Amsterdamse School en Rookkanalen: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
'''Jan Gratama''' gebruikte in 1915 de term '''Amsterdamse School''' voor het eerst '''voor een stroming  in de Nederlandse bouwkunst'''.
De '''rookkanalen''' van een stoominstallatie kunnen worden '''verdeeld in twee groepen'''.


<br>Deze '''kunstrichting''' maakte deel uit van de '''Moderne Bouwkunst''', bestaande  uit diverse architectuur stromingen, die vooral '''expressionistisch''' van aard waren.
De eerste groep wordt gevormd door '''het totale stelsel van rookkanalen dat bij het ketelontwerp hoort''' en als bedoeling heeft om de hitte van de rookgassen optimaal door de ketel te laten benutten.  
<br>Tot deze periode behoren onder meer '''De Stijl''', het '''Nieuwe Bouwen''', de '''Chicago Schoo'''l en het '''Expressionisme''' zelf.
<br>Ze zijn een reactie op de soberheid van het Rationalisme, waartoe de zogenaamde neostijlen gerekend kunnen worden.
De Amsterdamse School is eigenlijk ook '''een reactie''' op het rationele werk van H.P. Berlage, vooral '''op de Beurs van Berlage''', die als zodanig dus zeker niet tot de Amsterdamse School behoort, maar vooral aangemerkt kan worden als de start van het Nederlandse Traditionalisme.


[[Bestand:Amsterdamhetschip_hc.jpg‎|360x284px|link=]]
De tweede groep zijn '''de rookkanalen die dienen voor het transport en de afvoer''' van de gebruikte rookgassen vanuit het ketelsysteem '''naar de voet van de schoorsteen'''.


Vooral '''de plasticiteit van de gevels''' in de gebouwontwerpen is een '''kenmerk van de Amsterdamse School'''. Er worden bekende materialen gebruikt: zoals baksteen, dakpannen, riet en hout. Zij worden echter '''op een nieuwe, expressieve manier gebruikt om een eigen vormgeving te realiseren'''. Kenmerkend daarbij is het toepassen van '''versieringen in de gevels, in baksteen of gebeeldhouwd natuursteen'''. De constructie wordt ondersteund door het gebruik van gewapend beton, maar dat is niet zichtbaar in de archtectuur van het gebouw.
Om de warmte, die bij de verbranding in de vuurgang ontstaat, zijn werk te laten doen '''bij de verwarming van het ketelwater''', moet die warmte aan de verbrandingsgassen worden onttrokken en '''door de ketelwanden aan het water worden doorgegeven'''. Daarom laat men de hete rookgassen langs die ketelwanden stromen, die aan de binnenzijde door het ketelwater worden bedekt.


foto
[[Bestand:Lancashire_ketel_bovenaanzicht.JPG|600x233px|link=]]
<strong>Lancashireketel in bovenaanzicht, de rookgassen gaan vanuit de vuurgang midden-onderdoor naar achteren, langs de rechterzijde naar voren, voorlangs, en langs de linkerzijde naar achteren richting schoorsteen</strong>
<br>(afbeelding uit: "Kennis van krachtwerktuigen", door Ir. D.J. Boks)


Door toepassing van zulke nieuwe constructiemethoden worden''' nieuwe verticale en horizontale elementen in de gevelindeling''' mogelijk. Deze consequent doorgevoerde lijnen zijn dus belangrijke vernieuwende elementen die kenmerkend zijn voor de bouwstijl. De ramen liggen daarbij veelal in het vlak van de muren en gevels. De paraboolvorm is een '''terugkerend ritmisch element''' en wordt in het metselwerk van de geveldelen regelmatig toegepast. In de bouwwerken van de Amsterdamse School wordt ook vaak '''stilistisch beeldhouwwerk''' toegepast. Bekende kunstenaars en ontwerpers zijn Hendrik van der Eijnde, Hildo Krop en Johan Polet (1894-1971).
Om dit optimaal voor elkaar te krijgen, leidt men '''de gassen vanuit de vuurgang herhaalde malen langs de ketelwanden''' '''via een systeem van rookkanalen'''.
De architectuur uit de toenmalige kolonie Nederlands-Indië is een belangrijke inspiratiebron voor de Amsterdamse School.  
In het geval dat er wordt gewerkt met '''oververhitte stoom''' worden de rookgassen '''bovendien langs de oververhitter''' gevoerd.
De rookkanalen kunnen worden gevormd '''door kanalen in de ketelbemetseling''' of '''door een systeem van stalen pijpen''', de zogenoemde vlampijpen.


Voor de Amsterdamse School vormde het '''bureau van Eduard Cuypers (1859-1927)''' een dynamisch middelpunt. '''Michel de Klerk''' wordt aangemerkt als belagrijkste architect van de stroming. Door het  overlijden op jonge leeftijd van deze inspirator en de economische recessie tussen 1920 en 1935 duurde de bloeiperiode van de Amsterdamse School slechts kort.
[[Bestand:Vlampijpketel_1_a.JPG|600x546px|link=]]
<strong>Vlampijpketel met onderstookinstallatie: de rookgassen gaan naar achteren, achterin omhoog, passeren de oververhitter, treken door de vlampijpen naar voren en strijken ter weerszijden van de ketel omlaag en gaan beneden door de rookkanalen naar de schoorsteen</strong>
<br>(afbeeldingen uit: "Landketels", door G.J. Harterink)


De '''hoogtepunten van de Amsterdamse School''' vormen de '''grote wooncomplexen''' "Het Schip" en de "De Dageraad" in Amsterdam, tot stand gekomen in opdracht van woningbouwverenigingen. Later worden er nog eens  vele duizenden woningen gebouwd voor particulieren in Oud Zuid en Plan West. De architecten tekenden '''meestal alleen de gevelpartijen'''. De Dienst Publieke Werken van Amsterdam hebben omstreeks 1917 architecten als Piet Kramer en Hildo Krop in dienst. Zij begeleiden een serie projecten voor de gemeente, waaronder ook '''bruggen'''.
Het typische geheel van deze rookkanalen en vlampijpen '''behoort tot het ontwerp van het specifieke ketelsysteem''', waarvoor bij de installatie is gekozen. De weg van de rookgassen in het ketelsysteem wordt dan ook bij de diverse ketelsystemen beschreven.  


Buiten Amsterdam zijn er bijvoorbeeld ook in Bergen (NH) en Groningen gebouwen gerealiseerd in de stijl van de Amsterdamse School. De Rijksgebouwendienst contracteerde ook archtitecten van de Amsterdamse School. Hierdoor verspreidde de bouwstijl zich verder in Nederland.
'''Als de hete rookgassen het ketelsysteem''' hebben '''verlaten''', waarbij ze '''in sommige gevallen nog eens worden benut, door middel van een achtergeplaatste economiser''' (voorverwarmer van ketelwater), worden ze '''meestal door een (ondergronds) systeem van kanalen uit het ketelhuis geleid''', dat de rookgassen tenslotte '''naar de voet van de schoorsteen''' leidt.


De architecten van de Amsterdamse School ontwierpen naast gebouwen, '''interieurs, meubels, smeedijzeren versieringen en gestileerd beeldhouwwerk'''. Al deze kunstuitingen kenden een individualistische uitingsvorm.  
Deze kanalen zijn buiten het ketelhuis '''vaak zichtbaar vanaf het punt waar ze vanonder het maaiveld oprijzen en in gebogen vorm op de schoorsteen aansluiten'''.


'''Voorbeelden van ontwerpers''': Michel de Klerk, Pieter Lodewijk Kramer, Pieter Lucas Marnette, Johan Melchior van der Mey, Cornelis Jonke Blaauw, Margaret Staal-Kropholler, Jan Frederik Staal , Guillaume Fréderic La Croix, Hendricus Theodorus Wijdeveld, Siebe Jan Bouma, Jan Boterenbrood, Cornelis Kruyswijk, Bernd Tobia Boeyinga, Jacques Hurks, Dolf Eibink en Jan Snellebrand.
[[Bestand:IMG_1966_rookkanalen_k.jpg|600x400px|link=]]
<strong>Ronde rookkanalen komen aan beide zijden de schoorsteen van het Woudagemaal binnen</strong>


'''Voorbeelden van gebouwen''': Scheepvaarthuis (Amsterdam), Park Meerwijk (Bergen NH), Woningbouw Spaarndammerplantsoen (Amsterdam), Microbiologie Laboratorium Landbouwuniversiteit (Wageningen), “Het Schip” (Amsterdam), Het Schip (Wageningen), Woonblok Vrijheidslaan (Amsterdam), De Dageraad (Amsterdam), Woongebouwen, Woningen en winkels (Amsterdam)
In de wand van de voet van de schoorsteen bevindt zich vaak '''een toegangsdeur''', waardoor er in de schoorsteen bepaalde '''onderhoudswerkzaamheden''' kunnen plaatsvinden. Langs deze weg kan op gezette tijden '''roet worden verwijderd'''. Bovendien bevinden zich in de voet van de schoorsteen, bij de toegang van de rookkanalen in de schoorsteen, vaak '''roosters, die verhinderen dat er vonken via de schoorsteen naar buiten kunnen komen'''.
Aan de binnenzijde van de schoorsteen bevinden zich bovendien vaak soortgelijke klimijzers als  aan de buitenkant.


De bouwstijl <strong>Amsterdamse school</strong> is zo genoemd omdat deze door de bekende architecten Berlage en Dudok voor het eerst werd toegepast in Amsterdam.
De '''stroming van de rookgassen''' moet daarbij een '''zo klein mogelijke weerstand''' ondervinden, om zodoende de weerstand die de trek al moet overwinnen niet verder op te voeren..
Met name in de <strong>Spaarndammerbuurt</strong> in Amsterdam, waar veel Amsterdamse schoolgebouwen staan.
Men '''kiest daarom het oppervlak van de doorsnede van de kanalen''' zo, dat de snelheid van de rookgassen in de kanalen aanvankelijk ongeveer 2,5 m per seconde is, om die, naarmate de rookgassen de schoorsteen naderen, te '''verhogen''' naar 3 tot 3,5 m per seconde.
'''Ronde vormen omsluiten het grootste oppervlak bij de laagste weerstand''' langs de wanden.


Na dit succes kreeg deze bouwstijl <strong>landelijk navolging</strong>.
[[Bestand:Ronde_rookkanalen_1907.jpg|600x435px|link=]]
Zo vinden wij gebouwen van Willem Dudok in Hilversum en het werk van Siebe Jan Bouma in Groningen.
<strong>Ronde rookkanalen in een ontwerp van een ketelinstallatie in 1907</strong>
<br>(afbeelding uit gemeentearchief van Idaarderadeel)


Soms was het zo dat één van de Amsterdamse architecten zelf een opdracht kreeg (raadhuis van Usquert), het kwam echter ook voor dat een plaatselijke architect elementen uit de Amsterdamse school over heeft genomen in het ontwerp.
De eis dat de weerstand in de kanalen zo laag mogelijk moet zijn, is ook de reden dat '''dode hoeken in de inmetseling''', die wervelingen teweeg kunnen brengen, zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Ook moeten '''vernauwingen in het systeem worden voorkomen''', omdat de bijbehorende versnellingen van de rookgassen '''oorzaak zijn van trekverlies'''. Maar '''ook plotselinge vergroting van het afvoersysteem is nadelig''': de bijbehorende vertraging van de snelheid levert '''een nog veel groter trekverlies''' op.
<br>Bouwwerken van de Amsterdamse school hebben vaak een <strong>grote samenhang in symmetrie</strong> en <strong>decoratieve elementen</strong>.
Deze eisen gelden net zo goed voor de rookkanalen buiten het eigenlijke ketelsysteem die de gassen naar de schoorsteen leiden. Zij zijn '''meestal aan de bovenkant rond''' uitgevoerd: de hete rookgassen bewegen zich het meest langs de bovenkant. Ook hiermee wordt '''de weerstand verminderd en daarmee de trek bevorderd'''.
 
Ook de bouwtrant van het Woudagemaal behoort tot deze Amsterdamse School.
<br>Bij het <strong>[[ir. D.F. Woudagemaal]]</strong> is de <strong>symmetrie</strong> aanwezig.
 
Spiegel de machinehal bij de ,,U" van Wouda en je ziet twee gelijke bouwdelen. Het is een sober gebouw omdat de decoratieve elementen enigszins ontbreken. Aan de buitengevel is mooi metselwerk te zien, binnen in de machinehal valt de trap met leuning op, de tegels aan de wanden en de kantoorruimten met meubilair.
 
(Bij het samenstellen van deze tekst is o.a. gebruik gemaakt van de wiki-website:
http://secure.wikimedia.org/wikipedia/nl/wiki/Amsterdamse_School_%28bouwstijl%29)

Versie van 5 feb 2012 13:42

De rookkanalen van een stoominstallatie kunnen worden verdeeld in twee groepen.

De eerste groep wordt gevormd door het totale stelsel van rookkanalen dat bij het ketelontwerp hoort en als bedoeling heeft om de hitte van de rookgassen optimaal door de ketel te laten benutten.

De tweede groep zijn de rookkanalen die dienen voor het transport en de afvoer van de gebruikte rookgassen vanuit het ketelsysteem naar de voet van de schoorsteen.

Om de warmte, die bij de verbranding in de vuurgang ontstaat, zijn werk te laten doen bij de verwarming van het ketelwater, moet die warmte aan de verbrandingsgassen worden onttrokken en door de ketelwanden aan het water worden doorgegeven. Daarom laat men de hete rookgassen langs die ketelwanden stromen, die aan de binnenzijde door het ketelwater worden bedekt.

Lancashireketel in bovenaanzicht, de rookgassen gaan vanuit de vuurgang midden-onderdoor naar achteren, langs de rechterzijde naar voren, voorlangs, en langs de linkerzijde naar achteren richting schoorsteen
(afbeelding uit: "Kennis van krachtwerktuigen", door Ir. D.J. Boks)


Om dit optimaal voor elkaar te krijgen, leidt men de gassen vanuit de vuurgang herhaalde malen langs de ketelwanden via een systeem van rookkanalen. In het geval dat er wordt gewerkt met oververhitte stoom worden de rookgassen bovendien langs de oververhitter gevoerd. De rookkanalen kunnen worden gevormd door kanalen in de ketelbemetseling of door een systeem van stalen pijpen, de zogenoemde vlampijpen.

Vlampijpketel met onderstookinstallatie: de rookgassen gaan naar achteren, achterin omhoog, passeren de oververhitter, treken door de vlampijpen naar voren en strijken ter weerszijden van de ketel omlaag en gaan beneden door de rookkanalen naar de schoorsteen
(afbeeldingen uit: "Landketels", door G.J. Harterink)

Het typische geheel van deze rookkanalen en vlampijpen behoort tot het ontwerp van het specifieke ketelsysteem, waarvoor bij de installatie is gekozen. De weg van de rookgassen in het ketelsysteem wordt dan ook bij de diverse ketelsystemen beschreven.

Als de hete rookgassen het ketelsysteem hebben verlaten, waarbij ze in sommige gevallen nog eens worden benut, door middel van een achtergeplaatste economiser (voorverwarmer van ketelwater), worden ze meestal door een (ondergronds) systeem van kanalen uit het ketelhuis geleid, dat de rookgassen tenslotte naar de voet van de schoorsteen leidt.

Deze kanalen zijn buiten het ketelhuis vaak zichtbaar vanaf het punt waar ze vanonder het maaiveld oprijzen en in gebogen vorm op de schoorsteen aansluiten.

Ronde rookkanalen komen aan beide zijden de schoorsteen van het Woudagemaal binnen

In de wand van de voet van de schoorsteen bevindt zich vaak een toegangsdeur, waardoor er in de schoorsteen bepaalde onderhoudswerkzaamheden kunnen plaatsvinden. Langs deze weg kan op gezette tijden roet worden verwijderd. Bovendien bevinden zich in de voet van de schoorsteen, bij de toegang van de rookkanalen in de schoorsteen, vaak roosters, die verhinderen dat er vonken via de schoorsteen naar buiten kunnen komen. Aan de binnenzijde van de schoorsteen bevinden zich bovendien vaak soortgelijke klimijzers als aan de buitenkant.

De stroming van de rookgassen moet daarbij een zo klein mogelijke weerstand ondervinden, om zodoende de weerstand die de trek al moet overwinnen niet verder op te voeren.. Men kiest daarom het oppervlak van de doorsnede van de kanalen zo, dat de snelheid van de rookgassen in de kanalen aanvankelijk ongeveer 2,5 m per seconde is, om die, naarmate de rookgassen de schoorsteen naderen, te verhogen naar 3 tot 3,5 m per seconde. Ronde vormen omsluiten het grootste oppervlak bij de laagste weerstand langs de wanden.

Ronde rookkanalen in een ontwerp van een ketelinstallatie in 1907
(afbeelding uit gemeentearchief van Idaarderadeel)

De eis dat de weerstand in de kanalen zo laag mogelijk moet zijn, is ook de reden dat dode hoeken in de inmetseling, die wervelingen teweeg kunnen brengen, zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Ook moeten vernauwingen in het systeem worden voorkomen, omdat de bijbehorende versnellingen van de rookgassen oorzaak zijn van trekverlies. Maar ook plotselinge vergroting van het afvoersysteem is nadelig: de bijbehorende vertraging van de snelheid levert een nog veel groter trekverlies op. Deze eisen gelden net zo goed voor de rookkanalen buiten het eigenlijke ketelsysteem die de gassen naar de schoorsteen leiden. Zij zijn meestal aan de bovenkant rond uitgevoerd: de hete rookgassen bewegen zich het meest langs de bovenkant. Ook hiermee wordt de weerstand verminderd en daarmee de trek bevorderd.