Machinefabriek Jaffa en Marinus Bliek: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het Woudagemaal. “Voor de afwatering van de Friese boezem is men in hoofdzaak afhankelijk van de kanalen en de vaarten die het water naar de grote uitwateringssluiz...')
 
Regel 1: Regel 1:
=='''[[Machinefabriek Jaffa]]'''==
Het Woudagemaal.
Machinefabriek <strong>Jaffa</strong> was een <strong>machinefabriek te Utrecht (stad)</strong>. Het is de naam die de '''[[machinefabriek]]''' <strong>Louis Smulders & Co.</strong> te Utrecht in de loop der tijd aanneemt en die gebaseerd is op de naam van het fabrieksterrein waar de onderneming vanaf '''1890''' gevestigd is.
Louis Smulders opereert vanaf deze locatie voor het eerst als zelfstandig eigenaar en ondernemer, nadat hij op diverse plaatsen in de diverse bedrijven van de families Smulders ervaring heeft opgedaan.  


===Ontstaan===
“Voor de afwatering van de Friese boezem is men in hoofdzaak afhankelijk van de kanalen en de vaarten die het water naar de grote uitwateringssluizen langs de Zuiderzee, de Waddenzee en de Lauwerszee moeten brengen” “En men kan die nog zo veel verbeteren, men blijft toch altijd afhankelijk van de mogelijkheden om bij eb het water op de zee te lozen”.


[[Bestand:220px-Jaffa_buitenplaats_Utrecht.JPG|220x165px|link=]]
Zo begint een overpeinzing tijdens een beraad binnen Gedeputeerde Staten betreffende het Friese water. En onder normale omstandigheden is de afstroommogelijkheid ruim voldoende. Zodra er echter een harde wind of storm uit westelijke richting komt dan wordt door de opwaaiing de mogelijkheid van spuien beperkt of onmogelijk. Voor wat betreft de opwaaiing binnen de boezem geldt dat het water juist richting Lauwersoog wordt geblazen. Dit heeft voordelen met het oog op het spuien, maar het is ook nadelig, omdat het waterpeil in het noordoosten van Friesland daardoor veel hoger kan zijn.
(afbeelding: wikipedia)
Dus al in 1893 moesten Provinciale Staten dan ook vaststellen dat er een definitief eind gekomen was aan de mogelijkheden om aan de voortdurende wateroverlast een eind te maken. Deze wateroverlast werd mede veroorzaakt door de voortdurende inpolderingen en daarmee ook de toenemende bemaling van de landerijen. De boezem werd steeds kleiner, terwijl er toch steeds meer water opgebracht werd. Ook de afvoermogelijkheid aan de zeezijde werd steeds moeilijker, dit werd veroorzaakt door de voortdurende dichtslibbing van de Lauwerszee.


Voor de komst van Smulders is op het terrein van de voormalige buitenplaats <strong>Jaffa</strong> een pan- en tegelbakkerij met dakpannenfabriek van A. Dolk  onder de naam "Jaffa" gevestigd.  
De Lauwerszeecommissie wil afsluiting van de Lauwerszee en bemaling.
Na grondige bestudering van het probleem komt de door de provincies Friesland en Groningen ingestelde Lauwerszeecommissie(1902) in 1904 met het volgende plan. Sluit de Lauwerszee af en voorzie deze afsluiting van ruime sluizen. Daardoor ontstaat een royale bergboezem, die zowel door Friesland als Groningen benut kan worden. Een ander belangrijk onderdeel van het plan was ook het bouwen van een stoomgemaal voor Friesland aan de Zuiderzee tussen Tacozijl en Lemmer. En verder een gemaal voor Groningen bij Zoutkamp. Op deze manier zou Friesland het te veel aan water naar twee kanten goed kwijt kunnen en minder last hebben van opwaaiing binnen de boezem.


===Geschiedenis van activiteiten===
In 1907 reageerden de provinciale besturen op het plan. Friesland was best blij met het plan, de tweezijdige afvoer, maar zag op tegen de hoge kosten. Friesland koos voor alleen de aanleg van een afsluitdijk en een bergboezem in de Lauwerszee, maar niet voor de bouw van een gemaal bij Tacozijl. De ambtelijke reactie daarop van het rijk was niet mals: de provincies kozen voor een goedkope financiële oplossing, en niet voor een goede oplossing. Afsluiting van de Lauwerszee zonder bemaling was zinloos. Als men dan toch voor bezuiniging koos dan kon men veel beter kiezen voor bemaling dan voor afsluiting van de Lauwerszee.
De '''activiteiten''' van firma Louis Smulders & Co. zijn echter '''al ouder'''. De naamgever '''Johannes Ludovicus Smulders (Tilburg, 1839 - Utrecht, 1908)''' is onder meer met zijn broers '''Augustinus Franciscus (1838-1908)''' en '''Franciscus Hendrikus (1851-1915)''' werkzaam in het '''vaderlijk bedrijf, de firma W.H. Smulders te Tilburg'''. Vader Smulders was dus een '''pionier''', maar ook de zonen dragen volop bij aan de ontwikkelingen in de machine nijverheid.
In een brief van 25 februari in 1910 stelde de Minister van Waterstaat in deze zich wat milder op. Hij liet het plan van afsluiting varen en koos voor de bouw van stoomgemalen. Als de provincies ook de weg zouden kiezen van bouw van gemalen dan zou de minister bereid zijn een deel van de kosten op zich te nemen. Het voorstel noemde een percentage van 40 %.
In '''1846''' krijgt vader Smulders een vergunning “tot het maken van een stoomwerktuig”. Dit is kennelijk tot een goed resultaat gebracht, want '''van de 300 in 1850 in Nederland bestaande stoommachines''', is er '''in elk geval één afkomstig uit de fabriek te Tilburg'''.
Op deze manier werd de weg in feite geplaveid voor het latere Wouda gemaal.
<br>De broers werken later '''samen verder in Utrecht''' binnen de '''firma A.F. Smulders'''.
<br>Deze samenwerking duurt '''tot 1880'''. '''Louis en broer Frans gaan dan samen apart verder''' onder de naam '''Louis Smulders & Co.''' Waarschijnlijk is Louis van de twee broers de meest dominante of kapitaalkrachtige, omdat het bedrijf zijn naam voert.
<br>Tien jaar later, '''in 1890, scheiden zich de wegen van beide broers''', waarbij '''Louis onder de bestaande firmanaam verder''' gaat, nu samen met zijn '''zonen Henri en Jan Smulders'''.


[[Bestand:Louis_Sm_geheugen_van_Nederland.jpg‎|469x328px|link=]]
                                                              ___________
(afbeelding uit: Het geheugen van Nederland)


===Oprichting===
Het ir. D.F. Woudagemaal
In '''1890''' is machinefabrikant Louis '''Smulders te Utrecht''' bezig met de voorbereiding en opzet van zijn '''nieuwe machinefabriek'''. Via de Engelse machinefabrikanten '''informeert hij zich''' op listige wijze '''over de laatste ontwikkelingen in zijn vakgebied en over de gereedschappen en bijbehorende machines''', die er op dat moment op de markt beschikbaar zijn. Hij doet zich daarbij voor als belangstellende koper, maar hij onderzoekt op deze wijze ook de ontwikkelingen in machinebouw en van het gebruik van machines en gereedschappen.
In feite was dit historisch gezien ook niet zo onlogisch, want al in 1869(!) had het provinciaal bestuur dit ook al geopperd. Men had als voorbeeld de bemaling van de Haarlemmermeer polder voor ogen. Maar men achtte dit wegens het veel grotere Friesland technisch onhaalbaar. Maar in 1877 werd nogmaals in de Staten geopperd om ter plekke van de uitwateringssluizen bij Dokkumer Nieuwe zijlen een hulpstoomgemaal nabij Oostmahorn te bouwen. De gedachte van de Lauwersmeer commissie om te komen tot bemaling van de boezem was dus, achteraf gezien, niet nieuw. De minister had in eerste instantie voorkeur voor een gemaal van circa 1600 wpk. Dit vermogen zou dan moeten worden verdeeld over twee gemalen. Gedeputeerde staten vonden het echter nog niet nodig om te komen tot twee gemalen. Dat kon later ook nog. En men koos op 7 februari 1913 voor een gemaal van 750 wpk. Na vijf jaar zou men nog eens opnieuw bekijken of een tweede gemaal wel nodig was. Op aanbeveling van de minister werd besloten tot een gemaal van 900 wpk.
<br>'''In Engeland, Duitsland en België is men in deze jaren duidelijk verder opgeschoten met de bouw en de ontwikkeling van machines.'''
<br>Voor de oprichting van een fabriek zijn verder '''financiële middelen, werkruimte, gereedschappen en personeelsleden nodig'''.  
Bovendien is '''ondernemingsgeest en een brede algemene ervaring in de metaalnijverheid gewenst'''. Louis heeft dus al eerder kennisgemaakt met ondernemen en eveneens '''ruimschoots ervaring opgedaan''' bij het werken in de voorafgaande familiebedrijven.


[[Bestand:76132.jpg|557x359px|link=]]
Zo kwam de definitieve beslissing tot het later te noemen Wouda gemaal tot stand.
(afbeelding: Erfgoed Utrecht.nl)


===Beginsituatie===
De Eerste Wereldoorlog had wegens optredende materiaalschaarste een belangrijke vertraging tot gevolg. En dien ten gevolge ook een aanzienlijke prijsverhoging. Uiteindelijk was het gemaal op 7 oktober 1920 bedrijfsgereed en kon het nieuwe gemaal door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina in bedrijf worden gesteld. In 1948 kreeg het de naam ir. D.F. Woudagemaal . Dit gebeurde ter gelegenheid van zijn pensionering. Van 1920 tot 1968 heeft het gemaal gemiddeld 1850 uren per jaar gedraaid. Eind 2003 had het in totaal rond 100.000 uren gedraaid. Na 1967, toen het J.L. Hoogland gemaal in bedrijf gekomen is, was het aantal draaiuren gemiddeld nog maar 300 per jaar.
'''In Nederland''' zijn de ontwikkelingen in de '''metaalnijverheid en machinebouw laat gestart''' en '''enigszins achtergebleven'''. Vooral na de scheiding tussen België en Nederland in 1839, gaan bovendien de kontakten met de leidende bedrijven en hun ontwikkelingen in Luik en Wallonië verloren.
<br>Toch komen de '''ontwikkelingen in de tweede helft van de 19e eeuw ook in Nederland volop op gang'''. De grote '''boost''' komt '''in de jaren negentig van deze 19e eeuw''', precies op het moment dat Louis met zijn fabriek een nieuwe start maakt.
<br>De '''uitvinding van de stoommachine''' is natuurlijk '''een belangrijke impuls''' geweest tot de oprichting van veel fabrieken en daardoor kunnen uiteindelijk '''ook de machinefabrieken in Nederland flink vooruit'''. In Nederland zal uiteindelijk een woud aan fabrieksschoorstenen en schoorstenen van stoomgemalen verrijzen.


[[Bestand:Schoorsteen_5.jpg|545x368px|link=]]
Dit bijzondere tableau is in bruikleen beschikbaar gesteld door Familie Wouda. Het is te vinden in de expositieruimte van het bezoekerscentrum Foto door T. Kuilboer


===Stoom in de polders===
De kosten van het gemaal. Het bestek gaf een bedrag te zien van f 1,8 miljoen. Maar dit bedrag zou door de oorlogsomstandigheden en de tegenvaller van de schoorsteen op een aanmerkelijk hoger bedrag uitkomen. Toen in 1920 de rekening werd opgemaakt kwam het bedrag uit op f 2,82 miljoen. Dit na moeizame onderhandelingen met de aannemers. Maar daarvoor kreeg Friesland dan ook een ultramodern stoomgemaal, dat voor de komende jaren een waarborg was voor een gedegen waterhuishouding zonder wateroverlast.
De eerste '''proefneming met een stoommachine''' vindt in '''1776''' plaats in Rotterdam.


[[Bestand:Eerste_sm_ned.gif‎|470x300px|link=]]
Een bijzonderheid was dat bij wet was vastgelegd dat er in Friesland gedurende 30 jaar een bemalingbelasting  geheven mocht worden op “ongebouwd”. Dit ter betaling van de kosten van rente, aflossing en exploitatie van het gemaal. Dit was een apart privilege voor Friesland!


Het is goed te verklaren dat in een land waar men '''eeuwenlang inspanningen''' moet plegen '''aan de waterbeheersing''' '''de eerste stoommachine wordt ingezet voor bemaling'''. En al wordt het eerste experiment geen onverdeeld succes, de eerste machine wordt n.l. Na twee mislukte demonstraties uiteindelijk weer gesloopt, de inzet van stoommachines wordt er niet door gehinderd.
Aandrijfsysteem Een van de eerste keuzes die gemaakt moesten worden was, wat te kiezen als aandrijving voor de pompen. Bij het oorspronkelijke concept was gekozen voor dieselmotoren. Er is ook nog overwogen om het gemaal met elektrische stroom aan te drijven. Maar vanwege de eis van regelbaarheid van het toerental van de pompen heeft men uit een kostenoverweging daarvan af gezien. Bovendien was de capaciteit van de Leeuwarder elektriciteitscentrale ook aan de krappe kant. Men heeft daarom uiteindelijk voor stoom gekozen. De langere aanloopperiode voor in bedrijfstelling werd geaccepteerd, omdat de machinerie toch voor lange periodes beschikbaar moest zijn.


===Kansen en bedreigingen===
Dieselaandrijving zou ook een mogelijkheid geweest zijn, maar men vond dat toen toch nog niet betrouwbaar genoeg.
De '''kansen op de markt''' zijn voor de fabrikanten van stoommachines '''aanvankelijk nog niet bijster groot''': '''onbekendheid''' met de mogelijkheden van machinale bewerking, '''gebrek aan ervaring''' bij de handwerkslieden en de '''beperkte aanwezigheid van delfstoffen als steenkool en ijzererts''' zijn daarvan de oorzaak.
<br>Aan het '''begin van de negentiende eeuw''' is er '''nog weinig industriële activiteit'''. Veel werk wordt nog in huiselijke kring als '''huisnijverheid''' verricht en de bemaling van de polders gebeurt nog tot volle tevredenheid met windmolens.
<br>Er moet worden '''gewacht op een groei van de markt'''. Men moet ook hopen dat eventuele kopers van de nieuwe stoommachines '''niet meer in het buitenland gaan kopen''', maar dat de opdrachten worden '''gegund aan de Nederlandse fabrikanten'''.
<br>De '''pioniers''' die '''in de eerste helft van de negentiende eeuw''' een machinefabriekje beginnen, zoals de Utrechtse Ijzergieterij van Joh. Verloop & Co te Utrecht en het bedrijf van vader Smulders te Tilburg, kampen dan '''eerst nog met een gebrek aan opdrachten''' en doen op moeizame wijze hun eerste ervaring op.
De Nederlandse '''machinefabrikanten komen vooral voort uit het smidsvak.''' In veel gevallen zijn '''de fabrikanten voor onderhoud en reparaties van hun aanvankelijk in het buitenland gekochte stoommachines aangewezen op de plaatselijke smederijen'''. Deze doen dus '''veel ervaring op met stoommachines''' en als de kennis van de smid groot genoeg is geworden, '''groeien in sommige gevallen de kleine smederijen uit tot bescheiden stoommachine-fabriekjes'''.


[[Bestand:Ploeg stoommachine.JPG|420x599px|link=]]
De concepten voor het totale mechanisch systeem werden in hoofdzaak ontworpen door twee uitstekend samenwerkende heren, ir. Wouda en prof. Dijxhoorn. Ir. Wouda was hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat en Prof. Dijxhoorn was Hoogleraar Werktuigbouwkunde in Delft.
'''Stoom-machinefabriek Van der Ploeg te Grou'''


<br>Daarbij is er '''in het begin nog geen sprake van seriematige produktie'''. De kleine metaalbedrijven maken dan nog de diverse '''machines en installaties waar de klanten om vragen'''.
De stoommachines . Daar het stoomtijdperk feitelijk haast op zijn eind liep en de stoomtechniek daarmee qua ontwikkeling op zijn hoogtepunt was, zijn de machines zeer “state of the art” uitgevoerd. Men maakte gebruik van een uitermate bekende en beproefde techniek. Het kan dan ook niet anders dan dat de machines zeer betrouwbaar zijn. De keuze viel op liggende tandem-compound stoommachines met Bosschuiven. Deze schuiven hebben ten opzichte van kleppen het voordeel dat zij lang stoomdicht blijven en nagenoeg geruisloos zijn. De machine kent een hoge en een lage druk gedeelte, en de regeling geschied door de dominant boven op de machine geplaatste Bosschuiven. Deze worden op hun beurt aangedreven door een langs de machine lopende excentriekas. En deze as is via conische tandwielen verbonden met hoofdas en vliegwiel. Dit vliegwiel weegt ruim 9 ton en heeft een diameter van 6 meter. Het is in een stuk gegoten! Op gezette tijden moet dit vliegwiel een stukje doorgedraaid worden. Men noemt dit “tornen”. Dit om te voorkomen dat de lagers een beetje ingebed worden. De vertanding in de rand van het vliegwiel geeft de mogelijkheid tot tornen. Tornen gebeurt ook om bij het opstarten de krukas uit zijn bovenste dode punt te verplaatsen. De hoge druk zuiger heeft een diameter van 50 cm, en de op dezelfde stang gemonteerde lage druk zuiger 82,50 cm. Deze zuigerstang is uiteraard weer via een kruk verbonden aan het vliegwiel, nominaal toerental 90 per minuut. Maximum toerental is 105. De stoom heeft bij intrede in de machine een druk van ruim 12 bar en een temperatuur van circa 300 graden C. Ten slotte, het vermogen van deze machine is ruim 500 pk In de machinehal treft men vier van deze liggende machines aan. De machines drijven ieder twee centrifugaal pompen aan. In totaal bevinden zich in deze hal dus vier machines en acht centrifugaal pompen. Een machtig gezicht! Zeker wanneer ze in bedrijf zijn! De centrifugaal popmpen.
<br>Zo maakt '''de familie Smulders''' stoommachines, levert '''komplete installaties''' voor stoomgemalen en fabrieken, waaronder de pompen, maar ook o.a. de vervaardiging van boterkneedmachines behoort tot hun aanbod.


===De eerste machinefabrieken===
Rond '''1850''' zijn er in Nederland ongeveer '''tien machinebedrijven''', waarin een '''duizend personeelsleden''' werken. Eén van de tien is het bedrijf '''W.H. Smulders te Tilburg''', waar vanaf 1851 de jonge Louis zijn eerste stappen zet in de machinebouw. Als twaalfjarige jongen zal hij '''van onderop''' begonnen zijn. Louis maakt de hele ontwikkeling van het bedrijf te Tilburg mee: in '''1860 is het uitgegroeid tot een machinefabriek met een eigen ijzergieterij en levert het bedrijf stoommachines aan de plaatselijke textielindustrie'''. Dat geldt uiteraard ook voor zijn broers. Zij trekken allen geleidelijk vanuit het moederbedrijf te Tilburg naar andere plaatsen om daar eigen bedrijven te stichten. Zij komen '''uiteindelijk''' terecht '''in Utrecht'''. 


=== Louis Smulders & Co===
'''Louis Smulders begint in 1891''' een eigen bedrijf op de '''hoek van de Groeneweg en de Vleutenseweg'''.


[[Bestand:40765_Vleuten_Erfgoed_Utrecht_nl.jpg|517x387px|link=]]
De centrifugaal pompen zijn van het zogenaamde “onderslag”-principe. De reden om voor dit type (onderslag) te kiezen was het feit dat de leibanen van het kruishoofd minder aan slijtage onderhevig waren. Bovendien is het ruimtebeslag, samen met het feit dat de pompen aan de zeezijde staan op deze wijze minimaal. De machines staan dus aan de boezem zijde. Grof beschreven bestaan de pompen uit een met schoepen voorzien rad. Dat rad wordt, in een gesloten ruimte( het slakkenhuis) door de machines in een draaiende beweging gebracht. Het af te voeren water stroomt door het centrum aan beide zijden van de pomp toe en wordt door het rad vanwege de centrifugale kracht door de uitlaat naar buiten gedreven in de richting de Zuiderzee (nu het IJsselmeer). Het schoepenrad heeft een middellijn van 1,70 m.
(afbeelding: Erfgoed Utrecht.nl)


Het terrein is van een al enige tijd '''leegstaande tegel- en dakpannenfabriek op het voormalige landgoed Jaffa''', dat wat meer naar het westen aan de Vleutense vaart te vinden is. Hij vindt daar dus '''een geschikt fabrieksterrein''' en regelt de benodigde ambtelijke zaken (o.a. de hinderwetvergunning).
De pompen hebben bij 90 omwentelingen en bij een opvoerhoogte van 1 meter een gezamenlijke capaciteit van 4000 kubieke meter per minuut. Dit lijkt mogelijk niet indrukwekkend, maar het zou betekenen dat ze gezamenlijk in twee etmalen het hele Sneekermeer kunnen leegpompen!
<br>De vergunning omvat in eerste instantie '''eene metaalsmederij, gieterij, smederij en metaalklopperij aangedreven door een stoommachine met ketel van 6 pk'''. Een voorwaarde is dat de ijzeren schoorsteen tot minstens 12m boven de begane grond moet reiken en overeen moet komen met de aanwijzingen van de brandweer.
<br>De '''eerste inrichting van de fabriek''' is uiterst '''eenvoudig''': '''in het oude fabrieksgebouw''' komt de '''smederij, gieterij, bankwerkerij en draaierij'''. Hier wordt ook de '''stoommachine met ketel''' geplaatst. In de smederij worden '''drie smidsvuren''' aangelegd en '''bij de gieterij komt een oven met een hoge schoorsteen'''.


[[Bestand:
De centrifugaalpompen zijn niet zelfaanzuigend. De slakkenhuizen zullen steeds op een ingenieuze wijze bij een eerstvolgende maalbeurt met water gevuld moeten worden. Daartoe staat in het midden van de machinehal een grote vacuümketel. De diameter van deze ketel is 1,5 meter en de hoogte 6 meter. Het vacuüm wordt bewerkstelligd met behulp van twee grote stoom-ejecteurs. Het pijpwerk tussen de vacuümketel en het slakkenhuis, voorzien van een simpele afsluiter, maakt het mogelijk dat de pomp met water gevuld wordt. Het vacuüm doet dan zijn werk door het water omhoog te zuigen. Simpel doch zeer doeltreffend! En daarna kan de pomp zijn werk gaan verrichten. Afbeeldingen pomptunnels Het zijn toch wel grote constructies. Om een indruk te geven. De toevoeropeningen hebben een diameter van 1400 mm. En de grootste breedte van de dubbel uitgevoerde schoep is circa 1 meter. Het plaatijzer van het slakkenhuis is 13 mm dik.


In de voormalige droogloodsen worden '''de modellenmakerij en modellenbergplaats''' ondergebracht. Buiten onder een afdak worden nog een paar machines geplaatst. Twee loodsen, die wat verder op het terrein staan, worden ingericht als '''constructiewerkplaats'''. Het '''kantoor''', de '''tekenkamer''' en de '''ontvangstruimte''' komen '''in het woonhuis waarop de naam Jaffa staat''', als een herinnering aan een oude herberg, die in 1651 voor het eerst als zodanig wordt genoemd en aan de andere zijde van de Vleutense wetering heeft gestaan.
De condensors.
<br>Onder de naam '''Louis Smulders & Co.''' en '''later ook als machinefabriek Jaffa''' zal het bedrijf al spoedig goede naam en faam verwerven, onder meer met de '''produktie van stoominstallaties en pompwerktuigen'''.


[[Bestand:57517_rioolzuivering_Jaffa_Erfgoed_Utrecht_nl.jpg|538x372px|link=]]
'''Smulders pompwerk voor rioolzuivering'''
<br>(afbeelding: Erfgoed Utrecht.nl)


Vanwege het ontbreken van grote en gespecialiseerde fabrieken als afzetmarkt moet men wel '''op brede wijze''' zijn '''produktaanbod in de markt''' zetten. Louis pakt het werk dan ook groots aan: hij levert al gauw '''complete installaties voor fabrieken bestaande uit diverse afzonderlijke installaties, inclusief de hulptoestellen, produktiemachines en natuurlijk de krachtbron in de vorm van een stoommachine.'''
Vanaf de vloer van de machinehal kan men afdalen in de kelderruimte. In deze kelderruimte bevinden zich twee condensors. Elke condensor bedient twee stoommachines. Het doel van deze inrichting is het om van de afgewerkte stoom weer water te maken (condenseren). De condensors zijn van het type “oppervlakcondensor”, omdat het water van de Friese boezem enigszins brak kon zijn. Het koelend oppervlak bestaat uit 152 vierkante meter, en bestaat uit 1096 koperen pijpjes, waarin het koelwater (boezemwater) wordt rondgepompt. Het condensaat wordt opgevangen en vervolgens naar de condensaat bak gepompt. De afgewerkte olie komt hier boven drijven en wordt met de hand “afgeroomd”. Voor het beter uitvlokken van de olie en om een betere afscheiding te krijgen, worden er enige chemicaliën (aluminiumsulfaat) aan het condensaat toegevoegd. Vervolgens wordt het relatief schone water naar het ketelhuis gepompt en gaat dan via het doeken filter weer de ketels in. In deze doekenfilters worden de laatste restjes olie (vlokken) uit het water verwijderd. De kringloop is op deze wijze gesloten. Het ketelhuis.
<br>Ook levert het bedrijf '''complete stoomgemalen''' op, in het begin compleet met '''scheprad en 8 pk stoommachine'''. Hij adverteert met de '''levering en plaatsing van Polderstoomgemalen met en zonder gebouwen en fundering'''.


[[Bestand:Affiche_A3_2012_def_4_Jaffa_centrifugaalpomp_Erfgoed_Utrecht.jpg|461x434px|limk=]]
'''Centrifugaalpomp voor Denemarken'''
<br>(afbeelding: Erfgoed Utrecht.nl)


In '''1895''' worden er zo al '''18 stoomachines''' afgeleverd en  in '''1899''' bedraagt dat aantal '''21'''.
<br>De inrichting van '''[[gasfabriek]]en''' wordt verder '''een belangrijke specialiteit'''. De fa. Louis Smulders & Co. had al vanaf [[1884]] de inrichting van gasfabrieken op zich genomen en de '''mechanisatie van het kolen- en cokestransport''' was daarbij een belangrijk aspect. '''Vanaf 1900 ging Jaffa laadmachines en transportinrichtingen voor het gasbedrijf''' maken en in '''1904''' vervaardigde men de '''eerste ovenlaadmachine'''.


'''In deze periode''' zou het bedrijf door zijn relaties en ervaringen een '''steeds groter deel van het transportwezen in het gasbedrijf voor rekening''' kunnen nemen. In 1904 leverde het een '''kolenlift''' voor de gasfabriek te Den Helder, in 1910 een''' kolentransportinrichting''' voor hetzelfde bedrijf.
In feite begint hier de gesloten kringloop. Om te beginnen zijn bij het begin van deze kringloop de ketels leeg en moeten eerst met water gevuld worden. In principe is dit gewoon boezem water. Daarvoor is dan wel 25000 liter water per ketel nodig! Aaanvankelijk stonden hier (ieder met een onder- en bovenketel) zes Piedboeuf- ketels, waarvan er steeds één in reserve werd gehouden. Deze ketels werden in 1955 afgekeurd en vervangen door vier zogenaamde vuurgang-vlampijp ketels van het fabrikaat Werkspoor uit Amsterdam. Ook van deze ketels wordt er steeds één in reserve gehouden. Bij slechts 90 toeren van de stoommachines zouden er maar twee ketels echt nodig zijn. Het gemaal kan met gemak op drie ketels genoeg stoom produceren voor volle draaicapaciteit. In 1967 zijn deze ketels omgebouwd naar oliestook. Men produceert stoom bij 195 graden Celsius bij een druk van 14 bar. De stoom wordt dan nog oververhit met behulp van een in de ketel gebouwde oververhitter tot 320 graden. Men bereikt hiermee dat de temperatuur bij de stoommachines 300 graden is. Het rendement wordt hierdoor verbeterd, en men voorkomt op deze manier dat er waterslag kan ontstaan. Waterslag kan rampzalig voor de stoommachine zijn. De stroomproductie per ketel is circa 5000 kg/h. Het brandstofverbruik kan in totaal 14 tot 20 ton olie per dag zijn. In principe is de totale olievoorraad voldoende voor 1 maand, bij nominaal toerental. De olie die normaal gebruikt wordt is zeer dik en moet, voordat deze verstoven en in de ketels gebruikt kan worden, tot wel 110 graden opgewarmd worden. In de voorraadtank zit een warmtewisselaar die de olie voorverwarmt tot 80 graden Celsius. In de ketelruimte is een speciale warmtewisselaar aanwezig om de temperatuur van aangevoerde olie te verhogen tot de gewneste 110 graden C. Voordat er was overgegaan op het stoken met olie werden de kolen met de kruiwagen vanuit de kolenbunker naar binnen gebracht en gewogen. Vervolgens werden ze op de stalen vloer voor de ketels in een speciale trog gestort. De stoker gooide de kolen vandaar op het roosterbed in de vuurgangen van de ketels. Er werkten destijds soms wel tot 24 mensen in een drieploegendienst. Nu kan met toe met 15 personen. Bovendien is het werk ook veel aangenamer. Bijkomende projecten Het zal duidelijk zijn dat er voor de bouw van het gemaal één en ander gegraven moest worden. Niet alleen voor de bouw en de diverse funderingen, maar ook om het nodige water bij het gemaal te kunnen krijgen. Staande op de brug bij hotel Iselmar ziet men een gegraven kanaal, dat het water aanvoert en door acht tunnels het gebouw binnen laat komen. Dit stroomkanaal, gebaggerd door “Dordtse baggeraars” is, gerekend vanaf de Grote Brekken, een enorme goot van circa 200 meter lang, 87 meter breed en 3 meter diep, waardoor het weg te pompen boezemwater gemakkelijk naar het gemaal stroomt. Tussen het Koevorder Meer en de Grote Brekken is bovendien een toevoer kanaal van 4 km gegraven , met een bodembreedte van 44 meter en een diepte van 3 meter. Er is meer dan een miljoen kubieke meter grond verzet! Nog wat gegevens rondom de bouw. Bij het binnenkomen in de machinehal begrijpt men meteen dat men in de volksmond spreekt van een kathedraal voor stoom . Deze hal is 62 meter lang en 15 meter breed. Het ziet er hier niet direct uit als een industrieel gebouw, er is veel licht, veel glas , en het geheel is zeer vriendelijk in aanzicht. (Men kan hier duidelijk zien dat de bouw beïnvloed is door architecten van de Amsterdamsche school. Ir. D.F. Wouda heeft het ontwerp van het gebouw voor zijn rekening genomen. Het bouwmateriaal komt overeen met dat van de bekende gebouwen in deze bouwstijl, o.a. de beurs van Berlage. De hal staat op een dikke gewapende, betonnen plaat van 82,5 bij 44,5 meter. Geheel uit één stuk. Het gemaal is gefundeerd op 1950 palen. Voor die tijd groots! Wanneer de machines draaien en men op deze plaat loopt, dan bespeurt men geen enkele trilling. Dat moet ook een pluim zijn op de hoed van de vaklieden die de machines zo deskundig uitgelijnd hebben. En dat dan vóór de tijd van laserwaterpassen. Het drama van de schoorsteen Bij de bouw heeft zich nog een duur drama afgespeeld. De schoorsteen (voor een deel dubbelwandig) was klaar in 1918. Het cement was nog nat en niet uitgehard. Op 16 juni, werd de schoorsteen door bliksem getroffen, zonder dat de bliksemafleiders al gemonteerd waren. En na de inslag restte nog slechts een halve schoorsteen. En verder was de schoorsteen van onder tot boven gescheurd. Er bleef niets anders over dan de schoorsteen af te breken en opnieuw te bouwen. De eerste schoorsteen kostte in 1915 f 15.600, de nieuwe schoorsteen moest f 29.375 kosten. Nog steeds kan men genieten van dit markante bouwwerk. Aan de onderkant is de diameter van de schoorsteen ruim 6 meter, en aan de bovenkant 3 meter.


[[Bestand:AA3036.jpg|639x389px|link=]]
De keerdeuren aan de zeezijde. Komt men aan de zeezijde, dan vallen meteen keerdeuren op. Daar in 1920 deze kant nog onderdeel was van de Zuiderzee, hadden deze deuren duidelijk een functie. De waterspiegel aan zeezijde was toen nog onderhevig aan eb en vloed. De Zuiderzee is namelijk pas in 1932 afgesloten. Bij extreme waterstanden (springtij) zouden de deuren wel eens nodig kunnen zijn. Het kon echt wel spoken op de Zuiderzee.
'''Kolentransportinrichting'''
<br>(foto A.B.A. : Rik Wesselius, Milwaukee - website verbaarsjes.nl)


De '''elektrische hangkraan''' (in samenwerking met Groeneveld) het jaar daarop, was ook weer bestemd voor een gasbedrijf, te Vlaardingen. In 1912 werd een grote '''kolen- en cokestransportinrichting''' geleverd voor de nieuwe gasfabriek te 's-Gravenhage. Een nieuwe dimensie betekende de '''elektrohangbanen met automatische besturing der [[loopkat]]ten''', waarvan de eerste geleverd werd aan de Gasfabriek Wormerveer, in [[1915]]. Trots adverteerde het bedrijf hiermee, als enige uitvoerder in Nederland.
De hoogte van de deuren is 4,10 meter boven NAP, net als de afschermdijken. De deuren zijn gelukkig maar weinig (of niet?) gebruikt, want als ze gesloten waren maakten ze een heel sterk klapperend geluid.


===Transport en aflevering===
Het was namelijk niet mogelijk om de druk aan de achterkant weg te halen door verlaging van het kolkpeil, zodat ze tegen elkaar geklemd konden worden. Afsluiting. Wellicht heeft deze beschrijving u nieuwsgierig gemaakt? Het gemaal is te bezoeken en te bezichtigen. Wellicht heeft u gelezen dat prinses Margriet onlangs een nieuw bezoekerscentrum voor het Woudagemaal heeft geopend. Een bezoek hieraan is zeer de moeite waard. U kunt er veel opsteken over het Friese waterbeheer.
Het '''vervoer van de gebouwde zware machinedelen en installaties''' is '''voor Louis Smulders geen enkel probleem''': de produkten gaan '''per spoor''' vanaf het station, dat al spoedig een knooppunt van de Nederlandse spoorwegen wordt, de aanleg van het Merwedekanaal in 1892 maakt ook het vervoer '''per schip''' zonder meer mogelijk.


[[Bestand:76141_achterzijde_Jaffa_Erfgoed_Utrecht_nl.jpg|522x380px|link=]]
Nee, het is geen museum. In het bezoekerscentrum kunt u een 3-D film van het gemaal zien en een tentoonstelling bezoeken. En u geniet van een magnifiek zicht op het IJsselmeer bij Lemmer. En de koffie is er altijd warm en vers. En uiteraard zijn er rondleidingen mogelijk!
'''Achterzijde van het Jaffaterrein, vervoer per schip'''
<br>(afbeelding: Erfgoed Utrecht.n) 


===Sociaal beleid===
Verder moet u weten dat het gemaal het enige gemaal wat nog een functie heeft in de waterhuishouding. En het is van wezenlijk belang voor de waterhuishouding van Friesland! En het behoort tot de Unesco Werelderfgoederen!!
Ook voor Smulders is het '''niet gemakkelijk om aan voldoende arbeiders met de nodige ervaring en vakkennis te komen'''. Hij probeert eventuele gegadigde werknemers '''overal vandaan''' te halen en kaapt ze desnoods '''bij de concurrentie vandaan''' en misschien ook wel bij eigen familie. Hij biedt de werknemers '''dadelijk vast werk''', wat veel '''aantrekkingskracht''' heeft '''bij de arbeiders'''. In het eerste jaar werken er 30 medewerkers in de fabriek, in 1897 zijn dat er al 85!
<br>Tijdens het interbellum biedt de machinefabriek '''uiteindelijk aan honderden Utrechters gelijktijdig een baan'''.


De firma Smulders loopt '''niet voorop in de ontwikkelingen van sociaal beleid en de emancipatie van de werknemers''': de '''concurrenten Stork en Werkspoor steken duidelijk de loef af voor wat betreft goede arbeidsomstandigheden, beloning, huisvesting en het stichten van interne bedrijfsopleidingen'''. Daarom komt de familie Smulders regelmatig '''in aanvaring met de vakbeweging'''.
U kunt nog veel meer te weten komen via de website van het ir. Woudagemaal:         


===Successen===
www.woudagemaal.nl en wikki.woudagemaal.nl
De zaken gaan goed voor de firma Smulders: '''regelmatig moet het bedrijf worden uitgebreid en moeten de ketelhuizen en stoommachines worden vergroot'''.
De produktie omvat '''installaties voor gemalen, gasfabrieken, waterleidingmaatschappijen, pompinstallaties''', en '''bijzondere stoommachines''', waaronder een enorme landstoommachine van 1500 pk die geleverd wordt aan Van Gelder en Zonen te Velzen.
<br>In deze periode worden er ook '''steeds meer produkten afgeleverd aan het buitenland''', zoals Frankrijk, België, Spanje en Roemenië.
<br>In 1913 wordt de eerste suikerriet-transportinstallatie '''naar Nederlands-Indië''' verscheept. Er wordt zelfs '''een eigen vertegenwoordiger voor de firma in Indië aangesteld'''.


Op de '''wereldtentoonstelling van 1910 in Brussel''' is Louis Smulders '''prominent vertegenwoordigd''' onder de diverse Nederlandse machinefabrikanten, naast Stork, Goedkoop, Figée, Werkspoor, Smit en zijn eigen broers Smulders.
  Bronnen : De loop van het Friese water , Polhuis
'''De Eerste Wereldoorlog was voor de machinefabrikanten een opgaande tijd''' i.v.m. de stijgende behoefte aan machines en transportmiddelen. De overheid plaatste grote bestellingen, terwijl de '''concurrentie uit het  buitenland tijdelijk was uitgeschakeld'''. 
                    :Het Stoomgemaal van Tacozijl ,Wijnsma   
 
  Foto’ s    : eigen bron.
=== Divers transportmaterieel ===
                  : van het tegel tableau: T. Kuilboer.
Volgens een fabrieksbeschrijving uit '''1918''' maakt '''Jaffa''' op dat moment uiteenlopend '''transportmaterieel: hangbanen, transportbanden, lift(transport)elevatoren en diverse soorten kranen (draai, loop, vélocipède en portaal)'''. Het is niet duidelijk wanneer Jaffa met de vervaardiging van dergelijke apparatuur is begonnen. Een belangrijke order betreft de levering in 1917 van 17 '''hijskranen voor de haven van Amsterdam'''. Of Jaffa verder nog veel havenoutillage heeft geleverd, is twijfelachtig. Na de gasfabrieken werden ook de elektriciteitsbedrijven een interessante markt voor de '''kolenlosinrichtingen'''. Zo leverde Jaffa rond 1918 een conveyor met een lengte van 375 m voor de Provinciale Noord-Brabantse Electriciteits Maatschappij te Geertruidenberg.
                                                                                                                          M. Bliek  HetHet
<br>In deze jaren ging de fabriek '''als handelsmerk steeds meer de naam Jaffa''' voeren.  
 
Een bijzondere afdeling vormde de fabricage van '''elektrotakels''', waarmee Jaffa in '''1932''' begon. Dit gebeurde grotendeels in '''seriefabricage'''. Rond '''1950''' werden '''standaardtakels met een hefvermogen van 125 tot 10.000 kg en met hijssnelheden van 3 tot 36 m/min.''' gemaakt. Maar ook bijzondere constructies behoorden tot de mogelijkheden.
 
===Pompwerktuigen===
Een andere succesvolle specialisatie betrof de vervaardiging van '''pompwerktuigen''', al dan niet '''in combinatie met een door Jaffa geleverde stoominstallatie'''. Ook dit betrof een voor Jaffa oud product, waarmee circa [[1882]] al een begin werd gemaakt. Talloze gemalen in Nederland werden zo voorzien van effektieve werktuigen.
 
===Hoogtepunt===
'''Het hoogtepunt vormt ongetwijfeld het [[ir. D.F. Woudagemaal]] bij Lemmer uit 1920''', sinds 1998 Unesco-werelderfgoed. Het gemaal, dat bestemd was voor Frieslands boezem, heeft een '''capaciteit van 4000 m³ per minuut en bestaat uit acht centrifugaalpompen, twee aan twee gekoppeld aan vier stoommachines'''. Ook de oorspronkelijke ketelinstallatie is geleverd door Jaffa.
 
===Bedrijfsvoering===
Al tijdens het bewind van de oprichter komen verschillende van diens zonen in de zaak te werken. '''Na het overlijden van Louis Smulders, in [[1908]] zetten twee van hen, Henricus en Josephus, de zaak voort'''. Deze wordt '''in 1918 omgezet in een naamloze vennootschap''', waarbij de familie de leiding behoudt. '''In 1920-1929 verdwijnt de directe bemoeienis van familieleden met de bedrijfsvoering''', die dan in handen komt van derden.
 
===Bezettingstijd===
Vanaf het begin van de bezetting''' tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft de machinefabriek in bedrijf''' en wordt dan '''voor een deel ingezet voor de Duitse oorlogseconomie'''. Het bedrijf maakt, zoals alle bedrijven in Nederland, '''een moeilijke tijd''' door. Er komen voornamelijk '''orders van de bezetter''' binnen, '''personeel duikt onder''' of wordt '''verplicht tewerkgesteld in Duitsland'''. Uiteindelijk komt het bedrijf '''onder leiding te staan van de bezetter'''. Aan het einde van de oorlog zijn de activiteiten tot nihil gedaald en is het bedrijf bij de bevrijding in berooide staat.
 
===Naoorlogse ontwikkelingen===
<br>'''Na de bevrijding''' komt de productie echter al snel weer op gang: '''houtgasgeneratoren''' en andere '''transportmiddelen'''. '''Het bedrijf profiteert van de herstelperiode van Nederland'''.
<br>In '''1951''' wordt het bedrijf '''overgenomen door Stork''', waarna in '''1952 de naam''' wordt '''gewijzigd''' in '''N.V. Machinefabriek Stork-Jaffa'''. Het productiepakket verandert de eerste decennia nog niet echt. Binnen de transportwerktuigen komen '''vliegtuigliften''' tot ontwikkeling. '''Stuurinrichtingen voor schepen''' blijven eveneens belangrijk, terwijl '''(semi)-automatische doceersystemen''' een belangrijke nieuwe pijler worden.
 
===Schaalvergroting===
In '''1977''' volgt '''de integratie binnen de Stork-gelederen''' in de in 1975 gevormde '''divisie Bepak''' (Bottling and Packaging Systems), waarbij '''Jaffa vanwege de ligging en ruimte de centrale directie gaat herbergen'''. In '''1998''' wordt het '''restant van Jaffa overgeplaatst naar de Stork-vestiging in Raamsdonksveer''', die op zijn beurt in '''2002''' weer wordt samengevoegd met de productielokatie in '''Amsterdam'''. '''Begin 21e eeuw wordt het complex afgebroken''', op Villa Jaffa en een bedrijfsgebouw op de hoek Groeneweg/Vleutenseweg na.
 
In 2001 vindt de oplevering van de eerste appartementen van het Jaffapark plaats.
 
Bronnen:
<br>website: nl.wikipedia.org
<br>afbeeldindingen: nl.wikipedia.org
<br>"Jaffa en de dingen die voorbijgaan", door René de Kam.
(Uitgeverij Matrijs, Utrecht 2001

Versie van 26 jul 2012 16:50

Het Woudagemaal.

“Voor de afwatering van de Friese boezem is men in hoofdzaak afhankelijk van de kanalen en de vaarten die het water naar de grote uitwateringssluizen langs de Zuiderzee, de Waddenzee en de Lauwerszee moeten brengen” “En men kan die nog zo veel verbeteren, men blijft toch altijd afhankelijk van de mogelijkheden om bij eb het water op de zee te lozen”.

Zo begint een overpeinzing tijdens een beraad binnen Gedeputeerde Staten betreffende het Friese water. En onder normale omstandigheden is de afstroommogelijkheid ruim voldoende. Zodra er echter een harde wind of storm uit westelijke richting komt dan wordt door de opwaaiing de mogelijkheid van spuien beperkt of onmogelijk. Voor wat betreft de opwaaiing binnen de boezem geldt dat het water juist richting Lauwersoog wordt geblazen. Dit heeft voordelen met het oog op het spuien, maar het is ook nadelig, omdat het waterpeil in het noordoosten van Friesland daardoor veel hoger kan zijn. Dus al in 1893 moesten Provinciale Staten dan ook vaststellen dat er een definitief eind gekomen was aan de mogelijkheden om aan de voortdurende wateroverlast een eind te maken. Deze wateroverlast werd mede veroorzaakt door de voortdurende inpolderingen en daarmee ook de toenemende bemaling van de landerijen. De boezem werd steeds kleiner, terwijl er toch steeds meer water opgebracht werd. Ook de afvoermogelijkheid aan de zeezijde werd steeds moeilijker, dit werd veroorzaakt door de voortdurende dichtslibbing van de Lauwerszee.

De Lauwerszeecommissie wil afsluiting van de Lauwerszee en bemaling. Na grondige bestudering van het probleem komt de door de provincies Friesland en Groningen ingestelde Lauwerszeecommissie(1902) in 1904 met het volgende plan. Sluit de Lauwerszee af en voorzie deze afsluiting van ruime sluizen. Daardoor ontstaat een royale bergboezem, die zowel door Friesland als Groningen benut kan worden. Een ander belangrijk onderdeel van het plan was ook het bouwen van een stoomgemaal voor Friesland aan de Zuiderzee tussen Tacozijl en Lemmer. En verder een gemaal voor Groningen bij Zoutkamp. Op deze manier zou Friesland het te veel aan water naar twee kanten goed kwijt kunnen en minder last hebben van opwaaiing binnen de boezem.

In 1907 reageerden de provinciale besturen op het plan. Friesland was best blij met het plan, de tweezijdige afvoer, maar zag op tegen de hoge kosten. Friesland koos voor alleen de aanleg van een afsluitdijk en een bergboezem in de Lauwerszee, maar niet voor de bouw van een gemaal bij Tacozijl. De ambtelijke reactie daarop van het rijk was niet mals: de provincies kozen voor een goedkope financiële oplossing, en niet voor een goede oplossing. Afsluiting van de Lauwerszee zonder bemaling was zinloos. Als men dan toch voor bezuiniging koos dan kon men veel beter kiezen voor bemaling dan voor afsluiting van de Lauwerszee. In een brief van 25 februari in 1910 stelde de Minister van Waterstaat in deze zich wat milder op. Hij liet het plan van afsluiting varen en koos voor de bouw van stoomgemalen. Als de provincies ook de weg zouden kiezen van bouw van gemalen dan zou de minister bereid zijn een deel van de kosten op zich te nemen. Het voorstel noemde een percentage van 40 %. Op deze manier werd de weg in feite geplaveid voor het latere Wouda gemaal.

                                                             ___________

Het ir. D.F. Woudagemaal In feite was dit historisch gezien ook niet zo onlogisch, want al in 1869(!) had het provinciaal bestuur dit ook al geopperd. Men had als voorbeeld de bemaling van de Haarlemmermeer polder voor ogen. Maar men achtte dit wegens het veel grotere Friesland technisch onhaalbaar. Maar in 1877 werd nogmaals in de Staten geopperd om ter plekke van de uitwateringssluizen bij Dokkumer Nieuwe zijlen een hulpstoomgemaal nabij Oostmahorn te bouwen. De gedachte van de Lauwersmeer commissie om te komen tot bemaling van de boezem was dus, achteraf gezien, niet nieuw. De minister had in eerste instantie voorkeur voor een gemaal van circa 1600 wpk. Dit vermogen zou dan moeten worden verdeeld over twee gemalen. Gedeputeerde staten vonden het echter nog niet nodig om te komen tot twee gemalen. Dat kon later ook nog. En men koos op 7 februari 1913 voor een gemaal van 750 wpk. Na vijf jaar zou men nog eens opnieuw bekijken of een tweede gemaal wel nodig was. Op aanbeveling van de minister werd besloten tot een gemaal van 900 wpk.

Zo kwam de definitieve beslissing tot het later te noemen Wouda gemaal tot stand.

De Eerste Wereldoorlog had wegens optredende materiaalschaarste een belangrijke vertraging tot gevolg. En dien ten gevolge ook een aanzienlijke prijsverhoging. Uiteindelijk was het gemaal op 7 oktober 1920 bedrijfsgereed en kon het nieuwe gemaal door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina in bedrijf worden gesteld. In 1948 kreeg het de naam ir. D.F. Woudagemaal . Dit gebeurde ter gelegenheid van zijn pensionering. Van 1920 tot 1968 heeft het gemaal gemiddeld 1850 uren per jaar gedraaid. Eind 2003 had het in totaal rond 100.000 uren gedraaid. Na 1967, toen het J.L. Hoogland gemaal in bedrijf gekomen is, was het aantal draaiuren gemiddeld nog maar 300 per jaar.

Dit bijzondere tableau is in bruikleen beschikbaar gesteld door Familie Wouda. Het is te vinden in de expositieruimte van het bezoekerscentrum Foto door T. Kuilboer

De kosten van het gemaal. Het bestek gaf een bedrag te zien van f 1,8 miljoen. Maar dit bedrag zou door de oorlogsomstandigheden en de tegenvaller van de schoorsteen op een aanmerkelijk hoger bedrag uitkomen. Toen in 1920 de rekening werd opgemaakt kwam het bedrag uit op f 2,82 miljoen. Dit na moeizame onderhandelingen met de aannemers. Maar daarvoor kreeg Friesland dan ook een ultramodern stoomgemaal, dat voor de komende jaren een waarborg was voor een gedegen waterhuishouding zonder wateroverlast.

Een bijzonderheid was dat bij wet was vastgelegd dat er in Friesland gedurende 30 jaar een bemalingbelasting geheven mocht worden op “ongebouwd”. Dit ter betaling van de kosten van rente, aflossing en exploitatie van het gemaal. Dit was een apart privilege voor Friesland!

Aandrijfsysteem Een van de eerste keuzes die gemaakt moesten worden was, wat te kiezen als aandrijving voor de pompen. Bij het oorspronkelijke concept was gekozen voor dieselmotoren. Er is ook nog overwogen om het gemaal met elektrische stroom aan te drijven. Maar vanwege de eis van regelbaarheid van het toerental van de pompen heeft men uit een kostenoverweging daarvan af gezien. Bovendien was de capaciteit van de Leeuwarder elektriciteitscentrale ook aan de krappe kant. Men heeft daarom uiteindelijk voor stoom gekozen. De langere aanloopperiode voor in bedrijfstelling werd geaccepteerd, omdat de machinerie toch voor lange periodes beschikbaar moest zijn.

Dieselaandrijving zou ook een mogelijkheid geweest zijn, maar men vond dat toen toch nog niet betrouwbaar genoeg.

De concepten voor het totale mechanisch systeem werden in hoofdzaak ontworpen door twee uitstekend samenwerkende heren, ir. Wouda en prof. Dijxhoorn. Ir. Wouda was hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat en Prof. Dijxhoorn was Hoogleraar Werktuigbouwkunde in Delft.

De stoommachines . Daar het stoomtijdperk feitelijk haast op zijn eind liep en de stoomtechniek daarmee qua ontwikkeling op zijn hoogtepunt was, zijn de machines zeer “state of the art” uitgevoerd. Men maakte gebruik van een uitermate bekende en beproefde techniek. Het kan dan ook niet anders dan dat de machines zeer betrouwbaar zijn. De keuze viel op liggende tandem-compound stoommachines met Bosschuiven. Deze schuiven hebben ten opzichte van kleppen het voordeel dat zij lang stoomdicht blijven en nagenoeg geruisloos zijn. De machine kent een hoge en een lage druk gedeelte, en de regeling geschied door de dominant boven op de machine geplaatste Bosschuiven. Deze worden op hun beurt aangedreven door een langs de machine lopende excentriekas. En deze as is via conische tandwielen verbonden met hoofdas en vliegwiel. Dit vliegwiel weegt ruim 9 ton en heeft een diameter van 6 meter. Het is in een stuk gegoten! Op gezette tijden moet dit vliegwiel een stukje doorgedraaid worden. Men noemt dit “tornen”. Dit om te voorkomen dat de lagers een beetje ingebed worden. De vertanding in de rand van het vliegwiel geeft de mogelijkheid tot tornen. Tornen gebeurt ook om bij het opstarten de krukas uit zijn bovenste dode punt te verplaatsen. De hoge druk zuiger heeft een diameter van 50 cm, en de op dezelfde stang gemonteerde lage druk zuiger 82,50 cm. Deze zuigerstang is uiteraard weer via een kruk verbonden aan het vliegwiel, nominaal toerental 90 per minuut. Maximum toerental is 105. De stoom heeft bij intrede in de machine een druk van ruim 12 bar en een temperatuur van circa 300 graden C. Ten slotte, het vermogen van deze machine is ruim 500 pk In de machinehal treft men vier van deze liggende machines aan. De machines drijven ieder twee centrifugaal pompen aan. In totaal bevinden zich in deze hal dus vier machines en acht centrifugaal pompen. Een machtig gezicht! Zeker wanneer ze in bedrijf zijn! De centrifugaal popmpen.


De centrifugaal pompen zijn van het zogenaamde “onderslag”-principe. De reden om voor dit type (onderslag) te kiezen was het feit dat de leibanen van het kruishoofd minder aan slijtage onderhevig waren. Bovendien is het ruimtebeslag, samen met het feit dat de pompen aan de zeezijde staan op deze wijze minimaal. De machines staan dus aan de boezem zijde. Grof beschreven bestaan de pompen uit een met schoepen voorzien rad. Dat rad wordt, in een gesloten ruimte( het slakkenhuis) door de machines in een draaiende beweging gebracht. Het af te voeren water stroomt door het centrum aan beide zijden van de pomp toe en wordt door het rad vanwege de centrifugale kracht door de uitlaat naar buiten gedreven in de richting de Zuiderzee (nu het IJsselmeer). Het schoepenrad heeft een middellijn van 1,70 m.

De pompen hebben bij 90 omwentelingen en bij een opvoerhoogte van 1 meter een gezamenlijke capaciteit van 4000 kubieke meter per minuut. Dit lijkt mogelijk niet indrukwekkend, maar het zou betekenen dat ze gezamenlijk in twee etmalen het hele Sneekermeer kunnen leegpompen!

De centrifugaalpompen zijn niet zelfaanzuigend. De slakkenhuizen zullen steeds op een ingenieuze wijze bij een eerstvolgende maalbeurt met water gevuld moeten worden. Daartoe staat in het midden van de machinehal een grote vacuümketel. De diameter van deze ketel is 1,5 meter en de hoogte 6 meter. Het vacuüm wordt bewerkstelligd met behulp van twee grote stoom-ejecteurs. Het pijpwerk tussen de vacuümketel en het slakkenhuis, voorzien van een simpele afsluiter, maakt het mogelijk dat de pomp met water gevuld wordt. Het vacuüm doet dan zijn werk door het water omhoog te zuigen. Simpel doch zeer doeltreffend! En daarna kan de pomp zijn werk gaan verrichten. Afbeeldingen pomptunnels Het zijn toch wel grote constructies. Om een indruk te geven. De toevoeropeningen hebben een diameter van 1400 mm. En de grootste breedte van de dubbel uitgevoerde schoep is circa 1 meter. Het plaatijzer van het slakkenhuis is 13 mm dik.

De condensors.


Vanaf de vloer van de machinehal kan men afdalen in de kelderruimte. In deze kelderruimte bevinden zich twee condensors. Elke condensor bedient twee stoommachines. Het doel van deze inrichting is het om van de afgewerkte stoom weer water te maken (condenseren). De condensors zijn van het type “oppervlakcondensor”, omdat het water van de Friese boezem enigszins brak kon zijn. Het koelend oppervlak bestaat uit 152 vierkante meter, en bestaat uit 1096 koperen pijpjes, waarin het koelwater (boezemwater) wordt rondgepompt. Het condensaat wordt opgevangen en vervolgens naar de condensaat bak gepompt. De afgewerkte olie komt hier boven drijven en wordt met de hand “afgeroomd”. Voor het beter uitvlokken van de olie en om een betere afscheiding te krijgen, worden er enige chemicaliën (aluminiumsulfaat) aan het condensaat toegevoegd. Vervolgens wordt het relatief schone water naar het ketelhuis gepompt en gaat dan via het doeken filter weer de ketels in. In deze doekenfilters worden de laatste restjes olie (vlokken) uit het water verwijderd. De kringloop is op deze wijze gesloten. Het ketelhuis.


In feite begint hier de gesloten kringloop. Om te beginnen zijn bij het begin van deze kringloop de ketels leeg en moeten eerst met water gevuld worden. In principe is dit gewoon boezem water. Daarvoor is dan wel 25000 liter water per ketel nodig! Aaanvankelijk stonden hier (ieder met een onder- en bovenketel) zes Piedboeuf- ketels, waarvan er steeds één in reserve werd gehouden. Deze ketels werden in 1955 afgekeurd en vervangen door vier zogenaamde vuurgang-vlampijp ketels van het fabrikaat Werkspoor uit Amsterdam. Ook van deze ketels wordt er steeds één in reserve gehouden. Bij slechts 90 toeren van de stoommachines zouden er maar twee ketels echt nodig zijn. Het gemaal kan met gemak op drie ketels genoeg stoom produceren voor volle draaicapaciteit. In 1967 zijn deze ketels omgebouwd naar oliestook. Men produceert stoom bij 195 graden Celsius bij een druk van 14 bar. De stoom wordt dan nog oververhit met behulp van een in de ketel gebouwde oververhitter tot 320 graden. Men bereikt hiermee dat de temperatuur bij de stoommachines 300 graden is. Het rendement wordt hierdoor verbeterd, en men voorkomt op deze manier dat er waterslag kan ontstaan. Waterslag kan rampzalig voor de stoommachine zijn. De stroomproductie per ketel is circa 5000 kg/h. Het brandstofverbruik kan in totaal 14 tot 20 ton olie per dag zijn. In principe is de totale olievoorraad voldoende voor 1 maand, bij nominaal toerental. De olie die normaal gebruikt wordt is zeer dik en moet, voordat deze verstoven en in de ketels gebruikt kan worden, tot wel 110 graden opgewarmd worden. In de voorraadtank zit een warmtewisselaar die de olie voorverwarmt tot 80 graden Celsius. In de ketelruimte is een speciale warmtewisselaar aanwezig om de temperatuur van aangevoerde olie te verhogen tot de gewneste 110 graden C. Voordat er was overgegaan op het stoken met olie werden de kolen met de kruiwagen vanuit de kolenbunker naar binnen gebracht en gewogen. Vervolgens werden ze op de stalen vloer voor de ketels in een speciale trog gestort. De stoker gooide de kolen vandaar op het roosterbed in de vuurgangen van de ketels. Er werkten destijds soms wel tot 24 mensen in een drieploegendienst. Nu kan met toe met 15 personen. Bovendien is het werk ook veel aangenamer. Bijkomende projecten Het zal duidelijk zijn dat er voor de bouw van het gemaal één en ander gegraven moest worden. Niet alleen voor de bouw en de diverse funderingen, maar ook om het nodige water bij het gemaal te kunnen krijgen. Staande op de brug bij hotel Iselmar ziet men een gegraven kanaal, dat het water aanvoert en door acht tunnels het gebouw binnen laat komen. Dit stroomkanaal, gebaggerd door “Dordtse baggeraars” is, gerekend vanaf de Grote Brekken, een enorme goot van circa 200 meter lang, 87 meter breed en 3 meter diep, waardoor het weg te pompen boezemwater gemakkelijk naar het gemaal stroomt. Tussen het Koevorder Meer en de Grote Brekken is bovendien een toevoer kanaal van 4 km gegraven , met een bodembreedte van 44 meter en een diepte van 3 meter. Er is meer dan een miljoen kubieke meter grond verzet! Nog wat gegevens rondom de bouw. Bij het binnenkomen in de machinehal begrijpt men meteen dat men in de volksmond spreekt van een kathedraal voor stoom . Deze hal is 62 meter lang en 15 meter breed. Het ziet er hier niet direct uit als een industrieel gebouw, er is veel licht, veel glas , en het geheel is zeer vriendelijk in aanzicht. (Men kan hier duidelijk zien dat de bouw beïnvloed is door architecten van de Amsterdamsche school. Ir. D.F. Wouda heeft het ontwerp van het gebouw voor zijn rekening genomen. Het bouwmateriaal komt overeen met dat van de bekende gebouwen in deze bouwstijl, o.a. de beurs van Berlage. De hal staat op een dikke gewapende, betonnen plaat van 82,5 bij 44,5 meter. Geheel uit één stuk. Het gemaal is gefundeerd op 1950 palen. Voor die tijd groots! Wanneer de machines draaien en men op deze plaat loopt, dan bespeurt men geen enkele trilling. Dat moet ook een pluim zijn op de hoed van de vaklieden die de machines zo deskundig uitgelijnd hebben. En dat dan vóór de tijd van laserwaterpassen. Het drama van de schoorsteen Bij de bouw heeft zich nog een duur drama afgespeeld. De schoorsteen (voor een deel dubbelwandig) was klaar in 1918. Het cement was nog nat en niet uitgehard. Op 16 juni, werd de schoorsteen door bliksem getroffen, zonder dat de bliksemafleiders al gemonteerd waren. En na de inslag restte nog slechts een halve schoorsteen. En verder was de schoorsteen van onder tot boven gescheurd. Er bleef niets anders over dan de schoorsteen af te breken en opnieuw te bouwen. De eerste schoorsteen kostte in 1915 f 15.600, de nieuwe schoorsteen moest f 29.375 kosten. Nog steeds kan men genieten van dit markante bouwwerk. Aan de onderkant is de diameter van de schoorsteen ruim 6 meter, en aan de bovenkant 3 meter.

De keerdeuren aan de zeezijde. Komt men aan de zeezijde, dan vallen meteen keerdeuren op. Daar in 1920 deze kant nog onderdeel was van de Zuiderzee, hadden deze deuren duidelijk een functie. De waterspiegel aan zeezijde was toen nog onderhevig aan eb en vloed. De Zuiderzee is namelijk pas in 1932 afgesloten. Bij extreme waterstanden (springtij) zouden de deuren wel eens nodig kunnen zijn. Het kon echt wel spoken op de Zuiderzee.

De hoogte van de deuren is 4,10 meter boven NAP, net als de afschermdijken. De deuren zijn gelukkig maar weinig (of niet?) gebruikt, want als ze gesloten waren maakten ze een heel sterk klapperend geluid.

Het was namelijk niet mogelijk om de druk aan de achterkant weg te halen door verlaging van het kolkpeil, zodat ze tegen elkaar geklemd konden worden. Afsluiting. Wellicht heeft deze beschrijving u nieuwsgierig gemaakt? Het gemaal is te bezoeken en te bezichtigen. Wellicht heeft u gelezen dat prinses Margriet onlangs een nieuw bezoekerscentrum voor het Woudagemaal heeft geopend. Een bezoek hieraan is zeer de moeite waard. U kunt er veel opsteken over het Friese waterbeheer.

Nee, het is geen museum. In het bezoekerscentrum kunt u een 3-D film van het gemaal zien en een tentoonstelling bezoeken. En u geniet van een magnifiek zicht op het IJsselmeer bij Lemmer. En de koffie is er altijd warm en vers. En uiteraard zijn er rondleidingen mogelijk!

Verder moet u weten dat het gemaal het enige gemaal wat nog een functie heeft in de waterhuishouding. En het is van wezenlijk belang voor de waterhuishouding van Friesland! En het behoort tot de Unesco Werelderfgoederen!!

U kunt nog veel meer te weten komen via de website van het ir. Woudagemaal:

www.woudagemaal.nl en wikki.woudagemaal.nl

  Bronnen : De loop van het  Friese water  , Polhuis
                   :Het Stoomgemaal van Tacozijl ,Wijnsma    
  Foto’ s    : eigen bron.
                  : van het tegel tableau:  T. Kuilboer.
                                                                                                                         M. Bliek   HetHet