Marinus Bliek: verschil tussen versies

426 bytes toegevoegd ,  26 jul 2012
geen bewerkingssamenvatting
imported>Jan Pieter Rottine
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het Woudagemaal. “Voor de afwatering van de Friese boezem is men in hoofdzaak afhankelijk van de kanalen en de vaarten die het water naar de grote uitwateringssluiz...')
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Het Woudagemaal.
=='''Het Woudagemaal'''===


“Voor de afwatering van de Friese boezem is men in hoofdzaak afhankelijk van de kanalen en de vaarten die het water naar de grote uitwateringssluizen langs de Zuiderzee, de Waddenzee en de Lauwerszee moeten brengen” “En men kan die nog zo veel verbeteren, men blijft toch altijd afhankelijk van de mogelijkheden om bij eb het water op de zee te lozen”.
“Voor de afwatering van de Friese boezem is men in hoofdzaak afhankelijk van de kanalen en de vaarten die het water naar de grote uitwateringssluizen langs de Zuiderzee, de Waddenzee en de Lauwerszee moeten brengen” “En men kan die nog zo veel verbeteren, men blijft toch altijd afhankelijk van de mogelijkheden om bij eb het water op de zee te lozen”.


Zo begint een overpeinzing tijdens een beraad binnen Gedeputeerde Staten betreffende het Friese water. En onder normale omstandigheden is de afstroommogelijkheid ruim voldoende. Zodra er echter een harde wind of storm uit westelijke richting komt dan wordt door de opwaaiing de mogelijkheid van spuien beperkt of onmogelijk. Voor wat betreft de opwaaiing binnen de boezem geldt dat het water juist richting Lauwersoog wordt geblazen. Dit heeft voordelen met het oog op het spuien, maar het is ook nadelig, omdat het waterpeil in het noordoosten van Friesland daardoor veel hoger kan zijn.
Zo begint een overpeinzing tijdens een '''beraad binnen Gedeputeerde Staten betreffende het Friese water'''. Onder '''normale omstandigheden is de afstroommogelijkheid ruim voldoende'''.
Dus al in 1893 moesten Provinciale Staten dan ook vaststellen dat er een definitief eind gekomen was aan de mogelijkheden om aan de voortdurende wateroverlast een eind te maken. Deze wateroverlast werd mede veroorzaakt door de voortdurende inpolderingen en daarmee ook de toenemende bemaling van de landerijen. De boezem werd steeds kleiner, terwijl er toch steeds meer water opgebracht werd. Ook de afvoermogelijkheid aan de zeezijde werd steeds moeilijker, dit werd veroorzaakt door de voortdurende dichtslibbing van de Lauwerszee.


De Lauwerszeecommissie wil afsluiting van de Lauwerszee en bemaling.
Zodra er echter een '''harde wind of storm''' uit westelijke richting komt dan wordt '''door de [[opwaaiing]]''' buiten de boezem de mogelijkheid van '''spuien beperkt of onmogelijk'''.
Na grondige bestudering van het probleem komt de door de provincies Friesland en Groningen ingestelde Lauwerszeecommissie(1902) in 1904 met het volgende plan. Sluit de Lauwerszee af en voorzie deze afsluiting van ruime sluizen. Daardoor ontstaat een royale bergboezem, die zowel door Friesland als Groningen benut kan worden. Een ander belangrijk onderdeel van het plan was ook het bouwen van een stoomgemaal voor Friesland aan de Zuiderzee tussen Tacozijl en Lemmer. En verder een gemaal voor Groningen bij Zoutkamp. Op deze manier zou Friesland het te veel aan water naar twee kanten goed kwijt kunnen en minder last hebben van opwaaiing binnen de boezem.
<br>Voor wat betreft de '''[[opwaaiing]] binnen de boezem''' geldt dat het water '''juist richting Lauwersoog''' wordt geblazen. Dit heeft '''voordelen met het oog op het spuien''', maar het is '''ook nadelig, omdat het waterpeil in het noordoosten van Friesland daardoor veel hoger''' kan zijn.


In 1907 reageerden de provinciale besturen op het plan. Friesland was best blij met het plan, de tweezijdige afvoer, maar zag op tegen de hoge kosten. Friesland koos voor alleen de aanleg van een afsluitdijk en een bergboezem in de Lauwerszee, maar niet voor de bouw van een gemaal bij Tacozijl. De ambtelijke reactie daarop van het rijk was niet mals: de provincies kozen voor een goedkope financiële oplossing, en niet voor een goede oplossing. Afsluiting van de Lauwerszee zonder bemaling was zinloos. Als men dan toch voor bezuiniging koos dan kon men veel beter kiezen voor bemaling dan voor afsluiting van de Lauwerszee.
Dus al in '''1893''' moesten de '''Provinciale Staten''' dan ook vaststellen dat er een definitief '''eind gekomen was aan de bestaande mogelijkheden om de voortdurende wateroverlast te beheersen'''. Deze wateroverlast werd mede veroorzaakt door de '''voortdurende inpolderingen''' en daarmee ook de '''toenemende bemaling van de landerijen'''. De '''boezem werd steeds kleiner, terwijl er toch steeds meer water opgebracht werd'''. Ook de afvoermogelijkheid aan de zeezijde werd steeds moeilijker, dit werd veroorzaakt door de '''voortdurende dichtslibbing van de Lauwerszee'''.
In een brief van 25 februari in 1910 stelde de Minister van Waterstaat in deze zich wat milder op. Hij liet het plan van afsluiting varen en koos voor de bouw van stoomgemalen. Als de provincies ook de weg zouden kiezen van bouw van gemalen dan zou de minister bereid zijn een deel van de kosten op zich te nemen. Het voorstel noemde een percentage van 40 %.
 
Op deze manier werd de weg in feite geplaveid voor het latere Wouda gemaal.
==='''De Lauwerszeecommissie wil afsluiting van de Lauwerszee en bemaling'''===
Na een grondige bestudering van het probleem komt de door de provincies Friesland en Groningen ingestelde '''Lauwerszeecommissie (1902)''' in '''1904''' met het volgende plan. '''Sluit de Lauwerszee af''' en voorzie deze afsluiting van '''ruime sluizen'''. Daardoor ontstaat er '''een royale bergboezem''', die zowel door Friesland als Groningen benut kan worden. Een ander belangrijk onderdeel van het plan was ook '''het bouwen van een stoomgemaal voor Friesland aan de Zuiderzee tussen Tacozijl en Lemmer'''. En verder '''een gemaal voor Groningen bij Zoutkamp'''. Op deze manier zou Friesland het te veel aan water naar twee kanten goed kwijt kunnen en minder last hebben van '''[[opwaaiing]] binnen de boezem'''.
 
In '''1907''' reageerden de provinciale besturen op het plan. Friesland was best blij met het plan, inhoudende '''de tweezijdige afvoer''', maar zag op '''tegen de hoge kosten'''. Friesland koos voor '''alleen de aanleg van een afsluitdijk en een bergboezem in de Lauwerszee''', maar '''niet voor de bouw van een gemaal bij Tacozijl'''. De ambtelijke reactie daarop van het rijk was niet mals: de provincies kozen voor een goedkope financiële oplossing, en niet voor een goede oplossing. Afsluiting van de Lauwerszee zonder bemaling was zinloos. Als men dan toch voor bezuiniging koos dan kon men '''veel beter kiezen voor bemaling dan voor afsluiting van de Lauwerszee'''.
 
In een brief van 25 februari in '''1910''' stelde de Minister van Waterstaat in deze zich wat milder op. Hij '''liet het plan van afsluiting varen en koos voor de bouw van stoomgemalen'''. Als de provincies ook de weg zouden kiezen van bouw van gemalen dan zou '''de minister''' bereid zijn een '''deel van de kosten''' op zich te nemen. Het voorstel noemde een percentage van '''40 %'''.
Op deze manier werd de weg in feite geplaveid voor het latere Woudagemaal.


                                                               ___________
                                                               ___________


Het ir. D.F. Woudagemaal
==='''Het ir. D.F. Woudagemaa'''l===
In feite was dit historisch gezien ook niet zo onlogisch, want al in 1869(!) had het provinciaal bestuur dit ook al geopperd. Men had als voorbeeld de bemaling van de Haarlemmermeer polder voor ogen. Maar men achtte dit wegens het veel grotere Friesland technisch onhaalbaar. Maar in 1877 werd nogmaals in de Staten geopperd om ter plekke van de uitwateringssluizen bij Dokkumer Nieuwe zijlen een hulpstoomgemaal nabij Oostmahorn te bouwen. De gedachte van de Lauwersmeer commissie om te komen tot bemaling van de boezem was dus, achteraf gezien, niet nieuw. De minister had in eerste instantie voorkeur voor een gemaal van circa 1600 wpk. Dit vermogen zou dan moeten worden verdeeld over twee gemalen. Gedeputeerde staten vonden het echter nog niet nodig om te komen tot twee gemalen. Dat kon later ook nog. En men koos op 7 februari 1913 voor een gemaal van 750 wpk. Na vijf jaar zou men nog eens opnieuw bekijken of een tweede gemaal wel nodig was. Op aanbeveling van de minister werd besloten tot een gemaal van 900 wpk.
In feite was dit '''historisch gezien''' ook niet zo onlogisch, want al in 1869(!) had het provinciaal bestuur dit ook al geopperd. Men had als voorbeeld '''de bemaling van de Haarlemmermeer polder voor ogen'''. Maar men achtte dit wegens het veel grotere Friesland '''technisch onhaalbaar'''.
<br>Maar in '''1877''' werd nogmaals in de Staten geopperd om ter plekke van de uitwateringssluizen bij Dokkumer Nieuwe zijlen een '''hulpstoomgemaal''' nabij Oostmahorn te bouwen.
<br>De gedachte van de Lauwersmeer commissie om te komen tot bemaling van de boezem was dus, achteraf gezien, niet nieuw. De minister had '''in eerste instantie voorkeur voor een gemaal van circa 1600 wpk'''. Dit vermogen zou dan moeten worden verdeeld over twee gemalen.
<br>'''Gedeputeerde Staten''' vonden het echter nog '''niet nodig om te komen tot twee gemalen'''. Dat kon '''later''' ook nog. '''Men koos''' op 7 februari '''1913''' voor een gemaal van 750 wpk. Na vijf jaar zou men nog eens opnieuw bekijken of een tweede gemaal wel nodig was. '''Op aanbeveling van de minister werd besloten tot een gemaal van 900 wpk'''.


Zo kwam de definitieve beslissing tot het later te noemen Wouda gemaal tot stand.
Zo kwam de definitieve beslissing tot het later te noemen Woudagemaal tot stand.


==='''Bouw van het stoomgemaal bij Lemmer'''===
De Eerste Wereldoorlog had wegens optredende materiaalschaarste een belangrijke vertraging tot gevolg. En dien ten gevolge ook een aanzienlijke prijsverhoging. Uiteindelijk was het gemaal op 7 oktober 1920 bedrijfsgereed en kon het nieuwe gemaal door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina in bedrijf worden gesteld. In 1948 kreeg het de naam ir. D.F. Woudagemaal . Dit gebeurde ter gelegenheid van zijn pensionering. Van 1920 tot 1968 heeft het gemaal gemiddeld 1850 uren per jaar gedraaid. Eind 2003 had het in totaal rond 100.000 uren gedraaid. Na 1967, toen het J.L. Hoogland gemaal in bedrijf gekomen is, was het aantal draaiuren gemiddeld nog maar 300 per jaar.
De Eerste Wereldoorlog had wegens optredende materiaalschaarste een belangrijke vertraging tot gevolg. En dien ten gevolge ook een aanzienlijke prijsverhoging. Uiteindelijk was het gemaal op 7 oktober 1920 bedrijfsgereed en kon het nieuwe gemaal door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina in bedrijf worden gesteld. In 1948 kreeg het de naam ir. D.F. Woudagemaal . Dit gebeurde ter gelegenheid van zijn pensionering. Van 1920 tot 1968 heeft het gemaal gemiddeld 1850 uren per jaar gedraaid. Eind 2003 had het in totaal rond 100.000 uren gedraaid. Na 1967, toen het J.L. Hoogland gemaal in bedrijf gekomen is, was het aantal draaiuren gemiddeld nog maar 300 per jaar.


Anonieme gebruiker