Bouw van het stoomgemaal: verschil tussen versies

Uit Wouda's Wiki
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
k (Dode links verwijderd)
 
(93 tussenliggende versies door 5 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
'''Bouw van het stoomgemaal bij Tacozijl ([[ir D.F. Woudagemaal]])'''
Bouw van het stoomgemaal bij Tacozijl ([[ir. D.F. Woudagemaal]])


'''Het politieke besluit''' om een boezemgemaal te gaan bouwen was al '''in 1913 door Provinciale Staten van Friesland''' genomen. Hiermee was een eind gekomen aan decennialang overwegen, afwegen, uitstellen en soms kwam van uitstel ook afstel. Na het besluit namen de '''voorbereidingen drie jaar''' in beslag en zodoende werd er '''pas in 1916 begonnen met de bouw'''.
Het politieke besluit om een boezemgemaal te gaan bouwen is al in 1913 door Provinciale Staten van Friesland genomen.
Het gemaal zal kadastraal worden gebouwd in de gemeente Lemmer sectie A no. 1016 en gemeente Balk sectie C no 1692.


Bij het stoomgemaal zijn '''twee dienstwoningen''' gebouwd: '''één voor de machinist en één voor de stoker''' die op het gemaal zouden gaan werken. De woningen zijn tussen oktober 1919 en februari 1920 gebouwd. In het bouwverslag van de opzichter staat bij de week van 4 november 1919 een bijzondere aantekening: ,,Wegens Katholieke zondag werd er zaterdag weinig uitgevoerd", op zaterdag waren in verband met deze zondag 3 metselaars vertrokken. Of het hier om een bijzondere naamdag gaat, staat niet in het verslag.
Hiermee was een eind gekomen aan decennialang overwegen, afwegen, uitstellen en soms kwam van uitstel ook afstel. Kennelijk zaten er toch wat haken en ogen aan het besluit.
 
Eind 1913, of begin 1914, stellen de gemeenten in de zuidwesthoek van Friesland een adhesiebetuiging op en vragen daarbij instemming van de omliggende gemeenten. In deze betuiging wordt gevraagd om steun voor de stichting van een stoomwatergemaal bij Tacozijl. Iedere gemeente, die hiermee instemt, zou dit bij Provinciale Staten onder de aandacht moeten brengen. Bekend is, dat onder andere de gemeenteraad van Hennaarderadeel (Wommels) deze adhesiebetuiging ook krijgt toegestuurd.
 
Na het politieke besluit van 1913 namen de voorbereidingen drie jaar in beslag en zodoende werd er pas in 1916 begonnen met de bouw.
 
Wat we weten over de bouw van het stoomgemaal bij Tacozijl staat opgetekend in het dagboek van de opzichter, het begin van de bouwperiode is uitvoerig beschreven. De aantekeningen eindigen op 31 januari 1920, pas acht maanden later wordt het stoomgemaal officieel geopend. Ook al ontbreekt een verslag van de laatste maanden, uit wat in de laatste maanden van 1919 nog wordt beschreven kan wel een indruk ontstaan van waar men in de maanden tot aan de opening mee bezig is geweest. In grote lijnen volgen wij hier het dagboek, een verslag in chronologische volgorde.
 
Als opzichters werden aangesteld: R. Miedema, R. Sollaart en W. Anema. In het bouwteam zat uiteraard ook de hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat: ir. D.F. Wouda.
 
[[Bestand:Ir_D_F_Wouda.JPG|400x326px|link=]]
 
 
Op 1 november 1916 vindt de aanbesteding 's middags om 12.00 uur plaats in Leeuwarden. Aannemers konden inschrijven voor verschillende onderdelen uit het bestek: baggeren en de bouw van schoorsteen, ketelhuis en de machinehal.
 
Voor het maken van de funderingsput en daarmee het uitbaggeren van deze put haalde S. Krikke samen met Y. Dikkerhoorn uit Gorredijk de opdracht binnen. Zij zouden f 0,60 per m3 ontvangen. De grond die uit de bouwput afkomstig was zou in de Teroelsterkolk worden gestort op aangewezen plaatsen.
 
[[Bestand:Baggermolen_atlantis6_a.jpg|500x378px|link=]]
Stoombaggermolen
 
 
De opdracht voor de bouw van de machinehal en het ketelhuis werd binnengehaald door de gebroeders Joh. en Jac. Broersma in Alkmaar voor een bedrag van f 764.400,-, daarmee was dit bouwbedrijf de laagste inschrijver. Het verschil met de hoogste bieding was f 200.000,-. De gebroeders W. en H. Geveke in Gorredijk hadden ingeschreven voor f 960.000,-.
 
Nu de belangrijkste aannemers bekend waren, konden er afspraken gemaakt worden: waar komt de bouwput, hoe ver uit de teen van zeedijk van de Zuiderzee (5 meter) in een talud van 4 op 1 en hoe diep ging deze worden. Vrij snel na de aanbesteding werden daar in het bouwteam de eerste afspraken over gemaakt.
 
Het eerste tastbare en zichtbare werk was het opwerpen van een kade. Wouda verscheen met enige regelmaat op de bouwplaats om te overleggen, maar ook om de stand van zaken in ogenschouw te nemen, hij was uiteindelijk de hoofdverantwoordelijke.
 
In november werd de eerste baggermachine aangevoerd, een sleepboot en vier bakken en een schip geladen met steenkool.
 
[[Bestand:Sform_V_294_1268570047.jpg|320x240px|link=]]
Stoombaggermolen van Fa. Krikke
(afbeelding: Stichting Stoombaggermolen Vooruit)
 
 
Hiermee kon het baggerwerk beginnen. Er zijn 2 grondwerkers, 3 arbeiders en 6 timmerlieden, 7 baggerlieden en 2 stokers op de bouwplaats aan het werk. Enkele weken later kwam ook de tweede baggermachine op de bouwplaats aan.
 
Voor het maken van de sluisdeuren werd vastgesteld dat er per deur 700 stuks verzinkte spijkers van 12 cm nodig waren.
 
Vanaf eind november komen er enorme transporten op gang: 1736 heipalen voor het machinegebouw en 576 voor ketelhuis en schoorsteen. In het begin komen al deze ladingen op de bouwplaats. Daar worden de heipalen gecontroleerd en voorzien van een F als ze zijn goedgekeurd en gebruikt kunnen worden. Gaandeweg ontstaan er de nodige problemen. De afgekeurde palen moeten binnen acht dagen van de bouwplaats zijn weggehaald en vervangen door nieuwe. Omdat dit niet correct wordt nagevolgd, wordt er besloten wordt om de heipalen voortaan bij het tramstation van Lemmer onder andere op spint te keuren. De afgekeurde palen liggen dan ook niet langer in de weg.
 
[[Bestand:Atlantis15.jpg|700x457px|link=]]
Rechts: hout opgeslagen bij het tramstation en tramhaven
(afbeelding: Tresoar)
 
 
In december wordt ook de schaftkeet geplaatst, zodat de werklieden droog en beschut kunnen zitten tijdens de schaft. Vanaf dit moment (december 1916) worden er steeds meer materialen ingekocht en op afroep in Tacozijl afgeleverd. Vlak voor kerst komt er nog een partij van 47.798 kg betonijzer aan op de bouwplaats.
 
Inmiddels is het het dermate slecht weer geworden dat er nauwelijks meer doorgewerkt kan worden. De schaftkeet was er dus niet voor niets, maar buitenwerk was er tot januari gedurende enkele weken niet meer bij.
 
Wouda is eindverantwoordelijk, soms gaat de opzichter naar een leverancier om de materialen te keuren, zoals het gegalvaniseerde draad en het hout voor de sluisdeuren.
 
[[Bestand:IMG_0157_restauratie_A_drooglegging.jpg|600x432px|link=]]
De sluisdeuren bleven tot 2012 op hun plaats
 
 
Op 19 maart 1917 gaat Miedema voor het hout naar Middelburg, op de terugweg gaat hij ook bij Louis Smulders en Co. in Utrecht ([[Machinefabriek Jaffa]]) langs om de laatste besprekingen te voeren over de machines die geplaatst zullen worden: het betreft de hoge en lage drukcilinders en de centrifugaalpompen. Miedema bezoekt vervolgens te Leeuwarden ook ir. D.F.  Wouda. Op 22 maart is hij weer terug op de bouwplaats.
 
[[Bestand:05.pomp-1 (2) k.jpg|444x600px|link=]]
 
 
Begin januari 1917 komt er nog een opzichter in dienst: P. Buwalda, niet duidelijk is wat de taakafbakening tussen de verschillende opzichters is geweest.
 
Het wordt een provinciaal stoomgemaal. Behalve dat Wouda met regelmaat op de bouwplaats verschijnt, zijn op 15 januari de Commissaris der Koningin en Gedeputeerde L. van de Zwaag vanuit Leeuwarden naar Tacozijl gekomen om zich in aanwezigheid van Wouda op de hoogte te stellen van de werkzaamheden. Enkele maanden later, in april, laat het volledige college zich op de bouwplaats zien.
 
Begin maart wordt er een stelling opgebouwd waar de werklieden gebruik van kunnen maken bij het inelkaar zetten van de sluisdeuren
 
De plaatsing van een waarschuwingsbord aan de noordzijde van de brug bij de Zijlroede moet voorkomen dat er schade ontstaat, doordat de schippers een telefoondraad over het hoofd zien en de schippers worden er zo op de draadverbinding attent gemaakt. Het advies wordt om met gestreken mast te passeren en anders zullen ze de schade aan de kabel uit eigen zak op tafel moeten leggen.
 
Op 13 april komen de acht taatsen en keuspotten voor de sluisdeuren met een gezamenlijk gewicht van 3317,5 kg aan. 
 
Bij het werk zijn twee schepen gebruikt: de Senior (schipper: H. Havers) en Jetta (schipper: D. Timmer) voor het vervoer van stortsteen. De opzichter kan meten of de schepen voldoende zijn geladen door ze langs de ijksteen te laten afmeren.
 
Eind april is de funderingsput vrijwel gereed en droog, daarbij moet de put voortdurend worden drooggehouden met behulp van een locomobiel: een kleine stoommachine.
 
[[Bestand:Locomobiel_ca_1920.jpg|415x367px|link=]]
Een locomobiel in actie
 
 
Echter bij controle blijkt dat de put door de aanwezige "morsgrond" niet op diepte is. Het gaat om een verschil van 20 centimeter. Volgens een opgemaakt rapport is er 31.715,85 m3 bagger uit de put gekomen, tegen een prijs van f 0.60 per m3.
 
Nu alle voorbereidingen zijn getroffen lijkt het moment, waarop de bouw daadwerkelijk zal gaan beginnen een stap dichterbij. Op verschillende punten worden ijkpunten aangebracht. Op de boerderij van Bakker wordt een steen ingemetseld die op 1.59 m + NAP is ingemetseld. Op de directiekeet is de bovenkant van een spijker op 46.8 cm -/- NAP nog zo'n ijkpunt. Er zijn er meer aangebracht, dit alles om het gebouw recht op te kunnen bouwen.
 
In mei komt de eerste heistelling
 
[[Bestand:Stoomheimachine_bij_Kornwerderzand.JPG|462x456px|link=]]
Stoomheimachine
 
 
Uiteindelijk zullen er drie in gebruik zijn om zo de vele honderden palen te heien. Dat gaat in hoog tempo: begin juni zitten er al 1112 palen in de grond. Op 12 mei wordt de eerste paal geslagen, alle palen zijn bij de keuring genummerd en waarschijnlijk is het daardoor meteen duidelijk waar welke paal van welke lengte moet komen. De eerste palen zijn genummerd 1765 tot en met 1772. Of er festiviteiten zijn georganiseerd bij het slaan van een "eerste paal" wordt niet duidelijk.
 
[[Bestand:Aanleg_fundering_en_heiwerk.jpg|600×367px|link=]]
 
 
Vanaf november 1916 zijn er enorme hoeveelheden bouwmaterialen aangevoerd 
 
Nadat er eerder al problemen waren met de dennenstammen die als heipaal werden gekeurd; vroegen de sluisdeuren ook om extra overleg. De aannemer legde een nogal laconieke houding aan de dag waar het gaat om de behandeling van het geleverde hout. Een dreigement hielp: als de aannemer niet wat zorgvuldiger met het hout om zou gaan, dan zou de partij afgekeurd worden en zou er nieuw hout zou voor zijn rekening aangekocht moeten worden. Tevens werd erop aangedrongen om bekwaam personeel in te zetten bij het maken van sluisdeuren, kennelijk was er bij de opzichter twijfel ontstaan.
 
Terwijl opzichter Miedema naar Zwolle reist om het beschoeihout te keuren, blijft opzichter Jansma de heiwerkzaamheden nauwlettend volgen. Hij controleert of er geen onregelmatigheden zijn (bijv. toch afgekeurde palen gebruiken, of te weinig slagen geven bij het inheien van een paal). 
 
In juni 1917 maakt Miedema nog een bijzondere reis: eerst naar Amsterdam naar het bureau van de Rijkscommissie en het bureau van het Syndicaat in Den Haag. Hij zal proberen om bij de Rijkscommissie het belang van de bouw van het stoomgemaal onder de aandacht te brengen. Deze bouw moet namelijk concurreren met andere bouwprojecten. Er zal binnen enkele dagen een besluit worden genomen. Als het project prioriteit krijgt zal het bureau ook zorg moeten dragen voor de beschikbaarheid van voldoende bouwmaterialen.
 
[[Bestand:Begin_enci_groeve_a.jpg|396x244px|link=]]
Enci-groeve, oorsprong van het Nederlandse cement
 
Bij het bureau van het Syndicaat wordt gesproken over de levering van voldoende cement. Het te leveren cement zal rechtstreeks naar Lemmer worden verzonden en niet eerst naar Harlingen.
Het bestellen van de volledig benodigde hoeveelheid is, gelet op de omstandigheden (WO I 1914 - 1918), niet mogelijk. Er zal genoegen moeten worden genomen met deelleveringen. De prijs van cement blijft voortdurend stijgen. Wouda heeft 400.000 kg nodig, waarvan al 125.000 kg is geleverd tegen een prijs van f 65,- per 1000 kg. Daarna stijgt de prijs vervolgens van f 66,- naar f 78,75.
 
In juli is de betonmolen defect, de opzichter wil dat de werklieden handmatig de hoeveelheden mengen en verder gaan met het werk. Zij geven er de brui aan en willen wachten op de gerepareerde betonmolen.
 
Begin augustus wordt er een begin gemaakt met het opmetselen van de schoorsteen, na een week is er al 2 meter van de schoorsteen zichtbaar.
 
[[Bestand:Schoorsteen_11_k.jpg|318x455px|link=]]
Metselaar Geelen in actie bij een schoorsteen van schoorsteenbouwer Canoy Herfkens, het is bekend dat hij ook de schoorsteen van het Woudagemaal bouwde
 
 
Vanwege festiviteiten op 8 en 9 augustus in Lemmer wordt er niet of nauwelijks gewerkt.
Kort daarna gaat opzichter Jansma naar Arnhem om een woonark te bekijken. Jansma was één van de opzichters, maar heeft geen dienstwoning en moet volgens Wouda zelf maar voor woonruimte zorgen.
 
Het werk aan de sluisdeuren vordert gestaag, in augustus is de vierde al in de maak in de speciaal daarvoor gebouwde stellage.
 
Over de hele funderingsput wordt na het inheien van de palen een grindlaag aangebracht, inclusief het ontgronden en het aanbrengen van 20 centimeter grind kost dit werk f 5000,-
In augustus wordt er onder andere gewerkt aan het storten van beton bij de ketelblokken.
 
De opzichters zijn opnieuw ontevreden over het werk van de aannemers. Er wordt gewaarschuwd voor instabiliteit van de opgebouwde stelling, die dient om cement naar boven te brengen.
"Valt wel mee", is de reactie van de aannemer: er is geen gevaar. Nog geen vier uur later komt de stelling naar beneden!
 
Wat te denken van de schoorsteenbouwers, die zonder opgaaf van reden niet verschijnen, of om andere reden niet aan het werk zijn? (Hiervoor zulle vast en zeker wel redenen zijn geweest)
 
Ook de bemaling van de funderingsput laat regelmatig te wensen over. De locomobiel valt regelmatig uit en is veel buiten bedrijf, met als gevolg dat de funderingsput weer vol water dreigt te lopen. Miedema dringt dan ook aan op een adequate noodbemaling van de put. De locomobiel wordt op zeker moment zelfs gestookt met hout in plaats van steenkool, omdat er geen steenkool meer is.
 
[[Bestand:57529_Jaffa_transport_n_Lemmer_2_Erfgoed_Utrecht_nl.jpg|544x368px|link=]]
Aanvoer van machineonderdelen, [[Machinefabriek Jaffa]]
(afbeelding: Erfgoed Utrecht.nl)
 
 
Het moet in deze roerige en instabiele periode altijd weer een verrassing zijn geweest als er bouwmaterialen konden worden verzonden.
Op 25 september wordt er een koop van 100.000 kg betonijzer uit Duitsland afgesloten, een spoedige levering wordt toegezegd. Ook kunnen er 2000 zakken portlandcement via het distributiekantoor worden ingekocht.
Op 6 november komt er bericht dat er 6000 zak portlandcement in Rotterdam klaarligt voor transport naar Lemmer. Het duurt dan nog 10 dagen eer die zending ook in Lemmer is.
 
Eind september wil de aannemer al beginnen met het storten van beton bij de ketelblokken, terwijl de bewapening nog niet voldoende gesteld is. Opzichter Jansma gaat ten einde raad Miedema, die uit Leeuwarden moet komen, opwachten bij de tram in Lemmer, zodat er direct overleg gevoerd kan worden. Iets later dan gedacht kan er dan toch een begin worden gemaakt met het storten van de vloeren. Iedereen die op dat moment aanwezig is werkt mee en dat zal vaker gebeuren.
 
De schoorsteen is inmiddels opgemetseld tot een hoogte van 28,2 m + NAP. Meer dan eens wordt er niet gewerkt aan de schoorsteen door slechte weersomstandigheden, regen, zware wind of vorst.
 
[[Bestand:Atlantis8.jpg|312x500px|link=]]
(afbeelding: Tresoar)
 
 
In de tweede helft van oktober wordt de eerste lading graniet uit Noorwegen aangevoerd. Het graniet zal onder andere worden gebruikt bij de granietdorpels, de taatsen en de slagstijlen. In verschillende zendingen komt er plm. 48 m3 graniet uit Noorwegen in Lemmer aan. Ook worden er 16680 vloertegels geleverd. Een zware storm veroorzaakt schade aan het dak van de kalkloods.
 
Het stoort de opzichters meer dan eens dat de aannemers verstek laten gaan op de bouwplaats. Zij willen daarom een gesprek met de aannemers en de hoofdingenieur ir. D.F. Wouda, waarin de aannemers verplicht worden aanwezig te zijn. Zij moeten in het vervolg intensief toezicht te houden op de werklieden en de aangevoerde materialen.
 
Op meerdere plaatsen wordt er gewerkt aan de voorbereidingen: bij Louis Smulders in Utrecht ([[Machinefabriek Jaffa]]) wordt gewerkt aan de leidingen voor de condensatie-installatie en bij de firma Zuidema in Heerenveen worden de kozijnen gemaakt.
 
[[Bestand:57534_condensorWouda_Jaffa_Erfgoed_Utrecht_nl.jpg|518x386px|link=]]
Condensor van het Woudagemaal met buizen
(afbeelding: Erfgoed Utrecht.nl)
 
 
Begin januari 1918 wordt de bekisting rondom het ketelhuis weggehaald. Over het  resultaat onder het muurwerk is de opzichter niet tevreden. Dat zal voor een deel overnieuw gedaan moeten worden, maar het gebeurt pas nadat er de nodige woorden tussen opzichter en aannemer zijn gewisseld.
 
Een winterperiode is voor losse arbeiders een slechte periode om aan werk te komen. Zo ook hier. Meerdere keren kan er door vorst, sneeuw of andere omstandigheden over meerdere dagen niet worden gewerkt. Losse arbeiders zijn dan de eersten die naar huis worden gestuurd: geen werk, geen geld.
Een andere oorzaak, waardoor het werk stilligt, is de onregelmatige aanvoer van benodigde materialen. Of het nu om graniet of metselsteen gaat. Door de schaarste stijgen de prijzen. Voor 1000 kg. portlandcement moet opeens f 3,00 extra worden betaald.
 
Eind februari wordt er een begin gemaakt met het verleggen van de zeedijk. Het storten van beton gaat op verschillende plaatsen vrijwel onafgebroken door: bij de vloer in het ketelhuis en in de machinehal, bij de zuig- en persbuizen, bij de ketelblokken. 
 
Eind maart kan er een begin worden gemaakt door installateurs van Louis Smulders met het plaatsen van de condensatiebuizen.
Het gebouw komt al een eindje van de grond, om precies te zijn: tot de onderkant van de kelderkozijnen.
Inmiddels is er ook een begin gemaakt om de granietdorpels te stellen waar de sluisdeuren op worden geplaatst.
 
In juli 1918 worden er voorbereidingen getroffen om de sluisdeuren op hun plaats te gaan hangen. Er begint enige tijdsdruk op dit werk te ontstaan. Er wordt geëist dat alle acht de sluisdeuren voor 1 oktober zijn geplaatst en gebruikt kunnen worden. Op dat moment is de zeedijk al omgelegd en zullen de sluisdeuren het zeewater als zeekerende wering tegen moeten houden. Halverwege de maand is de eerste sluisdeur inderdaad op zijn plaats gebracht.
 
[[Bestand:IMG_2154_gi_k.JPG|600×400px|link=]]
De naar het gemaal omgelegde zeedijk
 
 
In augustus wordt er vooral gemetseld: de machinehal komt al redelijk op hoogte: tot aan de loopkraan, het stellen van de kozijnen begint en de granieten delen worden geplaatst. De westelijke muur is gereed tot de 97e laag, dat komt overeen met een hoogte van 11.16 m + NAP.
 
Tussen half augustus en eind september worden alle sluisdeuren voorgehangen, geplaatst en afgesteld.
 
Er wordt zand uit het nieuw gegraven kanaal gebruikt om het bouwterrein op te hogen.
 
Eind augustus worden de steigers geplaatst om een begin te maken met het opmetselen van het ketelhuis. Ook wordt de loopbrug over de penanten aan de boezemzijde gemaakt. Wouda heeft instructie gegeven om eerst het ketelhuis te gaan metselen en daarna pas te gaan beginnen aan de betonvloer van de machinehal.
 
In de top van de machinehal boven de lichtkozijnen worden hanenkammen gemetseld.
 
[[Bestand:05.1919-3.jpg|584x377px|link=]]
 
 
Bij bovenstaande foto is goed te zien dat de afmetingen van de machinehal fors zijn. Behalve dat, is het ook interessant om te weten dat er vanaf de vloer van de machinehal gerekend, nog twee ruimten onder die hal zijn.
De eerste is zichtbaar: de kelder waar de condensor staat opgesteld; de tweede die de catacombe wordt genoemd is niet zichtbaar. De catacombe zit onder de kelder en is de ruimte waarin de zuigbuizen het gemaal vanuit de boezem binnenkomen en naar de centrifugaalpompen voeren.
 
[[Bestand:De_catacomben_gi_k.jpg|400×533px|link=]]
In de catacomben van het Woudagemaal
 
 
 
Inmiddels zijn we in september 1918, het begint slechter weer te worden en meerdere keren wordt het werk onderbroken. De vloer van de condensatieinrichting wordt aangelegd, eind september wordt de bewapening van de vloer gesteld. Daarnaast wordt er aan het ontvang- en stortebed gewerkt.
De deurkozijnen zijn gemaakt van Amerikaans grenenhout.
 
Opzichter Miedema verbaast zich over de prijs van het metselwerk voor het ketelhuis: f 9,50 voor 1000 stenen en inclusief voegwerk is dat f 12,50, bij de machinehal was dit nog f 11,75.
 
Dat de machinehal vrijwel klaar is wordt duidelijk uit de aanvoer van dakpannen.
 
In september zijn de gemeentelijke opzichters in de provincie Friesland uitgenodigd om op de bouwplaats te komen kijken.
 
Binnen in de machinehal is een begin gemaakt met het stellen van de machine- en pompblokken.
 
De zeedijk wordt aan beide zijden (west en oost) opnieuw aangelegd.
 
In het ketelhuis wordt aan de onderkant van de lateien ruimte vrijgelaten om de ketels naar binnen te kunnen brengen.
Soms is het nodig om de hulp in te roepen van medewerkers van [[machinefabriek Jaffa]]. Begin oktober wordt er per telegram verzocht een monteur naar Lemmer te laten komen, de volgende dag is de tekenaar aanwezig om te adviseren bij het stellen van de bouten van de condensatieinrichting.
 
Halverwege oktober wordt de hijsmast opgesteld om de kap van de machinehal te kunnen plaatsen.
 
Behalve dat er aan de buitenzijde van het gebouw, ketelhuis en machinehal wordt gewerkt, wordt er in oktober 1918 inmiddels ook binnen hard doorgewerkt. Men is bezig om de bekisting te plaatsen voor de condenstatie-inrichting in de kelder en ook is er een begin gemaakt met het plaatsen van de kap.
 
[[Bestand:IMG 0148 gi k.jpg|500x667px|link=]]
de kapconstructie van de machinehal
 
 
Of het een geplande vrije dag is wordt niet duidelijk, maar op maandag 28 oktober 1918 ligt het werk zo goed als stil, omdat alle arbeiders naar de jaarlijkse markt in Gorredijk zijn.
 
De opzichters zijn allerminst tevreden over het tempo en de gestage vorderingen, die daar het gevolg van zijn. Besloten wordt om een nieuwe aanbesteding uit te schrijven, om zodoende meer aannemers en arbeiders aan het werk te krijgen. Een week later lijkt er nog nauwelijks verbetering te zijn.
In de tussenliggende dagen zijn de steenzetters vertrokken vanwege de heersende Spaanse griep.
 
In november wordt er in het ketelhuis een begin gemaakt met het stellen van de ketelblokken.
 
Buiten wordt er hard doorgewerkt aan het verleggen van de oost- en westzijde van de zeedijk.
 
Aannemer J. Zoethout is met één man personeel begonnen met het stellen van de tweede condensatie-inrichting.
 
Eind november komt er toch schot in de zaak, de dakpannen zijn ondertussen aangevoerd en er wordt een begin gemaakt met het leggen van de dakpannen. De topgevel aan de boezemzijde is op 7 december 1918 gereed, aan de zeezijde zijn in de topgevel twee stenen aangebracht die het jaartal markeren: Anno 1918.
 
In december 1918 wordt ook een begin gemaakt met het stellen van de kap op het ketelhuis.
 
Half december komt er een motorboot van de Firma Smulders uit Utrecht met daarop onderdelen van de loopkraan, die in de machinehal geïnstalleerd zal gaan worden met tevens een hijskraan.
 
Een paar dagen later komen vertegenwoordigers van de Firma Smulders. Zij inspecteren de gesteldheid van het terrein. Zij zijn daar hoogst ontevreden over en zien geen kans om dit als losplaats te gaan gebruiken, ook zien zij geen kans om de materialen in het gebouw te krijgen. Zij nemen direct contact op met ir. D.F. Wouda.
 
In april 1919 worden de eerste zendingen van de Machinefabriek Jaffa uit Utrecht van het schip gehaald. De Gebroeders Broersma willen deze opdracht uitvoeren voor een bedrag van f 450,-, de opzichter wil niet verder gaan dan f 250,-. In ruil daarvoor wordt het gebruik van de al aanwezige loopkraan in het machinegebouw aangeboden. Tegelijkertijd worden de oververhitters geplaatst door J. Zoethout, samen met zeven medewerkers.
 
Twee monteurs van Louis Smulders, hierbij geassisteerd door vier sjouwers, beginnen vervolgens te werken aan de installatie ter plaatse: pompen en ketels.
 
Omdat nu alle grote onderdelen in zowel het Machinegebouw als het Ketelhuis staan opgesteld, kan er binnen begonnen worden met het leggen van de tegelvloer en de keldervloer. Het tarief dat hiervoor in rekening wordt gebracht is f 1,40 per vierkante meter, in het overzicht staat een opsomming van de aantallen tegels per kleur en maat. Het gaat om bijna dertigduizend tegels.
 
[[Bestand:IMG_2061_gi_k.JPG|600×366px|link=]]
Het fraaie interieur van de machinehal: vloertegels en wandtegels
 
 
Begin mei moet toch een bijzonder moment zijn geweest: Vier pompen zijn geplaatst, de zuigbuizen zijn aangekoppeld en bij twee pompen heeft de inspectie een gunstig rapport afgegeven.
 
Tot aan dit moment van de bouwwerkzaamheden was de zeedijk nog steeds in tact.
 
De beste plaats om het verloop van deze zeedijk te zien is aan het eind van de loopbrug vanuit het nieuwe bezoekerscentrum. Hier staat u op de oude zeedijk van de Zuiderzee, als u naar de overkant kijkt dan ziet u dat de zeedijk daar weer verder loopt. Het gedeelte waar nu het water uit het gemaal stroomt (de uitschot) is afgegraven, hiermee werd tussen 12 en 17 mei 1919 een begin gemaakt. De sluisdeuren zijn geplaatst en ingehangen en voor het eerst zal er water tot aan het gemaalgebouw stromen.
 
In de daarop volgende week worden de eerste vier ketels onder druk getest in aanwezigheid van de Inspecteur van het Stoomwezen. Omdat de test goed verlopen is, wordt het eerste ketelblok nu ingemetseld. Echter deze werkzaamheden worden stilgelegd wegens het ontbreken van onder andere vuurvaste metselspecie.
 
Het stellen van het laatste stel ketels en het testen van het tweede stel ketels vindt plaats en ook dit lijkt allemaal goed te gaan. Langzaam maar zeker krijgt het gemaal vorm en wordt het onder stoom gebracht.
 
De metselaars zijn bezig met het metselen van de penanten en de balustrade aan de zeezijde en de zogenaamde rollagen op de walmuur.
 
Bij het stoomgemaal zijn twee dienstwoningen gebouwd: één voor de machinist en één voor de stoker, die op het gemaal zouden gaan werken.
De woningen zijn tussen oktober 1919 en februari 1920 gebouwd. In april 1919 werd een begin gemaakt met het graven van de bouwput voor deze woningen. In het bouwverslag van de opzichter staat bij de week van 4 november 1919 een bijzondere aantekening: ,,Wegens Katholieke Zondag werd er zaterdag weinig uitgevoerd", op zaterdag waren in verband met deze zondag 3 metselaars vertrokken. Of het hier om een bijzondere naamdag gaat, staat niet in het verslag.  
De deuren die in de woningen zijn geplaatst werden geleverd door de firma Overmeer in Leeuwarden.  
De deuren die in de woningen zijn geplaatst werden geleverd door de firma Overmeer in Leeuwarden.  


De '''[[schoorsteen]]''' is gemaakt door de '''firma Canoy Herfkens uit Venlo''' in maart 1916 werd de overeenkomst door ir. D.F. Wouda en de firma Herfkens getekend. kosten van de schoorsteen werden begroot op f 15.685,-.  
De stenen van de [[Schoorsteen|schoorsteen]] zijn geproduceerd door de firma Canoy-Herfkens uit Venlo. In maart 1916 werd de overeenkomst door ir. D.F. Wouda en Canoy-Herfkens getekend. De kosten van de schoorsteen werden begroot op f 15.685,-; de bouw werd in onderaanbesteding gegeven aan schoorsteenbouwer Vorstermans.
 
 
De [[Schoorsteen|schoorsteenmetselaars]] zijn op 15 augustus 1917 aan het werk gegaan.
Meerdere keren ligt het werk stil omdat er een zware storm over de vlakte raast, die het onmogelijk maakt om op grotere hoogte aan het werk te gaan. De werkzaamheden vorderen gestaag en per week wordt er ongeveer drie meter bijgemetseld.
In oktober wordt er al een begin gemaakt met de [[Schoorsteen|binnenschacht]] van de schoorsteen, ook wel [[Schoorsteen|schutwand]] genoemd.
 
Op 5 oktober 1917 was de schoorsteen al tot de helft (30 meter) opgemetseld en kan Canoy-Herfkens op basis van de overeenkomst de helft van het bedrag factureren: f 7842,50.
 
[[Bestand:IMG 0153.jpg|450x600px|link=]]
 
Na blikseminslag: een tweede schoorsteen
 
Op vrijdag 7 juni 1918 was de schoorsteen klaar. De hele daarop volgende week was het onrustig en onstuimig weer. Op 15 juni ontstond er veel stormschade aan de dam die in zee werd aangelegd, een deel van het profiel spoelde over een lengte van 100 meter weg. Dat was de opmaat naar zondag 16 juni toen het noodlot kort na het middaguur toesloeg. De bliksem sloeg in de schoorsteen; er was nog geen bliksemafleider aangebracht. De schoorsteen werd tot op een hoogte van 30 meter afgeslagen en beschadigde de muur van het ketelhuis. De andere helft die overeind was blijven staan, was zwaar beschadigd.
Op 18 juni komt ir. D.F. Wouda zelf naar Lemmer om de schade op te nemen. Een dag later wordt in overleg met de inspecteur van de verzekeringsmaatschappij besloten om de resterende 30 meter af te breken en de hele schoorsteen opnieuw op te metselen.
Kort na dit bezoek wordt een begin gemaakt met de planning van de eerste herstelwerkzaamheden: de muur van het ketelhuis en de voet van de schoorsteen.
De tweede schoorsteen die opgemetseld zou worden werd bijna twee keer zo duur (f 29.375,-),
 
[[Bestand:Bouw_sluishoofden.jpg|587×381px|link=]]
 
 
 
Tijdens de onderhandelingen over de herbouw van de schoorsteen wijst Canoy-Herfkens er op dat de schade naar alle waarschijnlijkheid niet zou zijn ontstaan, als er eerder met het werk aan de schoorsteen zou zijn begonnen.
Canoy-Herfkens heeft meerdere keren gevraagd dat werk niet uit te stellen tot na de zomer. In de herfst en winter is het vrijwel onmogelijk om een schoorsteen van deze hoogte te bouwen, gelet op het ongunstige weer. Dat weer is ook de reden dat er tussen november 1917 en maart 1918 niet aan de schoorsteen is gewerkt. Canoy-Herfkens wijst er tevens op dat de bliksem zelden of nooit in de herfst en winter inslaat maar vrijwel altijd in de lente en zomer.
Waarom Canoy-Herfkens pas in september 1917 met het werk is begonnen en waarom de verzoeken terzijde zijn geschoven is niet bekend.


De schoorsteenmetselaars zijn op 15 augustus 1917 aan het werk gegaan. In de eerste week is er al een stukje van 2 meter boven het fundament opgemetseld, dat is dan op 3.20 m boven NAP.
[[Bestand:Gemaal_in_aanbouw.jpg|600×437px|link=]]
'''Meerdere keren ligt het werk stil omdat er een zware storm over de vlakte raast''' die het onmogelijk maakt om op grotere hoogte aan het werk te gaan. De werkzaamheden vorderen gestaan en '''per week wordt er ongeveer drie meter bijgemetseld'''.
In oktober wordt er al een begin gemaakt met de '''[[binnenschacht]]''' van de schoorsteen.
De schoorsteen heeft aan de onderkant een diameter van 622 cm en binnenin de schoorsteen aan de voet 392 cm. Aan de top is de omtrek aan de buitenzijde 287 cm en binnen 235 cm.


De '''tweede schoorsteen''' die opgemetseld zou worden werd bijna twee keer zo duur nadat bij de eerste schoorsteen de bliksem was ingeslagen.


'''In 1955 is er groot onderhoud aan de schoorsteen''' uitgevoerd. Dat was nodig omdat er bij een controle scheuren waren ontdekt in axiale richting met een lengte van 7 centimeter. Een tweede reden om de schoorsteen na te lopen was de komst van de nieuwe ketels.
Met de '''oude ketels werd een temperatuur bereikt van 200 o C. aan de voet van de schoorsteen''', na installatie van '''de vier nieuwe ketels zou dat oplopen tot 350 o C'''. De herstelwerkzaamheden aan de schoorsteen zijn uitgevoerd door de firma Gebr. Heerde uit Wolvega voor een bedrag van f 26.900.-. '''Bij dit groot onderhoud zijn ook de ijzeren banden aangebracht'''.
 
Vervolgens is er nog in 1962 onderhoud aan de schoorsteen nodig geweest.


Het gemaal is het meest imposante bouwwerk waar ruim 30 mensen per dag bij betrokken waren: aardwerkers, arbeiders, baggerleiden, heibazen, heriers, timmerlieden en stokers.
In november 1918 wordt het contract opgesteld voor de herbouw van de schoorsteen. Canoy-Herfkens geeft de herbouw in onderaanbesteding aan een bedrijf uit het Limburgse Neer. Sjang Geelen, de oudste zoon van de oprichter, wordt verantwoordelijk voor de bouw. Hier kunt u meer over hem lezen: [[Schoorsteenbouwer Sjang Geelen]] 
 
Het restant van de schoorsteen blijkt zeer instabiel te zijn, dat was ook de reden voor volledige herbouw.  In zijn aantekeningen schrijft opzichter Miedema het volgende:
,,Tussen 1 en 2 januari (1919) de schoorsteen gevallen door den wind".
 
In het weekrapport staat de volgende vrijwel eensluidende passage: de schoorsteen is weer tot den betonvoet afgebroken. De Gebrs. Broersma uit Lemmer mogen het restant van de schoorsteen gebruiken voor stortpuin tegen een prijs van f 900,-. Kennelijk is er op een later moment nog eens nagedacht over dit bedrag, in de aantekening van eind april 1919 wordt er een bedrag van f 600,- afgesproken.
 
De herbouw van de 60 meter hoge schoorsteen heeft slechts 9 weken geduurd, plus vier dagen voor het bouwen van de 30 meter hoge schutwand. Bij de herbouw was naast Sjang Geelen maar één andere metselaar betrokken, zijn jongere broer Sjra. Er werd gebruik gemaakt van een inwendige steiger. De metselaars en een opperman stonden op een werkvloertje, dat steeds verder omhoog werd gezet naarmate de bouw vorderde. Een provisorische bliksemafleider werd gedurende de bouw in opdracht van ir. Wouda mee naar boven genomen. Bij de bouw is ook een paard gebruikt, dat door rondjes te lopen de kracht leverde om via een hijsinstallatie alle materialen die nodig waren voor de bouw naar boven te trekken. Op 15 augustus 1919 was de herbouw van de schoorsteen voltooid (exclusief de schutwand). Dit was ook de datum die contractueel was afgesproken.
 
In 1955 is er groot onderhoud aan de [[Schoorsteen|schoorsteen]] uitgevoerd. Dat was nodig, omdat er bij een controle scheuren waren ontdekt in axiale richting. Een tweede reden om de schoorsteen na te lopen was de komst van de nieuwe ketels.


Vanaf november 1916 zijn er enorme hoeveelheden bouwmaterialen aangevoerd. Alleen al de honderden heipalen:
[[Bestand:6_oorspronkelijke_Piedboeuf_ketels.jpg|600×471px|link=]]
641 met een lengte van 7.30 m
1242 met een lengte van 6.25 m
76 met een lengte van 6.00 m en
286 met een lengte van 5.00 m.


Al deze heipalen van dennen kosten samen f 16868,-. Het aanvoeren van deze enorme voorraad nam tussen november 1916 en mei 1917  meer tijd in beslag dan het heien. Tussen 20 mei en 29 juli 1917 hebben 15 heiers de klus geklaard.  
Met de oude ketels werd een temperatuur bereikt van 200 gr. C. aan de voet van de schoorsteen, na installatie van de vier nieuwe ketels zou dat oplopen tot 350 gr. C. De herstelwerkzaamheden aan de schoorsteen zijn uitgevoerd door de firma Gebr. Heerde uit Wolvega voor een bedrag van f 26.900.-. Bij dit groot onderhoud zijn ook de ijzeren banden aangebracht.
 
Vervolgens is er in 1962 onderhoud aan de schoorsteen nodig geweest.
Voor nadere informatie betreffende fabrieksschoorstenen, zie: <strong>[[Schoorsteen|schoorsteen]]</strong>


Vanaf juni 1917 wordt er gewerkt aan het maken van de sluishoofden waarna de acht sluisdeuren geplaatst kunnen worden.
Het gemaal is het meest imposante bouwwerk waar ruim 30 mensen per dag bij betrokken waren: grondwerkers, arbeiders, baggerlieden, heibazen, heiers, timmerlieden en stokers.


In december 1917 worden er 36.000 bruikbare straatklinkers gesorteerd uit een verder onbruikbare partij gedeukte klinkers.
In december 1917 worden er 36.000 bruikbare straatklinkers gesorteerd uit een verder onbruikbare partij gedeukte klinkers.
Idem met de klinkers voor de gevels, hiervoor worden 45.000 miskleurige klinkers gesorteerd en gebruikt.  
Zo gaat het ook met de klinkers voor de gevels, hiervoor worden 45.000 miskleurige klinkers gesorteerd en gebruikt.  
 
   
   
De tweede generatie ketels, vier nieuwe vuurgang-vlampijpketels, zijn gemaakt en geplaatst door Werkspoor in Amsterdam in het jaar 1955 voor de som van f 375.600,-


Het stoomgemaal wordt op 7 oktober 1920 in gebruik gesteld door Koningin Wilhelmina. Ruim een jaar later op 12 december 1921 wordt het Koninklijk Besluit no 42 getekend, waarmee toestemming wordt gegeven om het stoomgemaal in gebruik nemen.


De vier nieuwe vuurgangvlampijpketels zijn gemaakt en geplaatst door Werkspoor in Amsterdam voor de som van f 375.600,-
<br>
[[Category:Het gemaal bouwkundig]]

Huidige versie van 14 feb 2023 om 16:43

Bouw van het stoomgemaal bij Tacozijl (ir. D.F. Woudagemaal)

Het politieke besluit om een boezemgemaal te gaan bouwen is al in 1913 door Provinciale Staten van Friesland genomen. Het gemaal zal kadastraal worden gebouwd in de gemeente Lemmer sectie A no. 1016 en gemeente Balk sectie C no 1692.

Hiermee was een eind gekomen aan decennialang overwegen, afwegen, uitstellen en soms kwam van uitstel ook afstel. Kennelijk zaten er toch wat haken en ogen aan het besluit.

Eind 1913, of begin 1914, stellen de gemeenten in de zuidwesthoek van Friesland een adhesiebetuiging op en vragen daarbij instemming van de omliggende gemeenten. In deze betuiging wordt gevraagd om steun voor de stichting van een stoomwatergemaal bij Tacozijl. Iedere gemeente, die hiermee instemt, zou dit bij Provinciale Staten onder de aandacht moeten brengen. Bekend is, dat onder andere de gemeenteraad van Hennaarderadeel (Wommels) deze adhesiebetuiging ook krijgt toegestuurd.

Na het politieke besluit van 1913 namen de voorbereidingen drie jaar in beslag en zodoende werd er pas in 1916 begonnen met de bouw.

Wat we weten over de bouw van het stoomgemaal bij Tacozijl staat opgetekend in het dagboek van de opzichter, het begin van de bouwperiode is uitvoerig beschreven. De aantekeningen eindigen op 31 januari 1920, pas acht maanden later wordt het stoomgemaal officieel geopend. Ook al ontbreekt een verslag van de laatste maanden, uit wat in de laatste maanden van 1919 nog wordt beschreven kan wel een indruk ontstaan van waar men in de maanden tot aan de opening mee bezig is geweest. In grote lijnen volgen wij hier het dagboek, een verslag in chronologische volgorde.

Als opzichters werden aangesteld: R. Miedema, R. Sollaart en W. Anema. In het bouwteam zat uiteraard ook de hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat: ir. D.F. Wouda.


Op 1 november 1916 vindt de aanbesteding 's middags om 12.00 uur plaats in Leeuwarden. Aannemers konden inschrijven voor verschillende onderdelen uit het bestek: baggeren en de bouw van schoorsteen, ketelhuis en de machinehal.

Voor het maken van de funderingsput en daarmee het uitbaggeren van deze put haalde S. Krikke samen met Y. Dikkerhoorn uit Gorredijk de opdracht binnen. Zij zouden f 0,60 per m3 ontvangen. De grond die uit de bouwput afkomstig was zou in de Teroelsterkolk worden gestort op aangewezen plaatsen.

Stoombaggermolen


De opdracht voor de bouw van de machinehal en het ketelhuis werd binnengehaald door de gebroeders Joh. en Jac. Broersma in Alkmaar voor een bedrag van f 764.400,-, daarmee was dit bouwbedrijf de laagste inschrijver. Het verschil met de hoogste bieding was f 200.000,-. De gebroeders W. en H. Geveke in Gorredijk hadden ingeschreven voor f 960.000,-.

Nu de belangrijkste aannemers bekend waren, konden er afspraken gemaakt worden: waar komt de bouwput, hoe ver uit de teen van zeedijk van de Zuiderzee (5 meter) in een talud van 4 op 1 en hoe diep ging deze worden. Vrij snel na de aanbesteding werden daar in het bouwteam de eerste afspraken over gemaakt.

Het eerste tastbare en zichtbare werk was het opwerpen van een kade. Wouda verscheen met enige regelmaat op de bouwplaats om te overleggen, maar ook om de stand van zaken in ogenschouw te nemen, hij was uiteindelijk de hoofdverantwoordelijke.

In november werd de eerste baggermachine aangevoerd, een sleepboot en vier bakken en een schip geladen met steenkool.

Stoombaggermolen van Fa. Krikke (afbeelding: Stichting Stoombaggermolen Vooruit)


Hiermee kon het baggerwerk beginnen. Er zijn 2 grondwerkers, 3 arbeiders en 6 timmerlieden, 7 baggerlieden en 2 stokers op de bouwplaats aan het werk. Enkele weken later kwam ook de tweede baggermachine op de bouwplaats aan.

Voor het maken van de sluisdeuren werd vastgesteld dat er per deur 700 stuks verzinkte spijkers van 12 cm nodig waren.

Vanaf eind november komen er enorme transporten op gang: 1736 heipalen voor het machinegebouw en 576 voor ketelhuis en schoorsteen. In het begin komen al deze ladingen op de bouwplaats. Daar worden de heipalen gecontroleerd en voorzien van een F als ze zijn goedgekeurd en gebruikt kunnen worden. Gaandeweg ontstaan er de nodige problemen. De afgekeurde palen moeten binnen acht dagen van de bouwplaats zijn weggehaald en vervangen door nieuwe. Omdat dit niet correct wordt nagevolgd, wordt er besloten wordt om de heipalen voortaan bij het tramstation van Lemmer onder andere op spint te keuren. De afgekeurde palen liggen dan ook niet langer in de weg.

Rechts: hout opgeslagen bij het tramstation en tramhaven (afbeelding: Tresoar)


In december wordt ook de schaftkeet geplaatst, zodat de werklieden droog en beschut kunnen zitten tijdens de schaft. Vanaf dit moment (december 1916) worden er steeds meer materialen ingekocht en op afroep in Tacozijl afgeleverd. Vlak voor kerst komt er nog een partij van 47.798 kg betonijzer aan op de bouwplaats.

Inmiddels is het het dermate slecht weer geworden dat er nauwelijks meer doorgewerkt kan worden. De schaftkeet was er dus niet voor niets, maar buitenwerk was er tot januari gedurende enkele weken niet meer bij.

Wouda is eindverantwoordelijk, soms gaat de opzichter naar een leverancier om de materialen te keuren, zoals het gegalvaniseerde draad en het hout voor de sluisdeuren.

De sluisdeuren bleven tot 2012 op hun plaats


Op 19 maart 1917 gaat Miedema voor het hout naar Middelburg, op de terugweg gaat hij ook bij Louis Smulders en Co. in Utrecht (Machinefabriek Jaffa) langs om de laatste besprekingen te voeren over de machines die geplaatst zullen worden: het betreft de hoge en lage drukcilinders en de centrifugaalpompen. Miedema bezoekt vervolgens te Leeuwarden ook ir. D.F. Wouda. Op 22 maart is hij weer terug op de bouwplaats.


Begin januari 1917 komt er nog een opzichter in dienst: P. Buwalda, niet duidelijk is wat de taakafbakening tussen de verschillende opzichters is geweest.

Het wordt een provinciaal stoomgemaal. Behalve dat Wouda met regelmaat op de bouwplaats verschijnt, zijn op 15 januari de Commissaris der Koningin en Gedeputeerde L. van de Zwaag vanuit Leeuwarden naar Tacozijl gekomen om zich in aanwezigheid van Wouda op de hoogte te stellen van de werkzaamheden. Enkele maanden later, in april, laat het volledige college zich op de bouwplaats zien.

Begin maart wordt er een stelling opgebouwd waar de werklieden gebruik van kunnen maken bij het inelkaar zetten van de sluisdeuren

De plaatsing van een waarschuwingsbord aan de noordzijde van de brug bij de Zijlroede moet voorkomen dat er schade ontstaat, doordat de schippers een telefoondraad over het hoofd zien en de schippers worden er zo op de draadverbinding attent gemaakt. Het advies wordt om met gestreken mast te passeren en anders zullen ze de schade aan de kabel uit eigen zak op tafel moeten leggen.

Op 13 april komen de acht taatsen en keuspotten voor de sluisdeuren met een gezamenlijk gewicht van 3317,5 kg aan.

Bij het werk zijn twee schepen gebruikt: de Senior (schipper: H. Havers) en Jetta (schipper: D. Timmer) voor het vervoer van stortsteen. De opzichter kan meten of de schepen voldoende zijn geladen door ze langs de ijksteen te laten afmeren.

Eind april is de funderingsput vrijwel gereed en droog, daarbij moet de put voortdurend worden drooggehouden met behulp van een locomobiel: een kleine stoommachine.

Een locomobiel in actie


Echter bij controle blijkt dat de put door de aanwezige "morsgrond" niet op diepte is. Het gaat om een verschil van 20 centimeter. Volgens een opgemaakt rapport is er 31.715,85 m3 bagger uit de put gekomen, tegen een prijs van f 0.60 per m3.

Nu alle voorbereidingen zijn getroffen lijkt het moment, waarop de bouw daadwerkelijk zal gaan beginnen een stap dichterbij. Op verschillende punten worden ijkpunten aangebracht. Op de boerderij van Bakker wordt een steen ingemetseld die op 1.59 m + NAP is ingemetseld. Op de directiekeet is de bovenkant van een spijker op 46.8 cm -/- NAP nog zo'n ijkpunt. Er zijn er meer aangebracht, dit alles om het gebouw recht op te kunnen bouwen.

In mei komt de eerste heistelling

Stoomheimachine


Uiteindelijk zullen er drie in gebruik zijn om zo de vele honderden palen te heien. Dat gaat in hoog tempo: begin juni zitten er al 1112 palen in de grond. Op 12 mei wordt de eerste paal geslagen, alle palen zijn bij de keuring genummerd en waarschijnlijk is het daardoor meteen duidelijk waar welke paal van welke lengte moet komen. De eerste palen zijn genummerd 1765 tot en met 1772. Of er festiviteiten zijn georganiseerd bij het slaan van een "eerste paal" wordt niet duidelijk.

600×367px


Vanaf november 1916 zijn er enorme hoeveelheden bouwmaterialen aangevoerd

Nadat er eerder al problemen waren met de dennenstammen die als heipaal werden gekeurd; vroegen de sluisdeuren ook om extra overleg. De aannemer legde een nogal laconieke houding aan de dag waar het gaat om de behandeling van het geleverde hout. Een dreigement hielp: als de aannemer niet wat zorgvuldiger met het hout om zou gaan, dan zou de partij afgekeurd worden en zou er nieuw hout zou voor zijn rekening aangekocht moeten worden. Tevens werd erop aangedrongen om bekwaam personeel in te zetten bij het maken van sluisdeuren, kennelijk was er bij de opzichter twijfel ontstaan.

Terwijl opzichter Miedema naar Zwolle reist om het beschoeihout te keuren, blijft opzichter Jansma de heiwerkzaamheden nauwlettend volgen. Hij controleert of er geen onregelmatigheden zijn (bijv. toch afgekeurde palen gebruiken, of te weinig slagen geven bij het inheien van een paal).

In juni 1917 maakt Miedema nog een bijzondere reis: eerst naar Amsterdam naar het bureau van de Rijkscommissie en het bureau van het Syndicaat in Den Haag. Hij zal proberen om bij de Rijkscommissie het belang van de bouw van het stoomgemaal onder de aandacht te brengen. Deze bouw moet namelijk concurreren met andere bouwprojecten. Er zal binnen enkele dagen een besluit worden genomen. Als het project prioriteit krijgt zal het bureau ook zorg moeten dragen voor de beschikbaarheid van voldoende bouwmaterialen.

Enci-groeve, oorsprong van het Nederlandse cement


Bij het bureau van het Syndicaat wordt gesproken over de levering van voldoende cement. Het te leveren cement zal rechtstreeks naar Lemmer worden verzonden en niet eerst naar Harlingen. Het bestellen van de volledig benodigde hoeveelheid is, gelet op de omstandigheden (WO I 1914 - 1918), niet mogelijk. Er zal genoegen moeten worden genomen met deelleveringen. De prijs van cement blijft voortdurend stijgen. Wouda heeft 400.000 kg nodig, waarvan al 125.000 kg is geleverd tegen een prijs van f 65,- per 1000 kg. Daarna stijgt de prijs vervolgens van f 66,- naar f 78,75.

In juli is de betonmolen defect, de opzichter wil dat de werklieden handmatig de hoeveelheden mengen en verder gaan met het werk. Zij geven er de brui aan en willen wachten op de gerepareerde betonmolen.

Begin augustus wordt er een begin gemaakt met het opmetselen van de schoorsteen, na een week is er al 2 meter van de schoorsteen zichtbaar.

Metselaar Geelen in actie bij een schoorsteen van schoorsteenbouwer Canoy Herfkens, het is bekend dat hij ook de schoorsteen van het Woudagemaal bouwde


Vanwege festiviteiten op 8 en 9 augustus in Lemmer wordt er niet of nauwelijks gewerkt. Kort daarna gaat opzichter Jansma naar Arnhem om een woonark te bekijken. Jansma was één van de opzichters, maar heeft geen dienstwoning en moet volgens Wouda zelf maar voor woonruimte zorgen.

Het werk aan de sluisdeuren vordert gestaag, in augustus is de vierde al in de maak in de speciaal daarvoor gebouwde stellage.

Over de hele funderingsput wordt na het inheien van de palen een grindlaag aangebracht, inclusief het ontgronden en het aanbrengen van 20 centimeter grind kost dit werk f 5000,- In augustus wordt er onder andere gewerkt aan het storten van beton bij de ketelblokken.

De opzichters zijn opnieuw ontevreden over het werk van de aannemers. Er wordt gewaarschuwd voor instabiliteit van de opgebouwde stelling, die dient om cement naar boven te brengen. "Valt wel mee", is de reactie van de aannemer: er is geen gevaar. Nog geen vier uur later komt de stelling naar beneden!

Wat te denken van de schoorsteenbouwers, die zonder opgaaf van reden niet verschijnen, of om andere reden niet aan het werk zijn? (Hiervoor zulle vast en zeker wel redenen zijn geweest)

Ook de bemaling van de funderingsput laat regelmatig te wensen over. De locomobiel valt regelmatig uit en is veel buiten bedrijf, met als gevolg dat de funderingsput weer vol water dreigt te lopen. Miedema dringt dan ook aan op een adequate noodbemaling van de put. De locomobiel wordt op zeker moment zelfs gestookt met hout in plaats van steenkool, omdat er geen steenkool meer is.

Aanvoer van machineonderdelen, Machinefabriek Jaffa (afbeelding: Erfgoed Utrecht.nl)


Het moet in deze roerige en instabiele periode altijd weer een verrassing zijn geweest als er bouwmaterialen konden worden verzonden. Op 25 september wordt er een koop van 100.000 kg betonijzer uit Duitsland afgesloten, een spoedige levering wordt toegezegd. Ook kunnen er 2000 zakken portlandcement via het distributiekantoor worden ingekocht. Op 6 november komt er bericht dat er 6000 zak portlandcement in Rotterdam klaarligt voor transport naar Lemmer. Het duurt dan nog 10 dagen eer die zending ook in Lemmer is.

Eind september wil de aannemer al beginnen met het storten van beton bij de ketelblokken, terwijl de bewapening nog niet voldoende gesteld is. Opzichter Jansma gaat ten einde raad Miedema, die uit Leeuwarden moet komen, opwachten bij de tram in Lemmer, zodat er direct overleg gevoerd kan worden. Iets later dan gedacht kan er dan toch een begin worden gemaakt met het storten van de vloeren. Iedereen die op dat moment aanwezig is werkt mee en dat zal vaker gebeuren.

De schoorsteen is inmiddels opgemetseld tot een hoogte van 28,2 m + NAP. Meer dan eens wordt er niet gewerkt aan de schoorsteen door slechte weersomstandigheden, regen, zware wind of vorst.

(afbeelding: Tresoar)


In de tweede helft van oktober wordt de eerste lading graniet uit Noorwegen aangevoerd. Het graniet zal onder andere worden gebruikt bij de granietdorpels, de taatsen en de slagstijlen. In verschillende zendingen komt er plm. 48 m3 graniet uit Noorwegen in Lemmer aan. Ook worden er 16680 vloertegels geleverd. Een zware storm veroorzaakt schade aan het dak van de kalkloods.

Het stoort de opzichters meer dan eens dat de aannemers verstek laten gaan op de bouwplaats. Zij willen daarom een gesprek met de aannemers en de hoofdingenieur ir. D.F. Wouda, waarin de aannemers verplicht worden aanwezig te zijn. Zij moeten in het vervolg intensief toezicht te houden op de werklieden en de aangevoerde materialen.

Op meerdere plaatsen wordt er gewerkt aan de voorbereidingen: bij Louis Smulders in Utrecht (Machinefabriek Jaffa) wordt gewerkt aan de leidingen voor de condensatie-installatie en bij de firma Zuidema in Heerenveen worden de kozijnen gemaakt.

Condensor van het Woudagemaal met buizen (afbeelding: Erfgoed Utrecht.nl)


Begin januari 1918 wordt de bekisting rondom het ketelhuis weggehaald. Over het resultaat onder het muurwerk is de opzichter niet tevreden. Dat zal voor een deel overnieuw gedaan moeten worden, maar het gebeurt pas nadat er de nodige woorden tussen opzichter en aannemer zijn gewisseld.

Een winterperiode is voor losse arbeiders een slechte periode om aan werk te komen. Zo ook hier. Meerdere keren kan er door vorst, sneeuw of andere omstandigheden over meerdere dagen niet worden gewerkt. Losse arbeiders zijn dan de eersten die naar huis worden gestuurd: geen werk, geen geld. Een andere oorzaak, waardoor het werk stilligt, is de onregelmatige aanvoer van benodigde materialen. Of het nu om graniet of metselsteen gaat. Door de schaarste stijgen de prijzen. Voor 1000 kg. portlandcement moet opeens f 3,00 extra worden betaald.

Eind februari wordt er een begin gemaakt met het verleggen van de zeedijk. Het storten van beton gaat op verschillende plaatsen vrijwel onafgebroken door: bij de vloer in het ketelhuis en in de machinehal, bij de zuig- en persbuizen, bij de ketelblokken.

Eind maart kan er een begin worden gemaakt door installateurs van Louis Smulders met het plaatsen van de condensatiebuizen. Het gebouw komt al een eindje van de grond, om precies te zijn: tot de onderkant van de kelderkozijnen. Inmiddels is er ook een begin gemaakt om de granietdorpels te stellen waar de sluisdeuren op worden geplaatst.

In juli 1918 worden er voorbereidingen getroffen om de sluisdeuren op hun plaats te gaan hangen. Er begint enige tijdsdruk op dit werk te ontstaan. Er wordt geëist dat alle acht de sluisdeuren voor 1 oktober zijn geplaatst en gebruikt kunnen worden. Op dat moment is de zeedijk al omgelegd en zullen de sluisdeuren het zeewater als zeekerende wering tegen moeten houden. Halverwege de maand is de eerste sluisdeur inderdaad op zijn plaats gebracht.

600×400px De naar het gemaal omgelegde zeedijk


In augustus wordt er vooral gemetseld: de machinehal komt al redelijk op hoogte: tot aan de loopkraan, het stellen van de kozijnen begint en de granieten delen worden geplaatst. De westelijke muur is gereed tot de 97e laag, dat komt overeen met een hoogte van 11.16 m + NAP.

Tussen half augustus en eind september worden alle sluisdeuren voorgehangen, geplaatst en afgesteld.

Er wordt zand uit het nieuw gegraven kanaal gebruikt om het bouwterrein op te hogen.

Eind augustus worden de steigers geplaatst om een begin te maken met het opmetselen van het ketelhuis. Ook wordt de loopbrug over de penanten aan de boezemzijde gemaakt. Wouda heeft instructie gegeven om eerst het ketelhuis te gaan metselen en daarna pas te gaan beginnen aan de betonvloer van de machinehal.

In de top van de machinehal boven de lichtkozijnen worden hanenkammen gemetseld.


Bij bovenstaande foto is goed te zien dat de afmetingen van de machinehal fors zijn. Behalve dat, is het ook interessant om te weten dat er vanaf de vloer van de machinehal gerekend, nog twee ruimten onder die hal zijn. De eerste is zichtbaar: de kelder waar de condensor staat opgesteld; de tweede die de catacombe wordt genoemd is niet zichtbaar. De catacombe zit onder de kelder en is de ruimte waarin de zuigbuizen het gemaal vanuit de boezem binnenkomen en naar de centrifugaalpompen voeren.

400×533px In de catacomben van het Woudagemaal


Inmiddels zijn we in september 1918, het begint slechter weer te worden en meerdere keren wordt het werk onderbroken. De vloer van de condensatieinrichting wordt aangelegd, eind september wordt de bewapening van de vloer gesteld. Daarnaast wordt er aan het ontvang- en stortebed gewerkt. De deurkozijnen zijn gemaakt van Amerikaans grenenhout.

Opzichter Miedema verbaast zich over de prijs van het metselwerk voor het ketelhuis: f 9,50 voor 1000 stenen en inclusief voegwerk is dat f 12,50, bij de machinehal was dit nog f 11,75.

Dat de machinehal vrijwel klaar is wordt duidelijk uit de aanvoer van dakpannen.

In september zijn de gemeentelijke opzichters in de provincie Friesland uitgenodigd om op de bouwplaats te komen kijken.

Binnen in de machinehal is een begin gemaakt met het stellen van de machine- en pompblokken.

De zeedijk wordt aan beide zijden (west en oost) opnieuw aangelegd.

In het ketelhuis wordt aan de onderkant van de lateien ruimte vrijgelaten om de ketels naar binnen te kunnen brengen.

Soms is het nodig om de hulp in te roepen van medewerkers van machinefabriek Jaffa. Begin oktober wordt er per telegram verzocht een monteur naar Lemmer te laten komen, de volgende dag is de tekenaar aanwezig om te adviseren bij het stellen van de bouten van de condensatieinrichting.

Halverwege oktober wordt de hijsmast opgesteld om de kap van de machinehal te kunnen plaatsen.

Behalve dat er aan de buitenzijde van het gebouw, ketelhuis en machinehal wordt gewerkt, wordt er in oktober 1918 inmiddels ook binnen hard doorgewerkt. Men is bezig om de bekisting te plaatsen voor de condenstatie-inrichting in de kelder en ook is er een begin gemaakt met het plaatsen van de kap.

de kapconstructie van de machinehal


Of het een geplande vrije dag is wordt niet duidelijk, maar op maandag 28 oktober 1918 ligt het werk zo goed als stil, omdat alle arbeiders naar de jaarlijkse markt in Gorredijk zijn.

De opzichters zijn allerminst tevreden over het tempo en de gestage vorderingen, die daar het gevolg van zijn. Besloten wordt om een nieuwe aanbesteding uit te schrijven, om zodoende meer aannemers en arbeiders aan het werk te krijgen. Een week later lijkt er nog nauwelijks verbetering te zijn. In de tussenliggende dagen zijn de steenzetters vertrokken vanwege de heersende Spaanse griep.

In november wordt er in het ketelhuis een begin gemaakt met het stellen van de ketelblokken.

Buiten wordt er hard doorgewerkt aan het verleggen van de oost- en westzijde van de zeedijk.

Aannemer J. Zoethout is met één man personeel begonnen met het stellen van de tweede condensatie-inrichting.

Eind november komt er toch schot in de zaak, de dakpannen zijn ondertussen aangevoerd en er wordt een begin gemaakt met het leggen van de dakpannen. De topgevel aan de boezemzijde is op 7 december 1918 gereed, aan de zeezijde zijn in de topgevel twee stenen aangebracht die het jaartal markeren: Anno 1918.

In december 1918 wordt ook een begin gemaakt met het stellen van de kap op het ketelhuis.

Half december komt er een motorboot van de Firma Smulders uit Utrecht met daarop onderdelen van de loopkraan, die in de machinehal geïnstalleerd zal gaan worden met tevens een hijskraan.

Een paar dagen later komen vertegenwoordigers van de Firma Smulders. Zij inspecteren de gesteldheid van het terrein. Zij zijn daar hoogst ontevreden over en zien geen kans om dit als losplaats te gaan gebruiken, ook zien zij geen kans om de materialen in het gebouw te krijgen. Zij nemen direct contact op met ir. D.F. Wouda.

In april 1919 worden de eerste zendingen van de Machinefabriek Jaffa uit Utrecht van het schip gehaald. De Gebroeders Broersma willen deze opdracht uitvoeren voor een bedrag van f 450,-, de opzichter wil niet verder gaan dan f 250,-. In ruil daarvoor wordt het gebruik van de al aanwezige loopkraan in het machinegebouw aangeboden. Tegelijkertijd worden de oververhitters geplaatst door J. Zoethout, samen met zeven medewerkers.

Twee monteurs van Louis Smulders, hierbij geassisteerd door vier sjouwers, beginnen vervolgens te werken aan de installatie ter plaatse: pompen en ketels.

Omdat nu alle grote onderdelen in zowel het Machinegebouw als het Ketelhuis staan opgesteld, kan er binnen begonnen worden met het leggen van de tegelvloer en de keldervloer. Het tarief dat hiervoor in rekening wordt gebracht is f 1,40 per vierkante meter, in het overzicht staat een opsomming van de aantallen tegels per kleur en maat. Het gaat om bijna dertigduizend tegels.

600×366px Het fraaie interieur van de machinehal: vloertegels en wandtegels


Begin mei moet toch een bijzonder moment zijn geweest: Vier pompen zijn geplaatst, de zuigbuizen zijn aangekoppeld en bij twee pompen heeft de inspectie een gunstig rapport afgegeven.

Tot aan dit moment van de bouwwerkzaamheden was de zeedijk nog steeds in tact.

De beste plaats om het verloop van deze zeedijk te zien is aan het eind van de loopbrug vanuit het nieuwe bezoekerscentrum. Hier staat u op de oude zeedijk van de Zuiderzee, als u naar de overkant kijkt dan ziet u dat de zeedijk daar weer verder loopt. Het gedeelte waar nu het water uit het gemaal stroomt (de uitschot) is afgegraven, hiermee werd tussen 12 en 17 mei 1919 een begin gemaakt. De sluisdeuren zijn geplaatst en ingehangen en voor het eerst zal er water tot aan het gemaalgebouw stromen.

In de daarop volgende week worden de eerste vier ketels onder druk getest in aanwezigheid van de Inspecteur van het Stoomwezen. Omdat de test goed verlopen is, wordt het eerste ketelblok nu ingemetseld. Echter deze werkzaamheden worden stilgelegd wegens het ontbreken van onder andere vuurvaste metselspecie.

Het stellen van het laatste stel ketels en het testen van het tweede stel ketels vindt plaats en ook dit lijkt allemaal goed te gaan. Langzaam maar zeker krijgt het gemaal vorm en wordt het onder stoom gebracht.

De metselaars zijn bezig met het metselen van de penanten en de balustrade aan de zeezijde en de zogenaamde rollagen op de walmuur.

Bij het stoomgemaal zijn twee dienstwoningen gebouwd: één voor de machinist en één voor de stoker, die op het gemaal zouden gaan werken. De woningen zijn tussen oktober 1919 en februari 1920 gebouwd. In april 1919 werd een begin gemaakt met het graven van de bouwput voor deze woningen. In het bouwverslag van de opzichter staat bij de week van 4 november 1919 een bijzondere aantekening: ,,Wegens Katholieke Zondag werd er zaterdag weinig uitgevoerd", op zaterdag waren in verband met deze zondag 3 metselaars vertrokken. Of het hier om een bijzondere naamdag gaat, staat niet in het verslag. De deuren die in de woningen zijn geplaatst werden geleverd door de firma Overmeer in Leeuwarden.

De stenen van de schoorsteen zijn geproduceerd door de firma Canoy-Herfkens uit Venlo. In maart 1916 werd de overeenkomst door ir. D.F. Wouda en Canoy-Herfkens getekend. De kosten van de schoorsteen werden begroot op f 15.685,-; de bouw werd in onderaanbesteding gegeven aan schoorsteenbouwer Vorstermans.


De schoorsteenmetselaars zijn op 15 augustus 1917 aan het werk gegaan. Meerdere keren ligt het werk stil omdat er een zware storm over de vlakte raast, die het onmogelijk maakt om op grotere hoogte aan het werk te gaan. De werkzaamheden vorderen gestaag en per week wordt er ongeveer drie meter bijgemetseld. In oktober wordt er al een begin gemaakt met de binnenschacht van de schoorsteen, ook wel schutwand genoemd.

Op 5 oktober 1917 was de schoorsteen al tot de helft (30 meter) opgemetseld en kan Canoy-Herfkens op basis van de overeenkomst de helft van het bedrag factureren: f 7842,50.

Na blikseminslag: een tweede schoorsteen

Op vrijdag 7 juni 1918 was de schoorsteen klaar. De hele daarop volgende week was het onrustig en onstuimig weer. Op 15 juni ontstond er veel stormschade aan de dam die in zee werd aangelegd, een deel van het profiel spoelde over een lengte van 100 meter weg. Dat was de opmaat naar zondag 16 juni toen het noodlot kort na het middaguur toesloeg. De bliksem sloeg in de schoorsteen; er was nog geen bliksemafleider aangebracht. De schoorsteen werd tot op een hoogte van 30 meter afgeslagen en beschadigde de muur van het ketelhuis. De andere helft die overeind was blijven staan, was zwaar beschadigd. Op 18 juni komt ir. D.F. Wouda zelf naar Lemmer om de schade op te nemen. Een dag later wordt in overleg met de inspecteur van de verzekeringsmaatschappij besloten om de resterende 30 meter af te breken en de hele schoorsteen opnieuw op te metselen. Kort na dit bezoek wordt een begin gemaakt met de planning van de eerste herstelwerkzaamheden: de muur van het ketelhuis en de voet van de schoorsteen. De tweede schoorsteen die opgemetseld zou worden werd bijna twee keer zo duur (f 29.375,-),

587×381px


Tijdens de onderhandelingen over de herbouw van de schoorsteen wijst Canoy-Herfkens er op dat de schade naar alle waarschijnlijkheid niet zou zijn ontstaan, als er eerder met het werk aan de schoorsteen zou zijn begonnen. Canoy-Herfkens heeft meerdere keren gevraagd dat werk niet uit te stellen tot na de zomer. In de herfst en winter is het vrijwel onmogelijk om een schoorsteen van deze hoogte te bouwen, gelet op het ongunstige weer. Dat weer is ook de reden dat er tussen november 1917 en maart 1918 niet aan de schoorsteen is gewerkt. Canoy-Herfkens wijst er tevens op dat de bliksem zelden of nooit in de herfst en winter inslaat maar vrijwel altijd in de lente en zomer. Waarom Canoy-Herfkens pas in september 1917 met het werk is begonnen en waarom de verzoeken terzijde zijn geschoven is niet bekend.

600×437px


In november 1918 wordt het contract opgesteld voor de herbouw van de schoorsteen. Canoy-Herfkens geeft de herbouw in onderaanbesteding aan een bedrijf uit het Limburgse Neer. Sjang Geelen, de oudste zoon van de oprichter, wordt verantwoordelijk voor de bouw. Hier kunt u meer over hem lezen: Schoorsteenbouwer Sjang Geelen

Het restant van de schoorsteen blijkt zeer instabiel te zijn, dat was ook de reden voor volledige herbouw. In zijn aantekeningen schrijft opzichter Miedema het volgende: ,,Tussen 1 en 2 januari (1919) de schoorsteen gevallen door den wind".

In het weekrapport staat de volgende vrijwel eensluidende passage: de schoorsteen is weer tot den betonvoet afgebroken. De Gebrs. Broersma uit Lemmer mogen het restant van de schoorsteen gebruiken voor stortpuin tegen een prijs van f 900,-. Kennelijk is er op een later moment nog eens nagedacht over dit bedrag, in de aantekening van eind april 1919 wordt er een bedrag van f 600,- afgesproken.

De herbouw van de 60 meter hoge schoorsteen heeft slechts 9 weken geduurd, plus vier dagen voor het bouwen van de 30 meter hoge schutwand. Bij de herbouw was naast Sjang Geelen maar één andere metselaar betrokken, zijn jongere broer Sjra. Er werd gebruik gemaakt van een inwendige steiger. De metselaars en een opperman stonden op een werkvloertje, dat steeds verder omhoog werd gezet naarmate de bouw vorderde. Een provisorische bliksemafleider werd gedurende de bouw in opdracht van ir. Wouda mee naar boven genomen. Bij de bouw is ook een paard gebruikt, dat door rondjes te lopen de kracht leverde om via een hijsinstallatie alle materialen die nodig waren voor de bouw naar boven te trekken. Op 15 augustus 1919 was de herbouw van de schoorsteen voltooid (exclusief de schutwand). Dit was ook de datum die contractueel was afgesproken.

In 1955 is er groot onderhoud aan de schoorsteen uitgevoerd. Dat was nodig, omdat er bij een controle scheuren waren ontdekt in axiale richting. Een tweede reden om de schoorsteen na te lopen was de komst van de nieuwe ketels.

600×471px


Met de oude ketels werd een temperatuur bereikt van 200 gr. C. aan de voet van de schoorsteen, na installatie van de vier nieuwe ketels zou dat oplopen tot 350 gr. C. De herstelwerkzaamheden aan de schoorsteen zijn uitgevoerd door de firma Gebr. Heerde uit Wolvega voor een bedrag van f 26.900.-. Bij dit groot onderhoud zijn ook de ijzeren banden aangebracht.

Vervolgens is er in 1962 onderhoud aan de schoorsteen nodig geweest. Voor nadere informatie betreffende fabrieksschoorstenen, zie: schoorsteen

Het gemaal is het meest imposante bouwwerk waar ruim 30 mensen per dag bij betrokken waren: grondwerkers, arbeiders, baggerlieden, heibazen, heiers, timmerlieden en stokers.

In december 1917 worden er 36.000 bruikbare straatklinkers gesorteerd uit een verder onbruikbare partij gedeukte klinkers. Zo gaat het ook met de klinkers voor de gevels, hiervoor worden 45.000 miskleurige klinkers gesorteerd en gebruikt.

De tweede generatie ketels, vier nieuwe vuurgang-vlampijpketels, zijn gemaakt en geplaatst door Werkspoor in Amsterdam in het jaar 1955 voor de som van f 375.600,-

Het stoomgemaal wordt op 7 oktober 1920 in gebruik gesteld door Koningin Wilhelmina. Ruim een jaar later op 12 december 1921 wordt het Koninklijk Besluit no 42 getekend, waarmee toestemming wordt gegeven om het stoomgemaal in gebruik nemen.