Het nieuwe stoomgemaal bij Lemmer

Uit Wouda's Wiki
Versie door Cierick Goos (overleg | bijdragen) op 3 jan 2024 om 16:30 (Nieuwe pagina gemaakt)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Deze wiki pagina is gebaseerd op een kranten artikel uit 1920 over de officiële opening van het gemaal.[1] Toen werd het nog het Provinciaal Stoomgemaal genoemd of zoals het in het artikel het gemaal bij Lemmer. Pas bij de pensionering van de heer Wouda heeft het de naam Woudagemaal gekregen.

Koninklijk bezoek aan Lemmer

Aankomst in Lemmer.[2]
Ontvangst in Lemmer.[2]

De Koningin en de Prins hebben gisteren een bezoek gebracht aan Lemmer en het nieuwe stoomgemaal tussen Lemmer en Tacozijl. Zij werden daarbij vergezeld door de commissaris van de koningin in Friesland, mr. P.A.V. baron van Harimma thoe Slooten.

Hare Majesteit en zijne Koninklijke Hoogheid kwamen per auto van Wolvega in Lemmer aan, waar de burgemeester van Lemsterland, de heer Pollema, hen ontving en rondleidde. Er waren erebogen opgericht, en de gehele vissersvloot had de vlag uitgehangen. Hare Majesteit werd uitbundig toegejuicht.

Met de auto werd naar het nieuwe stoomgemaal gereden, waar werd plaats genomen in de ruime machinekamer. Op het teken van de Koningin werden de acht pompen van het gemaal in werking gesteld.

Om twee uur vertrokken de Koningin, de Prins en de commissaris der Koningin richting Tacozijl. Het gezelschap reed door Gaasterland en over de Galamadammen naar Workum, van daar namen ze een trein naar Leeuwarden.

Bij aankomst op het station van Leeuwarden stond de burgemeester klaar om de vorstelijke gasten te verwelkomen. Ze reden via de Wirdumerdijk en St. Jacobstraat naar het voormalige stadhouderlijk paleis, dat nu in gebruik is als woning van de commissaris van de Koningin. Hier werd gedineerd en brachten ze de nacht door.

Het nieuwe stoomgemaal bij Lemmer

Aankomst bij de uitwateringssluis in Lemmer.[2]
Vertrek bij de uitwateringssluis in Lemmer.[2]

Tijdens de officiële ingebruikname van het grote boezemgemaal bij Lemmer, gisteren in aanwezigheid van de Koningin en de Prins, heeft de commissaris der Koningin in Friesland, mr. P.A.V. baron van Harinxma thoe Slooten, een toespraak gehouden, waaruit het volgende is afgeleid:

Eerder was het idee om de waterstaatkundige situatie in Friesland en de beheersing van waterstanden in de Friese boezem uitsluitend te verbeteren door de natuurlijke afvoer naar zee te optimaliseren. Dit concept werd nadrukkelijk losgelaten toen de Staten van Friesland op 7 februari 1913 besloten over te gaan tot het bemalen van de Friese boezem. Hieraan voorafgaand was een uitgebreide studie uitgevoerd naar de waterstaatkundige situatie van Friesland. Deze studie begon in 1896 met de benoeming van een commissie, de eerste Lauwerszee-commissie genoemd, die haar werkzaamheden in 1900 beëindigde. In 1902 werd zij opgevolgd door een tweede Lauwerszee-commissie, die in 1904 haar rapport indiende. Daarna heeft het nog tot 1912 geduurd voordat de Gedeputeerde Staten op 5 december de voorstellen aanbood aan de Provinciale Staten. Dit heeft geleid tot de uitvoering van de bouwwerkzaamheden, waarvan wij nu de voltooiing vieren.

Uitdrukkelijk wil ik hier in herinnering brengen, dat het de minister van waterstaat Regout was, die door het instellen van een rijkssubsidie van 40% van de kosten, de uitvoering van deze werkzaamheden mogelijk maakte.

Vervolgens heeft de commissaris van de Koning de mannen geëerd die hebben bijgedragen aan de voorbereidende studie voor de recent voltooide verbeteringen in de waterstaatkundige situatie van Friesland. Onder hen bevond zich professor Dijxhoorn uit Delft, die niet alleen betrokken was bij de uitwerking en implementatie van de plannen, maar ook samenwerkte met de hoofdingenieur van de provinciale waterstaat van Friesland, de heer Wouda, met betrekking tot het mechanische aspect. Daarnaast wordt de heer Wouda erkend voor zijn bijdrage aan de voorbereiding van het Statenvoorstel, waarbij hij het college van Gedeputeerde Staten ondersteunde, de algemene plannen uitwerkte, aanpaste waar nodig om verbeteringen aan te brengen of kosten te verminderen, en ten slotte de uitvoering ervan coördineerde. Ondanks dat de uitvoering grotendeels plaatsvond onder zeer ongunstige omstandigheden (door de Eerste Wereldoorlog), heeft zijn vastberadenheid alle uitdagingen overwonnen en deze indrukwekkende werken tot stand gebracht.

Aankomst bij de directiekeet, op de achtergrond is de versiering langs de weg naar het gemaal te zien.[2]

De realisatie van de machine-installatie, die naar alle waarschijnlijkheid de grootste bemalingsinstallatie van Nederland en wellicht zelfs van Europa is, werd uitgevoerd door de machinefabriek Jaffa in Utrecht, eigendom van de heren H. en J. Smulders. Ondanks de uitdagingen die voortkwamen uit de Eerste Wereldoorlog, slaagden zij erin deze indrukwekkende krachtinstallatie te voltooien.

Het machinegebouw is gebouwd door de gebroeders Broersma uit Harlingen. Ook zij slaagden erin de niet te onderschatten uitdagingen die zich tijdens de bouw voordeden te overwinnen. Ze hebben deze complexe constructie, inclusief een ingewikkelde fundering, succesvol voltooid.

De hoofdingenieur van de provinciale waterstaat van Friesland, de heer Wouda, heeft vervolgens in een toespraak enkele technische details gedeeld.

Het gebied dat zijn water afvoert naar de Friese boezem beslaat een oppervlakte van 293.900 hectare, waarvan 286.433 hectare zich in de provincie Friesland bevindt en 7.467 hectare in de provincie Groningen. Het gebied in de provincie Groningen behoorde voorheen tot het Munnekezijlvest en watert nu af naar de Friese boezem.

Oppervlakte van de Friese boezem afhankelijk van de waterstand.[3]
Boezemstand (m) Boezem­oppervlak
(ha)
t.o.v. FZP t.o.v. NAP
0.00 -0,66 26.000
0.20 -0,46 26.000
0.25 -0,41 32.100
0.30 -0,36 43.200
0.35 -0,31 50.300
0.40 -0,26 55.200
0.45 -0,21 57.800
0.50 -0,16 58.600
0.55 -0,11 58.800
0.60 -0,06 58.900

De Friese boezem bestaat uit diverse meren, waarvan het Tjeukemeer, het Slotermeer, het Heegermeer, de Fluessen en de Morra, het Sneekermeer en Bergumermeer de grootste zijn. Daarnaast omvat het een uitgebreid netwerk van kanalen en vaarten. De totale oppervlakte bedraagt ongeveer 26.000 hectare (ha) bij normale waterstanden, gedefinieerd als die rond 0,20 meter boven het Fries Zomerpeil (afgekort FZP, gelijk aan NAP -0,66 meter). Bij hoge waterstanden neemt de oppervlakte van de boezemlanden toe als gevolg van het overstromen van boezemlanden en zomerpolders, en is dan ongeveer tweemaal zo groot.

Tot op heden had de boezem alleen natuurlijke afvoermiddelen, namelijk een twaalftal zeesluizen die vrij gelijkmatig langs de kust zijn verspreid. Als er een sterke wind staat, die meestal uit het westen komt, kan de zeewaterstand flink opgestuwd worden. In deze gevallen kan een deel van deze sluizen niet lozen omdat het laagwater in zee niet onder het niveau van de boezem daalt. Het resultaat hiervan is dat de boezemwaterstand niet adequaat te beheersen is. Dit komt geregeld voor in het voorjaar, tijdens winterse hoogwaterstanden, en af en toe in de zomer.

Gedurende lange tijd heeft men geprobeerd de ontoereikende situatie te verbeteren door de Lauwerszee af te sluiten en een ruime bergboezem te creëren (het Lauwersmeer). De Staatscommissie, benoemd in 1896, en de Lauwerszee-commissie, opgericht in 1902, hebben dit vraagstuk uitgebreid onderzocht. De laatstgenoemde commissie concludeerde dat de verbetering van de waterafvoer van de Friese boezem gezocht moest worden in een combinatie van het afsluiten van de Lauwerszee en het bouwen van een gemaal aan de Zuidkust van de provincie. Alleen verbeteren van de spui capaciteit zou onvoldoende verlichting brengen, er moest gepompt gaan worden.

Na de officiële ingebruikname, aan de zeezijde van het gemaal.[2]

Na grondige overweging heeft de toenmalige minister van waterstaat in 1910 geoordeeld dat het afsluiten van de Lauwerszee onnodig was.[4] In plaats daarvan moet de verbetering van de waterafvoer van Frieslands boezem gezocht worden in de oprichting van voldoende krachtige gemalen.

In februari 1913 besloten de Provinciale Staten van Friesland tot de oprichting van een stoomgemaal met een vermogen van 750 waterpaardenkrachten (W.P.K.).[5] Later, in verband met de plannen voor de verbetering van de afstroming van de Linde, waarbij het Lindewater naar Frieslands boezem zou worden afgevoerd, is het vermogen verhoogd tot 900 W.P.K. Dit vermogen komt overeen met een wateropbrengst van 4000 kubieke meter per minuut bij een opvoerhoogte van 1 meter. Dit is verdeeld over acht centrifugaalpompen, elk met een capaciteit van 500 kubieke meter per minuut. Deze pompen worden per twee aangedreven door een tandem-compound stoommachine met een vermogen van ongeveer 625 effectieve paardenkrachten (E.P.K.). De benodigde stoom wordt geleverd door zes Piedboeuf-ketels, waarvan één als reserve dient.

Het machinegebouw is gefundeerd op een gewapende betonnen plaat van 82,5 meter lang en 44,5 meter breed. Deze plaat wordt gedragen door ongeveer 1950 heipalen. De heipalen die permanent worden belast, zijn gemaakt van hout. Onder de delen van het gebouw die, onder bepaalde omstandigheden, een opwaartse druk kunnen ervaren zijn heipalen van gewapend beton toegepast. Op deze delen van het gebouw zijn de koppen van de gewapende betonnen palen in de funderingsplaat verankerd.

Weer terug bij de directiekeet.[2]

De bovenkant van de funderingsplaat bevind zich op een hoogte van 3,40 meter onder Normaal Amsterdams Peil (NAP). Op de funderingsplaat rusten de zuig- en persbuizen van de pompen. Deze buizen zijn voor zover er geen geen vacuüm in optreedt vervaardigd uit gewapend beton. De 16 zuigbuizen zijn gelijkmatig verdeeld over de zijde van de boezem van het gemaal en monden twee aan twee uit tussen gemetselde penanten. Elk paar penanten vormt de toevoer voor één pomp, met daar tussenin enigszins hellende krooshekken en vlotten om de vorming van luchtkelken tegen te gaan. Hier kan een afsluiting met schotbalken worden aangebracht. Boven de zuigbuizen in het gemaal bevindt zich een keldervloer waarop de apparatuur voor de condensatie-inrichting is geplaatst. Aan de zeekant monden de persbuizen van telkens twee pompen uit tussen penanten, die de koppen van een keersluis vormen. In deze sluishoofden bevinden zich stormdeuren, waarvan de bovenkant reikt tot 4,10 meter boven NAP wat overeenkomt met de hoogte van de zeedijk. In zee is een 220 meter lange golfbreker aan de westzijde van het afvoerkanaal aangelegd ter beveiliging van het gemaal. Het gebouw is ontworpen om water te keren tot aan de hoogst bekende zeestand van 2,50 meter boven NAP.

In het ketelhuis zijn de zes stoomketels gegroepeerd tot drie blokken. Elk blok rust op een gewapende betonconstructie die wordt ondersteund door heipalen. De fundering van het ketelhuis zelf is volledig losgekoppeld van die van de ketels. De rookkanalen, samengevoegd in twee groepen, leiden naar de schoorsteen die een hoogte heeft van 60 meter.

Het water wordt naar het gemaal geleid vanuit de Groote Brekken via een nieuw aangelegd stroomkanaal. Dit kanaal heeft een bodembreedte van 68 meter, een diepte van 3 meter onder Fries Zomerpeil, en een breedte op de waterspiegel van 90 meter. De Groote Brekken wordt op haar beurt gevoed door het Tjeukemeer via de Follegasloot en de Haringsloot, evenals uit het Slotermeer en de meer noordelijk gelegen meren. Dit gebeurt door middel van een nieuw aangelegd stroomkanaal tussen de Brekken en de Koevorde, dat 4 kilometer lang is.[6] Dit kanaal heeft een bodembreedte van 41 meter, een diepte van 3 meter onder Fries Zomerpeil, en een breedte op de waterspiegel van 62 meter.

Afwateringsgebieden in het noorden des lands. Met rode Romeinse cijfers zijn de 12 sluizen (zijlen in het Fries) langs de Friese kust aangegeven. De normale hoog- en laagwaterstanden t.o.v NAP voor de Friese kust zijn aangegeven in rode cijfers.[7]

Dit stoomgemaal, momenteel het grootste in Europa, is in staat om dagelijks 6 miljoen kubieke meter water naar zee af te voeren. Al het water dat zich in het Sneekermeer bevindt zou in twee dagen door het gemaal kunnen worden weggepompt.

De heer Wouda sloot af met de hoop dat dit gemaal zal bijdragen aan de welvaart van de provincie Friesland.

Vervolgens gaf de Koningin het startsein voor het aanzetten van de machines.

De minister van waterstaat was verhinderd de ceremonie bij te wonen vanwege ambtelijke verplichtingen.

Bronnen, noten en/of referenties

  1. Koninklijk bezoek aan Lemmer & Het nieuwe stoomgemaal bij De lemmer. (1920, 8 oktober). Nieuwe Rotterdamsche Courant, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 03-01-2024 van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010025091:mpeg21:p001
  2. a b c d e f g Bron: Fotoarchief Provinciale Waterstaat Friesland.
  3. Lauwerzee-verslag 1904. (1904). Hoitsema. Geraadpleegd op Delpher op 30-12-2023 van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB18A:018683000
  4. Op 25 mei 1969 werd de Lauwerszee alsnog afgesloten.
  5. Het vermogen van een gemaal, vroeger uitgedrukt in waterpaardenkrachten (W.P.K.), is het vermogen dat daadwerkelijk nuttig gebruikt wordt bij het opvoeren van het water. Door stromingsweerstanden en andere verliezen wordt het werkelijk benodigde vermogen aan de as van de pomp aanzienlijk groter. Dit as-vermogen werdt vroeger uitgedrukt in effectieve paardekrachten (E.P.K.).
  6. Dit stroomkanaal is nu onderdeel van het Prinses Margrietkanaal.
  7. Beekman, A. A. (1909-1912). Platen behorende bij polders en droogmakerijen. Van Cleef. Geraadpleegd op Delpher op 03-01-2024 van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB21:041126000:00070