Naar inhoud springen

Bestand:781-56 Detail ronde kozijnen ketelhuis - miniatuur.png en Het Stoomgemaal bij Tacozijl, 27-05-1920: verschil tussen pagina's

(Verschil tussen pagina's)
k
geen bewerkingssamenvatting
(== Beschrijving == Miniatuur versie van tekening met dezelfde naam.)
Label: Geüpload via server
 
imported>Cierick Goos
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
== Beschrijving ==
[[Bestand:Kop Leeuwarder Courant.jpg|link=]]
Miniatuur versie van tekening met dezelfde naam.
 
<div style="column-count:2; column-gap: 32px;">
<div style="text-align:center;">
Leeuwarder Courant <br>
van Donderdag 27 Mei 1920.<br>
DERDE BLAD.<br>
 
----
 
 
'''Het Stoomgemaal bij Tacozijl.'''
</div>
 
 
<div style="text-indent: 2em; text-align:justify;">
Het departement Leeuwarden der vereeniging
„Nijverheid" hield gisteravond in de zaal van de
Coöperatieve Zuivelbank een vergadering, waarin
de heer D.&nbsp;F.&nbsp;Wouda, hoofdingenieur van den
provincialen waterstaat, sprak over het
stoomgemaal bij Tacozijl.
 
Nadat de voorzitter, mr.&nbsp;G.&nbsp;A.&nbsp;Boon, de vergadering
bekend had gemaakt met de teleurstellingen,
door het departement ondervonden bij het
beleggen van vergaderingen, deelde hij mede, dat
voor de excursie heden naar Tacozijl, ten einde
onder leiding van den heer Wouda het stoomgemaal
te bezichtigen, zich een veertigtal leden
hadden aangegeven.
 
De heer Wouda, hierna zijn rede aanvangende,
begon met te zeggen dat de provincie
Friesland waterstaatkundig uit drie gedeelten
bestaat:<br>
&emsp;&emsp;1. het gebied van Friestands boezem;<br>
&emsp;&emsp;2. het gebied van Oost- en Westdongeradeel;<br>
&emsp;&emsp;3. het lindegebied.
 
Onder Frieslands boezem is te verstaan het
groote samenstel van meren, plassen, kanalen en
vaarten, dat met elkaar in open gemeenschap
staande, enkel door de zeesluizen van de zee is
gescheiden. Het beheer van dien boezem berust
reeds sedert eeuwen bij de provincie, wat op zichzelf
wel iets bijzonders is, daar in andere
provinciën voor het beheer van den boezem
afzonderlijke bestuurslichamen bestaan, zooals waterschappen, heemraadschappen en hoogheemraadschappen.
 
Op dien boezem wordt het water gebracht van
ongeveer 293,900&nbsp;H.A. land, waarvan 286,433&nbsp;H.A.
in Friesland en 7467&nbsp;H.A. in de provincie
Groningen. Gronden, behoorende tot het
Munnekezijlverlaat, zijn na de opruiming van het
verlaat te Stroobos op Frieslands boezem gaan
afwateren.
 
De grootte van den boezem is bij normalen
stand
0.20&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 26,000&nbsp;H.A.;
0.30&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 43,200&nbsp;H.A.;
0.40&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 55,200&nbsp;H.A.;
0.50&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 58,600&nbsp;H.A.;
0.60&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 58,900&nbsp;H.A.
Deze cijfers wijzigen zich voortdurend
bij de vooortgaande inpoldering.
 
Door de buitengewoon groote oppervlakte van
den boezem is de verhouding lusschen land en
water, de zoogenaamde waterberging, zeer gunstig.
Bij normalen stand bedraagt zij ongeveer
1/11 en bij de hoogste standen ongeveer 1/5. In de
aanliggende boezems van Hunzingo eu Westerkwartier
is het ongeveer 1/75, wat dus beteekent,
dat eenzelfde regenval op laatstgenoemde boezems
een zevenmaal grootere stijging veroorzaakt
dan op dien van Friesland.
 
De boezem beschikt over de volgende loozingsmiddelen:
de Friesche sluis, Dokkumer Nieuwezijlen,
Roptazijl, Harlingen, Makkum, Workum,
Molkwerum, Stavoren, Schoterzijl, Tacozijl, Lemmer
en Hindeloopen, die echter bij de meest
heerschende winden, n.l. die uit, westelijke richting,
voor een deel werkeloos liggen, doordat het
dagelijksch laagwater blijft boven den boezemstand.
Gevolgen hooge waterstanden en overstroomingen.
 
Plannen om hierin verbetering te brengen zijn
al heel oud. De geheele vorige eeuw ging heen
met het aanbrengen van partieele verbeteringen,
bestaande in het verruimen van bestaande kanalen
en het graven van nieuwe stroomkanalen, o.a.
de Nieuwe Zwemmer en het kanaal van de Kletstervaart
naar de Leijen (1880—1889). Toch werd
ook hiermede geen toestand verkregen, waarmee
op den duur kon worden volstaan. Integendeel
deden zich factoren voor, die een nadeeligen
invloed hadden op de afwateringsverhoudingen
van Frieslands boezem en die deze verbeteringen
hebben opgeheven.
 
Na 1884 zullen ongeveer 10,000&nbsp;H.A. boezemland
zijn ingepolderd, waarmede dus de waterberging
bij standen hooger dan plus minus 0.30&nbsp;M.
+&nbsp;Z.P. is verkleind. In de bemaling der polders
zijn, belangrijke verbeteringen aangebracht,
zoowel door het plaatsen van vele windmotoren
als door den bouw van stoomgemalen.
 
De kanaliseering van de Tjonger in 1887—1888
is mede van zeer grooten invloed geweest op het
waterbezwaar van den Frieseben boezem.
Terwijl het vermogen van de loozingsmiddelen van
den boezem onveranderd is gebleven, is het
waterbezwaar beduidend grooter geworden, met als
gevolg hiervan, dat de waterstanden hooger
worden, hetgeen door den spreker met cijfers wordt
gestaafd.
 
Afdoende verbetering is gezocht in afsluiting
van de Lauwerzee, waarvan het eerste plan is
gemaakt in 1847, doch dat herhaaldelijk werd
gewijzigd. In 1896 werd een Staatscommissie
benoemd, die in 1902 met een plan tot afsluiting
kwam, n.l. een gescheiden bergboezem in de
Lauwerzee, waarop Friesland en Groningen
zouden afwateren.
 
Dit plan vond echter groote tegenkanting,
vooral van den hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat
H.&nbsp;E.&nbsp;Bruyn, die een gemeenschappelijken
bergboezem en bemaling aan de zuidkust
bepleitte. Een groote boezem als die van Friesland
behoorde volgens hem niet naar één punt uit te
wateren, wat groot verhang en groote stroomkanalen
geeft.
 
Dit werd aanleiding tot de benoeming in 1902
van de bekende Lauwerzee-commissie, die in
1904 verslag uitbracht, waarin vervat het voorstel
tot afsluiting van de Lauwerzee en stoombemaling
bij Tacozijl. In de omgeving van Tacozijl
zijn groote waterreservoirs in de nabijheid van
de kust en een geringe opvoerhoogte door de
geringe getijbeweging. Het kolenverbruik is vrijewel
evenredig aan de opvoerhoogte, waarom de
zuidkust de aangewezen plaats is voor een
bemaling.
 
Het provinciaal bestuur, dat beide niet noodig
achtte, opende onderhandelingen met de regeering
over de uitvoering van de afsluitingswerken,
doch zij vond deze te duur in verhouding tot het te
bereiken resultaat en meende, dat de afwatering
van Frieslands boezem moest worden verbeterd
door voldoend krachtige stoomgemalen.
 
Wat de kosten der afsluitingswerken met
toevoerkanalen enz. in Friesland betreft (met 16
sluizen elk van 6&nbsp;M. wijdte), deze zouden ongeveer
ƒ&nbsp;9&nbsp;millioen bedragen, terwijl een stoomgemaal
van 750 waterpaardekracht aan de Zuidkust
op ƒ&nbsp;1.9 millioen kwam.
 
Men wist nu, in welke richting de oplossing was
te zoeken, vooral ook, daar de regeering bereid
bleek, voor het stichten van stoomgemalen het
verleenen van rijkssubsidie te bevorderen.
 
Het maken van een plan voor een gemaal bij
Tacozijl werd opgedragen aan de heeren Kermpees
en van Krimpen, terwijl in Februari 1913
door de Staten van Friesland werd besloten lot
oprichting van twee gemalen, waarvan voorloopig
één zou worden uitgevoerd. Het plan omvatte
een met Dieselmotoren gedreven gemaal, dat
eenigszins landwaarts bij Tacozijl zou worden
geplaatst, in den zeedijk een zeesluis die het
uitschotkanaal afsloot en verder een toevoerkanaal
uit de Brekken en een stroomkanaal Koevorden —
Groote Brekken.
 
Spreker is van meening, dat men door dit
besluit te nemen het zekerst werkend, het
goedkoopste en het vlugst uit te voeren middel tot
verbetering van de afwatering heeft gekozen.
Met de afsluiting van de Lauwerzee zou veel
meer tijd gemoeid zijn geweest.
 
Met de uitvoering van het werk is niet onmiddellijk
begonnen, daar eerst de belastingwet en
de subsidieeringswet moesten zijn aangenomen.
Thans is bepaald, dat 2/3 deel der renten en
aflossingen der stichtingskosten, alsmede 2/3 deel van
de kosten van exploitatie en onderhoud der werken
zal worden gevonden uit de opbrengst eener
bijzondere belasting, te heffen krachtens art. 126
septies der provinciale wet, waarbij van de
geschatte pachtwaarde van de ongebouwde eigendommen
percenten worden geheven. Het rijk
verleent een subsidie van 40&nbsp;pct. in de kosten.
 
De tijd, hiermee gemoeid, ging evenwel niet
ongebruikt voorbij. De plannen werden nader
onderzocht en wijzigingen voorgesteld ten aanzien
van plaats, inrichting en vermogen.
 
Wat de plaats aangaat, deze werd thans
bepaald bij Teroelsterkolk in plaats van bij
Tacozijl, hetgeen een besparing meebracht van
ƒ&nbsp;100,000.
 
Ten opzichte van de inrichting werd aan
stoommachines de voorkeur gegeven, daar
Dieselmotoren, hoewel ze veel vóór hebben, in
aanschaffing en exploitatie enorm duur zijn.
 
Het vermogen, eerst bepaald op 750 waterpaardekracht,
werd in verband met de Lindeplannen
opgevoerd tot 900&nbsp;W.P.K. Ook werd
de vraag overwogen, of het gemaal niet electrisch
moest worden gedreven, doch naar de eenstemmige
meening van de professoren Dijxhoorn en
Feldmann te Delft en den spreker verdiende dit
geen aanbeveling en zou, werd de stroom van de
centrale te Leeuwarden betrokken, de exploitatie
van het gemaal ƒ&nbsp;70,000 per jaar meer kosten
dan met een eigen stoombedrijf. De rentebesparing
door geringere aanlegkosten zou hiertegen
op verre na niet opwegen. Hierbij kwam nog
het technische bezwaar, dat de wisselende
opvoerhoogten, die een wisselend aantal toeren van
de pompen met zich brengen, voor een stoommachine
geen verschil maakt, doch een electromotor
verdraagt dit niet.
 
In de winterzitting der Staten van 1914 werd
tot deze wijziging besloten en onmiddellijk daarna
met de uitvoering begonnen.
 
De begrooting voor het oorspronkelijke plan,
n.l. ƒ&nbsp;1,850,000, behoefde niet te worden
gewijzigd, omdat spreker had becijferd, dat met de
besparing, welke door de voorgestelde wijzigingen
werd verkregen, het grooter vermogen ruim kon
worden betaald.
 
De werken bestaan in het eigenlijke stoomgemaal
en de toeleidingskanalen. Wat deze
laatsten betreft vertelde spreker o.a., dat het
gemaal wordt gevoed uit de Groote Brekken, door
een groot stroomkanaal, uitgevoerd van Mei—Dec.
1915, dat meer dan tweemaal zoo breed is
als het Nieuwe Kanaal en een lengte heeft van
1893 M. Op de kruising met den kunstweg
Lemmer—Tacozijl—Sondel is een doorlaatbrug
gemaakt met een wijdte van 70&nbsp;M. tusschen de
landhoofden. In het midden een ophaalbrug van
8 M. wijdte voor het doorlaten van schepen met
materialen en kolen. Verder een kanaal van
Groote Brekken tot Koevorde, uitgevoerd van
Maart 1916 tot Juli 1917, lang 4000&nbsp;M. en een
breedte op Z.P. van 62&nbsp;M. Waar de rijksweg
Sneek—Lemmer en de weg Sloten—st.Nioolaasga
het Kanaal snijden is een draaibrug gebouwd
met twee twee openingen van 9&nbsp;M. met het oog op den
scheepvaartweg Groningen—Lemmer, die in
aanmerking komt langs dit kanaal te worden verlegd.
 
Het vraagstuk van de grondberging was een
moeilijk vraagstuk; er kwam heel wat los, n.l.
749,000&nbsp;M³. te Spannenburg en 367,000&nbsp;M³. te
Lemmer. Dank zij de wijze van werken, werd
het hier gelukkig opgelost. De kanalen werden
geheel door baggering lot stand gebracht, de
grond in bakken vervoerd en door een zuiger op
den wal geperst, Bij Lemmer werden oude dijksputten
aangekocht en een deel van het Idskenhuizermeer
in het noorden, met de uitgebaggerde
aarde gevuld en zoo tot land gemaakt. Bij Lemmer
is het reeds in volle cultuur en zelfs voorzien
van een boerderijtje.
 
Zoo krijgt nu de Groote Brekken het water
toegevoerd van het Tjeukemeer uit het oosten,
het Slotermeer uit het westen, het Sneekermeer,
Langweerderwielen, Heegermeer enz. uit het
noorden; de voeding laat dus niets te wenschen
over.
 
Hierna behandelde de heer Wouda het eigenlijke
stoomgemaal, voor den inhoud waarvan wij
verwijzen naar het uitvoerig verslag in ons
[[Leeuwarder Courant - 4 mei 1920 | nummer van 4]]
dezer van de lezing, te Lemmer
gehouden voor den „Bond van hoofden van den
technischen dienst in Friesland", Alleen mag nog
even gereleveerd wat de spreker zeide naar aanleiding
van de capaciteit van het gemaal, om
4000 M³. water per minuut uit te werpen. Om
duidelijk te maken, wat zulk een capaciteit
beteekent, zeide hij, dat het gemaal al het water,
dat zich in het Nieuwe Kanaal bevindt tusschen
de eerste en de tweede brug, in 20 minuten zou
kunnen uitslaan.
 
Wat kosten aangaat, deze zijn door den oorlog,
waardoor materialen en werkkrachten zooveel
duurder werden, heel wat grooter geworden.
Bedroeg de oorspronkelijke raming ƒ&nbsp;1,850,000,
thans komen de totaalkosten ongeveer op
ƒ&nbsp;2,500,000.
 
De spreker, die zulk een groot aandeel in dit
voor de provincie Friesland hoogst belangrijke
werk heeft gehad, ontving van den voorzitter een
hartelijk woord van dank en van de vergadering
een welgemeend applaus.
</div></div>
 
 
==Bronnen==
# Het Stoomgemaal bij Tacozijl. ''Leeuwarder courant: Derde blad'', (1920, 27 mei)<br> Geraadpleegd op 05-03-2022, van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010601892:mpeg21:p009
<br>
[[Category:Publicaties|Leeuwarder Courant 1920.05.27]]
Anonieme gebruiker