Gedenkboek Jaffa/Beschrijving buitenkant gemaal

Versie door Cierick Goos (overleg | bijdragen) op 19 aug 2023 om 14:33 (Resolutie van de afbeeldingen verhoogd en aanklik gedrag ervan aangepast (direct naar hoge resolutie versie bij aanklikken))
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Het nieuwe laantje inslaand, dat den toegang vormt tot het gemaal, komen we tot een gevoel van eigen kleinheid, dat langzamerhand overgaat ineen respect voor het kolossale, hetwelk hier is bereikt. Wij behoeven ter ondersteuning onzer bewering slechts te verwijzen naar de foto’s. Immers voor het gebouw zelf staande, maakt dit door zijn groote afmetingen en soliden bouw op ons een diepen indruk van kracht en duurzaamheid.

Links voor ons ligt de machinehal met een lengte van 62 M. en een breedte van 15 M., waarin de centrifugaalpompen en stoommachines zijn opgesteld. De geheele architectuur is dienstbaar gemaakt aan het doel, waaraan het heeft te beantwoorden. Geen overbodige versiering of luxe is aangebracht. Sober en strak zijn de lijnen aangegeven. De hooge smalle ramen zijn er op berekend den stormwind te weerstaan, die vooral hier van enorme kracht kan zijn. Het machinegebouw staat op een gewapend betonplaat, rustend op palen, terwijl verder gewapend betonpalen aan den vloer verbonden zijn, teneinde hem, waar hij geen werktuigen behoeft te dragen, tegen oppersing te beveiligen.

Het veen is, vóór met den bouw begonnen werd, geheel verwijderd. Dit had hier een dikte van 2,60 M. Daaronder ligt 9 Meter geel zand en nog een kniplaag van 50 c.M. dikte.

Vijf waterdichte damwanden zijn onder de fundeering van het gebouw ingeheid, dat tot maaiveldhoogte geheel uit gewapend beton bestaat. Binnen- en buitenzijde der muren zijn gevoegd. De slagdorpels, slagstijlen, hoekblokken en dekzerken zijn van Noorsch- en de versieringen der gevels van Beyersch graniet. De gevels zijn in grijze Waalsteen opgetrokken. De keldervloeren liggen op 0.80 M. - N.A.P., de vloeren van het machinegebouw op 2.70 M. + N.A.P.

Interieur der machinehal.

Onder de machinehal aan de boezemzijde heeft het water toegang tot de acht openingen, die elk twee rechthoekige zuigmondingen hebben van 3 M. bij 1.60 M. De openingen zelf zijn 6.41 M. wijd en gevormd door de uitgemetselde penanten, waartusschen schotbalken kunnen worden aangebracht en waarin de eenigszins hellende krooshekken zijn geplaatst. Deze laatsten hebben te zorgen, dat geen door den stroom meegevoerd vuil of anderszins in de pomphuizen kan komen en daar schade zou aanrichten.

Over een loopbrug, welke op de penanten rust, kan het voor de krooshekken verzamelde vuil enz. worden weggevoerd.

Ook drijven er nog tusschen deze penanten houten vlotten, welke het vormen van luchtkolken tegengaan, daar het binnentreden van lucht in de zuigleiding het rendement zeer zou verminderen. Eindelijk bevinden zich in het middenpenant de cokesfilters voor het circulatiewater der condensors.

Wanneer we nu langs de balustrade, die rondom het gebouw loopt, ons naar de zeezijde begeven, vallen direct de sluizen in het oog. Ze zijn 4 in getal, elk met een wijdte van 10.70 M., waarin de 8 persbuizen paarsgewijze uitmonden.

De persopeningen kunnen worden afgesloten door de 4 stellen puntdeuren, welke reiken tot 4.10 M. + N.A.P., overeenkomende met de kruin van den zeedijk.

Voor deze deuren is groenharthout toegepast, dat, zooals bekend, bestand is tegen den paalworm. Beneden op den vloer sluiten zij aan tegen een drempel van Noorsch graniet. Teneinde bij buitengewoon hoogen zeestand deze deuren tegendruk te kunnen geven, zijn nog riolen met schuiven aangebracht. De puntdeuren, eigenlijk stormdeuren, behoeven alleen gesloten te worden bij hevigen storm, wanneer toch niet wordt gemalen. Het gemaal zelf is waterkeerend tot een hoogte van 2.70 M. + N.A.P. of 0.20 M. boven den hoogst bekenden zeestand.

Pompaggregaat capaciteit 1,5 millioen M3. per etmaal bij 1 M. opvoerhoogte.

Voorts ziet men recht vooruit een dam elleboogsgewijze in zee steken over een lengte van 220 M. met een kruinhoogte van 2.50 M. + N.A.P., die de werken beveiligt tegen stormen uit Zuidelijke, ZuidsWestelijke en Westelijke richting.

Ter linkerzijde is een hellingbaan, waarop de sluisdeuren geschoven kunnen worden ter herstelling of reiniging.

Van de balustrade afdalend, staan we om den hoek van het ketelhuis eensklaps voor den schoorsteenkolos. 60 Meter boven den voet priemt hij de lucht in, met zijn enorme hoogte als betrouwbaar orienteeringspunt dienend voor de Zuiderzeevaarders.

Als bijzonderheid geldt nog, dat de schoorsteen, vóór hij van afleiders had kunnen worden voorzien, door den bliksem werd getroffen en vernield. Nadat men de overgebleven pl.m. 30 M. hooge stomp had laten vallen, moest men van voren af aan met den opbouw beginnen.

Boven den voet heeft hij een uitwendige middellijn van 6.25 M. beneden en van 3 M. boven. De rookkanalen, tot twee groepen vereenigd, monden aan twee zijden diametraal tegenover elkaar daarin uit. Evenals deze schoorsteen zijn ook de andere gebouwen tegen den bliksem beveiligd.

Onzen tocht verder voortzettend, loopen we langs het ketelhuis, waarvan de lengte 32 en de breedte 15 M. bedraagt, en zien dan links voor ons eenige, eveneens nieuw gebouwde, ruime en aardig uitziende dienstwoningen, waarin enkele beambten onderdak zullen vinden. Recht voor ons liggen de kolenschepen, die hun lading lossen in het open kolenpark, waarvan de brandstof door een ruime deuropening in de breedte-zijde van het ketelhuis naar de stookplaats gereden kan worden. Verder bevinden zich in een bijgebouw van ’t ketelhuis een kamer voor den chef-stoker, een schaftlokaal voor het stokerspersoneel, waschinrichtingen en dergelijke. Met alle eischen van comfort is dus ruimschoots rekening gehouden. Wanneer we nog eenmaal onzen blik over het geheel, gemaal en toevoerkanaal, laten gaan, kunnen wij niets dan lof hebben voor den ontwerper en leider van het werk, den Heer ir. D. F. Wouda, Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat in Friesland, wiens plannen op even solide als keurige wijze zijn uitgevoerd.

*       *
*