Dijkbeheer en R.J. Cleveringsluizen: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
Eén van '''de oudste en dus primaire taken''' van het <strong>Wetterskip Fryslân</strong> is het <strong>dijkbeheer</strong> in het kader van de <strong>[[waterkeringsfunctie]]</strong>.
Het '''complex R.J. Cleveringsluizen''' bevindt zich '''in de provinciale weg N 361''' naar '''Lauwersoog'''. Het gaat om '''[[spuisluizen]]''', de '''[[schutsluis]]''' voor het scheepvaartverkeer ligt bij [['''Lauwersoog''']].


De <strong>vroegste bewoners van de lage gebieden langs de Noordzee en het Friese waddengebied</strong> vestigen zich oorspronkelijk op de opgeslibde kleirichels in het landschap. <strong>Aanvankelijk verblijven ze tijdelijk</strong> in deze gebieden van land en water.
[[Bestand:[[Bestand:LauwersmeerSluizen.jpg|700x202px|link=]]


[[Bestand:Kweldergebied4_k.jpg|400×261px|link=]]  
Met een '''[[spuisluis]]''' kan '''alleen onder natuurlijk verval water worden afgevoerd''', in dit geval van het '''[[Lauwersmeer]]''' naar de '''[[Waddenzee]]'''.


<strong>In de zomer</strong> als de zee '''betrekkelijk rustig''' blijft, profiteren ze van de '''mogelijkheden om er vee te laten weiden''' en '''voedselgewassen te verbouwen'''. Deze '''pioniers''' zullen de periode van verblijf zo veel mogelijk hebben willen oprekken. Met het toenemen van de <strong>kunstmatige middelen en mogelijkheden om het water te keren</strong>, zien ze kans zich meer op permanente basis in het gebied neer te zetten.
Op het '''[[Lauwersmeer]]''' komen twee boezemstelsels samen: de '''[[Friese boezem]]''' en de '''[[Groningse boezem]]'''.
<br>De '''[[Friese boezem]]''' heeft een uitlaatpunt bij '''[[Dokkumer Nieuwe Zijlen]]'''.
<br>De Groningse boezem bij '''[[Zoutkamp]]'''. Tussen '''[[Zoutkamp]]''' en het gemaal''' [[De Waterwolf]]''' ligt de bergboezem. <br>De '''spuisluizen''' zijn in '''1969 geplaatst''' toen '''de [[Lauwerszee]] werd afgesloten''' en '''het [[Lauwersmeer]] ontstond'''. <br>Het sluizencomplex kreeg op dat moment de naam: '''Lauwerssluizen'''. Pas '''op 2 oktober 2007''' werd de naam gewijzigd in '''R.J. Cleveringsluizen'''.


Ze doen daarbij de '''ervaring''' op dat de zee <strong>een machtige invloed heeft op de regio</strong> en zich '''in wisselende gedaanten kan voordoen''': als vriend, maar zeker ook als vijand. Met deze laatstgenoemde verschijningsvorm worden ze vooral geconfronteerd in de herfst door <strong>herfststormen en bijbehorende hoge waterstanden van de zee</strong>.
'''R.J. Clevering''' (1914 - 2013) was van '''1955 - 1979''' voorzitter ([[dijkgraaf]]) van het '''Waterschap Hunsingo'''.  


Bovendien is er sprake van <strong>een langzame [[zeespiegelstijging]]</strong>, die zich tot op heden voortzet. Deze stijging kenmerkt zich ook weer door afwisselende periodes van een zekere gematigdheid en periodes van een <strong>toenemende stijging</strong>: de <strong>[[transgressieperiodes]]</strong>.
De spuisluizen bestaan uit '''drie bouwwerken''' met '''ieder vier spuikanalen'''. '''Twee''' van de drie bouwwerken staan '''op Fries grondgebied''' en '''één op Gronings grondgebied'''.  


[[Bestand:[[Bestand:Doorbraak2.jpeg‎|400×253px|link=]]
De spuisluizen worden '''opengezet als het eb op de Waddenzee is'''. Op dat moment is de '''stand van het buitenwater ([[Waddenzee]]) lager dan dat van het [[Lauwersmeer]]''' en kan het onder '''vrij verval''' naar buiten stromen, waarmee de '''[[boezem]]''' wordt '''ontlast''' en daarmee '''het overtollige water kwijt''' is.


Willen de bewoners in het Friese gebied zich kunnen handhaven dan moeten hun woonsteden <strong>"omhoog"</strong>. Als ze <strong>"droge voeten"</strong> willen houden, dan moeten ze hun woningen en schuren op gezette tijden omhoog brengen. Zij doen dit met de klei en plaggen van de kwelder, huisafval, resten van veevoer en mest, enz.
Dat water stroomt '''voor een belangrijk deel vanuit Friesland naar Dokkumer Nieuwe Zijlen''' en '''vanuit Groningen voor het Westerkwartier, Hunsingo en een deel van de kop van Drenthe via het Reitdiep''' naar het Lauwersmeer.  
Men vestigt zich dus op de <strong>ophogingen in het landschap</strong> en door het vele werk dat er aan verricht wordt, vooral in de zomer en uiteraard ook bij dreigende overstromingen, slaagt men er in redelijk "droog te blijven".
Er ontstaat in Westergoo en Oostergoo een <strong>[[terpenlandschap]]</strong>, evenal in de wijdere regio tussen Noord-Friesland en het Deltagebied.
Het [[terpenlandschap]] kenmerkt zich door het '''ontstaan van grotere en kleine woongemeenschappen'''.


[[Bestand:Hogebeintum6.jpg|350×227px|link=]]
Met '''enige regelmaat blijven de spuisluizen wel eens wat langer open''' staan dan strikt noodzakelijk is. Op '''dat moment stroomt er zout water van de [[Waddenzee]] naar het [[Lauwersmeer]]'''. 


De '''levensstandaard''' in de terpgebieden is '''betrekkelijk hoog''' vanwege de <strong>vruchtbaarheid van de gebieden bij de zee</strong>. Naarmate de <strong>bevolkingsdichtheid groeit</strong> ontstaat er de <strong>behoefte aan meer voedsel en handelsprodukten</strong>. Daarom gaat men ook op de lagere kwelders gewassen verbouwen en vee weiden. Om deze gebieden beter te kunnen beschermen worden er de <strong>eerste dijken aangelegd</strong>. Het zijn meestal meteen efficiënte verbindingen tussen de grotere terpgemeenschappen.
Tot de zomer van 2012 is er vaak nagedacht over '''het vervangen van de spuisluizen door een nieuw elektrisch gemaal'''. De '''capaciteit''' zou '''15.000 m3 per minuut''' bedragen.
<br>Ter vergelijking: '''[[De Cruquius]]''', bij de droogmaking van de Haarlemmermeer (1852 in bedijf): 2500 m3 per minuut, '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' Lemmer (1920 in bedrijf): 4500 m3 per minuut en het '''[[J.L. Hooglandgemaal]]''' Stavoren (1967 in bedrijf) 9000 m3 per minuut.
<br>De geraamde kosten van het gemaal zouden '''minimaal 180 miljoen euro''' bedragen. De verwachting is dat het gemaal dan '''tien dagen per jaar''' zou gaan draaien.
<br>De hoge kosten en het geringe jaarlijks gebruik en de economische recessie, die in 2008 begon, heeft het besluit in de hand gewerkt om '''het gemaal definitief niet te bouwen'''.
De s'''puisluizen blijven gehandhaafd'''.


Als de dijken op deze wijze <strong>een ring gaan vormen</strong>, is er eigenlijk voor het eerst sprake van <strong>[[een polder]]</strong>. De oudste <strong>[["zeepolders"]]</strong> zijn op deze wijze ontstaan in het <strong>terpengebied van Westergoo</strong> in de buurt van Tzum en Easterein.
Aan '''spuien onder natuurlijk verval is één belangrijk nadeel''' verbonden: '''de waterstand van het buitenwater is niet te beïnvloeden'''. Als er een '''stevige noordwester storm''' staat (windkracht 8 of meer), dan wordt het water vanuit de '''[[Noordzee]]''' de '''[[Waddenzee]]''' ingeblazen. Er staat bij '''[[Lauwersoog]]''' een '''hogere waterstand dan onder normale weersomstandigheden'''. Omdat het buitenwater '''([[Waddenzee]])''' dan hoger staat dan het binnenwater '''([[Lauwersmeer]])''', '''kunnen de spuisluizen niet geopend worden''' en '''blijft het overtollige water''' uit de Friese en Groningse boezem op het Lauwersmeer staan. Dit '''kan een aantal dagen duren''' zonder dat er dan sprake is van een groot veiligheidsrisico. Het wordt echter anders '''als er ook sprake is van gelijktijdige overvloedige neerslag (regen)'''. In dat geval raken de beide '''[[boezem]]s''' vol of zelfs overvol. Het water kan letterlijk geen kant meer op.
Deze ontwikkeling krijgt zijn vorm in de eeuwen rond het jaar 1000.  


De <strong>gezamenlijk belangen</strong> van de bewoners van de betrokken terpen leiden ertoe dat er <strong>steeds meer overleg</strong> tussen deze gemeenschappen gaat plaatsvinden.
Op '''dat moment is het noodzakelijk om mechanisch te gaan bemalen'''.
<br>Immers men zal <strong>gezamenlijk de dijken moeten gaan beheren en onderhouden</strong>. Binnen de omringende dijk (de polder) zal <strong>het waterpeil moeten worden geregeld en beheerd</strong>.
'''(zie de uitleg in de 3D film in het''' '''[[bezoekerscentrum van het Woudagemaal]]''')
Hieruit vloeit het ontstaan van de Friese wetgeving voort. Deze oude Friese wetgeving is in aanleg een <strong>"waterschapswetgeving"</strong>.
 
Als het aantal polders in de regio toeneemt, ontstaan er in het gebied ook situaties dat <strong>de afwatering door elkaars polders moet plaatsvinden</strong>, hetgeen ook weer leidt tot verdere regelgeving en afspraken. Ook in de lagere veengebieden, waar vele ontginningen plaatsvinden kan men een dergelijke ontwikkeling constateren.
 
De <strong>bestuurlijke eenheden</strong> die hieruit voortkomen en ontstaan vormen de oorsprong van de waterschappen. De 19e eeuw kenmerkt zich door een <strong>zeer groot aantal aan plaatselijke en regionale waterschappen</strong>.  In de 20e eeuw ontstaat er behoefte aan <strong>schaalvergroting</strong>: de waterschappen fuseren geleidelijk tot grotere bestuurslichamen om tenslotte uit te monden in één groot Fries waterschap: <strong>Wetterskip Fryslân</strong>. 
<br>De <strong>[[waterkeringsfunctie]]</strong> en het <strong>[[waterkwantiteitsbeheer]]</strong> vormen dus de oorspronkelijke taken van het waterschap. De <strong>veiligheid van de bewoners</strong> staat hierbij centraal.
 
<strong>Mogelijke calamiteiten</strong>
 
Door '''groei van de bevolking''' neemt '''het potentiële risico op dodelijke slachtoffers bij overstroming''' in binnendijkse gebieden toe. Tussen 2000 en 2004 was de bevolkingsgroei in Flevoland relatief het sterkst.
<br>'''Bevolkingsdichtheid per dijkring''' is '''een indicatie''' voor het aantal potentiële slachtoffers bij overstroming
 
'''Nederland is kwetsbaarder geworden voor overstromingen'''
<br>Nederland is in de afgelopen jaren echter aanmerkelijk '''kwetsbaarder''' geworden voor het gevaar van overstroming. Het '''economisch risico is toegenomen door een sterke toename van de mogelijke gevolgen''' van eventuele overstroming. Ook is door de '''groei van de bevolking de kans op grote aantallen slachtoffers''', het groepsrisico, veel groter dan voor alle bekende externe veiligheidsrisico's samen (MNP, 2004).
 
De '''bevolkingsdichtheid is het hoogst in de dijkringen in de Randstad''' en '''relatief laag in het noorden, Flevoland en Zeeland''' (zie figuur).
 
<br>'''In de Randstad''' gelden dan ook '''tweeënhalf keer zo hoge veiligheidsnormen voor overstroming''' '''dan in Flevoland en het noorden''' (MNP, 2004). In absolute aantallen is de groei van de bevolking het grootst in de Randstad. Opvallend is dat in Flevoland relatief de grootste bevolkingsgroei heeft plaats gevonden.
 
Potentieel aantal slachtoffers bij overstroming '''afhankelijk van meerdere factoren'''
<br>Het '''aantal bewoners in binnendijkse gebieden geeft een eerste indicatie''' van het potentiële aantal dodelijke slachtoffers bij overstroming in het betreffende gebied.
<br>'''Andere factoren''' die de kans op overlijden bepalen, zijn '''de voorspelbaarheid van hoge waterstanden''', de '''snelheid''' waarmee dijkringen '''onderlopen''' of mensen '''kunnen worden geëvacueerd'''.
<br>In de tussenstand van het project 'Veiligheid Nederland in Kaart' zijn voor een drietal dijkringen (Zuid Holland, Noordoostpolder en Land van Heusden / De Maaskant) '''gedetailleerde overstromingrisicoberekeningen''' uitgevoerd. Hierin bleken tientallen tot duizenden slachtoffers te kunnen vallen bij een overstroming, '''afhankelijk van het overstromingsscenario'''. De meeste slachtoffers zijn te verwachten '''als de overstroming onverwacht plaatsvindt en er geen evacuatie mogelijk is'''.
 
'''Overstromingsrisico en ruimtelijke ordening'''
In de Nota Ruimte wordt niet expliciet ingegaan op overstromingsrisico's in relatie tot ruimtelijke ordening. Wel zijn '''reserveringsgebieden in het rivieren gebied aangewezen''' en wordt verwezen naar beleidsontwikkelingen in het rivierengebied, kust en IJsselmeergebied, die het overstromingsrisico moeten beperken. Het advies van de Deltacommissie uit 1960 is nog altijd de grondslag voor de veiligheidsnormen tegen hoogwater in de Wet op de Waterkering.
 
[[Bestand:2057_001x_clo_01_nl.jpg|500×434px|link=]]
 
<strong>Wetterskip Fryslân</strong> zal locaal al het mogelijke doen om <strong>een calamiteit zo snel en goed mogelijk te bestrijden</strong>. Om dit te kunnen doen heeft het waterschap een <strong>[[calamiteitenplan]]</strong> en een aantal <strong>[[bestrijdingsplan|bestrijdingsplannen]]</strong> opgesteld. In deze plannen staat beschreven hoe gehandeld moet worden bij calamiteiten en rampen. Deze handelswijze wordt regelmatig geoefend door de medewerkers van Wetterskip Fryslân, waardoor ze goed voorbereid zijn op het bestrijden van calamiteiten.
Wetterskip Fryslân onderscheidt vier <strong>hoofdsoorten van calamiteiten</strong>, waarvoor <strong>[[bestrijdingsplan|bestrijdingsplannen]]</strong> zijn gemaakt:
<ul>
<li>Zeedijken
<li>Peilbeheer en kaden
<li>Waterzuiveringen
<li>Waterkwaliteit
</ul>
In elk bestrijdingsplan zijn <strong>[[rampscenario|rampscenario's]]</strong> uitgewerkt.

Versie van 5 nov 2013 16:08

Het complex R.J. Cleveringsluizen bevindt zich in de provinciale weg N 361 naar Lauwersoog. Het gaat om spuisluizen, de schutsluis voor het scheepvaartverkeer ligt bij '''Lauwersoog'''.

[[Bestand:

Met een spuisluis kan alleen onder natuurlijk verval water worden afgevoerd, in dit geval van het Lauwersmeer naar de Waddenzee.

Op het Lauwersmeer komen twee boezemstelsels samen: de Friese boezem en de Groningse boezem.
De Friese boezem heeft een uitlaatpunt bij Dokkumer Nieuwe Zijlen.
De Groningse boezem bij Zoutkamp. Tussen Zoutkamp en het gemaal De Waterwolf ligt de bergboezem.
De spuisluizen zijn in 1969 geplaatst toen de Lauwerszee werd afgesloten en het Lauwersmeer ontstond.
Het sluizencomplex kreeg op dat moment de naam: Lauwerssluizen. Pas op 2 oktober 2007 werd de naam gewijzigd in R.J. Cleveringsluizen.

R.J. Clevering (1914 - 2013) was van 1955 - 1979 voorzitter (dijkgraaf) van het Waterschap Hunsingo.

De spuisluizen bestaan uit drie bouwwerken met ieder vier spuikanalen. Twee van de drie bouwwerken staan op Fries grondgebied en één op Gronings grondgebied.

De spuisluizen worden opengezet als het eb op de Waddenzee is. Op dat moment is de stand van het buitenwater (Waddenzee) lager dan dat van het Lauwersmeer en kan het onder vrij verval naar buiten stromen, waarmee de boezem wordt ontlast en daarmee het overtollige water kwijt is.

Dat water stroomt voor een belangrijk deel vanuit Friesland naar Dokkumer Nieuwe Zijlen en vanuit Groningen voor het Westerkwartier, Hunsingo en een deel van de kop van Drenthe via het Reitdiep naar het Lauwersmeer.

Met enige regelmaat blijven de spuisluizen wel eens wat langer open staan dan strikt noodzakelijk is. Op dat moment stroomt er zout water van de Waddenzee naar het Lauwersmeer.

Tot de zomer van 2012 is er vaak nagedacht over het vervangen van de spuisluizen door een nieuw elektrisch gemaal. De capaciteit zou 15.000 m3 per minuut bedragen.
Ter vergelijking: De Cruquius, bij de droogmaking van de Haarlemmermeer (1852 in bedijf): 2500 m3 per minuut, ir. D.F. Woudagemaal Lemmer (1920 in bedrijf): 4500 m3 per minuut en het J.L. Hooglandgemaal Stavoren (1967 in bedrijf) 9000 m3 per minuut.
De geraamde kosten van het gemaal zouden minimaal 180 miljoen euro bedragen. De verwachting is dat het gemaal dan tien dagen per jaar zou gaan draaien.
De hoge kosten en het geringe jaarlijks gebruik en de economische recessie, die in 2008 begon, heeft het besluit in de hand gewerkt om het gemaal definitief niet te bouwen. De spuisluizen blijven gehandhaafd.

Aan spuien onder natuurlijk verval is één belangrijk nadeel verbonden: de waterstand van het buitenwater is niet te beïnvloeden. Als er een stevige noordwester storm staat (windkracht 8 of meer), dan wordt het water vanuit de Noordzee de Waddenzee ingeblazen. Er staat bij Lauwersoog een hogere waterstand dan onder normale weersomstandigheden. Omdat het buitenwater (Waddenzee) dan hoger staat dan het binnenwater (Lauwersmeer), kunnen de spuisluizen niet geopend worden en blijft het overtollige water uit de Friese en Groningse boezem op het Lauwersmeer staan. Dit kan een aantal dagen duren zonder dat er dan sprake is van een groot veiligheidsrisico. Het wordt echter anders als er ook sprake is van gelijktijdige overvloedige neerslag (regen). In dat geval raken de beide boezems vol of zelfs overvol. Het water kan letterlijk geen kant meer op.

Op dat moment is het noodzakelijk om mechanisch te gaan bemalen. (zie de uitleg in de 3D film in het bezoekerscentrum van het Woudagemaal)