Naar inhoud springen

Natuurlijke lozing: verschil tussen versies

637 bytes toegevoegd ,  4 jan 2012
geen bewerkingssamenvatting
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 21: Regel 21:
[[Bestand:Hogebeintum_k.jpg|264x198px|link=]]
[[Bestand:Hogebeintum_k.jpg|264x198px|link=]]


In de tijd van de eerste aanleg van dijken, aanvankelijk tussen de huis- en dorpsterpen, later de dijken vormend van de eerste polders, die met hun dijken nog open voor de zee lagen (zogenoemde zeepolders), ontstond het probleem van het opdringende water.
In de tijd van de eerste aanleg van dijken, aanvankelijk tussen de huis- en dorpsterpen, later de dijken vormend van de eerste polders, die met hun dijken nog open voor de zee lagen (zogenoemde zeepolders), ontstond het probleem van '''het opdringende water'''.
<br>De wateroverlast kwam natuurlijk in eerste instantie vanuit de richting van de zee ten tijde van hoge (storm)vloeden, maar ook in de najaars- en winterseizoenen zorgde een overvloed van neerslag ervoor dat het water voortdurend overlast bezorgde.
<br>De '''wateroverlast''' kwam natuurlijk in eerste instantie '''vanuit de richting van de zee''' ten tijde van hoge (storm)vloeden, maar ook in de najaars- en winterseizoenen zorgde '''een overvloed van neerslag''' ervoor dat het water voortdurend overlast bezorgde.


In de vroegste tijden vloeide het water op gezette tijden (rustige zomerperioden) weer terug in de richting van de zee door het uitgebreide netwerk van natuurlijke geulen, slenken en kreken.
[[Bestand:Atlantis2_k.jpg|317x462|link=]]
<Met de introductie van de dijkaanleg en bedijking kon het opdringende water enigszins worden gekeerd, of op beheerste wijze worden geloosd in de richting van de zee.
<Als echter de eerste (zee)polders worden gevormd binnen de eerste ringvormige dijken worden de bewoners ook geconfronteerd met de noodzaak van de regulering van de waterstand binnen de "polder". Dit wordt opgelost door op gezette afstanden in de zeedijk "schuiven" aan te brengen. Bij de normale lage ebstand kunnen de schuiven worden geopend en zo vloeit het overtollige water weg uit de polder. Het wegvloeien wordt nog bevorderd door de aanleg van sloten in de polder. Daarbij maakt men natuurlijk gebruik van de natuurlijke vormen van de oorspronkelijk kreken en slenken. Zo worden de oorspronkelijke slenken in het wad binnen de eerste polders de natuurlijk afvoergeulen (rieden) naar de openingen met schuiven in de zeedijk.
<De afvoeropeningen met schuiven in de dijken worden <strong>[[zijl|zijlen]]</strong> genoemd. Als de natuurlijke afvloeiing een probleem wordt, wordt het water door de vroegste bewoners in de polder ook wel handmatig over de dijk "uitgeslagen", of men ontwikkelt manieren om dit op mechanische wijze te doen: met hefboom-installaties wordt het water met emmers over de dijk gebracht. Zulke plaatsen worden ook wel <strong>[[pomp|pompen]]</strong> genoemd.


Een nieuwe situatie ontstaat er als het aantal polders tussen 1000 en 1200 snel toeneemt. Nu worden er polders gevormd die naast- en tegenelkaar aan liggen. Dat betekent dat de bewoners van de diverse polders op elkaar zijn aangewezen als het gaat om het peil van het water binnen de polders te kunnen beheersen. De zijlen monden dan al snel niet meer uit op het wad, maar op de naastgelegen buurpolder. Deze buurpolder moet maar zien het water verderop kwijt te raken.
'''In de vroegste tijden vloeide het water op gezette tijden (rustige zomerperioden) weer terug''' in de richting van de zee door het uitgebreide netwerk van natuurlijke geulen, slenken en kreken.


Als men op elkaar is aangewezen ontstaat er uiteraard al snel een noodzaak tot onderling overleg. Er ontstaan polderbesturen voor het overleg binnen de polders, maar ook overleg tussen de polderbesturen onderling. Als de samenwerking uitmondt in structureel en regulier overleg is er eigenlijk sprake van hetontstaan van "waterschappen". De onderlinge afspraken moeten juridisch worden vastgelegd. In genoemde periode ontstaat op deze wijze het eerste Friese recht, dat in aard en wezen van oorsprong een waterschapsrecht is.
[[Bestand:800px-Kwelder_03_k.jpg|600x450px|link=]]


Er worden afspraken gemaakt en rechten gevestigd met betrekking tot de natuurlijk afvoer van water door zijlen en sluizen. Er is van sluizen sprake, als de scheepvaart op deze wijze door de dijken kan passeren en gebruik kan maken van de binnenwateren van de polders.
<Met de introductie van '''de dijkaanleg en bedijking''' kon het opdringende water enigszins worden gekeerd, of op beheerste wijze worden geloosd in de richting van de zee.
In het waterschapsrecht wordt ook vastgelegd wat de taken en verplichtingen zijn van de dorpsgemeenschappen, niet alleen van de gemeenschappen die aan de dijk wonen, maar ook de dorpsgemeenschappen die "binnen" de polder liggen hebben hun verplichtingen. Vaak wordt afgesproken dat bepaalde dorpen "eigen dijkvakken" van de omringende dijk moeten onderhouden.


Als omstreeks 1200/1300 de omringende zeedijk een aanééngesloten geheel gaat vormen, zijn de waterschappen en de gemeenschappen uiteraard ook gezamenlijk verantwoordelijk voor de zeedijken. Aan de zeedijken moeten hogere eisen worden gesteld: letterlijk en figuurlijk. In dit gezamenlijk belang hebben de dorpen hun verplichtingen. In de loop van de geschiedenis treedt er een verschuiving op van verplichtingen in natura (het onderhoud van afgesproken dijkvakken) naar een financiële verplichting: waterschapslasten.
<Als echter '''de eerste (zee)polders worden gevormd''' binnen '''de eerste ringvormige dijken''' worden de bewoners ook geconfronteerd met de noodzaak van '''de regulering van de waterstand''' binnen de "polder".
 
Dit wordt '''opgelost door''' op gezette afstanden '''in de zeedijk "schuiven" aan te brengen'''. Bij de normale lage ebstand kunnen de schuiven worden geopend en zo vloeit '''het overtollige water weg uit de polder'''. Het wegvloeien wordt nog bevorderd door '''de aanleg van sloten in de polder'''.
<br>Daarbij maakt men natuurlijk gebruik van de natuurlijke vormen van '''de oorspronkelijk kreken en slenken'''. Zo worden de oorspronkelijke slenken in het wad binnen de eerste polders de natuurlijk '''afvoergeulen (rieden) naar de openingen met schuiven in de zeedijk'''.
 
<De '''afvoeropeningen met schuiven in de dijken''' worden <strong>[[zijl|zijlen]]</strong> genoemd. Als de natuurlijke afvloeiing een probleem wordt, wordt het water door de vroegste bewoners in de polder '''ook wel handmatig over de dijk uitgeslagen''', of men ontwikkelt manieren om dit op mechanische wijze te doen: met hefboom-installaties wordt het water met emmers over de dijk gebracht. Zulke plaatsen worden ook wel <strong>[[pomp|pompen]]</strong> genoemd.
 
[[Bestand:Dijken.jpg|280x210px|link=]]
 
Een '''nieuwe situatie ontstaat er als het aantal polders tussen 1000 en 1200 snel toeneemt'''. Nu worden er polders gevormd die naast- en tegenelkaar aan liggen. Dat betekent dat de bewoners van de diverse polders op elkaar zijn aangewezen als het gaat om het peil van het water binnen de polders te kunnen beheersen. De zijlen monden dan al snel niet meer uit op het wad, maar op de naastgelegen buurpolder. Deze buurpolder moet maar zien het water verderop kwijt te raken.
 
[[Bestand:Vissers_boeren.jpg|370×277px|link=]]
 
Als men '''op elkaar is aangewezen''' ontstaat er uiteraard al snel een '''noodzaak tot onderling overleg'''. Er ontstaan '''polderbesturen''' voor het overleg binnen de polders, maar ook overleg '''tussen de polderbesturen onderling'''. Als de samenwerking uitmondt in structureel en regulier overleg is er eigenlijk sprake van het ontstaan van <strong>[[waterschap|waterschappen]]</strong>.
<br>De '''onderlinge afspraken''' moeten '''juridisch worden vastgelegd'''. In genoemde periode ontstaat op deze wijze het '''eerste Friese recht''', dat in aard en wezen van oorsprong '''een waterschapsrecht''' is.
 
Er worden '''afspraken gemaakt en rechten gevestigd met betrekking tot de natuurlijk afvoer van water door zijlen en sluizen'''. Er is van <strong>[[sluizen]]</strong> sprake, als de scheepvaart op deze wijze eveneens door de dijken kan passeren en gebruik kan maken van de binnenwateren van de polders.
<br>In het waterschapsrecht wordt ook vastgelegd '''wat de taken en verplichtingen zijn van de dorpsgemeenschappen''', niet alleen van de gemeenschappen die '''aan de dijk''' wonen, maar ook de dorpsgemeenschappen die '''binnen de polder''' liggen hebben zo hun verplichtingen. Vaak wordt afgesproken '''dat bepaalde dorpen "eigen dijkvakken" van de omringende dijk moeten onderhouden'''.
<br>De '''dijkvakken''' worden vaak '''gemarkeerd''' met speciaal gehouwde sierstenen.
 
[[Bestand: steen
 
Als omstreeks '''1200/1300 de omringende zeedijk een aanééngesloten geheel''' gaat vormen, zijn de waterschappen en de gemeenschappen uiteraard ook '''gezamenlijk verantwoordelijk voor de zeedijken'''. Aan de zeedijken moeten hogere eisen worden gesteld: letterlijk en figuurlijk. In dit gezamenlijk belang hebben de dorpen hun verplichtingen. In de loop van de geschiedenis treedt er '''een verschuiving op van verplichtingen in natura (het onderhoud van afgesproken dijkvakken) naar een financiële verplichting: waterschapslasten'''.
 
[[Bestand:Wierdijk.jpg|250x188px|link=]]


Ook de afvoer van het polderwater wordt geregeld. In de eerste plaats ontstaat er langzamerhand een boezemsysteem. De polders lozen hun water op de boezem, die in verbinding staat met de zee. In Friesland vormen het netwerk van geulen, slenken en meren een natuurlijke boezem.   
Ook de afvoer van het polderwater wordt geregeld. In de eerste plaats ontstaat er langzamerhand een boezemsysteem. De polders lozen hun water op de boezem, die in verbinding staat met de zee. In Friesland vormen het netwerk van geulen, slenken en meren een natuurlijke boezem.   
Bij eb kan men regelmatig water lozen.
Bij eb kan men regelmatig water lozen.


Als in latere eeuwen de grote open verbindingen met de zee worden ingepolderd en afgesloten (Friese Middelzee en de marne), gaat de Friese boezem alangzamerhand een meer afgesloten bekken vormen, waarin het uitgeslagen en geloosde polderwater tijdelijk kan worden opgeslagen (geborgen).
Als in latere eeuwen de grote open verbindingen met de zee worden ingepolderd en afgesloten (Friese Middelzee en de Marne), gaat de Friese boezem langzamerhand een meer afgesloten bekken vormen, waarin het uitgeslagen en geloosde polderwater tijdelijk kan worden opgeslagen (geborgen).
<br>In deze eeuwen herhaalt zich feitelijk de gecheidenis: nu moeten in de omringende zeedijken afwateringssluizen worden aangeled om het omhoogkomende boezemwater te kunnen laten afvloeiien naar zee (spuien).
<br>In deze eeuwen herhaalt zich feitelijk de geschiedenis: '''nu''' moeten '''in de omringende zeedijken uitwateringssluizen worden aangelegd''' om het omhoogkomende boezemwater te kunnen laten afvloeien naar zee (spuien).
 
[[Bestand:


Vele eeuwen lang kon dat via de scheepvaartsluizen in de zeedijk, vaak ook werden er speciale spuisluizen aangelegd, die eigenlijk de functie van de historische zijlen overnamen. Op vele locaties kon het water worden afgespuid: Lemmer, Tacozijl, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Makkum, Harlingen en Dokkum.  
Vele eeuwen lang kon dat via de scheepvaartsluizen in de zeedijk, vaak ook werden er speciale spuisluizen aangelegd, die eigenlijk de functie van de historische zijlen overnamen. Op vele locaties kon het water worden afgespuid: Lemmer, Tacozijl, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Makkum, Harlingen en Dokkum.  
Anonieme gebruiker