Oost of West van Tacozijl, de Lemmer op de tweesprong
De acht pompen van Tacozijl slaan juist een etmaal lang weer elke minuut hun vierduizend kubieke meter water naar buiten, als wij met enkele Lemster havenautoriteiten achter de dreigende, rokende schoorsteen de winderige „zeedijk” beklimmen. Voor ons ligt de egaal grijze massa van het IJselmeer, één onafgebroken ijsvlakte van de Friese tot de Noordhollandse kust, maar links van ons golft het open water al in „de zak van de Lemmer”. De havenmeester glundert en de dubbele rij koperen knopen spant zich eens zo strak over het onberispelijke zwart van zijn uniformjas. „En nu draait alleen Tacozijl nog maar”. Ja, als de drie zware electrische Heemafpompen van het nieuwe Noordoostpoldergemaal bij de Lemmer, die stuk voor stuk een even grote capaciteit hebben als hun collega's van Tacozijl (maar met z'n drieën natuurlijk niet kunnen tippen aan de „omzet” van de acht van 's werelds grootste gemaal!) ook nog zouden gaan draaien, zou er in een minimum van tijd geen schots meer te bekennen zijn tussen het Lemster licht op de Noordoostpolderdijk, het Ir. Wouda-gemaal en de Lemmer.
De ijstoestand bij de Lemmer, is die dan nog punt van discussie? Inderdaad, lezer, U meende natuurlijk, dat met het besluit, dat de monding van het Fries—Gron. grootscheepvaarwater in de Lemmer komt de kous af was, maar dan weet U er het naadje niet van! Trouwens, dat is U niet kwalijk te nemen, want men heeft het in de Lemmer eigenlijk zelf ook nog maar pas ontdekt. Als ze alles geweten hadden, zouden ze destijds de vlaggen wel binnenshuis gelaten hebben, want nu blijkt, dat ze zich daar rondom de tramhaven blij gemaakt hebben met een dooie mus, dat ze — om nog eens op die kous terug te komen, waarvan ze het naadje niet wisten — haar op de kop dreigen te krijgen. Zoals de zaken er nu voor staan, zal de kanaalmond n.l. 21⁄2 kilometer van de Lemmer komen, westelijk van het stoomgemaal van Tacozijl nog, óver het brede Stroomkanaal met zijn lange, smalle brug, waarop men onberispelijk recht moet kunnen rijden op straffe van minimaal een beschadigde auto en maximaal een duik in de diepte. Er is ook een plan-Oost. dat de monding en de sluis vlak bij de Lemmer zou brengen, maar volgens de ingenieurs van de waterstaat zijn er vier punten, die tegen het plan-Oost en vóór „West” pleiten. Eén daarvan is de ijsbezetting.
Wij zijn naar de Lemmer getogen, niet alleen met de bedoeling om althans dit punt van de argumentatie van de adviescommissie aan de practijk te toetsen, maar bovenal om met de Lemsters te praten, iets wat slechts weinig autoriteiten, die de beslissing in handen hebben, schijnen te hebben gedaan. Is het bv. niet vreemd, dat een havenmeester, die 35 jaar ervaring heeft in de Lemmer, niet gehoord is?
Wie als wij, na de vorstperiode on de dijk heeft gestaan, terwijl Tacozijl in werking was, moet wel instemmen met het verweer van de Lemsters als die zeggen, dat het gedeelte oostelijk van het Ir. Wouda-gemaal eerder vrij van ijs is dan het water westelijk daarvan.
Hij zal daar echter een nog belangrijker ontdekking doen, n.l. deze, dat voor hem, die op de plaats staat, waar de ingenieurs zich de kanaalmonding denken, de Lemmer een dorp-in-de-verte is, waarvan je de torens ziet — wat dichterbij dan die van Sondel en Wijckel weliswaar —, maar waarheen je niet zal gaan om je brood te koopen.
Geen schippersvrouw zal er aan denken, de wandeling van vijf kilometer te maken, als ze straks in Twellegea of in Grouw zo van het schip in de winkel kan stappen. En dat daar aan de overzijde van het Stroomkanaal een middenstander zijn zaak zal vestigen? Hij zou net zo goed zijn huis op het ijs kunnen bouwen.
Wie nu toch zijn mast- of zeilmaker moet hebben, zal hij ingenomen zijn met die lange reis? Wij vragen ons trouwens af: wat zegt de schipperij van deze plannen? Als wij nagaan, dat de haven van plan-West zover westelijk komt, dat men niet meer in de luwte van de Noordoostpolderdijk zit en de rollers van het IJselmeer er bij zuidwestenwind (en in die hoek zit hij 2⁄3 deel van het jaar!) volkomen vrij spel hebben, als wij bedenken, dat de schepen om de pier te ronden, die de haven voor de sluis moet beschermen, een ogenblik dwars op de golven komen te liggen, dan zouden wij toch wel graag eens het advies van een aantal deskundige binnenschippers b.v. uit de kringen van „Schuttevaer”, willen horen.
Tot dusverre heeft de Lemmer nog geen enkele stem in het kapittel gehad bij de beslissing welke weg het zal gaan van de tweesprong, waarop het nu tegen wil en dank is geplaatst: die naar een bloeiende havenplaats of die naar de rij van dode Zuiderzeestadjes, waarin het naast het schilderachtige Hindelopen maar een heel miserabel figuur zou slaan. Men is het daarmee in de Lemmer lang niet eens en is (ondermeer met een adres aan de Tweede Kamer) een actie begonnen voor plan-Oost dat — het zij hier ten overvloede vermeld — geen vinding van de Lemsters zelf is, doch een door de Waterstaat ontworpen plan Dit project houdt in, dat het haven- en sluiscomplex tussen de Lemmer en het stoomgemaal komt te liggen, juist westelijk van het huisje met het hek over de weg naar Gaasterland.
Dertienhonderd meter is volgens het adres van de gemeente Lemsterland de afstand van deze plek tot de kom van het dorp; dat zou voor een schippersvrouw toch nog een wandeling van 21⁄2 kilometer betekenen, zult U zeggen. Inderdaad, maar wie op dit punt heeft gestaan, ziet, dat hij hier bij de Lemmer staat, dat hier het plan van de Lemsters verwezenlijkt kan worden, het haven- en sluisgebied tot een deel van het dorp te maken. Hier zal de bakker, de kruidenier en de zeilmaker met een gerust geweten zijn bedrijf vestigen, zonder de afvalligheid van de Lemster huismoeders en vissers te behoeven te vrezen.
De argumenten, die tegen Oost pleiten, zijn volgens de waterbouwkundigen: de langere vaarweg (toegegeven: 400 meter op de 150 kilometer van Groningen naar Amsterdam , de stroom in het Stroomkanaal (toegegeven: hoogstens één zesde deel van het jaar staat er in het Stroomkanaal iets meer stroom dan op de Grote Brekken, de stroomsnelheid is ongeveer 1⁄5 of 1⁄4 van die der grote rivieren) de ijsbezetting (dat geven de Lemsters net toe) en de hogere kosten van aanleg van de voorhaven. Inderdaad, de voorhaven zal bij plan-Oost in zee moeten worden uitgebouwd terwijl men hem bij West in het land kan uitbaggeren. Maar dit als een argument tegen West aan te voeren, beschouwt men in de Lemmer als een zwak punt, want de totale aanlegkosten van plan-Oost zijn aanmerkelijk lager dan die van West, waar men bijna tweemaal zoveel zal moeten baggeren.
Er is echter nog een ander punt en het zijn vooral de boeren, die hierin met de Lemsters instemmen: bij de uitvoering van plan-West zal men een nieuwe stjelp volkomen van zijn land scheiden en ook een ander „spul” middendoordelen. Bij Bij „Oost” zal men geheel gebruik kunnen maken van provinciale en waterschapsgrond, die dus niet onteigend behoeft te worden.
Wanneer zometeen voor de Lemmer op de tweesprong gekozen wordt en het zou de vlag kunnen uitsteken, omdat het „Oost” geworden is, dan opent zich een toekomst vol mogelijkheden. Op sommige daarvan hebben wij elders al gewezen, enkele andere willen wij hier nog noemen. Met de kanaalmond in de beschutte inham bij de Lemmer bestaat de mogelijkheid om met eenvoudige middelen de Lemmer een van de prachtigste havencomplexen van het IJselmeergebied te bezorgen, door de aanleg van een strekdam van het piertje bij Tacozijl in de richting van het Lemster licht op de hoek van de Noordoostpolder. Men laat daar een opening van 250 meter vrij en de Lemmer heeft een haven van ruim drie vierkante kilometer waarin de laat van het IJselmeer binnenkomende schipper eenvoudigweg het anker er onder kan gooien en een lichtje in de mast kan hijsen. Bovendien houdt de geul langs de Noordoostpolderdijk hierdoor zichzelf veel langer op diepte dan twee jaar, zoals nu. En ten slotte zal men dan in de gelegenheid zijn, de ondiepe hoek tussen het tegenwoordige havenhoofd (het grote licht) en de weg naar Gaasterland door het slaan van een eenvoudige damwand en de ruimte daarachter op te spuiten met het vrijkomende zand, te maken tot goedkoop en uitstekend gelegen industrieterrein, waar niet geheid hoeft te worden en men een eigen ree voor de deur zal hebben.
Dit alles, de hele toekomst van de Lemmer, staat en valt met de beslissing over de kanaalmond. Hopelijk zal morgen, als de kanalenverbetering in de Statenvergadering aan de orde komt, het eerste sprankje licht gloren, dat de nieuwe dageraad voor de Lemmer inzet.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ Oost of West van Tacozijl?: De Lemmer op de tweesprong. (1947, 20 januari) Leeuwarder Courant: hoofdblad van Friesland, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2024 van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010609924:mpeg21:p002