Sluizen
(zie ook: Zijlen en sluizen in breed perspectief)
In Nederland kennen we verschillende soorten sluizen, die van elkaar kunnen worden onderscheiden naar:
- doel,
- ligging en
- constructie
Indeling sluizen naar doel
Gelet op het doel van de sluis onderkennen we de:
- Schutsluis
- Spuisluis
- Keersluis
- Inlaatsluis
De Schutsluis
De schutsluis wordt vooral gebruikt om het scheepvaartverkeer van een lager naar een hoger niveau (of omgekeerd) te brengen. Omdat er sprake is van een peilverschil van het water tussen de ene kant en de andere kant van de sluis, is het nodig om een schip te schutten.
In Friesland zijn heel veel kleine historische schutsluizen te vinden. In het polderlandschap met zijn diversiteit in ontstaan en regiosituaties bestaan er van oudsher tussen de polders, waterschapsgebieden en veenpolders met hun bijbehorende ontginningsgebieden veel verschillen tussen de beheerpeilen van het water.
Bij het uitoefenen van hun transportfunctie, moesten de Friese schippers goed bekend zijn met het gecompliceerde vaarwegennet in Friesland en vooral ook de verschillende schutsluizen die de waterpeilen aan elkaar schakelden. Vele van deze kleine historische sluizen zijn verdwenen, maar er is toch nog een behoorlijk aantal bewaard gebleven. Deze krijgen tegenwoordig vaak een nieuwe functie in het vaarwegennet van de watersport. Friesland is een waterrecreatie provincie geworden.
Er zijn in Friesland ook grotere schutsluizen te vinden. Zij vormen vaak een belangrijke schakel tussen polder- en boezemwater en vooral ook tussen boezem- en zeewater.
Vlak naast het bezoekerscentrum van het Woudagemaal bevindt zich de sluis die toegang geeft tot het Prinses Margrietkanaal vanaf het IJsselmeer. Een schip kan hier via deze sluis het verschil in deze waterhoogten overbruggen. Omdat Friesland één boezemsysteem heeft, kan het scheepvaartverkeer zonder verdere schutsluizen doorvaren naar Gaarkeuken. Bij Gaarkeuken gaat het Friese boezemwater ( -0.52 cm NAP) over in het boezempeil van het waterschap Noorderzijlvest met een peil van -0.97 cm NAP.
Het schip (meestal vaak meerdere schepen), vaart de [[sluiskolk|sluiskom] of sluiskolk in, waarna de sluisdeuren gesloten worden. Dit is het moment om het waterpeil in de sluiskolk op gelijke hoogte te brengen met de richting waarin gevaren gaat worden.
Dit kan door het water uit of in de sluiskolk te laten stromen. Bijvoorbeeld als het schip vanuit het Prinses Margrietkanaal naar het IJsselmeer gaat varen, de sluiskolk wordt dan geleidelijk aan op gelijke hoogte met het peil van het IJsselmeer gebracht. Er wordt water vanuit het IJsselmeer de sluiskolk ingelaten en het schip stijgt. Als dat peil bereikt is dan gaan de sluisdeuren aan de zijde van het IJsselmeer open en kan het schip de sluis verlaten.
Omgekeerd als het schip vanuit het IJsselmeer naar het Prinses Margrietkanaal wil varen, dan worden de sluisdeuren gesloten, zodra het schip in de sluiskolk is gevaren. Daarna wordt er geleidelijk water uit de sluiskolk gestroomd het Prinses Martgrietkanaal in, het schip zakt dan. Als het water in de sluiskolk voldoende is gezakt, gaan aan boezemzijde de sluisdeuren open en het schip kan de sluis verlaten.
Het toelaten of uitstromen van water in of uit de sluiskolk gebeurt via regelbare kleine openingen, waarmee de hoeveelheid en snelheid traploos kan worden geregeld. In Friesland heet een dergelijke opening "rinket".
Voordat men gebruik ging maken van sluizen, bevond zich tussen twee boezemsystemen vaak een dam. Een passageplaats was dan voor de schepen ook echt een dam, denk in dit verband aan de Overtoom in Amsterdam, waar de toen nog kleine schepen via een scheepslift over de "toom" werden getakeld. De dam ligt dus in die tijd op de scheiding van twee belangrijke boezemsystemen. Uit praktisch oogpunt is dat later niet langer werkbaar en dan komt er een (schut)sluis voor in de plaats.
Spuisluis
De spuisluis heeft een eenvoudiger, maar niet minder belangrijk doel. Omdat er geen scheepvaartverkeer gebruik maakt van een spuisluis is het bouwprincipe wat eenvoudiger. Zodra de waterstand op het buitenwater lager is dan die van het binnenwater, kan het overtollige water gespuid worden. In Friesland vinden wij spuisluizen bij Dokkumer Nieuwe Zijlen, met nu als vervolg de spuisluizen bij Lauwersoog, de spuisluizen bij Harlingen en natuurlijk ook de spuisluizen in de Afsluitdijk.
Afwateren van water via een spuisluis kan alleen bij een natuurlijk getijdeverschil: spuien gebeurt dan bij eb. Omdat natuurlijke lozing van water op gezette tijden bij Harlingen en Lauwersoog naar de Waddenzee niet mogelijk is door een combinatie van harde wind en opgestuwd water in de Waddenzee is het in dat geval noodzakelijk om de twee boezemgemalen: het J.L. Hooglandgemaal in Stavoren en zonodig ook het ir. D.F. Woudagemaal in te zetten, om aan de zuidzijde van het boezemsysteem het water via het IJsselmeer langs mechanische weg af te voeren.
Voordat het Lauwersmeer er was en er nog sprake was van de Lauwerszee waren spuiden de Dokkumer Nieuwe Zijlen direct op zee. Nu spuien Dokkumer Nieuwe Zijlen indirect op zee en spelen ze nog steeds een belangrijke rol voor het waterbeheer in Friesland. Zowel het Lauwersmeer als ook het IJsselmeer zijn nu een buffer tussen de Friese boezem (het binnenwater) en het buitenwater (Waddenzee).
Water afvoeren door middel van een natuurlijk hoogteverschil is goedkoper en eenvoudiger dan met behulp van mechanische werking door middel van een gemaal.
Keersluis
Op sommige plaatsen in het waterrijke Nederland gebruikt men een sluis, meestal slechts met één set sluisdeuren, om het water op gezette tijden tijdelijk te kunnen keren (tegenhouden). Een dergelijke afsluiting en kering gebeurt meestal in periodes, waarbij het boezemwater plotseling sterk stijgt en het laagliggende polderland beschermd moet worden tegen overstroming. Als het gevaar geweken is wordt een keersluis weer open gezet. Onder normale omstandigheden is het de bedoeling dat de keersluis permanent openstaat en het scheepvaartverkeer ongehinderd doorgang kan krijgen.
Kleine keersluizen kunnen ook binnen een poldersysteem in gebruik zijn: het laagst liggende polderland wordt dan beschermd tegen het waterpeil van de hoger liggende polderdelen. Deze kleine sluisjes komen ook voor in de vorm van schotten en schuiven, waarbij er uiteraard geen sprake is van scheepvaartverkeer.
Inlaatsluis
In tegenstelling tot de noodzaak van bemaling komt het ook regelmatig voor dat er water ingelaten moet worden. In droge voorjaar- en zomerperiodes treedt er in de polders en in de boezem een sterke verdamping op. Als het peil van het water te laag wordt en er droogteverschijnselen optreden in cultuurland en -gewassen, of als het scheepvaartverkeer gehinderd wordt door lage waterstanden, moet er uiteindelijk water worden ingestroomd.
In de polders vormt dat meestal geen probleem: men kan in de polderdijken op eenvoudige wijze schuiven openzetten en gedurende een bepaalde tijd fris zoet water inlaten vanuit de boezem.
Tot de Friese boezem kan er water worden ingelaten via de sluizen in de zeedijken van Fryslân.Vroeger was dit ongewenst en liet men niet meer water toe dan noodzakelijk voor het schutten. Immers via de zeesluizen en zijlen van Waddenzee en Zuiderzee kwam er dan zout water naar binnen, wat wel een uitkomst was voor het scheepstransport op de boezem, maar schadelijk was voor de landbouw en veeteelt.
Na de afsluiting van de Zuiderzee door middel van de Afsluitdijk in 1932 kon de waterkwaliteit in de Friese boezem aanmerkelijk verbeterd worden. Nu kon er zoet water worden ingestroomd vanuit de buffer van zoet water van het IJsselmeer. Dit water kon gebruikt worden om het zout gehalte van het water in de boezem te verlagen of het kon worden gebruikt om het niveau aan te vullen in droge perioden. Dit instromen gebeurt uiteraard sowieso via de schutsluizen in de voormalige Friese zeedijk van de voormalige Zuiderzee bij de vele dagelijkse schuttingen, maar men kan ook systematisch in het kader van het waterbeheer instromen via bepaalde inlaatsluizen.
Indeling naar ligging
Zeesluis
Zeesluizen vormen de verbinding tussen de boezem en de zee.
Boezemsluis
Boezemsluizen verbinden de poldervaarten met de boezem, waarop de polders het water uitslaan.
Poldersluis
Poldersluizen verbinden de verschillende districten met een verschillend waterpeil in een polder.
Molensluis
De watermolen ligt aan een klein riviertje of beekje. Aan de molen is een water- of stuwrecht verbonden, dat de molenaar het recht geeft het water te stuwen. Het verval (hoogteverschil bij de sluizen) bedraagt ongeveer 1 meter. Bij het opendraaien van de molensluis komt het waterrad door het opgestuwde water in beweging.
Overige sluizen
Andere sluizen zijn inundatiesluizen, damsluizen, ontlastsluizen, inlaatsluizen, keersluizen en irrigatiesluizen.
- Inundatiesluizen
- werden in oorlogstijd open gezet om snel land onder water te kunnen zetten. Toen er nog geen vliegtuigen waren was dit een doeltreffende verdedigingsstrategie (Hollandse Waterlinie).
- Damsluizen
- zorgen ervoor dat het water in de ondergelopen gebieden niet ergens anders heen kan stromen.
- Ontlastsluizen
- zorgen in noodgevallen dat water uit een gebied weg kan stromen.
- Irrigatiesluizen
- die dienen om water over landerijen te laten lopen.
Indeling naar constructie
Waaiersluis
Een waaiersluis is een speciale sluis, die als voornaamste eigenschap heeft dat hij tegen de waterdruk in geopend en gesloten kan worden. Dit type sluis is uitgevonden door Jan Blanken (1755-1838), de zoon van een dorpstimmerman uit Bergambacht. Blanken was Inspecteur-Generaal bij de Waterstaat van 1808 tot 1826, ten tijde van Napoleon. De uitvinding werd betwist door enkele personen die claimden dat zij dit idee eerder hadden geopperd. De uitvoering hiervan heeft echter nooit eerder plaatsgevonden. Blanken heeft zijn recht met succes kunnen verdedigen. Van dit type sluis zijn nog maar enkele exemplaren in Nederland te vinden.
Een waaierdeur bestaat uit twee aan elkaar verbonden delen, die rond kunnen draaien in een komvormige inkassing. Het ene blad heeft een breedte van 5/6 van het andere blad. De delen vormen samen een soort waaier. De waaierdeuren kunnen naar beide zijden het water keren. Door de waaierkas via buizen met water te vullen verandert de druk op de deuren zodanig dat deze zowel tegen de stroom in als met de stroom mee open en dicht gedraaid kunnen worden.
De Wilhelminasluis in Andel heeft aan twee zijden waaierdeuren. De sluis is gebouwd rond 1896 om bij de scheiding van de Maas en de Waal om scheepvaart mogelijk te laten blijven. De sluis is nog steeds in gebruik.
Bronvermelding
Bij het samenstellen van deze tekst en de afbeeldingen is gebruik gemaakt van:
- "Binnendiken en slieperdiken yn Fryslân", door Ir. K. A. Rienks en Ir. G.L. Walther, Boalsert 1954
- "De Loop van het Friese water", door G. ter haar en P.L. Polhuis, Franeker 2004
- Fotoarchief van Tresoar te Leeuwarden
- Diverse Wikipedia-sites