Kolenloods: verschil tussen versies

Uit Wouda's Wiki
imported>Vincent Erdin
Geen bewerkingssamenvatting
k (Opmaak en inhoud aangepast)
 
(8 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
Kolenloods
[[Bestand:Lege_kolenloods_kk.jpg|miniatuur|alt=Bijna lege kolenloods bij het Woudagemaal, uit een tijd dat er nog veel begroeiing omheen stond|Bijna lege kolenloods bij het Woudagemaal, uit een tijd dat er nog veel begroeiing omheen stond]]


Ieder stoomgemaal en iedere fabriek die op stoom werkt heeft een '''kolenloods''' of '''kolenberging'''. Locomotieven die op stoom rijden hebben een aparte kolenwagon achter de locomotief en is te vergelijken met de kolenbergplaats.
Ieder stoomgemaal en iedere fabriek die op stoom werkt en waarbij de ketels met kolen gestookt worden heeft een kolenloods of kolenberging nodig.  


Steenkolen werden over het algemeen in de zomer ingekocht op een moment dat de prijs per mud nog laag was. Ieder jaarlijk werd er een aanbesteding gehouden door polderbesturen of waterschappen waarbij kolenlevenranciers hun prijs bekend konden maken.  
De steenkolen voor een gemaal werden over het algemeen in de zomer ingekocht, op een moment dat de prijs per mud nog laag was. Jaarlijks werd er een aanbesteding gehouden door polderbesturen of [[waterschap|waterschappen]], waarbij kolenleveranciers hun prijs bekend konden maken. Bovendien was de zomerperiode voor de aanvoer per schip de meest geschikte periode: in de winter kon men in geval van vorstperiodes met ijsvorming niet door, maar ook niet over het ijs bij het gemaal komen. In dat geval was men in uiterste omstandigheden noodzakelijk aangewezen op het duurdere vervoer over de weg.  


De kolen werden per schip of kar bij het stoomgemaal afgeleverd. Op 1 oktober zorgde iedereen dat de voorraad steenkool op peil was. 1 Oktober is de datum waarop nog steeds het '''stormseizoen''' begint, vanaf dat moment kan het noodzakelijk zijn om het gemaal in werking te stellen. Het stormseizoen loopt tot 1 april.
De kolen werden per schip of kar bij een stoomgemaal afgeleverd. Op 1 oktober zorgde iedereen dat de voorraad steenkool op peil was. 1 oktober is de datum, waarop nog steeds het stormseizoen begint, vanaf dat moment kan het noodzakelijk zijn om het gemaal in werking te stellen. Het stormseizoen loopt tot 1 april.
Het is raadzaam om voldoende steenkool op voorraad te hebben. Mocht het ineens gaan spoken: regen waardoor er veel maaluren gemaakt moeten worden dan slinkt de kolenvoorraad aanzienlijk. Komt er dan ook nog eens een vorstperiode overheen die een paar weken duurt dan stijgt de kolenprijs. Niet alleen polderbesturen en waterschappen hebben dan extra steenkool nodig ook huishoudens willen er graag warmpjes bijzitten.


Steenkool was roofgoed. Dat is ook de reden dat bij ieder stoomgemaal en iedere stoomfabriek '''de kolenbergplaats op een goed in het zicht gelegen plaats was geplaatst'''.  
Het is raadzaam om voldoende steenkool op voorraad te hebben. Mocht het ineens gaan spoken: regen en wind, waardoor er opeens veel maaluren gemaakt moeten worden, dan slinkt de kolenvoorraad aanzienlijk. Komt er dan ook nog eens een vorstperiode overheen, die een paar weken duurt, dan stijgt de kolenprijs. Niet alleen polderbesturen en waterschappen hebben dan extra steenkool nodig, ook huishoudens willen er graag warmpjes bijzitten.
Meestal in de nabijheid van de dienstwoningen van machinist en stoker soms tussen de dienstwoning en het ketelhuis in bij een wat kleiner poldergemaal.  


De kolenloods bij het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' ligt aan het '''Aanvoerkanaal''' en recht voor de ingang van het ketelhuis maar ook in het zicht van de dienstwoningen. Het was vrijwel onmogelijk om een kooltje te gappen. Personeel kreeg bij het arbeidscontract ook een dienstwoning met het recht van vrij stoken.  
Steenkool was roofgoed. Dat is ook de reden dat bij ieder stoomgemaal en iedere stoomfabriek de kolenbergplaats op een goed in het zicht gelegen plaats was geplaatst. Meestal in de nabijheid van de dienstwoningen van machinist en stoker, soms tussen de dienstwoning en het ketelhuis in bij een wat kleiner poldergemaal. De kolenloods bij het [[ir. D.F. Woudagemaal]] ligt aan het [[stroomkanaal|aanvoerkanaal]] en recht voor de ingang van het ketelhuis, maar ook in het zicht van de dienstwoningen.  


De omvang van de kolenloods hangt sterk af van de grootte van het stoomgemaal. Als de kolenloods bij het Woudagemaal vol lag dan was dat voor 100 draaidagen voldoende, per dag werd er ongeveer 30 ton gebruikt.
[[Bestand:Kolenscheppen_2_k.jpg|miniatuur|alt=Kolensjouwrs (tremmers) aan het werk|Kolensjouwrs (tremmers) aan het werk]]
Bij het lemma '''[[maalperiodes]]''' kunt u zien dat het bijna niet voorkomt dat het Woudagemaal over zo'n lange periode in een stormseizoen in werking is geweest.


De kolen konden overal en nergens vandaan komen: '''België''',''' Duitsland''', '''Engeland''',''' Frankrijk''' maar natuurlijk ook uit '''de kolenmijnen in Limburg'''. Vaak werd er een melange van verschillende soorten in een partij verkocht. De mijnen in Limburg werden in de jaren zeventig geleidelijk aan gesloten nadat de grote '''aardgasvoorraad''' bij '''Slochteren''' was ontdekt.
De capaciteit en omvang van de kolenloods hangt sterk af van de grootte van de stoominstallatie van het gemaal. Als de kolenloods bij het Woudagemaal vol lag dan was dat voor 100 draaidagen voldoende, per dag werd er ongeveer 30 ton gebruikt. Bij de pagina [[maalperiodes]] kunt u zien, dat het bijna niet voorkomt dat het Woudagemaal over zo'n lange periode in een stormseizoen in werking is geweest.


Het '''Woudagemaal''' schakelde in 1967 ook over van kolen op dieselolie, dat was niet alleen vanwege de sluiting van de mijnen maar ook uit kostenoverwegingen: er waren geen kolensjouwers meer nodig.
De kolen konden overal vandaan komen: België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, maar natuurlijk ook uit de kolenmijnen van Limburg. Vaak werd er een melange van verschillende soorten in een partij verkocht. De mijnen in Limburg werden in de jaren zeventig geleidelijk aan gesloten, nadat de grote aardgasvoorraad bij Slochteren was ontdekt.


Een '''stoker''' die zuinig kon stoken kon aardig wat uitsparen voor het polderbestuur, soms zag hij dat terug in een kleine '''gratificatie''' aan het eind van het stormseizoen.
Het Woudagemaal schakelde in 1967 over van kolen op zware stookolie, dat was niet alleen vanwege de sluiting van de mijnen, maar ook uit personeels- kostenoverwegingen: er waren dan geen kolensjouwers meer nodig.


zie ook: '''[[Aanvoer en opslag van de steenkolen]]'''
Een stoker, die zuinig kon stoken, kon aardig wat uitsparen voor het polderbestuur, soms zag hij dat terug in een kleine gratificatie aan het eind van het stormseizoen.
 
[[Categorie:Het gemaal in bedrijf]]

Huidige versie van 10 mrt 2024 om 13:33

Bijna lege kolenloods bij het Woudagemaal, uit een tijd dat er nog veel begroeiing omheen stond
Bijna lege kolenloods bij het Woudagemaal, uit een tijd dat er nog veel begroeiing omheen stond

Ieder stoomgemaal en iedere fabriek die op stoom werkt en waarbij de ketels met kolen gestookt worden heeft een kolenloods of kolenberging nodig.

De steenkolen voor een gemaal werden over het algemeen in de zomer ingekocht, op een moment dat de prijs per mud nog laag was. Jaarlijks werd er een aanbesteding gehouden door polderbesturen of waterschappen, waarbij kolenleveranciers hun prijs bekend konden maken. Bovendien was de zomerperiode voor de aanvoer per schip de meest geschikte periode: in de winter kon men in geval van vorstperiodes met ijsvorming niet door, maar ook niet over het ijs bij het gemaal komen. In dat geval was men in uiterste omstandigheden noodzakelijk aangewezen op het duurdere vervoer over de weg.

De kolen werden per schip of kar bij een stoomgemaal afgeleverd. Op 1 oktober zorgde iedereen dat de voorraad steenkool op peil was. 1 oktober is de datum, waarop nog steeds het stormseizoen begint, vanaf dat moment kan het noodzakelijk zijn om het gemaal in werking te stellen. Het stormseizoen loopt tot 1 april.

Het is raadzaam om voldoende steenkool op voorraad te hebben. Mocht het ineens gaan spoken: regen en wind, waardoor er opeens veel maaluren gemaakt moeten worden, dan slinkt de kolenvoorraad aanzienlijk. Komt er dan ook nog eens een vorstperiode overheen, die een paar weken duurt, dan stijgt de kolenprijs. Niet alleen polderbesturen en waterschappen hebben dan extra steenkool nodig, ook huishoudens willen er graag warmpjes bijzitten.

Steenkool was roofgoed. Dat is ook de reden dat bij ieder stoomgemaal en iedere stoomfabriek de kolenbergplaats op een goed in het zicht gelegen plaats was geplaatst. Meestal in de nabijheid van de dienstwoningen van machinist en stoker, soms tussen de dienstwoning en het ketelhuis in bij een wat kleiner poldergemaal. De kolenloods bij het ir. D.F. Woudagemaal ligt aan het aanvoerkanaal en recht voor de ingang van het ketelhuis, maar ook in het zicht van de dienstwoningen.

Kolensjouwrs (tremmers) aan het werk
Kolensjouwrs (tremmers) aan het werk

De capaciteit en omvang van de kolenloods hangt sterk af van de grootte van de stoominstallatie van het gemaal. Als de kolenloods bij het Woudagemaal vol lag dan was dat voor 100 draaidagen voldoende, per dag werd er ongeveer 30 ton gebruikt. Bij de pagina maalperiodes kunt u zien, dat het bijna niet voorkomt dat het Woudagemaal over zo'n lange periode in een stormseizoen in werking is geweest.

De kolen konden overal vandaan komen: België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, maar natuurlijk ook uit de kolenmijnen van Limburg. Vaak werd er een melange van verschillende soorten in een partij verkocht. De mijnen in Limburg werden in de jaren zeventig geleidelijk aan gesloten, nadat de grote aardgasvoorraad bij Slochteren was ontdekt.

Het Woudagemaal schakelde in 1967 over van kolen op zware stookolie, dat was niet alleen vanwege de sluiting van de mijnen, maar ook uit personeels- kostenoverwegingen: er waren dan geen kolensjouwers meer nodig.

Een stoker, die zuinig kon stoken, kon aardig wat uitsparen voor het polderbestuur, soms zag hij dat terug in een kleine gratificatie aan het eind van het stormseizoen.