Vloeddeuren

Versie door Bert Lems (overleg | bijdragen) op 7 jun 2022 om 07:46 (Vette tekstdelen verwijderd en kleine tekstuele verbeteringen.)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Via de ballustrade die langs beide lange zijden van het Woudagemaal loopt, kan men gemakkelijk langs de zeezijde van het gemaal lopen.
Vanaf de ballustrade kan men weer via trappen op de afzonderlijke verhoogde hoofden komen. Oorspronkelijk waren alle hoofden niet voorzien van beveiligingshekwerken, zij waren slechts een platform, waarop gewerkt kon worden als de sluisdeuren moesten worden gesloten..
Tegenwoordig is één van de hoofden voorzien van een hekwerk. Dat is ook de plek waarop toeschouwers onder normale omstandigheden bij stilstaand gemaal even mogen vertoeven, uiteraard slechts onder leiding van een rondleider.

De zeezijde van het gemaal biedt een geheel eigen aanblik. Daar bevinden zich tussen de hoofden de vloeddeuren. Vier stel vloeddeuren, elk met een doorstroomwijdte van 10,70 meter.

Eigenlijk vormen de vloeddeuren, gezamenlijk met de fundering en muren van het gemaal een soort sluis. De sluiskolk is dan de ruimte tussen die vloeddeuren en het gebouw.
In die sluizen monden paarsgewijze de persbuizen uit, waardoor het boezemwater op het IJsselmeer (destijds Zuiderzee) wordt uitgeslagen.

De persopeningen kunnen dus voor de "zee" worden afgesloten door de sluisdeuren te sluiten, die een hoogte hebben van 4,10 meter boven NAP, dezelfde hoogte als die van de oude Zuiderzeedijk.
Deze sluisdeuren hebben namelijk oorspronkelijk een zeewerende functie. Na de bouw van de Afsluitdijk hebben de vloeddeuren hun oorspronkelijke functie verloren.
De deuren sluiten beneden op de "vloer" aan op een drempel van Noors graniet.

De vloeddeuren van het gemaal staan echter altijd open. Sterker nog, ze zijn eigenlijk nooit gebruikt! Als deze sluisdeuren namelijk gesloten zijn, gaan ze in het woelige water als wilden tekeer. Het probleem is, dat er geen waterdruk op de deuren gezet kan worden.

De sluiskolk kan niet leeg gestroomd worden, omdat er daarvoor geen afvoerbuizen onder het gemaal door zijn aangelegd.
Als het niveau in de sluiskolk niet verlaagd kan worden, kan er dus geen drukverschil gecreëerd worden tussen een lagere waterstand in de kolk en de hoge waterstand voor de deur aan zeezijde. De druk blijft dus aan beide zijden van de deuren gelijk, een evenwichtstoestand, waardoor de deuren vrij kunnen bewegen samen met de waterbewegingen.

Het gebrek aan waterafvoerkanalen voor de sluiskolk naar boezemzijde is eigenlijk een ontwerpfout. Overigens heeft deze fout nooit tot een probleem geleid.
Merkwaardig is echter, dat er van buiten (zeezijde) naar de sluiskolk wel afsluitbare leidingen aanwezig zijn om het waterverschil na een stormvloed weer te kunnen nivelleren en zodoende de deuren weer te kunnen openen.

De vloeddeuren van het Woudagemaal zijn gemaakt van groenhardhout, dat bestand is tegen paalworm. De deuren zijn van het bouwjaar 1917. Zij hebben dus al ruim 100 jaar op hun plaats gezeten. In het kader van een grote onderwater renovatie (in de zomers van 2011 tot 2014) werden ook de vloeddeuren geïnspecteerd op hun duurzaamheid om eventueel op onderdelen te kunnen worden vernieuwd of gerepareerd.

In september 2011 heeft men de eerste deur aan de oostzijde "gelicht" en naar de werkplaats afgevoerd. Deze vloeddeur was nog geheel intact is en had de eerste honderd jaar prima doorstaan. Aan een aantal andere deuren waren reparaties noodzakelijk. Dit is te herkennen door de toevoeging ‘2014’ in de betreffende deur.