Molenviergang bij Aarlanderveen
Molenviergang bij Aarlanderveen
De molenviergang bij het dorp Aarlanderveen (gemeente Alphen aan den Rijn) is bijzonder en uniek te noemen. De vier poldermolens (poldermolen) bemalen de Drooggemaakte polder aan de westzijde van Aarlanderveen (450 hectare). De vier molens vormen nog steeds de hoofdbemaling van de polder.
Eind jaren tachtig werd er meerdere keren vanuit het waterschap De Oude Rijnstromen (Leiderdorp) getracht om de molenviergang buiten werking te stellen en te vervangen door nieuwe gemalen. De dorpsgemeenschap van Aarlanderveen kwam hiertegen masaal in het verzet. Zoals zo vaak zitten er twee kanten aan het verhaal. Het waterschap wil zorgen voor een optimaal peil in de polder ten behoeve van de boeren die afhankelijk zijn van een goed peil. Om bij een overschot aan (hemel) water dit zo snel mogelijk naar de Oude Rijn af te voeren is een elektrisch gemaal het meest betrouwbare. Een poldermolen is vanuit historisch oogpunt wel een mooi werktuig maar is afhankelijk van de wind.
Het dorp heeft de strijd gewonnen de vier molens zijn gebleven, zij het dat zij ondergebracht zijn in een aparte stichting en de molenaars niet meer rechtstreeks in dienst van het toenmalige waterschap. Door allerlei geldstromen aan te boren was het mogelijk om de poldermolens in de primaire bemaling te houden en bij iedere molen een klein hulpgemaal te plaatsen. Mocht het peil toch te hoog staan en er is onvoldoende wind dan nemen deze gemaaltjes het werk over en malen het water op.
Als het polderpeil te hoog is dan malen de poldermolens nog steeds het teveel aan water weg. Dat er vier molens staan komt doordat de polder groot is en door het hoogteverschil dat overbrugd moet worden. Bij het opstellen van de plannen om de polder te bemalen werd uitgegaan van drie poldermolens. Deze drie zij ook in serie gebouwd aan de tocht die het water naar de Oude Rijn opvoert.
Echter het water bleef in het meest westelijke deel van de polder staan en werd niet goed meegemalen waardoor de boeren in dit deel van de polder last beleven houden van een te hoge waterstand hetgeen nadelig is voor een goede bedrijfsvoering. De vierde molen werd in de zogenaamde put van de polder aan de Molentocht gebouwd en heet dan ook de ,,Putmolen".
De put van de polder ligt op - 4.7 m. NAP, het hoogste deel op - 1.2 m NAP. Het verschil is 3,5 m. De poldermolens zijn uitgerust met een vijzel als opvoerwerktuig. Nu kan een vijzel dit hoogteverschil in één keer overbruggen. Kennelijk waren er praktische bezwaren waarom er toch in eerste instantie een molendriegang is gebouwd die naderhand is uitgebreid tot een viergang waardoor er in getrapte bemaling kon worden gemalen.
De vier poldermolens dateren van respectievelijk: 1924 (molen nummer 1), 1869 (molen nummer 2), 1823 (molen nummer 3) en 1801 (molen nummer 4). Alleen de laatste molen nummer 4 is nog de oorspronkelijke molen die bijgeplaatst is om het diepste deel (de put) van de polder te bemalen. De andere drie molens zijn één of zelfs meerdere keren door brand verloren gegaan. In 1786 zijn er al twee molens gebouwd waarvan er één in 1823 door brand is verwoest en de ander in 1924 eveneens door brand.
De molens behoren tot de grotere poldermolens van Nederland met een vlucht (de spanwijdte van de wieken) van 27 m (molen 2 en 4), molen nummer 3: 27,15 meter tot ruim 28 meter (molen nummer 1).
De molens staan alsvolgt: nummer 3 het dichtste bij de Oude Rijn, molen nummer 2 iets ten noorden van nummer 3 en nummer 1 het dichtste bij het dorp Aarlanderveen,. De latere bijgebouwde molen nummer 4 staat ten westen van nummer 1.