Brandstof en Centrifugaalpomp: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<strong>Brandstof</strong> Om het stoomgemaal ir. D.F. Wouda onder stoom te krijgen is onder andere brandstof nodig. Vanaf de ingebruikname in 1920 tot 1967 werd hier...')
 
imported>Cierick Goos
k (Categorie toegevoegd)
 
Regel 1: Regel 1:
<strong>Brandstof</strong>
De centrifugaalpomp werd voor het eerst in 1861 op de wereldtentoonstelling in Londen aan belangstellenden en het grote publiek getoond.


Om het stoomgemaal ir. D.F. Wouda onder stoom te krijgen is onder andere brandstof nodig. Vanaf de ingebruikname in 1920 tot 1967 werd hier <steenkool>steenkool</strong> voor gebruikt.
[[Bestand:IMG_0619_-1_centr_de_tuut_k.jpg|600x400px|link=]]
De steenkool kwam voor het overgrote deel uit de Nederlandse steenkolenmijnen in Zuid-Limburg. Zij werden per schip bij het gemaal aangevoerd. De opslagplaats van de steenkolen is nog geheel intact: het is de ruimte tussen de houten schotten voor het gemaal, de zogenaamde "kolenloods".
Centrifugaalpomp in stoomgemaal "De Tuut" te Appeltern
Vanaf 1967 wordt er met stookolie gestookt.


In 1954 en 1958 is er echter ook gebruik gemaakt van <strong>[[turf]]</strong.


In 1954 wilde men graag weten of turf gebruikt zou kunnen worden en wat de <strong>[[verbrandingswaarde]]</strong> was alsmede het <strong>[[rendement]]</strong> ten opzichte van steenkool.
De centrifugaalpomp zou vanaf dat moment langzaam maar zeker steeds vaker in een stoomgemaal worden toegepast. De pomp was een waardige opvolger van het [[scheprad]] en de [[vijzel]] die tot dan toe veelvuldig werden gebruikt.
Bij de proef in 1954 werd eerst een ketel met turf gestookt en vervolgens met steenkool, zo werden betrouwbare meetgegevens verkregen.
De eerste [[poldermolen|poldermolens]] waren voorzien van een [[scheprad]], dat door de omvang aan de zijkant van de molen werd geplaatst. Nadeel van het scheprad is het [[waterverlies]], waardoor het rendement op ongeveer zestig procent komt. Van iedere liter water komt zes deciliter aan de andere kant terecht.
In 1958 was er <strong>een grote voorraad turf beschikbaar</strong> op de markt die niet afgezet kon worden. De nieuwe in 1955 geplaatste ketels konden ook met behulp van turf worden gestookt, er is toen 1200 ton turf gebruikt tijdens het reguliere werkproces. Daarna is er geen turf meer gestookt.
Het scheprad kan het water ongeveer 2 meter opvoeren.


Andere energievormen om te gebruiken zijn: <strong>[[zuiggas]]</strong> en <strong>[[elektriciteit]]</strong>, tegelijkertijd zou het gemaal dan geen stoomgemaal meer zijn.
Het volgende opvoerwerktuig is de [[vijzel]]. De vijzel werd in de vijzelbak onder de poldermolen geplaatst. Een belangrijk voordeel hiervan was dat het minder ruimte in beslag nam. Door de vijzelbak werd voorkomen dat er grote hoeveelheden water terug konden stromen, het lekverlies was beperkt en het rendement hoger.
Een vijzel kan ruim 5 meter overbruggen.
 
De centrifugaalpomp is nog weer efficiënter dan scheprad en vijzel. De inlaat en de uitlaat liggen onder het wateroppervlak. Hierdoor kan er onder alle weersomstandigheden worden gemalen. Ook als er op het stroomkanaal naar het ir. D.F. Woudagemaal een dikke ijslaag ligt dan nog kan een centrifugaalpomp water aanzuigen en uitslaan.
 
In het [[ir. D.F. Woudagemaal]] staan acht centrifugaalpompen opgesteld. De pompen zijn in 1920 door [[Jaffa]] in Utrecht gemaakt en geplaatst. Jaffa heeft destijds de inschrijving op het gemaal mede in de wacht gesleept doordat er pompen van plaatijzer werden aangeboden. Zulke pompen van geklonken plaatijzer waren goedkoper te produceren, terwijl de capaciteit en betrouwbaarheid goed konden worden gegarandeerd.
 
[[Bestand:centrifugaalpomp_1_k.jpg|222x300px|link=]]
 
 
Het water wordt het boezemwater aangezogen, in het slakkenhuis rondgeslingerd en komt er aan de andere, IJsselmeerzijde weer uit. Iedere pomp in het gemaal heeft een capaciteit van 500 m3 per minuut. De acht pompen slaan per minuut 4.000 m3 per minuut uit.
 
Vaak valt het bij de bezoekers tijdens de rondleidingen op dat de schoepen van de pompen in het Woudagemaal betrekkelijk klein zijn, gelet op de inhoud van het pomphuis zelf.
Men kan zich de centrifugaal pomp voorstellen als een op zijn zij liggend "kopje koffie"....
 
Als men intensief in een kopje koffie roert, dan gaat de koffie snel in het rond draaien. Een bekend verschijnsel is dan dat de koffie langs de buitenkant van het kopje behoorlijk omhoog komt, terwijl in het midden van het kopje het niveau duidelijk daalt tot een dal.
Langs de buitenzijde van het kopje staat dus een hogere druk op de koffie dan in het midden! Als men een gaatje in de zijkant van het kopje zou boren, dan zou de koffie op een dergelijk moment snel naar buiten vloeien....
 
Dit verschijnsel is ook aan de orde in de centrifugaalpomp: door de schoepen (het lepeltje) gaat de inhoud draaien en door de hogere druk tegen de buitenzijde van het pomphuis wordt het water door de uitstortbuis (het gaatje in de wand van het kopje) naar het IJsselmeer geslingerd.
De ronde zuigbuizen voeren nieuw water aan in het midden bij de axiale schoepen en zo blijft het centrifugaalproces actief.
Wij zouden natuurlijk ook een vergelijking kunnen maken met de was-centrifuge.... 
 
[[Bestand:IMG_2063_k.jpg|600x400px|link=]]
In 1920 behoorde een capaciteit van 4000 m3 per minuut tot de absolute top!
 
 
Het stoomgemaal Cruquius, één van de drie stoomgemalen die de Haarlemmermeer van 1849 - 1852 droogmaalde had een capaciteit van 2.500 m3 per minuut.
 
Op de overgang van de 20e naar 21e eeuw maakt de technische vooruitgang steeds grotere capaciteiten mogelijk. Zo heeft het [[J.L. Hooglandgemaal]] bij Staveren heeft reeds een capaciteit van minimaal 8.000 m3 per minuut.  Nieuwe pompinstallaties hebben al een capaciteit van 10.000 m3 per minuut.
 
Hoe het ook zij, de acht centrifugaalpompen van het ir. D.F. Woudagemaal doen nog steeds hun belangrijke plicht als er een beroep op wordt gedaan.
 
[[Category:Techniek in de machinehal]]

Versie van 20 aug 2021 13:47

De centrifugaalpomp werd voor het eerst in 1861 op de wereldtentoonstelling in Londen aan belangstellenden en het grote publiek getoond.

Centrifugaalpomp in stoomgemaal "De Tuut" te Appeltern


De centrifugaalpomp zou vanaf dat moment langzaam maar zeker steeds vaker in een stoomgemaal worden toegepast. De pomp was een waardige opvolger van het scheprad en de vijzel die tot dan toe veelvuldig werden gebruikt. De eerste poldermolens waren voorzien van een scheprad, dat door de omvang aan de zijkant van de molen werd geplaatst. Nadeel van het scheprad is het waterverlies, waardoor het rendement op ongeveer zestig procent komt. Van iedere liter water komt zes deciliter aan de andere kant terecht. Het scheprad kan het water ongeveer 2 meter opvoeren.

Het volgende opvoerwerktuig is de vijzel. De vijzel werd in de vijzelbak onder de poldermolen geplaatst. Een belangrijk voordeel hiervan was dat het minder ruimte in beslag nam. Door de vijzelbak werd voorkomen dat er grote hoeveelheden water terug konden stromen, het lekverlies was beperkt en het rendement hoger. Een vijzel kan ruim 5 meter overbruggen.

De centrifugaalpomp is nog weer efficiënter dan scheprad en vijzel. De inlaat en de uitlaat liggen onder het wateroppervlak. Hierdoor kan er onder alle weersomstandigheden worden gemalen. Ook als er op het stroomkanaal naar het ir. D.F. Woudagemaal een dikke ijslaag ligt dan nog kan een centrifugaalpomp water aanzuigen en uitslaan.

In het ir. D.F. Woudagemaal staan acht centrifugaalpompen opgesteld. De pompen zijn in 1920 door Jaffa in Utrecht gemaakt en geplaatst. Jaffa heeft destijds de inschrijving op het gemaal mede in de wacht gesleept doordat er pompen van plaatijzer werden aangeboden. Zulke pompen van geklonken plaatijzer waren goedkoper te produceren, terwijl de capaciteit en betrouwbaarheid goed konden worden gegarandeerd.


Het water wordt het boezemwater aangezogen, in het slakkenhuis rondgeslingerd en komt er aan de andere, IJsselmeerzijde weer uit. Iedere pomp in het gemaal heeft een capaciteit van 500 m3 per minuut. De acht pompen slaan per minuut 4.000 m3 per minuut uit.

Vaak valt het bij de bezoekers tijdens de rondleidingen op dat de schoepen van de pompen in het Woudagemaal betrekkelijk klein zijn, gelet op de inhoud van het pomphuis zelf. Men kan zich de centrifugaal pomp voorstellen als een op zijn zij liggend "kopje koffie"....

Als men intensief in een kopje koffie roert, dan gaat de koffie snel in het rond draaien. Een bekend verschijnsel is dan dat de koffie langs de buitenkant van het kopje behoorlijk omhoog komt, terwijl in het midden van het kopje het niveau duidelijk daalt tot een dal. Langs de buitenzijde van het kopje staat dus een hogere druk op de koffie dan in het midden! Als men een gaatje in de zijkant van het kopje zou boren, dan zou de koffie op een dergelijk moment snel naar buiten vloeien....

Dit verschijnsel is ook aan de orde in de centrifugaalpomp: door de schoepen (het lepeltje) gaat de inhoud draaien en door de hogere druk tegen de buitenzijde van het pomphuis wordt het water door de uitstortbuis (het gaatje in de wand van het kopje) naar het IJsselmeer geslingerd. De ronde zuigbuizen voeren nieuw water aan in het midden bij de axiale schoepen en zo blijft het centrifugaalproces actief. Wij zouden natuurlijk ook een vergelijking kunnen maken met de was-centrifuge....

In 1920 behoorde een capaciteit van 4000 m3 per minuut tot de absolute top!


Het stoomgemaal Cruquius, één van de drie stoomgemalen die de Haarlemmermeer van 1849 - 1852 droogmaalde had een capaciteit van 2.500 m3 per minuut.

Op de overgang van de 20e naar 21e eeuw maakt de technische vooruitgang steeds grotere capaciteiten mogelijk. Zo heeft het J.L. Hooglandgemaal bij Staveren heeft reeds een capaciteit van minimaal 8.000 m3 per minuut. Nieuwe pompinstallaties hebben al een capaciteit van 10.000 m3 per minuut.

Hoe het ook zij, de acht centrifugaalpompen van het ir. D.F. Woudagemaal doen nog steeds hun belangrijke plicht als er een beroep op wordt gedaan.