Bouw van het stoomgemaal en Fabrieksschoorstenen: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Vincent Erdin
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'De fabrieksschoorsteen De historische fabrieksschoorstenen vormen een bijzondere groep binnen de industriële erfgoederen. Door hun hoogte vormen ze vaak markante ele...')
 
Regel 1: Regel 1:
'''Bouw van het stoomgemaal bij Tacozijl ([[ir. D.F. Woudagemaal]])'''
De fabrieksschoorsteen


'''Het politieke besluit''' om een boezemgemaal te gaan bouwen was al '''in 1913 door Provinciale Staten van Friesland''' genomen. Hiermee was een eind gekomen aan decennialang overwegen, afwegen, uitstellen en soms kwam van uitstel ook afstel. Na het besluit namen de '''voorbereidingen drie jaar''' in beslag en zodoende werd er '''pas in 1916 begonnen met de bouw'''.
De historische fabrieksschoorstenen vormen een bijzondere groep binnen de industriële erfgoederen. Door hun hoogte vormen ze vaak markante elementen in het landschapof het stadsbeeld. De herwaardering van de schoorsteen als monument van voormalige bedrijvigheid heeft ondertussen grote vormen aangenomen. Groeiende erkenning heeft geleid tot aanwijzingen als rijksmonument.


Als opzichters werden aangesteld: R. Miedema, R. Sollaart en W. Anema. In het bouwteam zat uiteraard ook de hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat: ir. D.F. Wouda.  
Historische ontwikkeling
Door het in gebruik nemen van stoommachines worden er in de negentiende eeuw veel fabrieksschoorstenen gebouwd. In elke bedrijfstak waar behoefte is aan kracht of energie zijn schoorstenen nodig, zoals bij steenfabrieken, wasserijen en zuivelfabrieken. Naast stoombedrijven zijn er ook schoorstenen gebouwd bij gemalen en ketelhuizen van tuinbouwbedrijven, kloosters, zorginstellingen en openbare nutsbedrijven, zwembaden en scholen.
In 1775 wordt er in Nederland het eerste stoomgemaal in gebruik genomen. Tussen 1820 en 1850 worden de schoorstenen steeds hoger, maar de traditionele bouwmethoden blijven gelijk.  
Er ontstaan bovendien nieuwe bedrijfstakken, zoals gas- en elektriciteitsbedrijven.  
In de berekening van de maatvoering en de noodzakelijke hoogte, diameter en trek is het verwarmende oppervlak van de ketel(s) een belangrijk gegeven. Bovendien speelt de soort ketel, de hitte en de chemische samenstelling van de rookgassen een rol.  


Op 1 november 1916 vindt de aanbesteding 's middags om 12.00 uur plaats in Leeuwarden. Aannemers konden inschrijven voor verschillende onderdelen uit het bestek: baggeren en de bouw van schoorsteen, ketelhuis en de machinehal. Voor het maken van de funderingsput en daarmee het uitbaggeren van deze put haalde S. Krikke samen met Y. Dikkerhoorn uit Gorredijk de opdracht binnen. Zij zouden f 0.60 per m3 ontvangen. De grond die uit de bouwput afkomstig was zou in de Teroelsterkolk worden gestort op aangewezen plaatsen.
In het begin van de twintigste eeuw ontstaan er door de grote aantallen te bouwen schoorstenen al spoedig standaardmodellen voor de kleinere schoorstenen tot ongeveer twintig meter hoogte. Ze zijn vaak aan de diverse uitvoeringen van de kop te herkennen.
De opdracht voor de bouw van de machinehal en het ketelhuis werd binnengehaald door de gebroeders Joh. en Jac. Broersma in Alkmaar voor een bedrag van f 764.400,- daarmee was dit bouwbedrijf de laagste inschrijver. Het verschil met de hoogste bieding van f 200.000,-. De gebroeders W. en H. Geveke in Gorredijk hadden ingeschreven voor f 960.000,-.
Vaak leveren de steenfabrieken series van speciaal gebogen stenen, waarmee deze datandaard-koppen kunnen worden gerealiseerd.  


Nu de belangrijkste aannemers bekend zijn kunnen er afspraken gemaakt worden. Waar komt de bouwput, hoe ver uit de teen van zeedijk van de Zuiderzee (5 meter) in een talud van 4 op 1 en hoe diep gaat deze worden. Vrij snel na de aanbesteding worden daar in het bouwteam de eerste afspraken over gemaakt.
Tot de tweede wereldoorlog blijft de vormgeving vaak traditioneel. Daarna ontstaan er fabrieksschoorstenen van nieuw toegepaste materialen zoals beton en staal.
Het eerste tastbare en zichtbare werk is het opwerpen van een kade. Wouda verschijnt met enige regelmaat op de bouwplaats om te overleggen maar ook om de stand van zaken in ogenschouw te nemen, hij is uiteindelijk hoofdverantwoordelijke.
Door de afname van het gebruik van stoommachines worden er na 1970 vrijwel geen nieuwe schoorstenen meer gebouwd. De nog bestaande schoorstenen zijn zodoende evenzovele monumenten geworden.


In november wordt de eerste baggermachine aangevoerd, een sleepboot en vier bakken en een schip geladen met steenkool. Hiermee kan het baggerwerk beginnen. Er zijn 2 grondwerkers, 3 arbeiders en 6 timmerlieden, 7 baggerlieden en 2 stokers op de bouwplaats aan het werk. Enkele weken later komt ook de tweede baggermachine op de bouwplaats aan.
In Nederland zijn in totaal ooit ongeveer 10.000 schoorstenen gebouwd.
 
   
Voor het maken van de sluisdeuren wordt vastgesteld dat er per deur 700 stuks verzinkte spijkers van 12 cm nodig zijn.
Bouw
 
In nederland worden voor 1880 veel schoorstenen door buitenlandse bedrijven gebouwd, met bame de hogere van boven de veertig meter.
Vanaf eind november komen er enorme transporten op gang: 1736 heipalen voor het machinegebouw en 576 voor ketelhuis en schoorsteen. In het begin komen al deze ladingen op de bouwplaats. Daar worden de heipalen gecontroleerd en voorzien van een ,,F" als ze zijn goedgekeurd en gebruikt kunnen worden. Gaandeweg ontstaan er de nodige problemen. De afgekeurde palen moeten binnen acht dagen van de bouwplaats zijn weggehaald en vervangen door nieuwe. Omdat dit niet correct wordt nagevolgd wordt er besloten wordt om de heipalen voortaan bij het tramstation van Lemmer onder andere op spint te keuren. De afgekeurde palen liggen dan ook niet langer in de weg.
Vanaf 1880 ontstaan er gespecialiseerde schoorsteenbouwbedrijven, die langzaam de markt veroveren, nadat ze ervaring hebben opgedaan met de lagere schoorstenen.
 
In december wordt ook de schaftkeet geplaatst zodat de werklieden droog en beschut kunnen zitten tijdens de schaft. Vanaf dit moment (december 1916) worden er steeds meer materialen ingekocht en op afroep in Tacozijl afgeleverd. Vlak voor kerst komt er nog ene partij van 47.798 kg betonijzer aan op de bouwplaats. Inmiddels is het het dermate slecht weer geworden dat er nauwelijks meer doorgewerkt kan worden. De schaftkeet was dus niet voor niets maar buitenwerk was er tot januari gedurende enkele weken niet meer bij. Wouda is eindverantwoordelijk maar soms gaat de opzichter naar een leverancier om de materialen te keuren zoals het gegalvaniseerde draad en het hout voor de sluisdeuren. Op 19 maart 1917 gaat Miedema voor het hout naar Middelburg, op de terugweg gaat hij ook bij Louis Smulders en Co. in Utrecht langs om de laatste besprekingen te voeren over de machines die geplaatst zullen worden: hoge en lage drukcilinders en de centrifugaalpompen. Omdat Miedema toch langs Leeuwarden komt gaat hij ook bij Wouda langs. Op 22 maart is hij weer terug op de bouwplaats.
 
Begin januari 1917 komt er nog een opzichter in dienst: P. Buwalda, niet duidelijk is wat de taakafbakening tussen de verschillende opzichters is geweest.
 
Het is een provinciaal stoomgemaal. Behalve dat Wouda met regelmaat op de bouwplaats verschijnt zijn op 15 januari de Commissaris der Koningin en Gedeputeerde L. van de Zwaag vanuit Leeuwarden naar Tacozijl gekomen om zich in aanwezigheid van Wouda op de hoogte te stellen van de werkzaamheden. Enkele maanden later, in april, laat het volledige college zich op de bouwplaats zien.
 
Begin maart wordt er een stelling opgebouwd waar de werklieden gebruik van kunnen maken bij het inelkaar zetten van de sluisdeuren
 
Iets wordt opgeschreven omdat er iets gebeurde wat voorkomen moet worden, zo moet ook de plaatsing van het waarschuwingsbord aan de noordzijde van de brug bij de Zijlroede worden gezien. Er liep een telefoondraad, schippers diende attent te zijn op deze draadverbinding; advies met gestreken mast passeren en anders gelieve de schade aan de kabel uit eigen zak op tafel leggen.  
 
Op 13 april komen de acht taatsen en keuspotten voor de sluisdeuren met een gezamenlijk gewicht van 3317 1/2 kg aan.  
 
Bij het werk zijn twee schepen gebruikt: de Senior (schipper: H. Havers) en Jetta (schipper: D. Timmer) voor het vervoeren van stortsteen. De opzichter kon weten dat de schepen voldoende waren geladen door ze langs de ijksteen te laten afmeren.
 
Eind april is de funderingsput vrijwel gereed en droog, althans de put moet worden drooggehouden met behulp van een locomobiel, een kleine stoommachine. Echter bij controle blijkt dat de put door de aanwezige ,,morsgrond" niet op diepte is. Het gaat om een verschil van 20 centimeter. Volgens een opgemaakt rapport is er 31.715,85 m3 bagger uit de put gekomen, tegen een prijs van f 0.60 per m3.
 
Nu alle voorbereidingen zijn getroffen lijkt het moment waarop de bouw daadwerkelijk zal gaan beginnen een stap dichterbij. Op verschillende punten worden ijkpunten aangebracht. Op de boerderij van Bakker wordt een steen ingemetseld die op 1.59 m + NAP is ingemetseld. Op de directiekeet is de bovenkant van een spijker op 46.8 cm -/- NAP nog zo'n ijkpunt. Er zijn er meer aangebracht, alles om het gebouw recht op te kunnen bouwen.
 
In mei komt de eerste heistelling uiteindelijk zullen er drie in gebruik zijn om de vele honderden palen te heien. Dat gaat in hoog tempo begin juni zitten er al 1112 palen in de grond. Op 12 mei wordt de eerste paal geslagen, alle palen waren bij de keuring genummerd en waarschijnlijk was daardoor duidelijk waar welke paal van welke lengte moest komen. De eerste palen zijn genummerd 1765 tot en met 1772. Of er festiviteiten waren bij het slaan van de echte ,,eerste" paal wordt niet duidelijk.
 
Nadat er eerder al problemen waren met de dennenstammen die als heipaal werden gekeurd; vroegen de sluisdeuren ook om extra overleg. De aannemer legde een nogal laconieke houding aan de dag waar het gaat om de behandeling van het geleverde hout. Een dreigement hielp, als de aannemer niet wat zorgvuldiger met het hout om zou gaan dan zou de partij afgekeurd worden en nieuw hot zou voor zijn rekening aangekocht worden. Tevens wordt er op aangedrongen om bekwaam personeel in te zetten bij het maken van sluisdeuren, kennelijk was er bij de opzichter twijfel ontstaan.
 
Terwijl opzichter Miedema naar Zwolle reist om het beschoeihout te keuren blijft opzichter Jansma de heiwerkzaamheden nauwlettend volgen of er geen onregelmatigheden zijn (toch afgekeurde palen gebruiken of te weinig slagen voor het inheien van een paal). 
 
In juni 1917 maakt Miedema nog een bijzondere reis: eerst naar Amsterdam naar het bureau van de Rijkscommissie en het bureau van het Syndicaat in 's Gravenhage. Bij de Rijkscommissie zal worden getracht om het belang van de bouw van het stoomgemaal onder de aandacht te brengen. Deze bouw moet concurreren met andere bouwprojecten. Een besluit zal binnen enkele dagen worden genomen. Als het project prioriteit heeft dan zal het bureau ook zorg moeten dragen voor voldoende bouwmaterialen.
Bij het bureau van het Syndicaat wordt gesproken over de levering van voldoende cement. De te leveren cement zal rechtstreeks naar Lemmer worden verzonden en niet eerst naar Harlingen. Het bestellen van de volledige benodigde hoeveelheid is gelet op de omstandigheden (WO I 1914 - 1918) niet mogelijk er zal genoegen moeten worden genomen met deelleveringen. De prijs van cement blijft voortdurend stijgen. Wouda had 400.000 kg nodig, waarvan al 125.000 kg was geleverd tegen een prijs van f 65,- per 1000 kg. Dan stijgt de prijs van f 66,- naar f 78,75.
 
In juli is de betonmolen defect, de opzichter wil dat de werklieden handmatig de hoeveelheden mengen en verder gaan met het werk. Zij geven er de brui aan en willen wachten op de gerepareerde betonmolen.
 
Begin augustus wordt er een begin gemaakt met het opmetselen van de schoorsteen, na een week is er al 2 meter van de schoorsteen zichtbaar.
 
Vanwege de festiviteiten op 8 en 9 augustus in Lemmer wordt er niet of nauwelijks gewerkt.
Kort daarna gaat opzichter Jansma naar Arnhem om een woonark te bekijken. Jansma was één van de opzichters maar heeft geen dienstwoning en moet volgens Wouda zelf maar voor woonruimte zorgen.
Het werk aan de sluisdeuren vordert gestaag, in augustus is de vierde al in de maak in de speciaal daarvoor gebouwde stellage.
 
Over de hele funderingsput wordt na het inheien van de palen een grindlaag aangebracht, inclusief het ontgronden en het aanbrengen van 20 cm. grind kost dit werk f 5000,-
In augustus wordt er onder andere gewerkt aan het storten van beton bij de ketelblokken.
 
Er moeten heel wat zuchten zijn geslaakt door de opzichters als zij weer eens ontevreden waren over het werk van de aannemers. Er werd gewaarschuwd voor instabiliteit van de opgebouwde stelling om cement naar boven te brengen. Viel wel mee was de reactie van de aannemer er was geen gevaar. Nog geen vier uur later kwam de stelling naar beneden!
Wat te denken van de schoorsteenhouwers die zonder opgaaf van reden niet verschenen of om andere reden niet aan het werk waren.
Ook de bemaling van de funderingsput liet regelmatig te wensen over. De locomobiel viel regelmatig uit en was daardoor buiten bedrijf met als gevolg dat de funderingsput weer vol water dreigde te lopen. Miedema dringt dan ook aan op een adequate ''noodbemaling" van de put. De locomobiel wordt op zeker moment gestookt met hout in plaats van steenkool omdat er geen steenkool meer was.
 
Het moet in deze roerige en instabiele periode altijd weer een verrassing zijn geweest als er bouwmaterialen konden worden verzonden. Op 25 september wordt er een koop van 100.000 kg betonijzer uit Duitsland afgesloten, een spoedige levering wordt toegezegd. Ook kunnen er 2000 zakken portlandcement via het distributiekantoor worden ingekocht.
Op 6 november komt er bericht dat er 6000 zak portlandcement in Rotterdam klaarligt voor transport naar Lemmer, het duurt dan nog 10 dagen eer die zending ook in Lemmer is.
 
 
Eind september wil de aannemer al beginnen met het storten van beton bij de ketelblokken terwijl de bewapening nog niet voldoende gesteld is. Opzichter Jansma gaat ten einde raad Miedema, die uit Leeuwarden moet komen, maar opwachten bij de tram in Lemmer zodat er direct overleg gevoerd kan worden. Iets later dan gedacht kan er dan toch een begin worden gemaakt met het storten van de vloeren. Iedereen die op dat moment aanwezig is werkt mee, en dat zal vaker gebeuren.
De schoorsteen is inmiddels opgemetseld tot een hoogte van 28,2 m + NAP. Meer dan eens wordt er niet gewerkt aan de schoorsteen door slechte weersomstandigheden, regen, zware wind of vorst.
 
In de tweede helft van oktober wordt de eerste lading graniet uit Noorwegen aangevoerd. Het graniet zal onder andere worden gebruikt bij de granietdorpels, de taatsen en de slagstijlen. In verschillende zendingen komt er plm. 48 m3 graniet uit Noorwegen aan in Lemmer. Ook komen er 16680 vloertegels. Een zware storm veroorzaakt schade aan het dak van de kalkloods.
 
Het stoort de opzichter meer dan eens dat de aannemers verstek laten gaan op de bouwplaats, zij willen daarom een gesprek met de aannemers en de hoofdingenieur ir. D.F. Wouda waarin de aannemers verplicht worden aanwezig te zijn en toezicht te houden op de werklieden en de aangevoerde materialen.
 
Op meerdere plaatsen wordt er gewerkt aan de voorbereidingen: bij Louis Smulders in Utrecht wordt het ijzer gemaakt voor de condensatiebuizen en bij de firma Zuidema in Heerenveen worden de kozijnen gemaakt.
 
Begin januari 1918 wordt de bekisting rondom het ketelhuis weggehaald. Over het  resultaat onder het muurwerk is de opzichter niet tevreden. Dat zal voor een deel overnieuw gedaan moeten worden, maar pas nadat er de nodige woorden tussen opzichter en aannemer zijn gewisseld.
 
Een winterperiode is voor losse arbeiders een slechte periode om aan werk te komen. Zo ook hier. Meerdere keren kan er door vorst, sneeuw of andere omstandigheden over meerdere dagen niet worden gewerkt. Losse arbeiders zijn dan de eersten die naar huis worden gestuurd: geen werk, geen geld.
Een andere oorzaak waardoor het werk stilligt is de onregelmatige aanvoer van benodigde materialen. Of het nu om graniet of metselsteen gaat. Door de schaarste stijgen de prijzen. Voor 1000 kg. portlandcement moet ineens 3 gulden extra worden betaald.
 
Eind februari wordt er een begin gemaakt met het verleggen van de zeedijk. Het storten van beton gaat op verschillende plaatsen vrijwel onafgebroken door: de vloer in ketelhuis en machinehal, bij de zuig- en persbuizen, de ketelblokken. 
 
Eind maart kan er een begin worden gemaakt door installateurs van Louis Smulders met het plaatsen van de condensatiebuizen. Het gebouw komt al een eindje van de grond, om precies te zijn tot de onderkant van de kelderkozijnen.
Inmiddels is er ook een begin gemaakt om de granietdorpels te stellen waar de sluisdeuren op worden geplaatst.
 
In juli 1918 worden er voorbereidingen getroffen om de sluisdeuren op hun plaatsen in te gaan hangen. Er begint enige tijdsdruk op dit werk te staan. Er wordt geëist dat alle acht de sluisdeuren voor 1 oktober zijn geplaatst en gebruikt kunnen worden. Op dat moment is de zeedijk omgelegd en zullen de sluisdeuren het zeewater als '''zeekerende''' wering tegen moeten houden. Halverwege de maand is de eerste sluisdeur inderdaad op zijn plaats gebracht.
 
In augustus wordt er vooral gemetseld: de machinehal komt al redelijk op hoogte: tot aan de loopkraan, het stellen van de kozijnen begint en de granieten delen worden geplaatst. De westelijke muur is gereed tot de 97e laag, dat komt overeen met een hoogte van 11.16 m + NAP.
 
Tussen half augustus en eind september worden alle sluisdeuren voorgehangen, geplaatst en afgesteld.
 
Er wordt zand uit het nieuw gegraven kanaal gebruikt om het bouwterrein op te hogen.
 
Eind augustus worden de steigers geplaatst om een begin te maken met het opmetselen van het ketelhuis. Ook wordt de loopbrug over de [[penanten]] aan de boezemzijde gemaakt. Wouda heeft instructie gegeven om eerst het ketelhuis te gaan metselen en daarna pas te gaan beginnen aan de betonvloer van de machinehal.
 
In de top van de machinehal boven de lichtkozijnen worden''' hanenkammen''' gemetseld.
 
Inmiddels zijn we in september, het begint slechter weer te worden meerdere keren wordt het werk onderbroken. De vloer van de '''condensatieinrichting''' wordt aangelegd, eind september wordt de bewapening van de vloer gesteld. Daarnaast wordt er aan het [[ontvang- en stortebed]] gewerkt.
 
De deurkozijnen zijn gemaakt van Amerikaans grenenhout.
 
Opzichter Miedema verbaast zich over de prijs van het metselwerk voor het ketelhuis: f 9.50 voor 1000 stenen en inclusief voegwerk is dat f 12.50, bij de machinehal was dit nog f 11.75.
 
Dat de machinehal vrijwel klaar is wordt duidelijk uit de aanvoer van dakpannen.
 
In september zijn de gemeentelijke opzichters in de provincie Friesland uitgenodigd om op de bouwplaats te komen kijken.
 
Binnen in de machinehal is een begin gemaakt met het stellen van de machine- en pompblokken.


De zeedijk wordt aan beide zijden (west en oost) opnieuw aangelegd.
De oudste fabrieksschoorstenen worden van de zelfde stenen gebouwd als de bijbehorende gebouwen. In Friesland gebeurde dat van zogenoemde “Friese mop”, vaak in “kops verband” in de schoorsteen verwerkt. Dat kan, omdat de af te voeren rookgassen dan nog geen hoge temperaturen bereiken.  


In het ketelhuis wordt aan de onderkant van de [[lateien]] ruimte vrijgelaten om de ketels te kunnen plaatsen.
Met de komst van grotere stoomketels, grotere vuurhaarden en daarbij horende hogere schoorstenen neemt de behoefte aan grotere, eenvoudig te verwerken stenen toe.
De Duitse uitvinding van de strengpers voor de steenfabricage maakt het vanaf 1855 mogelijk de stenen in een bepaalde vorm te persen met bijbehorende industriële productie.
Hierdoor was het mogelijk voor de schoorsteenbouw gebruik te gaan maken van zogenoemde vormsteen of radiaalsteen. Dit zijn stenen in de vorm van een taartpunt, waarmee gemakkelijk de ronde hogere schoorstenen kunnen worden gebouwd. Bovendien heeft deze steensoort een hogere hittebestendigheid. De vorm van de radiaal- of façonstenen moet veranderen naarmate de hoogte van de schoorsteen toeneemt.
   
   
Soms is het nodig om de hulp in te roepen van medewerkers van machinefabriek Jaffa. Begin oktober wordt er per telegram verzocht om een monteur naar Lemmer te laten komen, de volgende dag is de tekenaar er om te adviseren bij het stellen van de bouten van de [[condensatieinrichting]].  
De firma Canoy-Herfkens uit Tegelen wordt in 1880 opgericht als steenfabriek met daarbij een schoorsteenbouwafdeling. Een andere Nederlandse schoorsteenbouwer was de firma De Ridder, die na 1900 een eigen steenfabriek kreeg in Oegstgeest. Bovendien was er nog een twintigtal kleinere schoorsteenbouwbedrijven die bouwen met de stenen van Canoy-Herfkens of De Ridder.
 
Halverwege oktober wordt de hijsmast opgesteld om de kap van de machinehal te kunnen plaatsen.
Bij het stoomgemaal zijn '''twee dienstwoningen''' gebouwd: '''één voor de machinist en één voor de stoker''' die op het gemaal zouden gaan werken. De woningen zijn tussen oktober 1919 en februari 1920 gebouwd. In het bouwverslag van de opzichter staat bij de week van 4 november 1919 een bijzondere aantekening: ,,Wegens Katholieke zondag werd er zaterdag weinig uitgevoerd", op zaterdag waren in verband met deze zondag 3 metselaars vertrokken. Of het hier om een bijzondere naamdag gaat, staat niet in het verslag.
De deuren die in de woningen zijn geplaatst werden geleverd door de firma Overmeer in Leeuwarden.  
 
 


De radiaalsteen zorgt ook voor een omwenteling in de methode van schoorsteenbouw. Zij zijn veel groter dan de waalstenen of andere soorten en daarom kan er ook veel sneller mee worden gebouwd. De nieuwe werkwijze bestaat uit het feit dat men de schoorstenen steeds vaker van binnenuit gaat opmetselen en daarom geen buitenwerkse steiger meer hoeft te gebruiken.


De '''[[Schoorsteen|schoorsteen]]''' is gemaakt door de '''firma Canoy Herfkens uit Venlo''' in maart 1916 werd de overeenkomst door ir. D.F. Wouda en de firma Herfkens getekend. kosten van de schoorsteen werden begroot op f 15.685,-.
Klimijzers en trekbanden
Om inspecties zowel inwendig als uitwendig mogelijk te maken, worden er ijzeren klimijzers in de schoorstenen gemetseld.  
Voor de stevigheid, vooral bij hogere temperaturen, worden nieuwe schoorstenen een enkele keer  meteen ingebonden met metalen trekbanden. Meestal worden trekbanden echter pas na vele jaren van gebruik aangebracht.


[[Bestand:Schoorsteen_k.jpg|400×600px|link=]]
Vormgeving
In de jaren tussen 1775 en 1820 worden er vooral vierkante schoorstenen gebouwd, zonder enige versterking van de voet of sokkel. Na 1820 worden er ook vierkante voeten met ronde schachten gebouwd. De oudste van dit model nog zeer hoge vierkante voeten, soms tot de helft van de pijphoogte. Bij de latere ronde schoorstenen is er minder aanhechting van roet en dus wordt na de eeuwwisseling de ronde voet regel en de vierkante een uitzondering.
De vroegste schoorstenen hebben nog geen uitkragende kop, zoals later steeds meer wordt toegepast. Uitkraging heeft als voordeel een versteviging van de schoorsteen en minder last van de temperatuurverschillen tussen de rookgassen en de buitenlucht.
Vaak kan de bouwer van de schoorsteen worden herkend aan de vorm van de uitkraging. Naast de uitkraging van de kop kan de schoorsteen ook worden versierd met contrasterende kleuren van stenen, soms ook wordt op deze wijze de bedrijfsnaam aangebracht, eventueel ook met verspringend metselwerk.


De '''[[Schoorsteen|schoorsteenmetselaars]]''' zijn op 15 augustus 1917 aan het werk gegaan. In de eerste week is er al een stukje van 2 meter boven het fundament opgemetseld, dat is dan op 3.20 m boven NAP.
Een schoorsteen kan schade oplopen door vochtproblemen en vorstinvloeden, kromtrekken door opname van water, vergipsing van de mortel door inwerking van de chemische samenstelling van de rookgassen. Hierbij is de hardheid van de stenen een belangrijke factor: de hardere Canoy-stenen bieden meer weerstand tegen deze invloeden dan de De Ridder-stenen.
<br>'''Meerdere keren ligt het werk stil omdat er een zware storm over de vlakte raast''' die het onmogelijk maakt om op grotere hoogte aan het werk te gaan. De werkzaamheden vorderen gestaan en '''per week wordt er ongeveer drie meter bijgemetseld'''.
<br>In oktober wordt er al een begin gemaakt met de '''[[Schoorsteen|binnenschacht]]''' van de schoorsteen, ook wel '''[[Schoorsteen|schutwand]]''' genoemd.
<br>De schoorsteen heeft aan de onderkant een diameter van 622 cm en binnenin de schoorsteen aan de voet 392 cm. Aan de top is de omtrek aan de buitenzijde 287 cm en binnen 235 cm.


De '''tweede schoorsteen''' die opgemetseld zou worden werd bijna twee keer zo duur (f 29.000,-) nadat bij de eerste schoorsteen (kosten f 15.685,-) de bliksem was ingeslagen. Op 7 zaterdag juni 1918 was de schoorsteen klaar. De hele daarop volgende week was het onrustig en onstuimig weer. Op 15 juni ontstond er veel stormschade aan de dam die in zee werd aangelegd, een deel van het profiel spoelde over een lenget van 100 meter weg. Dat was de opmaat naar zondag 16 juni toen het noodlot kort na het middaguur toesloeg. De bliksemn sloeg in de schoorsteen. De schoorsteen werd tot op een hoogte van 30 meter afgeslagen en beschadigde de muur van het ketelhuis. De andere helft die overeind was blijven staan, was zwaar beschadigd.
Klimijzers en trekbanden
Op 18 juni komt ir. D.F. Wouda zelf naar Lemmer om de schade op te nemen. Een dag later wordt in overleg met de inspecteur van de verzekeringsmaatschappij besloten om de resterende 30 meter af te breken en de hele schoorsteen opnieuw op te metselen.
De staat van de ijzeren klimijzers is van belang. Als die door roest gaan uitzetten kan er schade ontstaan aan het metselwerk, vaak aan de binnenkant van de schoorsteen. Het gebruik van trekbanden van roestvast staal is beter dan gegalvaniseerd of geschilderd ijzer.
Kort na dit bezoek wordt een begin gemaakt met de eerste herstelwerkzaamheden: de muur van het ketelhuis en de voet van de schoorsteen.


Er moet nog een keer schade aan de schoorsteen zijn ontstaan. In zijn aantekeningen schrijft opzichter Miedema het volgende:
Bliksembeveiliging
''',,Tussen 1 en 2 januari (1919) de schoorsteen gevallen door den wind"'''.  
Voor elke schoorsteen betekent blikseminslag een groot risico. Bij de bouw van de schoorsteen van het Woudagemaal vond blikseminslag plaats die een totale verwoesting van de nieuwe schoorsteen betekent. De schoorsteen moet opnieuw worden gebouwd. Bliksembeveiliging is voor een fabrieksschoorsteen dus een absolute voorwaarde.  


'''In 1955 is er groot onderhoud aan de [[Schoorsteen|schoorsteen]]''' uitgevoerd. Dat was nodig omdat er bij een controle scheuren waren ontdekt in axiale richting met een lengte van 7 centimeter. Een tweede reden om de schoorsteen na te lopen was de komst van de nieuwe ketels.
(voor de informatie van deze tekst is gebruik gemaakt van de brochure Cultuurhistorie 10 – 2008 Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten)


[[Bestand:6_oorspronkelijke_Piedboeuf_ketels.jpg|600×471px|link=]]
Functie van de schoorsteen
<br>Met de '''oude ketels werd een temperatuur bereikt van 200 o C. aan de voet van de schoorsteen''', na installatie van '''de vier nieuwe ketels zou dat oplopen tot 350 o C'''. De herstelwerkzaamheden aan de schoorsteen zijn uitgevoerd door de firma Gebr. Heerde uit Wolvega voor een bedrag van f 26.900.-. '''Bij dit groot onderhoud zijn ook de ijzeren banden aangebracht'''.
 
Vervolgens is er nog in 1962 onderhoud aan de schoorsteen nodig geweest.
<br>'''Voor nadere informatie betreffende fabrieksschoorstenen, zie:''' <strong>[[Schoorsteen|schoorsteen]]</strong>
<br>
<br>
'''Het gemaal is het meest imposante bouwwerk''' waar ruim 30 mensen per dag bij betrokken waren: grondwerkers, arbeiders, baggerlieden, heibazen, heiers, timmerlieden en stokers.


[[Bestand:Gemaal_in_aanbouw.jpg|600×437px|link=]]
De schoorsteen van de stookinrichting van een stoombedrijf heeft een tweeledig doel.
In de eerste plaats is dat het aanzuigen van de nodige luchthoeveelheid en ten tweede gaat het om het verwijderen van de verbrandingsproducten op een dergelijke hoogte, dat er voor de omwonenden geen gevaar en last ontstaat.
Daarvoor wordt vaak in de hinderwetvergunning een minimum hoogte vastgesteld, die zeker ook afhangt van de aard van het ketelsysteem en de grootte van het verwarmend oppervlak.
De werking van de schoorsteen berust op het verschil in het soortelijk gewicht van de hete rookgassen en de omringende lucht van de atmosfeer.
De hete gaskolom in de schoorsteen ontwikkelt een opstijgende kracht, die zo weinig mogelijk gehinderd wordt door de toestromende lucht onder het rooster (bij vaste brandstoffen) of in de brander (bij oliestook).


Vanaf november 1916 zijn er '''enorme hoeveelheden bouwmaterialen''' aangevoerd.
De doorstroomsnelheid is afhankelijk van de weerstand in de rookkanalen en de schoorsteen die bepaald wordt door de doorsnede en de hoogte. Uiteraard speelt ook de temperatuur van de gassen een belangrijke rol.
<br> Alleen al de '''honderden heipalen''':
Als de kwaliteit van het ontwerp en de daaropvolgende bouw in orde is, heeft de schoorsteen weinig onderhoud nodig. Eventueel onderhoud hoeft slechts met lange tussenliggende periodes  plaats  te vinden.
<ul>
De doorsnede van de schoorsteen is vaak in overeenstemming met de doorsnede van het laatste rookkanaal of de som van de rookkanalen. Deze rookkanalen en de schoorsteen  hebben een ronde vorm, omdat door een bepaalde omtrek het grootste oppervlak wordt ingesloten. De ronde wanden zijn daarbij een weerstand bepalende factor.  
<li>641 met een lengte van 7.30 m
<li>1242 met een lengte van 6.25 m
<li>76 met een lengte van 6.00 m en
<li>286 met een lengte van 5.00 m.
</ul>
Al deze heipalen van dennen kosten samen f 16868,-. Het aanvoeren van deze enorme voorraad nam tussen november 1916 en mei 1917 meer tijd in beslag dan het heien. Tussen 20 mei en 29 juli 1917 hebben 15 heiers de klus geklaard.


[[Bestand:Aanleg_fundering_en_heiwerk.jpg|600×367px|link=]]
Het kanaal aan de bovenkant van de schoorsteen moet in principe niet nauwer worden gemaakt dan aan de onderzijde, het is zelfs beter om het aan de bovenzijde wijder te maken.
Voor een goede trek moet de schoorsteenmiddellijn inwendig geheel, of nagenoeg geheel constant blijven. Daarom zou de schoorsteen beneden wel een zeer grote wanddikte moeten krijgen.
Om onnodige dikte van de steenmassa van de schoorsteenwanden te voorkomen, maakt men de wanddikte op bepaalde hoogte verspringend, zodat de wanddikte niet dikker wordt dan voor de stabiliteit van de schoorsteen noodzakelijk is.
Zo krijgt men echter inwendig een pijp die beneden veel groter is dan boven. Om de constante binnenwerkse middellijn te realiseren , brengt men inwenidig nog een lossstaande, dunne pijp aan, de zogenoemde schutwand, die binnenwerks ongeveer dezelfde middellijn heeft als de schoorsteen inwendig van boven.
De schutwand heeft bovendien als voordeel, dat de buitenwand beschermd wordt tegen de hoge temperatuur van de doorstromende gassen.


Vanaf juni 1917 wordt er gewerkt aan het maken van de '''[[sluishoofden]]''' waarna de '''acht [[sluisdeuren]]''' geplaatst kunnen worden.
Omdat steen een slecht warmtegeleidende stof is, bestaat er een risico van scheuren in de dikke stenen wand. Er kunnen ook scheuren in de wand ontstaan door onjuiste constructie, verzakking (onvoldoende sterkte van het fundament), metselen onder onjuiste weersomstandigheden (vorst), etc.
Schoorsteenbouw vereist dus vakmanschap en bijbehorende ervaring.
In de laatste bouwperiode van fabrieksschoorstenen metselt men de schoorsteen van binnenuit op.  Hiervoor gebruikt men de passende radiale vormstenen, strengpersstenen met gaten. De gaten worden gedeeltelijk met specie gevuld, zodat er een sterke onderlinge verbinding tussen de steenlagen ontstaat.
Voor de schoorstenen worden alleen de beste, goed doorbakken stenen, de zogenoemde klinkers,  gebruikt. Zo worden dus nauwkeuring geslecteerd voordat ze op het werk worden aangevoerd. Wanneer er meerdere metselaars gelijktijdig aan dezelfde schoorsteen werken, laat men ze voortdurend van plaats wisselen. Als de ene metselaar individueel wat meer specie gebruikt dan de andere en zou hij daarvoor ook dunnere stenen gebruiken ter compensatie, dan treedt er toch een nog een kromtrekken van de schoorsteen op als die zich “zet” tijdens de uitharding!
Omdat men van binnenuit metselt, gebruikt men later geen steigers meer aan de buitenzijde, die onnodig duur zijn gebleken. De metselaars staan daarbij op een planken vloer, waarvan de dragers in uitgespaarde holten in de binnenzijde geplaatst zijn en die van tijd tot tijd worden verhoogd, waarna de lagere holten passend met stenen worden opgevuld. Voor de metselaars wwordt het materiaal via de buitenzijde omhoog gehesen. Daarvoor gebruikt men een bok, die ook steeds omhooggebracht kan worden.


[[Bestand:Bouw_sluishoofden.jpg|587×381px|link=]]
Als bij een stookinstallatie de rookgassen een aantal malen langs de verwarmde oppervlakken worden geleid zullen de rookgassen al binnen het ketelsysteem sterk afkoelen. Als de rookgasweerstand in de rookkanalen verder redelijk groot is (ruwe oppervlakken), neemt de doorstroomsnelheid af en kan men onvoldoende trek verkrijgen.
In zulke gevallen gaat men over tot kunstmatige trek.  Hiervoor kan men in de rookgasweg een ventilator plaatsen. Door het uitschakelen van de ventilator of door gebruik te maken van een regelbare klep in het rookkanaal kan men gemakkelijk overschakelen naar natuurlijke trek. Door tussenvormen heeft men een groot regelbereik.


In december 1917 worden er 36.000 bruikbare straatklinkers gesorteerd uit een verder onbruikbare partij gedeukte klinkers.
Bij het stoken van de ketel kan men ook gebruik maken van geforceerde luchttoevoer onder de verbrandingsroosters. Ook hier maakt men dan gebruik van ventilatoren, waarbij bovendien weer regelmogelijkheden zijn door tussenstappen. Het beheer van deze mogelijkheden behoort tot het vakmanschap van de stokers.
<br>Idem met de klinkers voor de gevels, hiervoor worden 45.000 miskleurige klinkers gesorteerd en gebruikt.  
Dit systeem wordt ook toegepast bij de zes eerste Piedboeuf-ketels van het ir. D.F. Woudagemaal.


(Voor de teksten is gebruik gemaakt van:
De '''vier nieuwe vuurgangvlampijpketels''' zijn gemaakt en geplaatst door Werkspoor in Amsterdam in het jaar 1955 voor de som van f 375.600,-
De Gids voor Machinisten, door E.F. Scholl, Leiden 1903
Stoom, uitgave der vereniging Krachtwerktuigen, Groningen 1942)

Versie van 3 feb 2012 00:43

De fabrieksschoorsteen

De historische fabrieksschoorstenen vormen een bijzondere groep binnen de industriële erfgoederen. Door hun hoogte vormen ze vaak markante elementen in het landschapof het stadsbeeld. De herwaardering van de schoorsteen als monument van voormalige bedrijvigheid heeft ondertussen grote vormen aangenomen. Groeiende erkenning heeft geleid tot aanwijzingen als rijksmonument.

Historische ontwikkeling Door het in gebruik nemen van stoommachines worden er in de negentiende eeuw veel fabrieksschoorstenen gebouwd. In elke bedrijfstak waar behoefte is aan kracht of energie zijn schoorstenen nodig, zoals bij steenfabrieken, wasserijen en zuivelfabrieken. Naast stoombedrijven zijn er ook schoorstenen gebouwd bij gemalen en ketelhuizen van tuinbouwbedrijven, kloosters, zorginstellingen en openbare nutsbedrijven, zwembaden en scholen. In 1775 wordt er in Nederland het eerste stoomgemaal in gebruik genomen. Tussen 1820 en 1850 worden de schoorstenen steeds hoger, maar de traditionele bouwmethoden blijven gelijk. Er ontstaan bovendien nieuwe bedrijfstakken, zoals gas- en elektriciteitsbedrijven. In de berekening van de maatvoering en de noodzakelijke hoogte, diameter en trek is het verwarmende oppervlak van de ketel(s) een belangrijk gegeven. Bovendien speelt de soort ketel, de hitte en de chemische samenstelling van de rookgassen een rol.

In het begin van de twintigste eeuw ontstaan er door de grote aantallen te bouwen schoorstenen al spoedig standaardmodellen voor de kleinere schoorstenen tot ongeveer twintig meter hoogte. Ze zijn vaak aan de diverse uitvoeringen van de kop te herkennen. Vaak leveren de steenfabrieken series van speciaal gebogen stenen, waarmee deze datandaard-koppen kunnen worden gerealiseerd.

Tot de tweede wereldoorlog blijft de vormgeving vaak traditioneel. Daarna ontstaan er fabrieksschoorstenen van nieuw toegepaste materialen zoals beton en staal.

Door de afname van het gebruik van stoommachines worden er na 1970 vrijwel geen nieuwe schoorstenen meer gebouwd. De nog bestaande schoorstenen zijn zodoende evenzovele monumenten geworden.

In Nederland zijn in totaal ooit ongeveer 10.000 schoorstenen gebouwd.

Bouw In nederland worden voor 1880 veel schoorstenen door buitenlandse bedrijven gebouwd, met bame de hogere van boven de veertig meter. Vanaf 1880 ontstaan er gespecialiseerde schoorsteenbouwbedrijven, die langzaam de markt veroveren, nadat ze ervaring hebben opgedaan met de lagere schoorstenen.

De oudste fabrieksschoorstenen worden van de zelfde stenen gebouwd als de bijbehorende gebouwen. In Friesland gebeurde dat van zogenoemde “Friese mop”, vaak in “kops verband” in de schoorsteen verwerkt. Dat kan, omdat de af te voeren rookgassen dan nog geen hoge temperaturen bereiken.

Met de komst van grotere stoomketels, grotere vuurhaarden en daarbij horende hogere schoorstenen neemt de behoefte aan grotere, eenvoudig te verwerken stenen toe. De Duitse uitvinding van de strengpers voor de steenfabricage maakt het vanaf 1855 mogelijk de stenen in een bepaalde vorm te persen met bijbehorende industriële productie. Hierdoor was het mogelijk voor de schoorsteenbouw gebruik te gaan maken van zogenoemde vormsteen of radiaalsteen. Dit zijn stenen in de vorm van een taartpunt, waarmee gemakkelijk de ronde hogere schoorstenen kunnen worden gebouwd. Bovendien heeft deze steensoort een hogere hittebestendigheid. De vorm van de radiaal- of façonstenen moet veranderen naarmate de hoogte van de schoorsteen toeneemt.

De firma Canoy-Herfkens uit Tegelen wordt in 1880 opgericht als steenfabriek met daarbij een schoorsteenbouwafdeling. Een andere Nederlandse schoorsteenbouwer was de firma De Ridder, die na 1900 een eigen steenfabriek kreeg in Oegstgeest. Bovendien was er nog een twintigtal kleinere schoorsteenbouwbedrijven die bouwen met de stenen van Canoy-Herfkens of De Ridder.

De radiaalsteen zorgt ook voor een omwenteling in de methode van schoorsteenbouw. Zij zijn veel groter dan de waalstenen of andere soorten en daarom kan er ook veel sneller mee worden gebouwd. De nieuwe werkwijze bestaat uit het feit dat men de schoorstenen steeds vaker van binnenuit gaat opmetselen en daarom geen buitenwerkse steiger meer hoeft te gebruiken.

Klimijzers en trekbanden Om inspecties zowel inwendig als uitwendig mogelijk te maken, worden er ijzeren klimijzers in de schoorstenen gemetseld. Voor de stevigheid, vooral bij hogere temperaturen, worden nieuwe schoorstenen een enkele keer meteen ingebonden met metalen trekbanden. Meestal worden trekbanden echter pas na vele jaren van gebruik aangebracht.

Vormgeving In de jaren tussen 1775 en 1820 worden er vooral vierkante schoorstenen gebouwd, zonder enige versterking van de voet of sokkel. Na 1820 worden er ook vierkante voeten met ronde schachten gebouwd. De oudste van dit model nog zeer hoge vierkante voeten, soms tot de helft van de pijphoogte. Bij de latere ronde schoorstenen is er minder aanhechting van roet en dus wordt na de eeuwwisseling de ronde voet regel en de vierkante een uitzondering. De vroegste schoorstenen hebben nog geen uitkragende kop, zoals later steeds meer wordt toegepast. Uitkraging heeft als voordeel een versteviging van de schoorsteen en minder last van de temperatuurverschillen tussen de rookgassen en de buitenlucht. Vaak kan de bouwer van de schoorsteen worden herkend aan de vorm van de uitkraging. Naast de uitkraging van de kop kan de schoorsteen ook worden versierd met contrasterende kleuren van stenen, soms ook wordt op deze wijze de bedrijfsnaam aangebracht, eventueel ook met verspringend metselwerk.

Een schoorsteen kan schade oplopen door vochtproblemen en vorstinvloeden, kromtrekken door opname van water, vergipsing van de mortel door inwerking van de chemische samenstelling van de rookgassen. Hierbij is de hardheid van de stenen een belangrijke factor: de hardere Canoy-stenen bieden meer weerstand tegen deze invloeden dan de De Ridder-stenen.

Klimijzers en trekbanden De staat van de ijzeren klimijzers is van belang. Als die door roest gaan uitzetten kan er schade ontstaan aan het metselwerk, vaak aan de binnenkant van de schoorsteen. Het gebruik van trekbanden van roestvast staal is beter dan gegalvaniseerd of geschilderd ijzer.

Bliksembeveiliging Voor elke schoorsteen betekent blikseminslag een groot risico. Bij de bouw van de schoorsteen van het Woudagemaal vond blikseminslag plaats die een totale verwoesting van de nieuwe schoorsteen betekent. De schoorsteen moet opnieuw worden gebouwd. Bliksembeveiliging is voor een fabrieksschoorsteen dus een absolute voorwaarde.

(voor de informatie van deze tekst is gebruik gemaakt van de brochure Cultuurhistorie 10 – 2008 Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten)

Functie van de schoorsteen

De schoorsteen van de stookinrichting van een stoombedrijf heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats is dat het aanzuigen van de nodige luchthoeveelheid en ten tweede gaat het om het verwijderen van de verbrandingsproducten op een dergelijke hoogte, dat er voor de omwonenden geen gevaar en last ontstaat. Daarvoor wordt vaak in de hinderwetvergunning een minimum hoogte vastgesteld, die zeker ook afhangt van de aard van het ketelsysteem en de grootte van het verwarmend oppervlak. De werking van de schoorsteen berust op het verschil in het soortelijk gewicht van de hete rookgassen en de omringende lucht van de atmosfeer. De hete gaskolom in de schoorsteen ontwikkelt een opstijgende kracht, die zo weinig mogelijk gehinderd wordt door de toestromende lucht onder het rooster (bij vaste brandstoffen) of in de brander (bij oliestook).

De doorstroomsnelheid is afhankelijk van de weerstand in de rookkanalen en de schoorsteen die bepaald wordt door de doorsnede en de hoogte. Uiteraard speelt ook de temperatuur van de gassen een belangrijke rol. Als de kwaliteit van het ontwerp en de daaropvolgende bouw in orde is, heeft de schoorsteen weinig onderhoud nodig. Eventueel onderhoud hoeft slechts met lange tussenliggende periodes plaats te vinden. De doorsnede van de schoorsteen is vaak in overeenstemming met de doorsnede van het laatste rookkanaal of de som van de rookkanalen. Deze rookkanalen en de schoorsteen hebben een ronde vorm, omdat door een bepaalde omtrek het grootste oppervlak wordt ingesloten. De ronde wanden zijn daarbij een weerstand bepalende factor.

Het kanaal aan de bovenkant van de schoorsteen moet in principe niet nauwer worden gemaakt dan aan de onderzijde, het is zelfs beter om het aan de bovenzijde wijder te maken. Voor een goede trek moet de schoorsteenmiddellijn inwendig geheel, of nagenoeg geheel constant blijven. Daarom zou de schoorsteen beneden wel een zeer grote wanddikte moeten krijgen. Om onnodige dikte van de steenmassa van de schoorsteenwanden te voorkomen, maakt men de wanddikte op bepaalde hoogte verspringend, zodat de wanddikte niet dikker wordt dan voor de stabiliteit van de schoorsteen noodzakelijk is. Zo krijgt men echter inwendig een pijp die beneden veel groter is dan boven. Om de constante binnenwerkse middellijn te realiseren , brengt men inwenidig nog een lossstaande, dunne pijp aan, de zogenoemde schutwand, die binnenwerks ongeveer dezelfde middellijn heeft als de schoorsteen inwendig van boven. De schutwand heeft bovendien als voordeel, dat de buitenwand beschermd wordt tegen de hoge temperatuur van de doorstromende gassen.

Omdat steen een slecht warmtegeleidende stof is, bestaat er een risico van scheuren in de dikke stenen wand. Er kunnen ook scheuren in de wand ontstaan door onjuiste constructie, verzakking (onvoldoende sterkte van het fundament), metselen onder onjuiste weersomstandigheden (vorst), etc. Schoorsteenbouw vereist dus vakmanschap en bijbehorende ervaring. In de laatste bouwperiode van fabrieksschoorstenen metselt men de schoorsteen van binnenuit op. Hiervoor gebruikt men de passende radiale vormstenen, strengpersstenen met gaten. De gaten worden gedeeltelijk met specie gevuld, zodat er een sterke onderlinge verbinding tussen de steenlagen ontstaat. Voor de schoorstenen worden alleen de beste, goed doorbakken stenen, de zogenoemde klinkers, gebruikt. Zo worden dus nauwkeuring geslecteerd voordat ze op het werk worden aangevoerd. Wanneer er meerdere metselaars gelijktijdig aan dezelfde schoorsteen werken, laat men ze voortdurend van plaats wisselen. Als de ene metselaar individueel wat meer specie gebruikt dan de andere en zou hij daarvoor ook dunnere stenen gebruiken ter compensatie, dan treedt er toch een nog een kromtrekken van de schoorsteen op als die zich “zet” tijdens de uitharding! Omdat men van binnenuit metselt, gebruikt men later geen steigers meer aan de buitenzijde, die onnodig duur zijn gebleken. De metselaars staan daarbij op een planken vloer, waarvan de dragers in uitgespaarde holten in de binnenzijde geplaatst zijn en die van tijd tot tijd worden verhoogd, waarna de lagere holten passend met stenen worden opgevuld. Voor de metselaars wwordt het materiaal via de buitenzijde omhoog gehesen. Daarvoor gebruikt men een bok, die ook steeds omhooggebracht kan worden.

Als bij een stookinstallatie de rookgassen een aantal malen langs de verwarmde oppervlakken worden geleid zullen de rookgassen al binnen het ketelsysteem sterk afkoelen. Als de rookgasweerstand in de rookkanalen verder redelijk groot is (ruwe oppervlakken), neemt de doorstroomsnelheid af en kan men onvoldoende trek verkrijgen. In zulke gevallen gaat men over tot kunstmatige trek. Hiervoor kan men in de rookgasweg een ventilator plaatsen. Door het uitschakelen van de ventilator of door gebruik te maken van een regelbare klep in het rookkanaal kan men gemakkelijk overschakelen naar natuurlijke trek. Door tussenvormen heeft men een groot regelbereik.

Bij het stoken van de ketel kan men ook gebruik maken van geforceerde luchttoevoer onder de verbrandingsroosters. Ook hier maakt men dan gebruik van ventilatoren, waarbij bovendien weer regelmogelijkheden zijn door tussenstappen. Het beheer van deze mogelijkheden behoort tot het vakmanschap van de stokers. Dit systeem wordt ook toegepast bij de zes eerste Piedboeuf-ketels van het ir. D.F. Woudagemaal.

(Voor de teksten is gebruik gemaakt van: De Gids voor Machinisten, door E.F. Scholl, Leiden 1903 Stoom, uitgave der vereniging Krachtwerktuigen, Groningen 1942)