Bij het ontwerp van het gebouw voor het stoomgemaal bij Tacozijl (Teakesyl), westelijk gelegen van De Lemmer, is men in 1920 uitgegaan van de destijds actuele bouwstijl van de Amsterdamse School. Geheel passend bij deze stijl zijn het zakelijke uiterlijk, de symmetrische gevelindeling en de fraaie ornamenten in de vorm van zandstenen gebeeldhouwde gevelelementen van het Woudagemaal.

Ook aan het interieur van het gebouw is bijzonder veel zorg besteed. Opvallend is de het open karakter van de dakconstructies van zowel het ketelhuis, als ook die van de machinekamer, waardoor het hele interieur een zeer ruimtelijk karakter heeft gekregen.
Dit ruimtelijk karakter is er ook de oorzaak van dat er vaak een vergelijking wordt gemaakt met de bouw van een kathedraal. (kathedraal van stoom)

Het interieur van het gebouw kenmerkt zich door een aantal bijzondere details:
Via forse eikenhouten deuren komt men op veel verschillende plaatsen het gebouw binnen:
Het ketelhuis kan worden betreden door rustieke dubbele deuren in de gevel van de korte zijden, waarbij opgemerkt moet worden dat het ketelhuis dwars geplaatst is ten opzichte van de machinehal.
Zowel het ketelhuis als de machinehal zijn aan de buitenzijde opgetrokken van fraaie rustieke bakstenen.

Geheel in de algemene historische stijl behorend bij de stoombedrijven is het ketelhuis somber uitgevoerd. Hier wordt de brandstof naar binnen gereden, de deur van het ketelhuis wordt veelvuldig geopend en gesloten, er wordt gewerkt met gruis-achtige brandstoffen als steenkool en eventueel ook bruinkool en turf.
De combinatie van de stookinrichting met de bijbehorende brandstof zorgt voor een stoffige, smerige atmosfeer, zodat zich in het ketelhuis al snel overal stof afzet.
De vloer van het ketelhuis is uitgevoerd in stalen vloertegels, zodat het storten en opscheppen van de steenkool gemakkelijk kan plaatsvinden en de slijtage aan de vloer gering blijft.

Het ketelhuis beschikt over een behoorlijke hoogte. Dat is het gevolg van de keuze van het aanvankelijke ketelsysteem: de zes Piedboeufketels. (het was een ketelsysteem in twee etages en daarvoor was de nodige hoogte een vereiste)
De inrichting van het ketelhuis van 1920 is thans dus niet geheel origineel meer. Het ketelhuis is in 1955 namelijk verbouwd vanwege een noodzakelijk nieuwe installatie van een vervangend ketelsysteem: de vier Schotse ketels zoals die tegenwoordig gebruikt worden.
Daarom lijkt het ketelhuis nu eigenlijk veel te hoog voor de huidige installatie.

Traditioneel is de machinehal het schone en blinkende deel van het stoombedrijf. De machinekamer was altijd de pronkkamer van de machinist, zo ook hier.
Gewoonlijk kan men in een machinekamer fraaie glimmende tegelvloeren vinden, gegroepeerd rondom de stalen traanplaten die de machines en andere installaties omringen.
Trappen en looproutes zijn vaak voorzien van vloerbedekking: rode lopers, meestal uitegvoerd in traditionele kokosmatten.
Ook in de machinehal van het Woudagemaal vinden we deze elementen terug: tegelvloeren, traanplaten en kokos-lopers.

De machinehal van het Woudagemaal is nog wel helemaal gelijk ingericht als bij de in-bedrijfname van 1920.
Bij de entree van de machinehal valt het oog al snel op het fraaie ijzeren smeedwerk van de trapleuningen bij de trappen die naar het machineplatform en de kelder leiden. De centrale kolom tussen de beide trappen is afgewerkt met een prachtig koperen ornament. Het geheel roept herinneringen op aan de Jugendstil.

In de machinehal zelf valt vooral de fraaie lambrisering op, bestaande uit een tegelwand van geglazuurde tegels met koperen kleurschakeringen en afgezet met een fraaie blauwe horizontale tegelrand.

In het interieur van de machinehal valt ons vervolgens de strenge symmetrie op: de vier tandem-compound stoommachines staan keurig overdwars opgesteld in de hal, gelijkelijk verdeeld over de lengte-as van de hal.
Iedere stoommachine drijft twee centrifugaalpompen aan die aan weerszijden aan de krukas van de machine zijn gekoppeld.
Achter iedere machine bevindt zich een dubbele eikenhouten deur aan de boezemzijde: hier kunnen de grote machineonderdelen, als drijfstangen met zuigers en krukstangen, naar binnen en buiten worden gebracht.
Tussen ieder paar machines bevindt zich een open kelder met ballustrade, waarin de diverse hulpapparatuur is ondergebracht. Zo beschikken steeds twee machines over één dergelijke kelder, in totaal zijn er dus twee van zulke kelders.
In het midden van de machinehal bevinden zich aan de boezemzijde twee fraaie kantoorruimten: van behoorlijke afmetingen en uitgevoerd in robuust eikenhouten kozijnconstructies en voorzien van fraaie deuren. Zelfs het dunne ouderwetse glaswerk ademt nog de sfeer van 1920.
Slechts de noodzakelijke telemetrie, waarvan men tegenwoordig in de kantoren gebruik moet maken in de vorm van computeropstellingen, verstoort de sfeer enigszins. Deze moderne hulpmiddelen passen echter wel weer bij de functionele sfeer die het gehele gebouw uitademt.


tegenover de kantoren bevindt zich de fraaie dubbele deuropening, die toegang geeft naar de ballustrade aan boezemzijde. Hier bevindt zich ook een afsluitbare hal.