imported>Cierick Goos |
imported>Jan Pieter Rottine |
Regel 1: |
Regel 1: |
| De '''oudste vaste brandstof is de steenkool''', die '''op aarde in grote hoeveelheden''' voorkomt en dus ook '''voor de stoomvorming het meest''' wordt '''toegepast'''. | | De''' Lauwerszee''' stond''' tot de afsluiting in 1969 in open verbinding met de [[Waddenzee]]''', evenals de '''voormalige [[Middelzee]]''' en de '''[[Zuiderzee]]'''. |
| | <br>De '''Middelzee verdween uit het hart van Friesland door inpoldering''', een geleidelijk proces dat in het noorden van Friesland werd afgerond in de 14e en 15e eeuw. |
| | <br>Pas '''in 1932''' bij de aanleg van de '''[[Afsluitdijk]]''' verdween de '''[[Zuiderzee]]'''. Hiervoor in de plaats kwamen het '''[[IJsselmeer]]'''. |
|
| |
|
| '''Steenkolen zijn ontledingsproducten van de planten''' die '''in het tijdperk van het Carboon op aarde groeien'''. Door drift van de landschollen in de aardkorst heeft de plantengroei van het Carboon er uiteindelijk voor gezorgd dat '''de steenkool op aarde wijd verspreid''' voorkomt. | | [[Bestand:Satellite_image_Lauwersmeer.jpg|400×274px|link=]] |
| | De '''Lauwerszee''' stond '''in open verbinding''' met de '''[[Waddenzee]]'''. Rondom de '''[[Lauwerszee]]''' lagen verschillende '''visserdorpen''' waarvan '''[[Zoutkamp]]''' aan de Groningse kant en '''[[Oostmahorn]]''' aan de Friese zijde de meest bekende is. De vissers visten vooral op garnalen. |
| | <br>Vanuit Zoutkamp en Oostmahorn werd de '''verbinding met het eiland Schiermonnikoog''' onderhouden. |
| | <br>Na de afsluiting is de '''veerhaven verplaatst naar [[Lauwersoog]]'''. |
|
| |
|
| '''In het Carboon is de plantengroei zeer welig''', terwijl '''de soortenrijkdom (biodiversiteit) dan nog gering''' is. Daarom '''lopen de eigenschappen van de steenkolen uiteindelijk weinig uitéén'''. | | [[Bestand:Reitdiepbrug_Zoutkamp_k.jpg|600×200px|link=]] |
| <br>Er zijn ook steenkolen die uit plantengroei van jongere perioden stammen (bijvoorbeeld in Indonesië. Deze steenkolen komen dicht bij de '''eigenschappen van bruinkool'''). | | De '''vissersplaats Zoutkamp''' onderging een ware metamorfose. Veel van de oude '''visserswoningen werden afgebroken''', straten verdwenen uit het karakteristieke dorpsbeeld. Slechts een enkel pand bleef bewaard omdat het '''overgenomen werd door het [[Zuiderzeemuseum]] in Enkhuizen'''. |
| | <br>Inmiddels is men zich in Zoutkamp bewust geworden van dit verleden en probeert te redden wat er nog te redden valt, de herinnering aan de vissersvloot wordt levend gehouden, er zijn weer bedrijven bij de haven gevestigd die zich bezighouden met de visvangst of dienstverlenend zijn. |
|
| |
|
| De steenkolen kunnen ingedeeld worden in '''verschillende soorten met als criterium de mate van verkoling'''. Twee eigenschappen van de steenkolen spelen hierbij een rol.
| | Vanuit '''Oostmahorn en Esonstad''' wordt sinds enkele jaren weer een in hoofdzaak '''recreatieve verbinding onderhouden met Schiermonnikoog'''. |
| | Na de afsluiting werd de naam '''[[Lauwerszee]]''' vervangen door '''[[Lauwersmeer]]'''. Het meer werd vooral '''een groot natuur- en recreatiegebied en een klein deel werd aangewezen als militair oefenterrein'''. |
|
| |
|
| <ul>
| | [[Bestand: |
| <li>'''het percentage vluchtige bestanddelen'''
| | De '''reden om de Lauwerszee af te sluiten werd vooral ingegeven door veiligheidsoverwegingen'''. Het zou goedkoper zijn om een nieuwe dam met sluizen aan te leggen dan om alle bestaande dijken te verhogen. |
| <li>'''het bakkend vermogen'''
| | <br>De afsluiting '''past in de grotere [[Deltaplan]]''' wat op dat moment in Zeeland en de Zuidhollandse eilanden volop in uitvoering was: het afsluiten van de grote zeegaten door middel van dijken of dammen. |
| </ul>
| |
| | |
| Vaak is er bij deze eigenschappen overeenkomst met '''het zuurstofgehalte van de kool''', dat '''minder wordt, naarmate de verkoling in een verder stadium''' is gekomen.
| |
| <br>Daarnaast is echter ook '''het waterstofgehalte''' van belang, meestal schommelt dat om de 5 %.
| |
| <br>Men onderscheidt op grond van deze eigenschappen:
| |
| | |
| [[Bestand:Steenkoolsoorten.JPG|500x187px|link=]] | |
| | |
| Deze onderscheiding heeft '''geen scherpe grenzen''', in werkelijkheid overlappen de soorten zich voor een deel qua eigenschappen.
| |
| | |
| De kolen worden gebruikt om de warmte, '''het warmteleverend vermogen''' is dus van belang. Dat wordt uitgedrukt in de '''calorische waarde van de brandstof''', waarbij we '''de verbrandingswarmte''' en '''de stookwaarde''' onderscheiden, afhankelijk van de methode waarop men bepaalde metingen doet.
| |
| <br>De stookwaarde is de gemeten verbrandingswarmte, verminderd met 600 kilicalorieën voor iedere kilogram bij de verbranding gevormd water.
| |
| <br>Zo ligt dus de '''stookwaarde wat lager dan de verbrandingswarmte'''.
| |
| | |
| Voor het gebruik is het van belang dat die warmte '''zo volledig mogelijk''' en '''goed regelbaar''', zonder veel moeite of kosten ontwikkeld kan worden. Daarbij is '''het bakkend vermogen''' en '''het vluchtige gehalte''' van belang. Bovendien speelt ook '''de structuur van de kolen''' een rol.
| |
| | |
| Fijne, niet bakkende kool en in het vuur uiteenvallende kool veroorzaken namelijk '''doorval''' van de kolen door het rooster en een groot '''vliegasverlies'''.
| |
| <br>Tot deze groep behoren '''antraciet, mager fijnkolen, vlamkolen en poedervormige cokes'''.
| |
| | |
| Kolen met een sterk bakkend vermogen, met samengesmolten cokes, veroorzaken wel eens problemen, omdat de cokeskoek dan de luchttoevoer weer te sterk belemmert en het vuur daardoor niet gemakkelijk gelijkmatig onderhouden kan worden.
| |
| <br>Hierbij gaat het dan om '''vet(cokes)kolen en gaskolen'''.
| |
| | |
| Kolen met een '''laag vluchtig gehalte''' moeten '''de zuurstof uit de lucht in de kolenlaag zelf verbruiken''', daarom moet deze laag wat dunner zijn dan bij '''meer vluchtige kolen''', waarbij '''een gedeelte van de lucht door de uit de kolen komende vluchtige gassen verbruikt''' kan worden.
| |
| <br>Kolen met veel vluchtig laten dit zo snel ontsnappen , dat de volledige verbranding moeilijk wordt. Het niet verbrandend vluchtig betekent ook ernstige verliezen, roetvorming en vervuiling van de ketel. Het verlies aan algemeen rendement is dan al snel een gevolg. | |
| <br>Natuurlijk is ook de '''samenstelling van de gassen''' van groot belang. Dat is een eigenschap van de gebruikte kolen, waarbij het '''waterstofgehalte''' van de kolen bepalend is.
| |
| | |
| '''Antraciet en magerkolen, ook cokes''', kunnen daarom '''gemakkelijker met onderwind''' worden gestookt.
| |
| Voor handstoken zonder of met onderwind zijn de magernootjes in de vorm van stukkolen nootjes V, esskolen in alle stukgroottes, vetstukkolen, vetnootjes, mengsels van magere en bakkende kolen, en cokes de meest in aanmerking komende steenkolen.
| |
| | |
| [[Bestand:Steenkoolsoorten_2.JPG|600x383px|link=]] | |
| | |
| Staatsmijnen in Limburg
| |
| <br>Analyse van de kolen uit de mijnen Emma en Maurits (vetkolen), Hendrik (vetkolen en esskolen) en Wilhelmina (magerkolen)
| |
| | |
| Bij de Limburgse mager- en vetkolen is de verbrandingswarmte van de brandbare stof behoorlijk constant.
| |
| <br>Bij de Engelse gasvlamkolen loopt de verbrandingswaarde zover uiteen dat ze minder bruikbaar zijn gebleken.
| |
| | |
| In de praktijk worden '''kolensoorten vaak gemengd''', om '''een mengsel''' te krijgen '''dat een bepaald gehalte aan vluchtige stoffen heeft'''. Hierbij gaat het vaak '''om de prijs''': mager fijn-kool is goedkoper, maar ook '''het beoogd bakkend vermogen''' speelt een rol, dit is van belang om de fijnkool te kunnen verstoken, terwijl men dan een aangeblazen vuur gebruikt.
| |
| De '''bakkende kool omhult dan de de grovere stukken van de niet-bakkende kool'''. Een goede menging is 2 a 3 delen Wilhelmina op 1 deel Emmafijn, zodat er niet te veel kool weggeblazen wordt door de mechanische luchttoevoer onder de roosters.
| |
| | |
| [[Bestand:Steenkoolsoorten 3.JPG|600x772px|link=]]
| |
| De cijfers in de afbeelding vóór de namen van de mijnen verwijzen naar de leveranciers van Nederlandse kolen:
| |
| <ul>
| |
| <li>1 Dominiale Mijn Maatschappij te Kerkrade
| |
| <li>2 Mij. tot Exploitatie de Steenkolenmijnen Laura & Vereeniging te Eygelshoven
| |
| <li>3 N.V. Mij. tot Exploitatie van Limburgse Steenkolenmijnen, genaamd Oranje-Nassau Mijnen te Heerlen
| |
| <li>4 Staatsmijnen in Limburg te Heerlen
| |
| <li>5 N.V. Ned. Steenkolenmijnen Willem Sophia te Spekholzerheide
| |
| </ul>
| |
|
| |
| Zodra de brandstof een lagere verbrandingswaarde heeft wordt die vaak gerekend tot '''de minderwaardige brandstoffen''', zoals bijvoorbeeld''' turf, bruinkoolbriketten en gewassen fijnkolen'''.
| |
| Toch is het '''niet zo dat deze brandstoffen ongeschikt zijn''': '''op speciale aangepaste stookinrichtingen''' (roosters en ventilatie) '''produceren ze bijna evenveel stoom'''. Deze aangepaste stookinrichtingen zijn dan vaak uitgerust met '''mechanische zelfreinigende roosterconstructies''', waarbij de slakken automatisch worden verwijderd.
| |
| | |
| (Bij de samenstelling van tekst en afbeeldingen is gebruik gemaakt van:
| |
| <br>Stoom, uitgave der Vereeniging Krachtwerktuigen, Groningen 1942)
| |
| | |
| <br>
| |
| [[Category:Het gemaal in bedrijf]]
| |
De Lauwerszee stond tot de afsluiting in 1969 in open verbinding met de Waddenzee, evenals de voormalige Middelzee en de Zuiderzee.
De Middelzee verdween uit het hart van Friesland door inpoldering, een geleidelijk proces dat in het noorden van Friesland werd afgerond in de 14e en 15e eeuw.
Pas in 1932 bij de aanleg van de Afsluitdijk verdween de Zuiderzee. Hiervoor in de plaats kwamen het IJsselmeer.
De Lauwerszee stond in open verbinding met de Waddenzee. Rondom de Lauwerszee lagen verschillende visserdorpen waarvan Zoutkamp aan de Groningse kant en Oostmahorn aan de Friese zijde de meest bekende is. De vissers visten vooral op garnalen.
Vanuit Zoutkamp en Oostmahorn werd de verbinding met het eiland Schiermonnikoog onderhouden.
Na de afsluiting is de veerhaven verplaatst naar Lauwersoog.
De vissersplaats Zoutkamp onderging een ware metamorfose. Veel van de oude visserswoningen werden afgebroken, straten verdwenen uit het karakteristieke dorpsbeeld. Slechts een enkel pand bleef bewaard omdat het overgenomen werd door het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen.
Inmiddels is men zich in Zoutkamp bewust geworden van dit verleden en probeert te redden wat er nog te redden valt, de herinnering aan de vissersvloot wordt levend gehouden, er zijn weer bedrijven bij de haven gevestigd die zich bezighouden met de visvangst of dienstverlenend zijn.
Vanuit Oostmahorn en Esonstad wordt sinds enkele jaren weer een in hoofdzaak recreatieve verbinding onderhouden met Schiermonnikoog.
Na de afsluiting werd de naam Lauwerszee vervangen door Lauwersmeer. Het meer werd vooral een groot natuur- en recreatiegebied en een klein deel werd aangewezen als militair oefenterrein.
[[Bestand:
De reden om de Lauwerszee af te sluiten werd vooral ingegeven door veiligheidsoverwegingen. Het zou goedkoper zijn om een nieuwe dam met sluizen aan te leggen dan om alle bestaande dijken te verhogen.
De afsluiting past in de grotere Deltaplan wat op dat moment in Zeeland en de Zuidhollandse eilanden volop in uitvoering was: het afsluiten van de grote zeegaten door middel van dijken of dammen.