Engeland en in Egypte
neerslag van aluminium-hydroxyde. Wanneer men afziet van het
zijn tot stand gekomen, wordt voor het anthracietverbruik bij een
kristalwater is de reactie in hoofdzaak deze:
opvoerhoogte van 9 m opgegeven; 0,5 kg per wpk-uur. Zij is echter
voor onze bemaling niet toegepast; verschillende andere overwegingen
buiten beschouwing latend, vermeld, ik alleen dat de buitengewoon
diepe fundatie, welke tot dusver bestaande uitvoeringen van deze pomp
vereischen, in ons polderland reeds een afdoend bezwaar oplevert tegen
de toepassing ervan.


: {{math-big|1= ''Al''<sub>2</sub>(''SO''<sub>4</sub>)<sub>3</sub> + 3''Na''<sub>2</sub>''CO''<sub>3</sub> + 3''H''<sub>2</sub>''O'' =}} {{math-big|2''Al''(''OH'')<sub>3</sub> + 3''Na''<sub>2</sub>''SO''<sub>4</sub> + 3''CO''<sub>2</sub>}}
Andere zuiggasmotoren zijn echter veelvuldig voor het drijven van
centrifugalen voor onze polders in gebruik gekomen. De belangrijkste
toepassing is die in het reeds genoemde gemaal van ''„de vier Noorder Koggen”''.
Daar werd bij proeven in 1908 een anthracietverbruik bereikt
van 0,635 kg per wpk-uur bij een opvoerhoogte van 2,79 m.


Hierbij ontwijkt dus een kleine hoeveelheid koolzuur. Het
Nu is men bij zuiggas-installaties in sterker mate afhankelijk van
vlokken-water wordt geleidelijk in het laatste compartiment
de kwaliteit en de grootte der kolen dan bij stoominstallaties. Teneinde
van den schottenbak gegoten en naar de filterpers gepompt,
een gelijkmatige werking van den generator te verzekeren, worden
waarbij de zeer ijle vlokken niet het minste bezwaar voor de
de kolen van vele zuiggasgemalen ter plaatse gezeefd. In vroegere
pompkleppen opleveren. Deze vlokken verdeelen zich nu zeer
jaren werd de kool, die door de zeef viel, niet zelden met de koolasch
gelijkmatig over het oppervlak van het filterdoek.
voor de verbetering van den toegangsweg gebruikt. Gedurende den
kolennood in 1917 en 1918 behoefde men zich dus niet te verwonderen,
wanneer men den toegangsweg naar een zuiggas-gemaal zag opgraven!


Terwijl het warmwaterpompje geregeld blijft doorwerken,
Ik vermeld dit slechts ter illustratie van de opmerking, dat men
gaat men met het bijvoegen van vlokken-water door tot de
voorzichtig moet zijn om bijzonder gunstige verbruikscijfers bij
overdruk in de filterpers is opgeloopen tot bijvoorbeeld 1.5 kg/cm<sup>2</sup>.
proefnemingen met een zuiggas-gemaal als grondslag voor het totale
Wanneer de filterpers op deze wijze voor zijn werk gereed is
brandstofverbruik aan te nemen en U begrijpt, dat ik met deze opmerking
gemaakt, kan deze gedurende geruimen tijd, bijvoorbeeld
in het minst niet bedoel de juistheid der proeven in twijfel te trekken,
gedurende eenige dagen dienst doen, alvorens vernieuwing van
welke deze verbruikscijfers opleverden.
de filtermassa noodig is. Het gefiltreerde water is volkomen
helder zooals goed drinkwater en bevat geen spoor van olie
meer. Hoe grooter het filteroppervlak is hoe beter, maar de
ondervinding heeft geleerd dat het oppervlak voldoende is,
wanneer het 1,3 tot 1,4 m<sup>2</sup> bedraagt per m<sup>3</sup> voedingwater, die
per uur gefiltreerd moet worden. Met andere woorden: de
filtersnelheid mag ongeveer 0,75 m per uur bedragen.


In dit stoomgemaal zijn thans twee filterpersen van 7 m<sup>2</sup>
In de laatste jaren heeft men hier te lande wel geleerd, dat met
oppervlak elk in het ketelhuis opgesteld, welke beide
betrekking tot het accepteeren van brandstoffen van de meest
gelijktijdig in gebruik zijn. Het gefiltreerde water loopt in de
uiteenloopende kwaliteit een stoomketel nog wel de meest plooibare afnemer is,
voedingwaterbakken, waaruit het door een van de twee
tenminste wanneer de ketel voorzien is van een inrichting voor toevoer
Worthington-voedingpompen naar den ketel wordt geperst. Daarbij
van lucht en eventueel ook van stoom onder den rooster.
passeert het reeds genoemden voorwarmer, waarin het wordt
verwarmd door den afgewerkten stoom van voedingpomp en
blaasmachine. Het oliehoudende condensaat-water van dezen
laatsten stoom laat men natuurlijk terugvloeien naar de
warmwaterbakken in den machinekelder.


Bij voorkeur moet men deze filterpersen in continu bedrijf
[[Bestand:Zuiggasgemaal voor De Vier Noorder koggen.jpg|miniatuur|rechtop=1.25|Zuiggasgemaal voor „De Vier Noorder Koggen”. Bron: Technisch Studenten-Tijdschrift 1919 - nr 7.]]
houden of ten minste zorg dragen dat de filtreerende laag
Daar, waar men in de gelegenheid is de beschikbare kolen gedeeltelijk
niet kan uitdrogen, wanneer het filter buiten gebruik is.
in een gasgenerator en gedeeltelijk onder een stoomketel te
Mocht dit eens voorgekomen zijn, dan moet een nieuwe laag
gebruiken, heeft men werkelijk zeer gunstige resultaten bereikt en enkele
filtermassa worden toegevoegd, waartegen geen bezwaar kan
polderbesturen, die over dubbele bemalingswerktuigen beschikken en die
bestaan, want een overdruk van 4 kg/cm<sup>2</sup> kan gemakkelijk
zich hebben ingericht om één centrifugaalpomp door een zuiggasmotor
door de pers worden verdragen.
en een tweede door een stoomwerktuig te drijven, waren gedurende de
jaren van nijpend kolengebrek in betrekkelijk gunstige omstandigheden.


Het gebruik van aluin voor het filtreeren van water is op
Wanneer men het zooeven genoemde kolenverbruik, dat dus voor
zich zelf niets nieuws. Maar ik geloof dat tot dusver geen
een bijzonder zuinig werkend zuiggasgemaal werd geconstateerd, eens
toepassing daarvan was gemaakt in dezen eenvoudigen vorm
zou willen vergelijken met het kolenverbruik, dat met stoomgemalen
voor het filtreeren van voedingwater ten einde daaruit de
kan worden bereikt, dan moeten daarvoor uit den aard der zaak
laatste oliedeeltjes te verwijderen. Dit laatste is voor
overeenkomstige omstandigheden ten opzichte van wateropbrengst en
gebruikers van cylinder-machines, die met oppervlak-condensatie
van opvoerhoogte worden aangenomen. Voor een stoom-centrifugaal
werken, van bijzonder belang, vooral wanneer zij
gemaal van dergelijke groote wateropbrengst als dat van ''„de vier Noorder Koggen”''
oververhitten stoom gebruiken.
en met een opvoerhoogte, welke niet veel van 2,8 m
verschilt, komt men bij toepassing van een zeer modern stoomwerktuig,
werkende met oververhitten stoom, tot een kolenverbruik van
ongeveer 1 kg per wpk-uur, waarbij dan goede stoomkolen met een
verbrandingswarmte (bovenwaarde) van ten minste 7800 calorieën zijn
verondersteld. Helaas zijn zulke moderne stoommachines, als ik hier
aannam, bij onze stoomgemalen geenszins de meest voorkomende.


==Beproeving van de machine-installatie==
===Diesel- en petroleummotoren===
===Wateropbrengst===
De petroleummotoren en meer nog de Diesel- en Brons-motoren
De machine-installatie van het stoomgemaal is na het  
hebben in dit tijdvak ook op het gebied van polderbemalingen veel
gereedkomen aan een zeer uitvoerige beproeving onderworpen.  
ingang gevonden. De toepassing van een Diesel-motor, die voornamelijk
Op 25 Januari 1923 werd in de eerste plaats de wateropbrengst
voor de installaties van groot vermogen in aanmerking komt, zou onder
van de pompen bepaald, den volgenden dag in hoofdzaak het
de zooeven aangenomen omstandigheden een olieverbruik van ongeveer
stoomverbruik van de machines.
0,33 kg per wpk-uur vereischen. Het brandstofverbruik zou dus dezelfde
kosten veroorzaken, wanneer de eenheidsprijs van de kolen het derde
gedeelte bedraagt van die van de gasolie. Diesel-motoren hebben
als drijfwerktuigen voor poldergemalen het voordeel, dat voor het in
gang brengen minder voorbereiding noodig is dan bij een stoomwerktuig.
Wanneer een polder dus plotseling waterbezwaar krijgt, kan zulk een
watergemaal snel in werking worden gebracht en vele maaluren hebben
benut vóórdat de boezem op maalpijl is. Dit is vooral dan van belang,
wanneer verschillende polders uitslaan op een gemeenschappelijken
boezem, die geen ruime waterberging heeft. Dat deze motoren het
nadeel hebben, dat de vereischte brandstof somtijds niet gemakkelijk
of zelfs in het geheel niet op de wereldmarkt is te verkrijgen, hebben
polders, die geheel van een Diesel-gemaal afhankelijk waren, gedurende
de laatste oorlogsjaren op harde wijze moeten ondervinden. Met
teerolie uit de gasfabrieken kan men zich wel eens behelpen, doch
deze was toen ook slechts in uiterst beperkte mate beschikbaar. De
toestand was voor de stoomgemalen evenmin rooskleurig, maar toch
veel gunstiger dan voor de Diesel-gemalen.


Op den eersten dag liepen de machines achtereenvolgens
===Electrische drijfkracht===
met 95, 100 en 105 omwentelingen per minuut, terwijl de  
Wanneer ik bij de onderlinge vergelijking van drijfwerktuigen voor
opvoerhoogte varieerde van 0,561&nbsp;m tot 0,627&nbsp;m. Een grootere
onze polder- en boezemgemalen de electrische drijfkracht het laatst
opvoerhoogte zou meer in overeenstemming zijn geweest met  
noem, dan geschiedt dat alleen om bij de behandeling van dit twintig
de voorschriften van het bestek, maar men moest deze wel
jarig tijdvak niet al te zeer van de historische ontwikkeling af te
accepteeren zooals ze op deze dagen was.
wijken. Twintig jaren geleden was er van electrisch gedreven polderbemaling,
zooals die zich thans heeft ontwikkeld, nog nauwelijks sprake.
Zeker, de installatie voor het drijven van 36 kleine centrifugaalpompen
met een gezamenlijke opbrengst van 261 m<sup>3</sup> per minuut voor het
bemalen van de ''Donge-polders'' was toen onder directie van den
Rijkswaterstaat in aanbouw. Daartoe behoorde een afzonderlijke centrale
nabij Raamsdonkveer, uitsluitend bestemd voor de stroomlevering ten
behoeve van deze bemaling. Meer algemeene toepassing van electrische
drijfkracht op poldergemalen werd echter eerst mogelijk, toen in
verschillende steden centralen tot stand kwamen, waar electrische
drijfkracht in het groot op economische wijze wordt voortgebracht.


De wateropbrengst werd gemeten met behulp van drijvers
[[Bestand:Electrisch gemaal Hazerwoudsche Droogmakerij.jpg|miniatuur|rechtop=1.25|Electrisch gemaal voor de „Hazerwoudsche Droogmakerij”. Bron: Technisch Studenten-Tijdschrift 1919 - nr 8.]]
van Krayenhoff in het lange rechte toevoerkanaal, dat naar
De voordeelen van deze toepassing, zoowel voor de polders als
het stoomgemaal leidt, en tegelijkertijd door middel van  
voor de centralen springen in het oog. Voor de polders: eenvoudige
molentjes volgens Woltmann in dé afzonderlijk gemetselde
inrichting der gemalen, waarbij de kosten van bediening en toezicht
toevoerkanalen van het gemaal, onmiddellijk vóór de  
tot een minimum kunnen worden teruggebracht en de redelijke zekerheid,
zuigopeningen.
dat zij bij plotseling intredend waterbezwaar zonder eenige voorbereiding
in den regel onmiddellijk in werking kunnen gesteld worden,
zelfs in bijzondere tijden van oorlogscrisis of arbeidersmoeielijkheden.
Voor de centralen, die oorspronkelijk in de eerste plaats als
lichtcentralen waren opgezet, opende zich een voordeelig afzetgebied van
krachtstroom buiten de uren van de grootste belasting door licht.
Aanvankelijk maakten de polderbesturen wel eenig bezwaar, dat zij
niet meer zooals tot dusver op ieder uur van den dag zouden mogen
malen, doch dat er ook gesloten uren zouden zijn. Maar na enkele
jaren hebben zij ondervonden, dat dit bezwaar niet groot is. Zoo
wedijverden de verschillende centralen in het uitbreiden van het
poldergebied, dat zij bedienden, vooral in de jaren onmiddellijk vóór
en onmiddellijk na het uitbreken van den oorlog, toen materialen nog
goed te verkrijgen waren. In deze provincie waren het vooral de
centralen van Rotterdam, Delft en Leiden, die door voordeelige
voorwaarden van stroomlevering buiten den door groote lichtlevering
bezetten tijd de uitbreiding van electrische bemaling bevorderden.


Toen de 8 pompen van het gemaal met gelijke snelheid
Op het eerste gezicht moge het niet rationeel lijken de stoomkracht
werkten en de omstandigheden dus over de volle breedte van  
eerst om te zetten in electrischen stroom en dezen daarna door middel
het kanaal gelijk waren, bleek tusschen de waarnemingen
van een electromotor een pomp te laten drijven. Men zou oppervlakkig
volgens beide methoden een zeer bevredigende overeenstemming
meenen, dat het economischer zou zijnde pomp direct door stoom
te bestaan, zooals uit de volgende cijfers blijkt.
te drijven. Wie echter de krachtproductie door middel van de
stoomturbines eener groote modem ingerichte electrische centrale vergelijkt
met die door middel van de machine van een stoomgemaal van
middelbare grootte, overtuigt zich gemakkelijk, dat de totale kosten van
brandstof, arbeidsloon en onderhoud per eff. pk-uur in het eerste
geval slechts een fractie bedragen van de overeenkomstige kosten bij
het stoomgemaal.


{|class="wikitable" style="margin: auto; text-align: center;"
[[Bestand:Pompenkamer Electra.jpg|miniatuur|rechtop=1.25|links|Electrisch aangedreven schroefpompen van het gemaal „Electra” bij Zoutkamp. Bron: Collectie Overijssel.]]
|-
Heeft men een goed ingerichte centrale ter beschikking, die met
! style="vertical-align:top;" | Omwentelingen per minuut.<br/>{{math|''n''}}
het oog op de lichtlevering op de drukste dagen van het jaar reeds
! style="vertical-align:top;" | Opvoerhoogte.<br/>{{math|''h''}}
zoodanig vermogen heeft, dat zij voor de krachtlevering van het
! style="vertical-align:top;" | Wateropbrengst van 1 pomp per minuut.<br/>{{math|''Q''}}
gemaal niet vergroot behoeft te worden, zijnde kabels van het gemaal
! style="vertical-align:top;" | Meetmethode.
niet te lang of te kostbaar of worden deze voor een belangrijk deel
|-
toch vereischt voor stroomlevering aan anderen, dan is een electrisch
| 95 || 0,564 m || 504,0 m<sup>3</sup>/min || molentje.
gedreven gemaal in het voordeel. Als voorbeeld noem ik het reeds
|-
besproken gemaal, dat bij Zoutkamp wordt gebouwd.
| 95 || 0,561 m || 505,5 m<sup>3</sup>/min || drijvers.
|-
| 100 || 0,627 m || 523,8 m<sup>3</sup>/min || molentje.
|-
| 100 || 0,615 m || 523,7 m<sup>3</sup>/min || drijvers.
|-
| 100 || 0,612 m || 525,6 m<sup>3</sup>/min || molentje.
|-
| 105 || 0,619 m || 582,0 m<sup>3</sup>/min || molentje.
|-
| 105 || 0,615 m || 555,3 m<sup>3</sup>/min || drijvers.
|-
|}


Alleen het laatste opbrengstcijfer vertoont een  
Is daarentegen de centrale minder groot, zoodat de aansluiting van
noemenswaardige afwijking en moet - gezien de overeenstemming
een gemaal van groot vermogen bepaald uitbreiding van de centrale
van alle andere waarnemingscijfers - met eenig voorbehoud
zou vereischen, is het gemaal gelegen in een streek waar weinig
worden aangenomen.
afzetgebied van electrischen stroom aan anderen is te verwachten en is het
van zoodanig belangrijk vermogen, dat het de kosten waard is om
het op de meest moderne en economische wijze in te richten, dan
zal men aan een stoomgemaal de voorkeur geven. Deze omstandigheden
deden zich voor, toen voor het gemaal bij Lemmer een keuze
van de drijfkracht moest worden gedaan.


Het gebruikte Woltmann-molentje is in het Laboratorium
Ieder geval op zichzelf vereischt dus een nauwgezette vergelijkende
voor Aerodynamica en Hydrodynamica te Delft met groote zorg geijkt.
voorstudie.


[[Bestand:Fig 17.jpg|miniatuur|upright=1.21|Fig. 17. Grafische bepaling van de constanten {{math|''x''}} en {{math|''y''}} der centrifugaal pompen.]]
Om de kosten van het vereischte stroomverbruik van een electrisch
Op grond van theorie en ervaring zullen de opvoerhoogte {{math|''h''}}.
gemaal te vergelijken met het te verwachten brandstofverbruik van
de wateropbrengst {{math|''Q''}} en het aantal omwentelingen {{math|''n''}} van de
andere gemalen, zou ik evenals te voren het drijven van een groote
centrifugaalpompen voldoen aan een vergelijking van den vorm
centrifugaalpomp voor een opvoerhoogte van ongeveer 2,80 m als basis
willen nemen. Het stroomverbruik zal men daarbij op ongeveer 1,2 KW
per wpk kunnen stellen. Past men inplaats van centrifugaalpompen
vijzelpompen toe, dan zullen, wanneer de verwachtingen daaromtrent
bevestigd worden, de verbruikcijfers enkele percenten gunstiger
uitvallen. Het verschil tusschen beide systemen is, zooals reeds werd
opgemerkt, bij kleine opvoerhoogte belangrijker dan bij die welke wij
hier hebben aangenomen.


:{{math-big|1= ''x h'' + ''y Q''<sup>2</sup> = ''n''<sup>2</sup>}}
Het electriciteitsverbruik breidt zich gestadig uit, zelfs in streken
van ons land, waar men dit enkele jaren geleden allerminst zou hebben
verwacht. Daarbij worden de centralen steeds beter ingericht met het
oog op een economisch bedrijf en zoo verschuiven de omstandigheden
zich gestadig ten gunste van toepassing van electrische drijfkracht.
Zonder twijfel ligt dan ook de toekomst in deze richting, ook voor
onze polder- en boezemgemalen.


Het resultaat van iedere proef kan dus in een rechthoekig
==Afsluitend==
coördinaten stelsel {{math|''X'' ''Y''}} worden voorgesteld door een rechte
Terwijl ik U allen dankzeg voor de aandacht, die U mij hebt willen
lijn. De rechte lijnen, zooals die uit de proeven op
schenken, maak ik nog opmerkzaam, dat ik voor die toehoorderessen
25 Januari en nog één opbrengstproef op 26 Januari 1923
en toehoorders, die van sommige van de bemalingswerktuigen, welke
volgen, zijn in fig. 17 in teekening gebracht.
ik hier heb vermeld, een betere voorstelling willen verkrijgen dan ik
heb kunnen geven, in de zaal hiernaast eenige photografieën, daarop
betrekking hebbende, ter bezichtiging heb gesteld.


Wanneer er geen onnauwkeurigheden in de waarnemingen
==Overdracht rectoraat==
waren, zouden deze lijnen elkander in één punt moeten
Gekomen aan het eind van de taak, die mij drie jaren geleden
snijden, waarvan de coördinaten de waarden van {{math|''x''}} en {{math|''y''}}
werd opgedragen, is het mij een behoefte van deze plaats een woord
aangeven, welke voor alle proeven gelden. In werkelijkheid is er
van oprechten dank uitte spreken voor de medewerking, die ik
natuurlijk eenige afwijking; maar in de figuur kan men de
gedurende mijn rectoraat van Curatoren; van ambtgenooten en verder
plaats van het gemeenschappelijk snijpunt toch voldoende
van allen, die aan deze hoogeschool zijn verbonden, heb mogen
benaderen. Daaruit leest men de waarden van {{math|''x''}} en {{math|''y''}} af:
ondervinden. Het valt niet te ontkennen, dat de beslommeringen,
welke het rectoraat medebrengt, in de oorlogsjaren, welke nu gelukkig
achter ons liggen, wel eens onrustbarende verhoudingen aannamen.
Het heeft mij daarbij echter nooit aan uw aller steun ontbroken.


:{{math-big|1= ''x'' = 7100}} &nbsp; &nbsp; {{math-big|1= ''y= 0,02}}.
[[Bestand:Rector magnificus de Haas.jpg|miniatuur|rechtop=0.75|Prof. dr. M. de Haas, Rector-magnificus 1919 - 1920. Bron: Archief TU Delft.]]
Mijn dank ook aan u studenten en studentessen. Gedurende de
bijzondere omstandigheden der laatste jaren heeft in het academieleven
de luister van vroegere perioden veelal ontbroken; maar het aangename
overleg en de goede samenwerking met u heeft nimmer te
wenschen overgelaten. Moge dit immer eender kenmerken blijven van
onze hoogeschool en gij allen ervan doordrongen blijven, dat het de
grootste voldoening voor de hoogleeraren is, wanneer zij er in slagen
hunne leerlingen te brengen tot een werkelijk grondige en breede
opvatting van de studie.


Dat de vergelijking
:Dr. M. de Haas, Zeer waarde Collega!
:{{math-big|1= 7100 ''h'' + 0,02 ''Q''<sup>2</sup> = ''n''<sup>2</sup>}}
het verband tusschen opvoerhoogte, wateropbrengst en aantal
omwentelingen met bevredigende benadering weergeeft, blijkt
uit de volgende tabel, waarin het aldus berekende aantal
omwentelingen is vergeleken met het waargenomen getal van
de vorige tabel.


{|class="wikitable" style="margin: auto; text-align: center;"
Hare Majesteit heeft U op voordracht van den Senaat tot mijn
|-
opvolger aangewezen. Wij verheugen ons, dat Gij deze taak op U
! style="vertical-align:top; | {{math|''h''}}
hebt willen nemen, omdat niemand betwijfelt, dat zij bij U in goede
! style="vertical-align:top; | {{math|''Q''}}
handen is. Wie van onze ambtgenooten zou onze hoogeschool beter
! style="vertical-align:top; | {{math|''n''}}<br/>Berekend.
kennen in hare verschillende geledingen dan Gij, die reeds 22 jaren
! style="vertical-align:top; | {{math|''n''}}<br/>Waargenomen.
aan Delft zijt verbonden?
! style="vertical-align:top; | Verschil in<br/>percenten.
|-
| 0,564 || 504,0 || 95,3 || 95 || + 0,3
|-
| 0,561 || 505,5 || 95,4 || 95 || + 0,4
|-
| 0,627 || 523,8 || 99,7 || 100 || &minus; 0,3
|-
| 0,615 || 523,7 || 99,3 || 100 || &minus; 0,7
|-
| 0,612 || 525,6 || 99,4 || 100 || &minus; 0,6
|-
| 0,619 || 582,0 || 105,7 || 105 || + 0,7
|-
| 0,615 || 555,3 || 102,6 || 105 || &minus; 2,3
|-
|}


Zoals reeds werd opgemerkt vertoont de laatste drijfproef
Dat de tijd van Uw rectoraat korter zal zijn dan bij Uw voorgangers
een afwijking: doch de overeenstemming tusschen het
het geval was, zult Gij niet betreuren. De krachtige leider
berekende en het waargenomen aantal omwentelingen is voor alle
kan ook in korten tijd veel bereiken.
overige proeven uiterst bevredigend, vooral wanneer men bedenkt
dat dit aantal bij waarnemingen altijd werd
afgerond op een geheel aantal per minuut. Daarom is die laatste
drijfproef verder buiten beschouwing gelaten.


===Stoomproeven===
Moge het jaar van Uw rectoraat een jaar zijn van grooten bloei
Op den volgenden dag, 26 Januari, zijn stoomproeven
voor de Technische Hoogeschool en van groote voldoening voor U zelf.
genomen, telkens met 2 machines, eerst met de machines ''C'' en ''D'',
daarna met de machines ''A'' en ''B''.


De resultaten zijn in de volgende tabel samengesteld.
Met vol vertrouwen draag ik U de waardigheid over.
Hierbij worde opgemerkt, dat de duur van de tweede proef
te kort was. De invallende duisternis belette ze langer voort
te zetten. De omstandigheden wijzigden zich echter zoo
weinig en het geheele regime van de proeven was zóó gelijkmatig,
dat de resultaten gedurende deze korte tweede proef
verkregen toch wel van waarde zijn.


Ten einde de meest betrouwbare eindcijfers te verkrijgen
Wees van harte welkom als onze Rector-Magnificus!
ter vergelijking met die van andere stoomgemalen, zijn in
de laatste kolom enkele middelcijfers uit de vorige kolommen
aangegeven.


{|class="wikitable" style="text-align: center;"
:'''Ik heb gezegd.'''
|-
! style="vertical-align:top; | Stoomproeven op 26 Januari 1923.
! style="vertical-align:top; | Machines<br/>C en D.
! style="vertical-align:top; | Machines<br/>A en B.
! style="vertical-align:top; | Middelcijfers.
|-
| style="text-align: left;" | Duur van de proef || 4 u. 10 m. || 2 u. 15 m. ||
|-
| style="text-align: left;" | Stoomdruk aan de machine-afsluiters
| 10,37&nbsp;kg/cm<sup>2</sup> || 10,68&nbsp;kg/cm<sup>2</sup> ||
|-
| style="text-align: left;" | Stoomtemperatuur aan de machineafsluiters || 319&deg; C. || 303&deg; C. ||
|-
| style="text-align: left;" | Vacuum in condensors || 73,5 cm. || 73,5 cm. ||
|-
| style="text-align: left;" | Omwentelingen per minuut || 100 omw. || 100,3 omw. ||
|-
| style="text-align: left;" | Indicateurvermogen van 2 machines te zamen || 919,2 ipk || 858,4 ipk ||
|-
| style="text-align: left;" | Stoomverbruik van deze machines per uur met inbegrip van dat der hulpwerktuigen en van de condensatie in de stoompijpen
| 3935 kg. || 3811 kg. ||
|-
| style="text-align: left;" | Stoomverbruik per ipk uur || 4,28 kg. || 4,44 kg. || 4,36 kg.
|-
| style="text-align: left;" | Opvoerhoogte van de centrifugaalpompen || 0,455 m. || 0,503 m. || 0,479 m.
|-
| style="text-align: left;" | Opbrengst van 4 pompen, gedreven door 2 stoomwerktuigen per minuut
| 2327,2 m<sup>3</sup>. || 2267,6 m<sup>3</sup>. ||
|-
| style="text-align: left;" | Nuttig vermogen van deze pompen || 235,2 wpk || 253,4 wpk || 244 wpk
|-
| style="text-align: left;" | Stoomverbruik per wpk-uur || 16,72 kg. || 15,04 kg. || 15,88 kg.
|-
| style="text-align: left;" | Totaal nuttig effect: <span style="font-size: initial;">{{sfrac||wpk|ipk}}</span>
| 0,256 || 0,295 || 0,275
|-
|}
 
===Totaal nuttig effect (efficiency)===
Met het zuinige stoomverbruik van 4,86 kg per ipk-uur
zullen wij allen de machinefabriek &bdquo;Jaffa&rdquo; en ook de provincie
Friesland gaarne gelukwenschen. Maar wellicht zijn er
sommigen onder u, wien een totaal nuttig effect <span style="font-size: initial;">{{sfrac||wpk|ipk}}</span> = 0,275
eenigermate teleurstelt.
 
Zoo werd mij onlangs door den heer N.G.&nbsp;Gwynne van de
bekende fabriek van centrifugaalpompen te Hammersmith,
Londen, bij een discussie te Glasgow in The Institution of
Engineers and Shipbuilders in Scotland de juiste opmerking
gemaakt, dat het nuttig effect, indertijd gevonden bij het
stoomgemaal &bdquo;Lynden&rdquo;, van den Haarlemmermeerpolder en
bij het stoomgemaal te Fos (Bouches du Rhône), veel
gunstiger is.
 
De bedoelde stoomcentrifugalen zijn indertijd door de firma
J. ;en H. Gwynne geleverd en in 1894 door wijlen ons medelid
A.C.J. Vreedenberg met zijn bekende groote nauwgezetheid
beproefd.
 
De resultaten, die de heer Gwynne noemde, zijn de volgende;
ik voeg die van &bdquo;Lemmer&rdquo; ter vergelijking er bij, alsook die
van het schroefpompgemaal &bdquo;Electra&rdquo;, nabij Zoutkamp.
* Stoomgemaal Lynden: opvoerhoogte 14,97 voet of 4,563 m; totaal nuttig effect: <span style="font-size: initial;">{{sfrac||water-pk.|ind. pk.}}</span> = 0,657.
* Stoomgemaal Fos: opvoerhoogte 4,523 voet of 1,379 m; totaal nuttig effect: <span style="font-size: initial;">{{sfrac||water-pk.|ind. pk.}}</span> = 0,540.
* Stoomgemaal Lemmer: opvoerhoogte 0,479 m; totaal nuttig effect: <span style="font-size: initial;">{{sfrac||water-pk.|ind. pk.}}</span> = 0,275.
* Electr. gemaal Zoutkamp: opvoerhoogte 1,117 m; totaal nuttig effect: <span style="font-size: initial;">{{sfrac||water-pk.|ind. pk.}}</span> = 0,537.
 
Laten wij nu aannemen, dat het mechanisch nuttig effect
van het stoomwerktuig in deze gevallen geweest is
:<span style="font-size: initial;">{{sfrac||effect p.k.|ind. pk.}}</span> = 0.9
en het nuttig effect van de motoren van het electrisch gemaal
bij Zoutkamp met tandradoverbrenging
:<span style="font-size: initial;">{{sfrac||effect p.k.|ind. pk.}}</span> = 0.93
hetgeen niet ver van de waarheid kan zijn, dan vinden wij
het volgende nuttig effect van de pompen alleen:
* Centrifug. pomp Lynden: <span style="font-size: initial;">{{sfrac||w.p.k.|eff. p.k.}} = {{sfrac||0,657|0,9}}</span> = 0,73.
* Centrifug. pomp. Fos: <span style="font-size: initial;">{{sfrac||w.p.k.|eff. p.k.}} = {{sfrac||0,540|0,9}}</span> = 0,60.
* Centrifug. pomp Lemmer; <span style="font-size: initial;">{{sfrac||w.p.k.|eff. p.k.}} = {{sfrac||0,275|0,9}}</span> 0,306.
* Centrifug. Zoutkamp: <span style="font-size: initial;">{{sfrac||w.p.k.|eff. p.k.}} = {{sfrac||0,537|0,93}}</span> = 0,577.
 
Dit beteekent, in verband met de onderscheiden opvoerhoogten,
dat bij deze pompen aan schadelijke weerstanden
de volgende weerstandshoogten<ref>Voetnoot 6 in oorspronkelijke artikel: Bij het opstellen van deze cijfers voor de weerstandshoogten had ik in mijn voordracht te Lemmer een vergissing begaan, waarop de heer ir. J.F. Ligtenberg bij de daarop gevolgde discussie opmerkzaam heeft gemaakt. Hier zijn nu de juiste waarden voor de schadelijke weerstandshoogten gegeven.</ref>
verloren zijn gegaan:
* Lynden  <span style="font-size: initial;">{{sfrac||0,27|0,73}}</span> &times; 4,563 = 1,688 m.
* Fos <span style="font-size: initial;">{{sfrac||0,40|0,60}}</span> &times; 1,379 = 0,919 m.
* Lemmer <span style="font-size: initial;">{{sfrac||0,694|0,306}}</span> &times; 0,479 = 1,086 m.
* Zoutkamp <span style="font-size: initial;">{{sfrac||0,423|0,577}}</span> &times; 1,117 = 0,819 m.
 
Uit deze cijfers blijkt dat werkelijk de schadelijke
weerstanden van de centrifugaalpompen van &bdquo;Lemmer&rdquo; iets grooter
zijn dan die van &bdquo;Fos&rdquo;, waarbij in aanmerking moet worden
genomen dat de toevoer- en afvoerpijpen van het groote
stoomgemaal &bdquo;Lemmer&rdquo; uit den aard der' zaak veel langer zijn dan
die van het zeer kleine stoomgemaal van Fos.
 
De oorzaak van de groote schadelijke weerstandshoogte,
die wij voor de oorspronkelijke centrifugaalpomp van het
gemaal &bdquo;Lynden&rdquo; becijferden, is onlangs door de interessante
proeven van ir.&nbsp;J.Gr.&nbsp;Bijl tot het vinden van een gunstiger
vorm voor de afvoerbuis van die pomp duidelijk aan het licht gekomen.<ref>Voetnoot 7 in oorspronkelijke artikel: ''De Ingenieur'', No. 52 van 27 December 1924, blz. 1035, vlg.</ref>
 
Dat de schroefpompen van het gemaal &bdquo;Electra&rdquo; bij
Zoutkamp minder schadelijke weerstandshoogte zouden opleveren
dan de centrifugaalpompen, waarmede zij hier zijn
vergeleken, was te verwachten in verband met het geringere aantal
bochten dat het water in een schroefpomp heeft te maken in
vergelijking met een centrifugaalpomp.
 
Het is duidelijk dat bij de zoo kleine opvoerhoogte van
minder dan 0,5&nbsp;m, zooals die zich op den dag van de beproeving
te Lemmer voordeed, zelfs een kleine schadelijke
weerstand aanleiding geeft tot een laag cijfer voor het nuttig
effect der pompen. De gelegenheid om de proeven te Lemmer
nog eens te herhalen bij een grootere opvoerhoogte zal, naar
ik hoop, nog wel eens voorkomen. Het is met grond te
verwachten, dat bij een opvoerhoogte van 1&nbsp;m, waarvoor de
pompen geconstrueerd zijn, een hoogst bevredigend cijfer voor
het nuttig effect zal worden gevonden.
 
De Machinefabriek &bdquo;Jaffa&rdquo; kan intusschen over de
resultaten tot dusver bereikt met de belangrijke door haar
gebouwde machine-installatie volkomen tevreden zijn.


==Bronnen, noten en/of referenties==
==Bronnen, noten en/of referenties==
<references/>
<references/>
<br/>
[[Category:Publicaties]]

Versie van 19 feb 2023 16:07

Professor Dijxhoorn is in de periode 1916 - 1919 Rector-magnificus geweest van de Technische Hoogeschool Delft (nu bekend als de Technische Universiteit Delft). Bij de overdracht van het rectorschap aan zijn opvolger gaf hij een lezing die bewerkt is tot deze wiki pagina.

De tekst van deze wiki pagina is gebaseerd op de uitgeschreven tekst van de lezing zoals afgedrukt in het Jaarboek van de Technische Hoogeschool Delft uit 1910.[1] De lezing is indertijd ook afgedrukt in De Ingenieur nummer 38 van 1919,[2] en in twee delen in het Technisch studenten-tijdschrift uit 1919 in nummers 7 en 8.[3]

Bij het omzetten van de tekst naar deze wikipagina is er een hoofdstukken structuur toegevoegd, dit om de leesbaarheid te vergroten.

Op het einde van zijn lezing verteld professor Dijxhoorn dat hij in de naastgelegen zaal verschillende foto's ter bezichtiging heeft gesteld. Dit zodat zijn toehoorders zich een betere voorstelling kunnen maken van de bemalingswerktuigen die hij in zijn lezing behandeld heeft. Geheel in deze gedachte zijn er diverse afbeeldingen bij de tekst gezocht en in de tekst opgenomen.



De Werktuigen voor het bemalen van onze Polders en Boezems gedurende de laatste twintig jaren.

Rede, uitgesproken op Maandag 15 September 1919, door Prof. J.C. Dijxhoorn, w.i., bij de overdracht van de waardigheid van Rector-magnificus aan Prof. dr. M. de Haas.

Introductie

Prof. ir. J.C. Dijxhoorn, Rector-magnificus 1916-1919. Bron: Archief TU Delft.
Dames en Heeren, die door Uwe tegenwoordigheid een blijk van belangstelling geeft in de Technische Hoogeschool, Hooggeschatte Toehoorderessen en Toehoorders.

Nagenoeg 20 jaren geleden mocht ik bij het openen van mijn lessen als hoogleeraar aan de Polytechnische School [4] de aandacht van mijne toehoorders o.a. bepalen bij enkele hoofdeigenschappen van centrifugaal- pompen in den vorm, waarin deze voor polder- en boezemgemalen werden uitgevoerd, en bij de omstandigheden, waaronder deze pompen bij voorkeur moeten werken om daarmede het hoogste nuttig effect te bereiken.

In de constructie van centrifugaalpompen voor de genoemde bemalingen zijn sedert dien tijd verschillende verbeteringen aangebracht en de grootte van de uitvoeringen is in buitengewone mate toegenomen. Daarnaast zijn in den laatsten tijd ook andere wateropvoerwerktuigen voor hetzelfde doel in gebruik gekomen, en zoo kwam het mij voor, dat ik de aandacht van mijne hoorders in dit uur zou mogen vragen voor „De werktuigen voor het bemalen van onze polders en boezems gedurende de afgeloopen 20 jaren.”

Staat U mij dan toe, dat ik eerst Uwe aandacht bepaal bij de ontwikkeling van de voornaamste bemalingswerktuigen zelf gedurende dit tijdperk, waarbij de machines, die ze drijven, niet buiten bespreking kunnen blijven, en dat wij daarna nog eenige oogenblikken in het bijzonder bij deze drijfwerktuigen stilstaan en bij de omstandigheden, welke de keuze van de drijfkracht bepalen.

Bemalingswerktuigen en de machines die ze drijven

Schepradgemalen

Schepradgemaal Zeeburg, bouwjaar 1879. Dit gemaal loost water uit de grachten van Amsterdam op het IJ. Bron: Stadsarchief Amsterdam.

Schepradgemalen van eenig belang zijn in dit tijdvak niet meer gebouwd. De kosten van aanleg en onderhoud van deze gemalen zijn tegenover die van centrifugaalpompgemalen van gelijk vermogen te groot. Het voordeel van een iets grooter nuttig effect bij zeer kleine opvoerhoogten weegt tegen dit nadeel niet op, en gaat trouwens voor de installatie in zijn geheel genomen verloren, tengevolge van het betrekkelijk kleine aantal omwentelingen, dat nu eenmaal voor een scheprad wordt vereischt. Men kan dit wel vergrooten door de verbeterde schoepconstructie van den civiel-ingenieur Paul toe te passen; doch meer dan 7 omwentelingen per minuut kan men ook daarmede niet bereiken.

Detail van de schepraderen van gemaal Zeeburg. Bron: Stadsarchief Amsterdam.

Met het oog op de bezwaren, verbonden aan een tandradoverbrenging met sterke verhouding, legde men zich voor de stoommachines, die als drijfwerktuigen voor een schepradgemaal vrijwel uitsluitend in aanmerking komen, bij een kleiner aantal omwentelingen neer dan men voor deze zou hebben gewenscht. Het nadeel, dat hieruit voor het totale nuttig effect voortvloeide, was grooter dan de geringe winst, die het wateropvoerwerktuig zou hebben opgeleverd.

Het eenige mij bekende schepradgemaal, dat niet door stoommachines, maar door electromotoren wordt gedreven, is het gemaal „Zeeburg", dat tot 1916 geregeld in gebruik was voor de waterverversching van de stadsgrachten van Amsterdam. De acht groote schepraderen van dit gemaal werden oorspronkelijk, twee aan twee, door vier stoomwerktuigen in beweging gebracht. Deze zijn in de jaren 1907 tot 1913 achtereenvolgens door electromotoren vervangen.[5]

Vijzels

Poldermolen, in 1836 omgebouwd van scheprad-naar vijzelmolen. Bron: Noord-Hollands Archief.

Vijzels, waarvoor men in de noordelijke provinciën van ons land steeds voorliefde heeft gehad, moesten ook dáár, wat de meer belangrijke gemalen betreft, het veld ruimen voor centrifugaalpompen om overeenkomstige redenen als zooeven voor schepraderen werden genoemd, zij het ook dat deze redenen voor vijzels in minder sterke mate gelden. Voor kleine bemalingen gaf echter het toenemend gebruik van windmotoren tot vermeerderde toepassing van vijzels aanleiding.

Was de Hollandsche windmolen namelijk gedurende meer dan twee eeuwen een voorbeeld geweest van een voortreffelijk geconstrueerd drijfwerktuig, zoo kan niet worden ontkend, dat men in de 19e eeuw hier te lande bleef teren op ouden roem en niet met zijn tijd bleef meegaan.

De Hollandsche windmolen immers is duur in aanleg en zwaar van constructie, ook wat het loopende werk aangaat. Dit laatste heeft het groote nadeel, dat een windsnelheid van 8 of 9 m per seconde noodig is om den molen te doen werken en dat het aantal maaldagen per jaar dus zeer beperkt is.

Zoogenaamde Amerikaansche windmotoren, echter meestal in Duitschland gefabriceerd, werden voor het behandelde tijdvak voor bemaling van kleine polders meer en meer toegepast en zijn voor zulke polders, wanneer de opvoerhoogte en de kwel klein en de waterberging betrekkelijk groot zijn, wel op hun plaats. De firma R. S. Stokvis & Zonen bracht den Duitschen „Hercules”- windmotor in zoodanigen doelmatigen vorm, dat hij voor de bemaling van kleine polders onder genoemde omstandigheden geschikt was. Daar deze windmotoren wellicht niet zoo algemeen bekend zijn als zij verdienen, zij het mij vergund er eenige woorden aan te wijden.

Stoomgemaal De Cruquius uit 1849 is een voorbeeld van een gemaal met zuigerpompen. Bron: Stadsarchief Amsterdam.

Door doelmatige constructie en ruime toepassing van kogelblokken voor de assen is de eigen wrijving van het werktuig zoodanig verminderd, dat een windsnelheid van 3 à 4 m per seconde reeds voldoende is om het in beweging te brengen. Daar over een geheel jaar genomen gedurende gemiddeld 48% van den tijd de windsnelheid tusschen 4 en 8 m per seconde bedraagt, wordt hierdoor het aantal maaluren per jaar aanmerkelijk grooter dan dat van een ouden Hollandschen windmolen.

Herkules windmotor van Waterschap de Kloosterpolder "de reus van de Kleasterpolder", bouwjaar 1913.[6] Bron: MolenDatabase.net.

Als wateropvoerwerktuig is de vijzel in dit geval als aangewezen. Men wenscht namelijk een werktuig, waarvoor bij stijgend aantal omwentelingen een drijvend koppel vereischt wordt, waarvan het moment slechts in geringe mate toeneemt. Hieraan voldoet een centrifugaalpomp niet. Deze voert bij toenemend toerental meer water op en vereischt daartoe ook een veel grooter drijvend koppel. Een zuigerpomp, die een vrijwel constante drijfkracht zou vereischen, heeft voor de kleine opvoerhoogten, die hier in aanmerking komen, te veel eigen wrijving, dus een te slecht nuttig effect. Bovendien wenscht men, dat ook bij een zwakken wind (van b.v. 5 m per seconde) gemalen kan worden, al is het drijvend koppel, dat uitgeoefend kan worden, dan ook gering. Van alle wateropvoerwerktuigen, die in aanmerking komen, voldoen alleen het scheprad en de vijzel aan dezen eisch, dank zij het lekken langs de schoepen, dat bij een klein aantal omwentelingen de opgevoerde waterhoeveelheid sterk doet afnemen en bij een toenemend aantal omwentelingen betrekkelijk weinig invloed heeft. Ten slotte is de vijzel wegens de rustiger werking, het kleiner gewicht en het grooter aantal omwentelingen per minuut in dit geval doelmatiger dan het scheprad.

Men is er in geslaagd den windmotor geheel zelfwerkend te maken, zoodat geen andere bediening noodig is dan het vullen van de oliepotten en het stilzetten van den motor, als de polder op peil is gekomen. Dank zij een vrij groote staartvaan stelt de motor zich zelf in bij wisselende windrichting. Maar men zou zich vergissen, wanneer men meende, dat de horizontale projectie van de asrichting van het windrad nu altijd met die windrichting zou overeenkomen. Dit is namelijk alleen bij zwakken wind het geval. Door een vernuftige inrichting, waarvan de beschrijving mij thans te ver zou voeren en zonder teekeningen ook niet wel mogelijk zou zijn, wijkt de as van het windrad meer af van de windrichting naarmate de windkracht toeneemt, zoodat ze bij stormweder loodrecht daarop staat, waardoor dan de motor geheel buiten werking is gesteld.

Dergelijke windmotoren nu zijn in de afgeloopen twintig jaren voor de bemaling van talrijke kleine polders uitgevoerd, voornamelijk in Friesland, doch ook wel in Groningen en in Noord-Holland, zoodat thans 21.000 ha in Nederland door zulke motoren worden bemalen. De grootste uitvoering ervan is die voor den „Kloosterpolder” te Ried bij Franeker met een oppervlakte van 1000 ha, welke bemalen wordt dooreen motor met een windrad van 15 m middellijn in verbinding met een vijzel van 1,80 m middellijn. Van deze installatie wordt als maximum opbrengst opgegeven 65 m3 per minuut bij een opvoer- hoogte van 1,30 m, hetgeen overeenkomt met nagenoeg 19 wpk.

Centrifugaalpompen

Voor kleine uitvoeringen moge dus de vijzel toepassing hebben gevonden, bij meer belangrijke bemalingen zijn in het tijdvak, dat ons bezighoudt, centrifugaalpompen verreweg het meest in gebruik genomen.

Stoomgemaal Het Grootslag II te Broekerhaven, bouwjaar 1913, capaciteit 200 m3 per minuut.[7] Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Hoewel er nu vóór dien tijd vele centrifugaalpompen in ons land waren vervaardigd voor allerlei toepassingen aan boord van schepen, waarbij in het bijzonder die aan boord van zandzuigers dikwijls een belangrijk vermogen vertegenwoordigden, werden toch destijds de meeste centrifugaalpompen voor de bemaling van onze polders in het buitenland uitgevoerd. Engelsche en Belgische machinefabrieken vonden in de Nederlandsche polders dikwijls een voordeelig afzetgebied, terwijl de Nederlandsche machinefabrikanten zich maar al te dikwijls lieten afschrikken door de zware garanties betreffende wateropbrengst en nuttig effect, welke in den regel aan zulke leveringen werden verbonden.

Onder de ervaren constructeurs, die destijds in de Nederlandsche machinefabrieken met de leiding van de constructie-bureaux waren belast, waren er slechts bij hooge uitzondering, die de studie aan de Polytechnische School te Delft of elders hadden gevolgd. De meeste behoorden tot die stoere werkers, die zich geheel door eigen kracht tot hun zeer verantwoordelijke betrekking hadden opgewerkt.

Nu is het zeer verklaarbaar, dat dezen zich, wat de mechanica betreft, wel goed konden inwerken in de statica, de kinematica en dat gedeelte van de toegepaste mechanica, dat veelal de leer der bouwconstructiën wordt genoemd, doch dat het voor hen moeilijker was in de dynamica en nog wel in de hydro-dynamica zoodanig vasten grond te verkrijgen, dat zij daarop konden voortbouwen tot verbetering der centrifugaalpompen. Engelsche of Belgische constructeurs, van wie men zeker niet kan zeggen, dat zij beter waren onderlegd dan hunne Nederlandsche collega’s, verstonden dikwijls beter de kunst om, wanneer het bij de aflevering nu eens aan een volledige vervulling der voorwaarden haperde, dan toch tot een afwikkeling te komen, waarbij de besteller zich neerlegde.

In dit alles is in deze 20 jaren groote verandering gekomen. De werktuigkundig-ingenieurs van Delft vonden langzamerhand in vele Nederlandsche machinefabrieken plaatsing. Dit had indirect ook invloed op de oudere constructeurs, die als het ware door de jongere werden aangevuurd en minder dan voorheen tegen de geëischte garantie-cijfers opzagen. Er kwam meer durf in de Nederlandsche machinefabrieken. Het inzicht in den aard van de werking der centrifugaalpompen drong in werktuigkundige kringen meer door, ook in verband met vele buitenlandsche, vooral Duitsche boeken, die op dit gebied verschenen.

  • Stoomgemaal te Echten. Bouwjaar 1913. Bron: Collectie overijsel.
  • Machinekamer stoomgemaal Echten. Gelijkstroom Stork-Stumpf stoommachine, n = 2000 omw/min, 210 IPK.[8] Bron: Collectie overijsel.

Zoo werden dan vele belangrijke pompinstallaties door verschillende Nederlandsche machinefabrieken uitgevoerd. Wanneer ik mij om de lijst niet te lang te maken eens bepaal tot pompen met een wateropbrengst van 200 m3 per minuut of meer, dan kan ik noemen de centrifugaalpompen voor het Waterschap Schouwen en den Polder „het Grootslag”, welke door direct gekoppelde stoomwerktuigen werden gedreven, en die van het Heemraadschap van „de Strijkmolens van de Niedorper Kogge” en van het watergemaal „Leeghwater” van den Haarlemmermeerpolder, welke door Diesel-motoren worden bewogen.[9] Elke van deze centrifugaalpompen levert 250 tot 300 m3 per minuut. Zij werden alle door de fabriek „Werkspoor” te Amsterdam uitgevoerd.

De machinefabriek van Gebr. Stork & Co. te Hengelo bouwde centrifugaalpompen voor den Echtener Veenpolder, het Noorderstoomgemaal bij Keizersveer, den Zuidplaspolder en het Waterschap Appeltern, welke alle een wateropbrengst van 200 tot 250 m3 per minuut hebben en door stoomwerktuigen worden gedreven.

  • Machinekamer van stoomgemaal De Tuut in Appeltern. Bron: Collectie overijsel. Voor meer informatie zie de website van Stoomgemaal De Tuut.
  • De bemalingsinstallatie voor het Noorderstoomgemaal bij Keizersveer in opbouw in de fabriek van Stork Hengelo. Bron: Collectie overijsel.

De machinefabriek „Jaffa” te Utrecht voerde twee pompen uit voor 't Land van Maas en Waal, en één voor het Waterschap Hommerts, alle gedreven door gelijkstroom-stoommachines, en voor den Polder „Het Grootslag”, gedreven door een Diesel-motor. Dit zijn alle pompen met een wateropbrengst van 200 tot 270 m3 per minuut. Verder leverde deze fabriek de pomp voor „de vier Noorder Koggen” [10], welke niet minder dan 400 m3 per minuut levert en door een zuiggasmotor wordt gedreven.

De Koninklijke Machinefabriek voorheen E.H. Begemann te Helmond leverde o.a. een pomp voor den Polder „den Hitsert” nabij Zuid- Beyerland, gedreven door een Diesel-motor, en twee pompen voor de waterverversching te ’s-Gravenhage, gedreven door electro-motoren met riemoverbrenging. Dit zijn pompen voor nagenoeg 240 m3 per minuut.

Ik vermeld deze pompen met belangrijke wateropbrengst om een denkbeeld te geven van hetgeen onze Nederlandsche machine-industrie op dit gebied voortbrengt. Om niet te uitvoerig te worden laat ik de bijbehoorende opvoerhoogten nu maar achterwege.

Wanneer men deze centrifugaalpompen vergelijkt met die van een vorige periode, dan vindt men dat het werkende deel van de pomp, veelal de waaier genoemd, van alle onderdeden der pomp wel de grootste vervorming heeft ondergaan en bij deze moderne polderpompen voor groote wateropbrengst de gedaante van een schoepentrommel heeft gekregen. De redenen van deze vervorming zijn de volgende:

Centrifugaalpomp voor „de Vier Noorderkoggen” 400M3 p. minuut.[11]

De verlangde wateropbrengst per minuut is zóó groot geworden, dat men, al bleef men nu vrijwel zonder uitzondering dubbele, symmetrische zuigbuizen gebruiken, toch voor deze buizen tot middellijnen kwam, die slechts weinig kleiner zijn dan die van het schoepenrad, hetwelk immers voor de kleine opvoerhoogten, die voor deze bemalingswerktuigen in aanmerking komen, slechts van beperkte grootte kan zijn. Een enkel voorbeeld moge dit duidelijk maken. Van de genoemde pompen heeft die van de „Leeghwater” verreweg de grootste opvoerhoogte, namelijk 5,10 m. De twee zuigbochten, in dit geval in één stuk met de pomp gegoten, hebben aansluitingsopeningen van 1050 mm, het schoepenrad een uitwendige middellijn van 1200 mm. Het water, dat langs den omtrek van de zuigbocht in de pomp treedt, legt dus in dit geval gedurende het passeeren van het schoepenrad een weg af, waarvan de radicale componente slechts 75 mm bedraagt.

Teneinde al het water, dat het schoepenrad passeert, zooveel mogelijk den weg te laten volgen, die door den ontwerper wordt bedoeld, wordt het aantal schoepen grooter aangenomen dan vroeger, toen het in den regel zes bedroeg. Thans wordt het voor deze groote pompen in den regel zoodanig gekozen, dat de steek van de schoepen, aan den radomtrek tusschen 300 en 400 mm bedraagt. Door het grooter aantal schoepen, dat nu in vele gevallen 12 of 16 bedraagt, wordt het verschil, dat voor elk punt van de schoep bestaat tusschen den waterdruk aan de voorzijde en die aan de achterzijde, minder groot. Dit levert een voordeel op door het verminderen der warrelingen, die aan de schoeptoppen door dit drukverschil ontstaan.

Vermeerdering van het aantal schoepen vestigde als vanzelf de aandacht op de wenschelijkheid om de schoepen dun te houden. Het lag voor de hand ze in plaatijzer uit te voeren en ze dan aan de eene zijde in de gietijzeren naaf, aan de andere zijde in een der buitenkransen vast te gieten. De moeilijkheden om dit op deugdelijke wijze uit te voeren werden geleidelijk geheel overwonnen.

F. Neumann had in zijn bekend werkje, die Zentrifugalpumpen, de constructie van dubbel gebogen schoepen, die bij waterturbines, met name bij die van Francis, veelvuldig waren toegepast, ook voor centrifugaalpompen uitgewerkt. Voor centrifugaalpompen van groote afmetingen werden de plaatijzeren schoepen nu door de Nederlandsche machinefabrieken aldus gemaakt, dat zij op een nauwkeurig uitgevoerde gietijzeren zadel als mal in den juisten vorm werden geperst.

Waaier met as van de centrifugaalpomp voor „de Vier Noorderkoggen”.[11]

De breedte van de schoepenraderen werd in verband met groote wateropbrengst per minuut dikwijls zeer aanmerkelijk. Bij de „Leeghwater” met een radmiddellijn van 1200 mm is de totale radbreedte bijv. 1020 mm, bij „de vier Noorder Koggen” zijn deze afmetingen 1600 en 1590 mm. Het rad krijgt dus werkelijk, zooals ik reeds zeide, het karakter van een schoepentrommel.

Schoepentrommel voor de Centrifugaalpomp van „De Niedorper Kogge”. Bron: Technisch Studenten-Tijdschrift 1919 - nr 7.

Leidschoepen worden bij deze pompen voor bemaling niet toegepast. Ongetwijfeld zou men door ze wel te gebruiken het nuttig effect onder normale omstandigheden eenigermate kunnen vergrooten; doch dit stuit af op het bezwaar, dat de werkelijke opvoerhoogte dikwijls sterk afwijkt van de normale, hetgeen dan aanleiding geeft tot verandering van de wateropbrengst en in den regel ook een wijziging van het aantal omwentelingen per minuut medebrengt. Nu kan de uitvoering van leidschoepen slechts juist zijn voor één stel bijeenbehoorende omstandigheden. Wanneer de opvoerhoogte in belangrijke mate afwijkt van de normale, zouden leidschoepen vermeerdering van schadelijken weerstand veroorzaken en juist bij centrifugaalpompen blijkt deze ongewenschte nevenomstandigheid van grooten invloed te zijn. De verleiding om leidschoepen toe te passen is trouwens ook uiteen practisch oogpunt niet groot in verband met gevaar van verstopping door planten en andere voorwerpen, die het krooshek niet mocht hebben tegengehouden. Het achterwege laten van leidschoepen brengt mede, dat het nuttig effect van de pomp als zoodanig niet veel boven 0,67 kan stijgen en eischt verder in nog sterker mate dan bij pompen met leidschoepen het geval is, dat het aantal omwentelingen wordt aangepast aan wisselende opvoerhoogte. Dit laatste levert geen moeilijkheden op voor centrifugalen, welke door stoomwerktuigen worden gedreven en ook dáár waar verbrandingsmotoren worden gebruikt, is aan dezen eisch wel te voldoen; maar het bezwaar kan zeer groot worden, wanneer electrische drijfkracht wordt gebruikt en in het bijzonder wanneer drie-phasenstroom wordt toegepast. In sterke mate heeft men dit ondervonden bij de tijdelijke bemalingsinrichtingen voor Waterland, welke bij Uitdam en bij Monnikendam zijn opgesteld na de overstrooming van een gedeelte van Noord-Holland in den nacht van 13 op 14 Januari 1916. Nu wij hier belangrijke bemalingsinrichtingen behandelen, mogen wij zeker niet nalaten met een woord van hulde de bijzondere voortvarendheid te herdenken, waarmede de fabriek „Werkspoor” toen deze pompinstallaties, welke gemiddeld ongeveer 2000 m3 water per minuut hebben opgevoerd, in den tijd van vier à vijf weken na bestelling heeft geleverd en bedrijfsvaardig opgesteld.

Nieuwe gemalen voor de provincies Groningen en Friesland

Hoewel ik mij heden in hoofdzaak wilde beperken tot bemalingswerktuigen, welke reeds in bedrijf zijn, zij het mij vergund een uitzondering te maken ten opzichte van twee zeer uiteenloopende watergemalen, welke binnenkort in werking zullen worden gesteld, die bestemd zijn voor een belangrijk grootere wateropbrengst dan tot dusver door eenig polder- of boezemgemaal in ons land wordt geleverd en waarvoor de besturen van onze twee Noordelijkste provinciën bij de keuze der werktuigen, het algemeen ontwerp en de uitvoering mijn adviezen wel hebben willen volgen. Deze gemalen leveren merkwaardige voorbeelden hoe de keuze van de meest geschikte bemalingswerktuigen zich onder den invloed van de omstandigheden en de snelle ontwikkeling van de techniek in den loop van betrekkelijk weinig jaren kan wijzigen.

Ik veroorloof mij nu in de eerste plaats Uw aandacht te vragen voor de werktuigen van het stoomgemaal, dat voor de verbetering van de waterloozing van Friesland’s boezem wordt gebouwd nabij Lemmer, aan de Teroelster Kolk, en hoop straks nog gelegenheid te hebben U van het tweede gemaal, dat nabij Zoutkamp in de provincie Groningen wordt gesticht, het een en ander mede te deelen.

Gemaal aan de Teroelster Kolk (Friesland)

Het eerstbedoelde gemaal dan, dat als boezemgemaal voor de provincie Friesland zal dienst doen, is bestemd om bij een opvoerhoogte van 1 m niet minder dan 4000 m3 per minuut uit den boezem op de Zuiderzee — later op het IJselmeer — te brengen. Van deze wateropbrengst kan men zich een voorstelling maken door zich de geheele zaal, waarin wij ons hier bevinden, met water gevuld te denken. De netto-inhoud ervan is namelijk juist 4000 m3. Deze waterhoeveelheid zal dus door het gemaal in één minuut worden opgevoerd.

De stichting van dit gemaal was reeds in 1904 in het rapport van de Lauwerzee-Commissie voorgesteld nabij Tacozijl, niet ver van de plaats waar het thans is gebouwd. De Lauwerzee-Commissie had mij uitgenoodigd voor dit gemaal alsook voor het gemaal bij Zoutkamp voorloopige ontwerpen uit te werken, welke in haar rapport zijn opgenomen. Daarbij had ik voor Tacozijl vier verticale compound-machines aangenomen, die door middel van kegelraderen met Rohhaut-(raw hide-)tanden elk twee centrifugaalpompen met verticale as zouden drijven, die slechts 22 tot 33 omwentelingen per minuut zouden maken, afhankelijk van de opvoerhoogte.

Machinelokaal van het voorlopige ontwerp voor een stoomgemaal nabij Tacozijl. Bron: Lauwerzee-verslag 1904, Deel Teekeningen en Kaarten.

Toen zeven jaren later de zaak door het Provinciaal Bestuur van Friesland ter hand was genomen en opnieuw mijn advies werd gevraagd, waren Diesel-motoren, wat zekerheid van werking betreft, zoodanig vooruit gegaan, dat ik met het oog op zuinig brandstofverbruik een ontwerp met vier Diesel-motoren uitwerkte en aanbeval. Tandradoverbrenging, waartoe de ontwerper van zulk een gemaal toch slechts noode besluit, was bij toepassing van Diesel-motoren uitgesloten en dus werden nu direct gedreven hevel-centrifugaalpompen aangenomen.

In 1912 besloten de Provinciale Staten tot uitvoering van het gemaal over te gaan. Intusschen steeg de prijs van de motorolie zoodanig, dat ik in 1914 adviseerde van Diesel-motoren af te zien en vier direct werkende stoommachines toe te passen en wel horizontale tandem-compoundmachines, waarvan de lage-drukcylinder volgens het gelijkstroom-beginsel werkt. Overeenkomstig dit plan, dat in een volledig ontwerp werd uitgewerkt, zijn de bemalingswerktuigen uitgevoerd en reeds grootendeels gemonteerd. ledere machine zal direct twee centrifugaalpompen drijven, waarvan elk bij 1 m opvoerhoogte 500 m3 water per minuut levert. ledere twee stoommachines krijgen een gemeenschappelijken oppervlak-condensor met afzonderlijk gedreven pompen, daarbij behoorende. Het machinelokaal, waarin de acht groote centrifugaalpompen op een rij een merkwaardigen indruk maken, is 62 m lang en 15 m breed.

Slakkenhuis uit plaat- en profielijzer in aanbouw bij machinefabriek „Jaffa” in Utrecht. Bron: Fotoarchief Provinciale Waterstaat.

De slakkenhuizen der centrifugalen werden zóó groot, dat zij op voorstel van de Machinefabriek „Jaffa” te Utrecht, die de geheele installatie uitvoert, niet van gietijzer zijn vervaardigd, maar uit plaat- en profielijzer zijn samengesteld, waarvan de naden overal waar dit doelmatig was, autogeen aaneen zijn geweld. Alleen de zuigbochten, die de as dragen, zijn van gietijzer. De gedeelten der toe- en afvoerpijpen, welke beneden den waterspiegel blijven, zijn in gewapend beton uitgevoerd en zoo zijn er aan de landzijde 16 rechthoekige zuigmondingen van 3 m bij 1,60 m op een rij en aan de zeezijde 8 afvoermondingen van 5 m bij 2 m. Het geheel zal op menigen bezoeker, die het gemaal nadert, den indruk maken van een snelvlietende rivier, ongeveer 80 m breed, die door een aantal tunnels onder het gebouw wordt doorgeleid.

Zooals ik reeds zeide, waren bij mijn eerste ontwerp voor deze bemalingswerktuigen centrifugaalpompen met verticale as aangenomen. De weg, dien het water door de pompen heeft af te leggen, kan dan korter worden dan bij hevel-centrifugaalpompen en dit moet aan het nuttig effect ten goede komen; maar bij berekening blijkt deze winst toch slechts eenige weinige procenten te bedragen. Voor deze zeer groote wateropbrengsten en kleine opvoerhoogten hebben zulke horizontaal draaiende centrifugalen echter een eigenaardig nadeel, waarvan men zich op de volgende wijze gemakkelijk rekenschap kan geven. Den inlaat zal men om voor de hand liggende redenen slechts eenzijdig aannemen, namelijk aan de onderzijde. Deze inlaatopening moet dus ruim 40% meer middellijn krijgen dan bij dubbelen inlaat het geval zal zijn. Het schoepenrad moet dus eveneens met een groote middellijn ontworpen worden, waarvan het gevolg is, dat het met een betrekkelijk klein aantal omwentelingen moet loopen.

De beroemde vijf centrifugaalpompen te Khatatbeh aan den Nijl, die reeds in 1884 door de firma Farcot te Parijs zijn uitgevoerd, leveren hiervan sprekende voorbeelden. Zij voeren onder normale omstandigheden elk 360 m3 per minuut 3 m hoog op met een horizontaal draaiend schoepenrad van 3800 mm middellijn, dat 32 toeren per minuut maakt en direct door een horizontaal stoomwerktuig wordt gedreven.

Voor een modern stoomwerktuig zal men zulk een klein aantal omwentelingen niet aannemen. Vandaar dat dit systeem van een centrifugaalpomp met verticale as, direct dooreen stoomwerktuig gedreven, voor onze polderbemaling alleen in aanmerking komt voor een opbrengst van ongeveer 100 m3 per minuut of minder. Dan wordt de middellijn van het schoepenrad niet al te groot en kan men dit een voldoend toerental laten maken.

Volgens deze grondbeginselen zijn in deze twintigjarige periode dan ook enkele kleine gemalen met succes uitgevoerd, voornamelijk door de Machinefabriek „Jaffa”. De constructie van stoomwerktuigen met vertikale as, waarvan het hoofdkussenvlak noodzakelijkerwijze boven de centrifugaalpomp komt te liggen, levert echter altijd eenige practische bezwaren op, zoodat ik in deze richting geen verdere ontwikkeling verwacht.

Bij toepassing van electrische drijfkracht waren echter centrifugaalpompen met verticale as als het ware de aangewezen wateropvoerwerktuigen voor niet al te groote opbrengst, en in dien vorm zijn er dan ook vele met succes uitgevoerd. Alleen ondervond men hierbij wel eens bezwaren, wanneer men te, doen had met een sterk wisselende opvoerhoogte.

Schematische dwarsdoorsnede van het gemaal Khatatbeh. De grote centrifugaalpompen zijn hier met de as vertikaal geplaats. Bron: A.A. Beekman (z.d), Platen behorende bij polders en droogmakerijen.

Zij die geen grondige kennis bezitten op het gebied van centrifugaalpomp-constructie, vervallen namelijk telkens tot de onjuiste meening, dat, wanneer een centrifugaalpomp met een nagenoeg constant aantal omwentelingen moet werken, de grootste drijfkracht steeds dàn zal worden vereischt, wanneer de opvoerhoogte het grootst is. Dit is echter volstrekt niet het geval. Wanneer de opvoerhoogte kleiner wordt, voert een centrifugaalpomp bij hetzelfde aantal omwentelingen meer water op en de wijziging van het uitgeoefende vermogen zal dus afhangen van de waarde, die het product van opbrengst en opvoerhoogte verkrijgt; terwijl op het vermogen, vereischt om de pomp te drijven, bovendien nog de verandering van het nuttig effect van invloed is. Dikwijls zijn de omstandigheden zoodanig, dat bij afnemende opvoerhoogte, dus toenemende opbrengst, het genoemde product grooter en het nuttig effect kleiner wordt, zoodat men zich volstrekt niet moet verwonderen, wanneer bij een sterk afgenomen opvoerhoogte het vermogen, vereischt om de pomp te drijven, een veelvoud is van hetgeen het aanvankelijk was.

Voor electrisch gedreven gemalen van beperkt vermogen kan men aan dit bezwaar tegemoet komen door het vermogen van den motor bijzonder ruim te kiezen, doch dezen, weg kan men niet meer volgen, wanneer het gemalen van belangrijk vermogen betreft. Het bezwaar van wisselende opvoerhoogte doet zich het sterkst gevoelen bij gemalen die op buitenwater uitslaan, dat aan getijde is onderworpen. Ik werd persoonlijk voor den eisch van een afdoende oplossing van dit vraagstuk gesteld met betrekking tot het groote, electrisch te drijven gemaal nabij Zoutkamp, dat ik U reeds terloops heb genoemd en waarvoor ik thans nader Uwe aandacht wilde vragen.

Gemaal bij Zoutkamp (Groningen)

De Lauwerzee-Commissie had twee groote stoomgemalen voorgesteld: een bij Tacozijl en een bij Zoutkamp. Als uitgangspunt voor het vermogen van dit laatste was aangenomen,[12] dat de wateropbrengst bij 0,30 m opvoerhoogte 3200 m3 per minuut zou bedragen, terwijl de opvoerhoogte onder normale omstandigheden zou wisselen tusschen „nul” en 0,50 m en in ieder geval niet boven 0,75 m zou stijgen. Ik had toen aan de Lauwerzee-Commissie geadviseerd zes langzaam loopende centrifugalen met verticale as toe te passen, gedreven door drie verticale stoomwerktuigen door middel van kegelraderen, op overeenkomstige wijze als in mijn eerste ontwerp voor Tacozijl was aangegeven.

Later nam het Provinciaal Bestuur van Groningen de zaak in handen en werd aan prof. Feldmann en mij een gemeenschappelijk advies gevraagd omtrent de te kiezen beweegkracht. In verband met de groote electrische centrale, die door de Provincie te Helpman werd opgericht en het vrij belangrijk electriciteitsverbruik, dat in het westen van de provincie is te verwachten, werd electrische drijfkracht aangenomen. Ik achtte echter op de reeds aangegeven gronden uitgesloten, dat voor het hier verlangde belangrijke vermogen en de sterk wisselende opvoerhoogte direct gekoppelde draaistroommotoren met nagenoeg constant toerental zouden gebruikt worden. De uitvoering van draaistroommotoren, waarvan het aantal omwentelingen binnen ruime grenzen regelbaar is, bleek destijds bij de fabrikanten nog op groote moeilijkheden te stuiten. Ik besloot toen riemoverbrenging tusschen motoren en pompen voor te stellen en bedacht een zoodanige wijziging van de overbrenging met spanrol volgens Lenix, dat het mogelijk werd de verhouding van de overbrenging te wijzigen zonder den riem op een andere schijf te verschuiven; want dit laatste zou niet uitvoerbaar zijn voor een riem, die in dit geval een breedte van 900 mm zou verkrijgen.

Volgens dit systeem werd een machine-ontwerp uitgewerkt, waaruit bleek, dat deze oplossing wel uitvoerbaar was, maar vrij gecompliceerd, zoodat ik nog naar een betere oplossing bleef zoeken.

In den loop van het daarop volgende jaar vernamen collega Feldmann en ik, dat de uitvoeringen van draaistroommotoren met regelbaar aantal omwentelingen van Brown, Boveri en Cie. en anderen zoodanig waren verbeterd, dat deze motoren zelfs met goed gevolg voor het drijven van walswerken waren toegepast, waarbij, zooals bekend, het aantal omwentelingen in korten tijd zeer sterk wisselt. Dit gaf ons in November 1915 aanleiding tot een nieuw advies, waarbij zulke regelbare collector-draaistroommotoren waren aangenomen. Deze oplossing was heel kostbaar en het electrisch gedeelte zou in verband met daartoe behoorend regel-agregaat, systeem Scherbius, vrij samengesteld worden; maar ten opzichte van onderhoud, bediening en zekerheid van werking waren geen bijzondere bezwaren te verwachten.

Inmiddels werden de eischen, waaraan deze bemalingswerktuigen zouden moeten beantwoorden, belangrijk verhoogd in verband met het maken van een grooten bergboezem en van andere wijzigingen van waterstaatkundigen aard, welke voor het nieuw opgerichte waterschap „Electra", waarvoor het gemaal zal dienst doen, wenschelijk werden geacht. Door het bestuur van dit waterschap is ten slotte besloten, dat drie pompwerktuigen zullen worden uitgevoerd, elk voor 950 m3 per minuut bij een opvoerhoogte, welke geleidelijk van 0,80 m tot 1,30 m aangroeit. Bij een opvoerhoogte van 1,75 m zal elk pompwerktuig ten minste 675 m3 moeten opbrengen. Er wordt verder van den aanvang af op gerekend, dat het gemaal nog met een vierde pompwerktuig van gelijk vermogen zal worden uitgebreid, waardoor de totale opbrengst dus bijna gelijk zal worden aan die van het gemaal bij Lemmer.

Vijzelpompen (screw-pumps)

In het begin van het volgend jaar kreeg ik kennis van de zoogenaamde screw-pumps, zooals die op groote schaal voor electrisch gedreven gemalen in het district van de stad New-Orleans in de Vereenigde Staten waren uitgevoerd. Terwijl de centrifugaalpomp een radiale turbine-pomp is, is de schroefpomp een axiale turbine-pomp. Het beginsel was wel bekend, maar deze pomp werd tot dusver niet op groote schaal toegepast en het was de werktuigkundig-ingenieur A.B. Wood, chef der technische werken van de stad New-Orleans, die ze in den vorm van een hevelpomp grondig doorconstrueerde en de bijzondere voordeelen in het licht stelde, welke ze in het bijzonder voor het opvoeren van groote waterhoeveelheden op kleine opvoerhoogten aanbiedt, vooral wanneer als drijfkracht drie-phasenstroom wordt gebezigd. De gewoonte in onze taal volgende om een schroef, welke voor het opvoeren van lasten dient, een vijzel te noemen, heb ik deze pompen, die volgens mijne overtuiging voor ons land een groote beteekenis zullen verkrijgen, den naam vijzelpompen gegeven.[13]

Tekening uit het patent van A.B. Wood voor een screw pump, gedateerd 6 juli 1920. Bron: Wikimedia commons.

Op het gebied van groote bemaalingswerktuigen heeft men te New- Orleans niet minder ervaring dan in ons land. Tot dusver had men voor de watergemalen van het genoemde stadsdistrikt vijzelpompen met verticale as en centrifugaalpompen toegepast. In de aflevering van Mei 1916 van de verhandelingen van de American Society of Mechanical Engineers[14] treft men een lijst aan van de uiteenloopende pompen, die er tot dusver gebruikt werden. Daarop komen o.a. 14 pompen, elk met een wateropbrengst van 425 m3 per minuut, voor. De nieuwe vijzelpompen met horizontale as bleken nu zulk een verbetering op te leveren, dat besloten werd de bestaande gemalen met 11 zulke pompen, elk voor 960 m3 per minuut, te vergrooten.

De algemeene inrichting van zulk een hevel-vijzelpomp is vrij eenvoudig. Een hevelbuis met hare hellende uiteinden, eenerzijds in het benedenwater, anderzijds in het bovenwater uitmondende, heeft daartusschen een horizontaal gedeelte, waarin het drijvende schoepenrad is aangebracht op een as, die dus eveneens horizontaal is. Het op te voeren water stroomt eerst door de schuin opgaande zuigbuis, die zich geleidelijk vernauwt, ombuigt en overgaat in het horizontale buisgedeelte. In het begin hiervan bevindt zich het genoemde schoepenrad, dat voorzien is van een naaf van vrij groote midclellijn, zoodat het water alleen door het ringvormige buitengedeelte heenvloeit. Bij het passeeren van dit schoepenrad krijgt het water een aanmerkelijke omtrekssnelheid. Het wordt daarna langs leidschoepen gevoerd, waardoor zijn snelheid voor een belangrijk deel in druk wordt omgezet. De ringvormige ruimte, waarin deze leidschoepen zich bevinden, gaat verder geleidelijk over in de afvoerbuis doordat het middelstuk, peervormig, te niet uitloopt. Deze afvoerbuis buigt daarbij in schuin neêrgaande richting om, terwijl de middellijn ervan langzaam toeneemt.

De as, waarop het schoepenrad is bevestigd, ondervindt uit den aard der zaak een belangrijken einddruk in een richting tegengesteld aan die van de waterbeweging; deze druk wordt dooreen kraagblok opgenomen. Men krijgt een denkbeeld van de afmetingen van deze door Wood geconstrueerde pompen, wanneer men opmerkt, dat hij dit kraagblok plaatst binnen de pomp, in de peervormige ruimte, waarvan ik zooeven sprak, en dat deze ruimte bij de pompen volgens zijn systeem te New-Orleans uitgevoerd, een middellijn van 2,44 m heeft. Zij is door een toegangskoker aan de bovenzijde toegankelijk en er is dus gelegenheid het kraagblok ook gedurende het bedrijf na te zien.

De voordeelen, welke deze vijzelpompen tegenover centrifugaalpompen opleveren onder de omstandigheden, welke ik reeds noemde, namelijk: groote wateropbrengst, kleine opvoerhoogte en drie-phasenstroom als drijfkracht, zijnde volgende: Bij constant aantal omwentelingen, doch afnemende opvoerhoogte, neemt tusschen de grenzen, die practisch in aanmerking komen, de wateropbrengst slechts weinig toe. Uit de resultaten der uitvoerige proeven, in het laatst van 1915 door Prof. Creighton met een dezer pompen te New-Orleans genomen, blijkt, dat bij verandering van de opvoerhoogte van 1,75 tot 0,50 m de opbrengst toenam van 930 m3 tot 990 m3 per minuut.

Het nuttig effect, dus de verhouding tusschen waterpaardekrachten en effectief-paardekrachten is in het algemeen zeer gunstig en varieerde bij de genoemde opvoerhoogten van 0,77 tot 0,50, terwijl men voor centrifugaalpompen bij dezelfde opvoerhoogten zeer voldaan zou zijn geweest met een nuttig effect van 0,70 tot 0,35.

Uit deze resultaten van de proeven van Prof. Creighton is af te leiden, dat bij dit systeem het vermogen, noodig om de pomp met constant aantal omwentelingen te drijven, kleiner wordt bij afnemende opvoerhoogte en wel in dit geval van 470 tot 220 eff. pk. Is de electromotor dus sterk genoeg om de pomp de vereischte waterhoeveelheid te doen leveren bij de grootste opvoerhoogte die voorkomt, dan zal hij niet overbelast worden bij kleinere opvoerhoogten, hetgeen bij centrifugaalpompen maar al te dikwijls het geval is.

De heren van het Waterschap „Electra” op bezoek bij machinefabriek Stork (prof. Dijxhoorn is ook te herkennen op deze foto). Bron: Collectie overijsel.

Verder is het in werking brengen van een electrisch gedreven vijzelpomp, zelfs van belangrijk vermogen, gemakkelijker dan van een overeenkomstige centrifugaalpomp en men loopt daarbij geen gevaar spanningsstooten in het kabelnet te veroorzaken, hetgeen bij het in gang brengen van een groote electrisch gedreven centrifugaalpomp wel het geval is. Deze laatste begint namelijk, wanneer het vereischte toerental is bereikt, op een bepaald oogenblik water te leveren over den geheelen omtrek van het schoepenrad, waardoor een plotselinge belastingsvermeerdering van den motor wordt veroorzaakt, die bedenkelijke gevolgen kan hebben, vooral bij lange toevoerkabels en hooge spanning. Bij het in werking brengen van een vijzelpomp van de beschreven constructie daarentegen kan het vullen van de pomp en daarmede het belasten van den motor gedurende het draaien zeer geleidelijk geschieden. Met behulp van een vacuümpomp laat men den waterstand in het horizontale gedeelte van de hevelpijp langzaam stijgen. Hierdoor wordt het gedeelte van het schoepenrad, dat aan de werking deelneemt, geleidelijk grooter tot de volle belasting is bereikt.

Dat de cijfers, die prof. Creighton voor het nuttig effect heeft gevonden, hooger zijn dan die voor centrifugaalporapen onder overeenkomstige omstandigheden is zeer verklaarbaar. Het water behoeft namelijk niet zoo herhaaldelijk van richting te veranderen als bij een centrifugaalpomp het geval is. ledere richtingsverandering gaat gepaard met zeker verlies aan drukhoogte tengevolge van schadelijke weerstanden en deze drukhoogte-verliezen maken, wanneer de nuttige opvoerhoogte slechts klein is, percentsgewijze veel uit en doen het nuttig effect dienovereenkomstig dalen.

Nu de vijzelpomp zooveel eenvoudiger van vorm wordt dan de centrifugaal, kan men de doortochten voor het water ook ruimer nemen zonder dat dit bezwaar voor uitvoering geeft. De schadelijke weerstanden worden hierdoor verminderd en men wordt daarbij niet aan banden gelegd door de moeielijkheid, die wij bij centrifugaalpompen zijn tegengekomen, dat een ruime inlaatopening van het schoepenrad aanleiding kan geven tot een al te klein toerental van het rad. Bij de vijzelpomp heeft men hierin vrije hand.

Toepassing van vijzelpompen in Nederland

Affice van Stork ter promotie van de schroefpomp. Bron: Het Geheugen.

Al deze voordeelen van vijzelpompen in aanmerking genomen, meende ik voor het Waterschap „Electra” aan dit pompsysteem de voorkeur te moeten geven en mijn mede-adviseur juichte het toe, dat hierdoor de eisch van draaistroommotoren met regelbaar toerental kan vervallen. In dien zin luidden dan ook de voorstellen, die wij in Juni 1916 deden en welke door het bestuur van het waterschap zijn gevolgd. Na concurrentie tusschen enkele Nederlandsche machinefabrieken werd de levering van de installatie met electrisch gedreven vijzelpompen aan de firma Gebr. Stork opgedragen, die daarbij motoren van de „Heemaf” zal gebruiken. Tusschen de motoren, die 970 toeren per minuut zullen maken, en de pompen, die met 53 omwentelingen zullen loopen, komt een dubbele tandradoverbrenging, die door de genoemde firma met bijzondere zorg is uitgevoerd met toepassing van het systeem Alquist, waarop ik thans niet kan ingaan, evenmin als op andere details, zooals bijvoorbeeld het kraagblok systeem Michell. Laat ik omtrent dit blok alleen opmerken, dat het niet binnen de pomp zal geplaatst worden volgens de constructie van Wood, doch er buiten, zooals eigenlijk ook meer voor de hand ligt.

Zoodra de voordeelen van vijzelpompen voor bemalingen bekend waren geworden, namen verschillende machinefabrieken in ons land de uitvoering van zulke pompen ter hand. De fabriek „Werkspoor” had zich, al spoedig nadat in Groningen tot toepassing van het systeem was besloten, in verbinding gesteld met den ingenieur Wood en heeft thans voor een aantal waterschappen vijzelpompen in uitvoering, waarvan de twee pompen voor het Waterschap Vollenhove, welke door verticale gelijkstroom-stoommachines worden gedreven en die elk 810 m3 per minuut zullen opvoeren, wel de voornaamste zijn. Ook Gebr. Stork & Co. en de machinefabriek „Jaffa” hebben nog verschillende vijzelpompen in bewerking.

Dit pompsysteem heeft voor onze bemalingen ongetwijfeld een groote beteekenis. Dat ook daarmede nog wel eenig leergeld zal moeten betaald worden is te verwachten; doch dit mag niet afschrikken van het betreden van nieuwe wegen.

Drijfwerktuigen

Zuiggas installaties

Wat nu de keuze van de drijfkracht betreft, zoo is uit het voorgaande reeds genoegzaam gebleken hoe innig deze samenhangt met die van het wateropvoerwerktuig zelf. Beginnenden in de werktuigbouwkunde meenen wel eens, dat de drijfwerktuigen met het meest economisch brandstofverbruik onder alle omstandigheden de meest aanbevelenswaardige zijn. De ervaren ingenieur weet wel, dat dit volstrekt niet het geval is.

De Humphrey-pomp op de Brusselsche tentoonstelling van 1910. Winnaar van zowel de prijs voor beste pomp en beste verbrandingsmotor. Bron: Wikimedia Commons.

Ware het zoo, dan zou men voor alle watergemalen zuiggasmotoren[15] als drijfkracht moeten invoeren en wel in het bijzonder de Humphrey-pomp[16], het wateropvoerwerktuig, dat op de Brusselsche tentoonstelling in 1910 zoozeer de aandacht trok en dat is op te vatten als een vierslags- zuiggasmotor, die op de meest directe wijze een pomp drijft. Van deze pomp, waarvan belangrijke uitvoeringen in Engeland en in Egypte zijn tot stand gekomen, wordt voor het anthracietverbruik bij een opvoerhoogte van 9 m opgegeven; 0,5 kg per wpk-uur. Zij is echter voor onze bemaling niet toegepast; verschillende andere overwegingen buiten beschouwing latend, vermeld, ik alleen dat de buitengewoon diepe fundatie, welke tot dusver bestaande uitvoeringen van deze pomp vereischen, in ons polderland reeds een afdoend bezwaar oplevert tegen de toepassing ervan.

Andere zuiggasmotoren zijn echter veelvuldig voor het drijven van centrifugalen voor onze polders in gebruik gekomen. De belangrijkste toepassing is die in het reeds genoemde gemaal van „de vier Noorder Koggen”. Daar werd bij proeven in 1908 een anthracietverbruik bereikt van 0,635 kg per wpk-uur bij een opvoerhoogte van 2,79 m.

Nu is men bij zuiggas-installaties in sterker mate afhankelijk van de kwaliteit en de grootte der kolen dan bij stoominstallaties. Teneinde een gelijkmatige werking van den generator te verzekeren, worden de kolen van vele zuiggasgemalen ter plaatse gezeefd. In vroegere jaren werd de kool, die door de zeef viel, niet zelden met de koolasch voor de verbetering van den toegangsweg gebruikt. Gedurende den kolennood in 1917 en 1918 behoefde men zich dus niet te verwonderen, wanneer men den toegangsweg naar een zuiggas-gemaal zag opgraven!

Ik vermeld dit slechts ter illustratie van de opmerking, dat men voorzichtig moet zijn om bijzonder gunstige verbruikscijfers bij proefnemingen met een zuiggas-gemaal als grondslag voor het totale brandstofverbruik aan te nemen en U begrijpt, dat ik met deze opmerking in het minst niet bedoel de juistheid der proeven in twijfel te trekken, welke deze verbruikscijfers opleverden.

In de laatste jaren heeft men hier te lande wel geleerd, dat met betrekking tot het accepteeren van brandstoffen van de meest uiteenloopende kwaliteit een stoomketel nog wel de meest plooibare afnemer is, tenminste wanneer de ketel voorzien is van een inrichting voor toevoer van lucht en eventueel ook van stoom onder den rooster.

Zuiggasgemaal voor „De Vier Noorder Koggen”. Bron: Technisch Studenten-Tijdschrift 1919 - nr 7.

Daar, waar men in de gelegenheid is de beschikbare kolen gedeeltelijk in een gasgenerator en gedeeltelijk onder een stoomketel te gebruiken, heeft men werkelijk zeer gunstige resultaten bereikt en enkele polderbesturen, die over dubbele bemalingswerktuigen beschikken en die zich hebben ingericht om één centrifugaalpomp door een zuiggasmotor en een tweede door een stoomwerktuig te drijven, waren gedurende de jaren van nijpend kolengebrek in betrekkelijk gunstige omstandigheden.

Wanneer men het zooeven genoemde kolenverbruik, dat dus voor een bijzonder zuinig werkend zuiggasgemaal werd geconstateerd, eens zou willen vergelijken met het kolenverbruik, dat met stoomgemalen kan worden bereikt, dan moeten daarvoor uit den aard der zaak overeenkomstige omstandigheden ten opzichte van wateropbrengst en van opvoerhoogte worden aangenomen. Voor een stoom-centrifugaal gemaal van dergelijke groote wateropbrengst als dat van „de vier Noorder Koggen” en met een opvoerhoogte, welke niet veel van 2,8 m verschilt, komt men bij toepassing van een zeer modern stoomwerktuig, werkende met oververhitten stoom, tot een kolenverbruik van ongeveer 1 kg per wpk-uur, waarbij dan goede stoomkolen met een verbrandingswarmte (bovenwaarde) van ten minste 7800 calorieën zijn verondersteld. Helaas zijn zulke moderne stoommachines, als ik hier aannam, bij onze stoomgemalen geenszins de meest voorkomende.

Diesel- en petroleummotoren

De petroleummotoren en meer nog de Diesel- en Brons-motoren hebben in dit tijdvak ook op het gebied van polderbemalingen veel ingang gevonden. De toepassing van een Diesel-motor, die voornamelijk voor de installaties van groot vermogen in aanmerking komt, zou onder de zooeven aangenomen omstandigheden een olieverbruik van ongeveer 0,33 kg per wpk-uur vereischen. Het brandstofverbruik zou dus dezelfde kosten veroorzaken, wanneer de eenheidsprijs van de kolen het derde gedeelte bedraagt van die van de gasolie. Diesel-motoren hebben als drijfwerktuigen voor poldergemalen het voordeel, dat voor het in gang brengen minder voorbereiding noodig is dan bij een stoomwerktuig. Wanneer een polder dus plotseling waterbezwaar krijgt, kan zulk een watergemaal snel in werking worden gebracht en vele maaluren hebben benut vóórdat de boezem op maalpijl is. Dit is vooral dan van belang, wanneer verschillende polders uitslaan op een gemeenschappelijken boezem, die geen ruime waterberging heeft. Dat deze motoren het nadeel hebben, dat de vereischte brandstof somtijds niet gemakkelijk of zelfs in het geheel niet op de wereldmarkt is te verkrijgen, hebben polders, die geheel van een Diesel-gemaal afhankelijk waren, gedurende de laatste oorlogsjaren op harde wijze moeten ondervinden. Met teerolie uit de gasfabrieken kan men zich wel eens behelpen, doch deze was toen ook slechts in uiterst beperkte mate beschikbaar. De toestand was voor de stoomgemalen evenmin rooskleurig, maar toch veel gunstiger dan voor de Diesel-gemalen.

Electrische drijfkracht

Wanneer ik bij de onderlinge vergelijking van drijfwerktuigen voor onze polder- en boezemgemalen de electrische drijfkracht het laatst noem, dan geschiedt dat alleen om bij de behandeling van dit twintig jarig tijdvak niet al te zeer van de historische ontwikkeling af te wijken. Twintig jaren geleden was er van electrisch gedreven polderbemaling, zooals die zich thans heeft ontwikkeld, nog nauwelijks sprake. Zeker, de installatie voor het drijven van 36 kleine centrifugaalpompen met een gezamenlijke opbrengst van 261 m3 per minuut voor het bemalen van de Donge-polders was toen onder directie van den Rijkswaterstaat in aanbouw. Daartoe behoorde een afzonderlijke centrale nabij Raamsdonkveer, uitsluitend bestemd voor de stroomlevering ten behoeve van deze bemaling. Meer algemeene toepassing van electrische drijfkracht op poldergemalen werd echter eerst mogelijk, toen in verschillende steden centralen tot stand kwamen, waar electrische drijfkracht in het groot op economische wijze wordt voortgebracht.

Electrisch gemaal voor de „Hazerwoudsche Droogmakerij”. Bron: Technisch Studenten-Tijdschrift 1919 - nr 8.

De voordeelen van deze toepassing, zoowel voor de polders als voor de centralen springen in het oog. Voor de polders: eenvoudige inrichting der gemalen, waarbij de kosten van bediening en toezicht tot een minimum kunnen worden teruggebracht en de redelijke zekerheid, dat zij bij plotseling intredend waterbezwaar zonder eenige voorbereiding in den regel onmiddellijk in werking kunnen gesteld worden, zelfs in bijzondere tijden van oorlogscrisis of arbeidersmoeielijkheden. Voor de centralen, die oorspronkelijk in de eerste plaats als lichtcentralen waren opgezet, opende zich een voordeelig afzetgebied van krachtstroom buiten de uren van de grootste belasting door licht. Aanvankelijk maakten de polderbesturen wel eenig bezwaar, dat zij niet meer zooals tot dusver op ieder uur van den dag zouden mogen malen, doch dat er ook gesloten uren zouden zijn. Maar na enkele jaren hebben zij ondervonden, dat dit bezwaar niet groot is. Zoo wedijverden de verschillende centralen in het uitbreiden van het poldergebied, dat zij bedienden, vooral in de jaren onmiddellijk vóór en onmiddellijk na het uitbreken van den oorlog, toen materialen nog goed te verkrijgen waren. In deze provincie waren het vooral de centralen van Rotterdam, Delft en Leiden, die door voordeelige voorwaarden van stroomlevering buiten den door groote lichtlevering bezetten tijd de uitbreiding van electrische bemaling bevorderden.

Op het eerste gezicht moge het niet rationeel lijken de stoomkracht eerst om te zetten in electrischen stroom en dezen daarna door middel van een electromotor een pomp te laten drijven. Men zou oppervlakkig meenen, dat het economischer zou zijnde pomp direct door stoom te drijven. Wie echter de krachtproductie door middel van de stoomturbines eener groote modem ingerichte electrische centrale vergelijkt met die door middel van de machine van een stoomgemaal van middelbare grootte, overtuigt zich gemakkelijk, dat de totale kosten van brandstof, arbeidsloon en onderhoud per eff. pk-uur in het eerste geval slechts een fractie bedragen van de overeenkomstige kosten bij het stoomgemaal.

Electrisch aangedreven schroefpompen van het gemaal „Electra” bij Zoutkamp. Bron: Collectie Overijssel.

Heeft men een goed ingerichte centrale ter beschikking, die met het oog op de lichtlevering op de drukste dagen van het jaar reeds zoodanig vermogen heeft, dat zij voor de krachtlevering van het gemaal niet vergroot behoeft te worden, zijnde kabels van het gemaal niet te lang of te kostbaar of worden deze voor een belangrijk deel toch vereischt voor stroomlevering aan anderen, dan is een electrisch gedreven gemaal in het voordeel. Als voorbeeld noem ik het reeds besproken gemaal, dat bij Zoutkamp wordt gebouwd.

Is daarentegen de centrale minder groot, zoodat de aansluiting van een gemaal van groot vermogen bepaald uitbreiding van de centrale zou vereischen, is het gemaal gelegen in een streek waar weinig afzetgebied van electrischen stroom aan anderen is te verwachten en is het van zoodanig belangrijk vermogen, dat het de kosten waard is om het op de meest moderne en economische wijze in te richten, dan zal men aan een stoomgemaal de voorkeur geven. Deze omstandigheden deden zich voor, toen voor het gemaal bij Lemmer een keuze van de drijfkracht moest worden gedaan.

Ieder geval op zichzelf vereischt dus een nauwgezette vergelijkende voorstudie.

Om de kosten van het vereischte stroomverbruik van een electrisch gemaal te vergelijken met het te verwachten brandstofverbruik van andere gemalen, zou ik evenals te voren het drijven van een groote centrifugaalpomp voor een opvoerhoogte van ongeveer 2,80 m als basis willen nemen. Het stroomverbruik zal men daarbij op ongeveer 1,2 KW per wpk kunnen stellen. Past men inplaats van centrifugaalpompen vijzelpompen toe, dan zullen, wanneer de verwachtingen daaromtrent bevestigd worden, de verbruikcijfers enkele percenten gunstiger uitvallen. Het verschil tusschen beide systemen is, zooals reeds werd opgemerkt, bij kleine opvoerhoogte belangrijker dan bij die welke wij hier hebben aangenomen.

Het electriciteitsverbruik breidt zich gestadig uit, zelfs in streken van ons land, waar men dit enkele jaren geleden allerminst zou hebben verwacht. Daarbij worden de centralen steeds beter ingericht met het oog op een economisch bedrijf en zoo verschuiven de omstandigheden zich gestadig ten gunste van toepassing van electrische drijfkracht. Zonder twijfel ligt dan ook de toekomst in deze richting, ook voor onze polder- en boezemgemalen.

Afsluitend

Terwijl ik U allen dankzeg voor de aandacht, die U mij hebt willen schenken, maak ik nog opmerkzaam, dat ik voor die toehoorderessen en toehoorders, die van sommige van de bemalingswerktuigen, welke ik hier heb vermeld, een betere voorstelling willen verkrijgen dan ik heb kunnen geven, in de zaal hiernaast eenige photografieën, daarop betrekking hebbende, ter bezichtiging heb gesteld.

Overdracht rectoraat

Gekomen aan het eind van de taak, die mij drie jaren geleden werd opgedragen, is het mij een behoefte van deze plaats een woord van oprechten dank uitte spreken voor de medewerking, die ik gedurende mijn rectoraat van Curatoren; van ambtgenooten en verder van allen, die aan deze hoogeschool zijn verbonden, heb mogen ondervinden. Het valt niet te ontkennen, dat de beslommeringen, welke het rectoraat medebrengt, in de oorlogsjaren, welke nu gelukkig achter ons liggen, wel eens onrustbarende verhoudingen aannamen. Het heeft mij daarbij echter nooit aan uw aller steun ontbroken.

Prof. dr. M. de Haas, Rector-magnificus 1919 - 1920. Bron: Archief TU Delft.

Mijn dank ook aan u studenten en studentessen. Gedurende de bijzondere omstandigheden der laatste jaren heeft in het academieleven de luister van vroegere perioden veelal ontbroken; maar het aangename overleg en de goede samenwerking met u heeft nimmer te wenschen overgelaten. Moge dit immer eender kenmerken blijven van onze hoogeschool en gij allen ervan doordrongen blijven, dat het de grootste voldoening voor de hoogleeraren is, wanneer zij er in slagen hunne leerlingen te brengen tot een werkelijk grondige en breede opvatting van de studie.

Dr. M. de Haas, Zeer waarde Collega!

Hare Majesteit heeft U op voordracht van den Senaat tot mijn opvolger aangewezen. Wij verheugen ons, dat Gij deze taak op U hebt willen nemen, omdat niemand betwijfelt, dat zij bij U in goede handen is. Wie van onze ambtgenooten zou onze hoogeschool beter kennen in hare verschillende geledingen dan Gij, die reeds 22 jaren aan Delft zijt verbonden?

Dat de tijd van Uw rectoraat korter zal zijn dan bij Uw voorgangers het geval was, zult Gij niet betreuren. De krachtige leider kan ook in korten tijd veel bereiken.

Moge het jaar van Uw rectoraat een jaar zijn van grooten bloei voor de Technische Hoogeschool en van groote voldoening voor U zelf.

Met vol vertrouwen draag ik U de waardigheid over.

Wees van harte welkom als onze Rector-Magnificus!

Ik heb gezegd.

Bronnen, noten en/of referenties

  1. Dijxhoorn, J.C. (1919). De Werktuigen voor het bemalen van onze Polders en Boezems gedurende de laatste twintig jaren. Jaarboek van de Technische Hoogeschool Delft, pagina 22-42. Geraadpleegd op 19-2-2013, van https://tresor.tudelft.nl/tijdschrift/jaarboeken/
  2. Dijxhoorn, J.C. (1919). De Werktuigen voor het bemalen van onze Polders en Boezems gedurende de laatste twintig jaren. De Ingenieur, jaargang 34 (nummer 38), pagina 694-701. Geraadpleegd op Delpher op 19-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2981055:mpeg21:0001
  3. Dijxhoorn, J.C. (1919). De Werktuigen voor het bemalen van onze Polders en Boezems gedurende de laatste twintig jaren. Technisch studenten-tijdschrift, jaargang 9 (nummer 7 en 8), pagina 114-119 en 131-137. Geraadpleegd op Delpher op 18-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMAD01:000211007:00001 en https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMAD01:000211008:00001
  4. Voetnoot in oorspronkelijke artikel: Den 3en October 1899 in het lokaal No. 16 aan de Westvest, destijds in gebruik voor de colleges in toegepaste natuurkunde. Dit was toen de ruimste en fraaiste collegezaal van de P. S.
  5. Het stoomschepradgemaal Zeeburg werdt in 1879 gebouwd. Ernaast kwam de Zeeburgersluis. In 1906 werdt besloten de stoommachines te vervangen door elektrische motoren, die uiteindelijk pas rond 1912 geïnstalleerd zijn. In 1943 is het gemaal vervangen door het huidige gemaal Zeeburg (op dezelfde plek). Dit nieuwe gemaal is voorzien van elektrisch gedreven schroefpompen. Bron: Waterschap Amstel Gooi en Vecht.
  6. De molen werd op 24 december 1913 in gebruik genomen en was de grootste van West-Europa. De molen werd oorspronkelijk in Dresden, Duitsland gebouwd door de "Vereinigte Windturbine Werke AG" en geïmporteerd door Stokvis en Zonen uit Rotterdam en geïnstalleerd door firma van Stralen van Wytgaard. In 1971 is de in verval geraakte molen gesloopt, de betonnen voet van de molen heeft nog jaren dienst gedaan als gebouw voor de dieselmotor. Bron: MolenDatabase.net.
  7. Het stoomgemaal Het Grootslag II werd in 1907 gebouwd ter vervanging van 9 watermolens bij broekerhaven en het uit 1870 daterende gemaal Grootslag, dat als reservergemaal in gebruik bleef. Het gemaal werd ontworpen door het ingenieursbureau W.C. en K. de Wit uit Amsterdam en had oorspronkelijk een capaciteit van 200 m3 per minuut. De installatie, bestaande uit een compound stoommachine van 147 kW en een centrifugaalpomp, werd geleverd door de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel te Amsterdam, later Werkspoor. Het gemaal zorgde voor de afwatering van de gelijknamige polder "Het Grootslag" op de toenmalige Zuiderzee. Bron: De Nederlandse Gemalen Stichting.
  8. Het gemaal in Echten was oorspronkelijk voorzien van een tweezijdig aanzuigende Stork centrifugaalpomp met een capaciteit van 225 m3/minuut bij een opvoerhoogte van circa 3,50 m. De pomp werd aangedreven door een gelijkstroom Stork-Stumpf stoommachine met een vermogen van 210 pk. In 1925 is de stoomaandrijving vervangen door een Heemaf sleepring-elektromotor met een vermogen van 135 kW die met een vlakke riem de pomp aandreef. De 26 meter hoge schoorsteen is toen gesloopt. Bron: De Nederlandse Gemalen Stichting.
  9. Oorspronkelijk was gemaal Leeghwater een stoomgemaal met zuigerpompen net als De Cruquius en De Lynden. In 1912 is gemaal Leegwater omgebouwd en uitgerust met met een centrifugaalpomp aangedreven door een diesel motor.
  10. In het gemaal „de vier Noorder Koggen” is nu het Nederlands Stoommachinemuseum gevestigd.
  11. a b Afbeelding afkomstig uit de aanbieding door machinefabriek „Jaffa” voor het provinciaal stoomgemaal te Lemmer. Bron: Tresoar, archief 9-01, inv. nr. 915.
  12. Voetnoot in oorspronkelijk artikel. Men vergelijke de nota van de Lauwerzee-Commissie van 4 Augustus 1905.
  13. De term vijzelpomp voor dit soort pompen is niet breed overgenomen. Dit soort pompen worden tegenwoordig schroefpompen genoemd of specifieker: horizontale schroefpompen (er bestaat tegenwoordig namelijk ook een variant met een verticale as).
  14. Gregory, W.B. (1916) The evolution of low-lift pumping plants in the gulf coast country. The Journal of American Society of Mechanical Engineers (vol 38 iss 5) p359-. Geraadpleegd van: https://archive.org/details/sim_mechanical-engineering_1916-05_38_5/mode/2up
  15. Een Zuiggasmotor is een interne verbrandingsmotor, vergelijkbaar met een benzine motor, waarbij de brandstof gasvormig is. De brandstof, het zuiggas, wordt gemakt door een vaste brandstof te vergassen. Dit kunnen verschillende vaste brandstoffen zijn meestal worden hiervoor kolen gebruikt. Een typische zuiggas installatie bestaat uit een kolen vergasser een gasreiniging installatie en een verbrandingsmotor.
  16. De Humphrey-pomp is een ingenieuze combinatie van een ééncilinder zuiggasmotor en een zuigerpomp, waarbij de zuiger van zowel de motor als de pomp gevormd wordt door het te verpompen water. Omdat de gehele installatie onder het waterniveau van het te verpompen water moet worden opgesteld is een diepe kelder noodzakelijk.