Nederlands octrooi 41025

Versie door Cierick Goos (overleg | bijdragen) op 9 jan 2024 om 17:25 (Foutje hersteld)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Deze pagina is gebaseerd op Nederlands octrooi no 41025.[1]

Nederlands octrooi no 41025

  • Aanvrager: Werkspoor N.V., te Amsterdam.
  • Titel: Vuurgangketel met een in dwarsdoorsnede cirkelvormige vlamkast en met vlampijpen, zoowel tusschen de vlamkast en de voorfrontplaat, als tusschen de vóór- en de achterfrontplaat van den ketel.
  • Ingediend: 18 Februari 1936, 14 uur 49 min
  • Openbaar gemaakt: 15 Januari 1937

De uitvinding heeft betrekking op een vuurgangketel van de in den titel omschreven bekende soort.

Men kent vuurgangvlampijpketels, waarvan de vlamkast zoodanig is gevormd, dat zij niet behoeft te worden gesteund door middel van hemelankers en steunbouten (zie b.v. het Ned. octrooischrift No. 912).[2] Bij ketels van dit type moet het vlakke achterfront extra worden versterkt, of men moet holle bodems voor de fronten gebruiken. Ook daaraan zijn bezwaren verbonden, zoodra de ketelmiddellijn betrekkelijk groot moet zijn. Bovendien moet het verschil tusschen de totale stoomdrukken op de voor- en achterfronten volgens een langen omweg worden opgenomen.

Uit het Nederlandsche octrooischrift no. 21.013[3] is bekend een vuurgangketel met een in dwarsdoorsnede cirkelvormige vlamkast en vlampijpen tusschen de vlamkast en de voorfrontplaat. Verder is die ketel voorzien van vlampijpen, welke zich. uitstrekken tusschen de voor- en de achterfrontplaat van den ketel. Deze laatste dienen voor het overdragen van warmte uit de verbrandingsgassen van een motor, welke aan het ketelvoorfront in een kast worden binnengelaten, door een bundel vlampijpen trekken naar een omkeerkast tegen het achterfront van den ketel en vervolgens door een tweeden bundel naar een uitlaatkast aan heb voorfront gaan. De vlakke achterplaat van de vlamkast van dien ketel moet met steunbouten aan het achterfront zijn verbonden.

Ten slotte wordt nog gewezen op het Fransche octrooischrift no. 416.450, hetwelk achter een vuurgang en een daarachter opgesteld nest waterbuizen een cirkelvormige vlamkast vertoont, welke bij een uitvoering doorloopt tot het ringvormige ketelachterfront. De cirkelvormige opening in het achterfront is afgesloten met een vuurvast deksel. Bij een andere uitvoering volgens dat octrooischrift heeft de vlamkast een achterwand. in den vorm van een doorgediepten bodem met centralen hals. Deze hals is aangesloten aan het eveneens doorgediepte achterfront van den ketel.

In den ketel volgens de uitvinding worden constructies gebruikt, die ook in de bovenaangehaalde octrooischriften zijn te vinden.

Volgens de uitvinding is de rompplaat van de vlamkast met de achterfrontplaat van den ketel verbonden, of is de vlamkast met haar achterwandplaat door middel van een centralen hals aangesloten op de achterfrontplaat van den ketel en is de vlamkast, resp. de hals, door een deksel afgesloten, en bovendien zijn de korte vlampijpen, die de rookgassen van de cirkelvormige vlamkast naar de voorfrontplaat leiden, door omkeerkasten aan die frontplaat verbonden met de lange vlampijpen, die de rookgassen van de voorfrontplaat buiten langs de vlamkast naar de achterfrontplaat van den ketel brengen. Het deksel, dat de vlamkast afsluit, wordt niet overmatig verhit, omdat de vlammen langs den kortst mogelijken weg de vlampijpen opzoeken. De heetste gassen passeeren een bundel pijpen met den grootsten doortocht; de andere pijpenbundels hebben een kleineren gezamenlijken doortocht en zijn langer, zoodat de warmte op gunstige wijze wordt overgedragen.

Constructief is de ketel volgens de uitvinding eenvoudig. De afwezigheid van steunen, hoewel ook bij bekende constructies als voordeel erkend, en de gunstige overbrenging van de krachten tusschen de pijpen- en frontplaten zijn voordeelen. De stoomruimte in den ketel is betrekkelijk groot, omdat de vlamkast, niettegenstaande haar cirkelvormige dwarsdoorsnede, niet tot een hoog niveau in den ketel reikt. Het verwarmende oppervlak van de langs de vlamkast loopende pijpen is aanzienlijk, zoodat het totale verwarmd oppervlak ten opzichte van de ketelmiddellijn groot is.

Op de teekening is de uitvinding met twee uitvoeringsvoorbeelden toegelicht.

  •  
    Fig. 1: Langsdoorsnede 1e variant
  •  
    Fig. 2 & 3: Halve doorsnede en half achteraanzicht 1e variant

Volgens fig. 1, 2 en 3 (langsdoorsnede, halve doorsnede en half achteraanzicht) heeft de ketel vlakke voor- en achterfronten en is de pijpenplaat van de vlamkast cirkelvormig. De achterwand 2 is bol; de coaxiale hals is vastgelascht aan de flens 4 van de cirkelvormige opening in het achterfront. Een met vuurvast materiaal bekleed deksel 5 sluit de aldus gevormde opening af. De nesten vlampijpen 6 leiden de gassen van de vlamkast naar de voorzijde van den ketel; de nesten pijpen 7 brengen de gassen, nadat zij zijn omgekeerd in de omkeerkasten 8, naar de rookkast 9. Langsankers 10, verstekingsplaten 11 en hoeksteunen 12 steunen de ketelfronten. De hals 3, 4 brengt belangrijke krachten over.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 4, 5 en 6 komen de deelen 1, 6, 7, 8 en 9 overeen met de door deze cijfers aangeduide deelen van den anderen ketel.

  •  
    Fig. 4: Langsdoorsnede 2e variant
  •  
    Fig. 5 & 6: Halve doorsnede en half achteraanzicht 2e variant

De omtreksflens van de pijpenplaat der vlamkast wordt verlengd met een cylindrische omtreksplaat 13, welke is verbonden met de cirkelvormige flens 14 van het achterfront. De aldus gevormde groote doortocht is afgesloten met de inwendig bekleede schijf 15, welke voorzien is van het luik 16. Waterpijpen 17 vormen een scherm voor deze afsluiting. Door de met het luik 16 afgesloten opening kan men in de vlamkast komen voor het nazien van de vlampijpeinden.

Conclusie.

Vuurgangketel met een in dwarsdoorsnede cirkelvormige vlamkast en met vlam pijpen zoowel tusschen de vlamkast en de voorfrontplaat als tusschen de voor- en de achterfrontplaat van den ketel, met het kenmerk, dat de rompplaat van de vlamkast met de achterfrontplaat van den ketel is verbonden, of dat de vlamkast met haar achterwandplaat door middel van een centralen hals aansluit op de achterfrontplaat van den ketel, en dat de vlamkast, resp. de hals, door een deksel is afgesloten, en dat de verschillend lange vlampijpen door één of meer omkeerkasten aan de voorfrontplaat van den ketel onderling in verbinding staan.

Bronnen, noten en/of referenties

  1. Werkspoor (1936). Vuurgangketel met een in dwarsdoorsnede cirkelvormige vlamkast en met vlampijpen, zoowel tusschen de vlamkast en de voorfrontplaat, als tusschen de vóór- en de achterfrontplaat van den ketel. (NL41025C). Octrooiraad Nederland. Geraadpleegd op 9-1-2024, van https://worldwide.espacenet.com/patent/search?q=pn%3DNL41025C
  2. Monhemius, W. A. J. (1913). Schotse ketel zonder steunen. (NL912C). Octrooiraad Nederland. Geraadpleegd op 9-1-2024, van https://worldwide.espacenet.com/patent/search?q=pn%3DNL912C
  3. Hansen, P. (1928). Scheepsketel met horizontale of nagenoeg horizontale vlampijpen, aangesloten op een stookinrichting en met daaraan evenwijdig loopende pijpen, aangesloten op een uitlaatleiding van afgewerkte motorgassen. (NL21013C). Octrooiraad Nederland. Geraadpleegd op 9-1-2024, van https://worldwide.espacenet.com/patent/search?q=pn%3DNL21013C