Bouw van het stoomgemaal en Inrichting van het ketelhuis: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Vincent Erdin
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
'''Bouw van het stoomgemaal bij Tacozijl ([[ir. D.F. Woudagemaal]])'''
(deze pagina is nog in bewerking)


'''Het politieke besluit''' om een boezemgemaal te gaan bouwen was al '''in 1913 door Provinciale Staten van Friesland''' genomen. Hiermee was een eind gekomen aan decennialang overwegen, afwegen, uitstellen en soms kwam van uitstel ook afstel. Na het besluit namen de '''voorbereidingen drie jaar''' in beslag en zodoende werd er '''pas in 1916 begonnen met de bouw'''.
De '''huidige inrichting''' van het ketelhuis van het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' is '''niet meer dezelfde als de originele inrichting van 1920'''.


Als opzichters werden aangesteld: R. Miedema, R. Sollaart en W. Anema. In het bouwteam zat uiteraard ook de hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat: ir. D.F. Wouda.  
[[Bestand:Huidig_ketelhuis_k.JPG|300×450px|link=]]


Op 1 november 1916 vindt de aanbesteding 's middags om 12.00 uur plaats in Leeuwarden. Aannemers konden inschrijven voor verschillende onderdelen uit het bestek: baggeren en de bouw van schoorsteen, ketelhuis en de machinehal. Voor het maken van de funderingsput en daarmee het uitbaggeren van deze put haalde S. Krikke samen met Y. Dikkerhoorn uit Gorredijk de opdracht binnen. Zij zouden f 0.60 per m3 ontvangen. De grond die uit de bouwput afkomstig was zou in de Teroelsterkolk worden gestort op aangewezen plaatsen.
In het '''tijdschrift De Ingenieur''' beschrijft '''prof. ir. J.C. Dijxhoorn''' o.a. de ketelinstallatie van het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]'''.
De opdracht voor de bouw van de machinehal en het ketelhuis werd binnengehaald door de gebroeders Joh. en Jac. Broersma in Alkmaar voor een bedrag van f 764.400,- daarmee was dit bouwbedrijf de laagste inschrijver. Het verschil met de hoogste bieding van f 200.000,-. De gebroeders W. en H. Geveke in Gorredijk hadden ingeschreven voor f 960.000,-.
<br>(zie ook: '''[[beschrijving van de stoominstallatie van het gemaal bij Lemmer in het tijdschrift "De Ingenieur"]]''')


Nu de belangrijkste aannemers bekend zijn kunnen er afspraken gemaakt worden. Waar komt de bouwput, hoe ver uit de teen van zeedijk van de Zuiderzee (5 meter) in een talud van 4 op 1 en hoe diep gaat deze worden. Vrij snel na de aanbesteding worden daar in het bouwteam de eerste afspraken over gemaakt.
In de '''zes [[gecombineerde ketels]]''' wordt stoom geproduceerd van 12 kg per cm2 ('''12 atmosfeer''').
Het eerste tastbare en zichtbare werk is het opwerpen van een kade. Wouda verschijnt met enige regelmaat op de bouwplaats om te overleggen maar ook om de stand van zaken in ogenschouw te nemen, hij is uiteindelijk hoofdverantwoordelijke.
<br>De ketelinstallatie van '''het systeem Piedboeuff''' bestaat voor iedere afzonderlijke ketelcombinatie uit een '''[[Lancashireketel]]''' beneden en een '''[[vlampijpketel]]''' boven.
<br>Iedere ketelcombinatie heeft een '''verwarmingsoppervlak van 235 m2''' (aan de waterzijde van de ketelwand). Van de zes ketelsystemen wordt er '''steeds één in reserve''' gehouden, '''ook''' als het gemaal '''met vol vermogen''' in werking is.  


In november wordt de eerste baggermachine aangevoerd, een sleepboot en vier bakken en een schip geladen met steenkool. Hiermee kan het baggerwerk beginnen. Er zijn 2 grondwerkers, 3 arbeiders en 6 timmerlieden, 7 baggerlieden en 2 stokers op de bouwplaats aan het werk. Enkele weken later komt ook de tweede baggermachine op de bouwplaats aan.
Het '''Piedboeuff-systeem''' wordt voor het gemaal gekozen, speciaal met het oog op de bedrijfsaard: omdat er steeds na lange periodes van stilstand gedurende een bepaalde korte duur met de ketels gestookt moet worden en het hierbij passend brandstofverbruik toch zo zuinig mogelijk moet kunnen blijven. Het stokerspersoneel zal '''door het onregelmatig gebruik van de ketels betrekkelijk weinig oefening''' hebben, het ketelsysteem mag dus '''van de stokers qua bediening niet al te gecompliceerde vaardigheden vragen'''. Toch is het rendement van het gekozen systeem behoorlijk op niveau.
Om deze redenen is bij dit ketelsysteem is ook '''een economiser weggelaten''', door de beperkte inzettijd zal het wegvallen van het voordeel van een economiser bij dit ketelsysteem niet zo heel erg veel afbreuk aan het te behalen rendement veroorzaken, terwijl de bediening eenvoudiger kan blijven.  


Voor het maken van de sluisdeuren wordt vastgesteld dat er per deur 700 stuks verzinkte spijkers van 12 cm nodig zijn.
[[Bestand:Piedboeuf_stokers_k.JPG|600×437px|link=]]


Vanaf eind november komen er enorme transporten op gang: 1736 heipalen voor het machinegebouw en 576 voor ketelhuis en schoorsteen. In het begin komen al deze ladingen op de bouwplaats. Daar worden de heipalen gecontroleerd en voorzien van een ,,F" als ze zijn goedgekeurd en gebruikt kunnen worden. Gaandeweg ontstaan er de nodige problemen. De afgekeurde palen moeten binnen acht dagen van de bouwplaats zijn weggehaald en vervangen door nieuwe. Omdat dit niet correct wordt nagevolgd wordt er besloten wordt om de heipalen voortaan bij het tramstation van Lemmer onder andere op spint te keuren. De afgekeurde palen liggen dan ook niet langer in de weg.
De '''[[stoomketels van het type Piedboeuf|Zes stoomketels van het type Piedboeuf]]''' zijn vervaardigd door de '''Gebr. Deprez te Tilburg'''. Het grondplan van het '''ketelhuis is 32m bij 15m'''.
'''Oorspronkelijk''' is er in het bestek sprake van '''acht op te stellen stoomketels''' met een gezamenlijk verwarmingsoppervlak van 1600 m2, maar op voorstel van de machinefabriek is het oppervlak '''uiteindelijk beperkt''' gebleven '''tot 1410 m2''', dat dan verdeeld kan worden over het aantal van '''zes ketels'''.
<br>Bij de keuze van de ketels wordt '''een laag stoomverbruik beoogd''', o.a. door de '''speciale inrichting van de stoommachines''', een '''regelmatige belasting''' van de machines, Een daarbij behorend '''continue stoomverbruik''' zal een belangrijke rol in het geheel van de gemaakte keuzes hebben gespeeld. De machinefabriek ging daarbij uit van 12,6 kg stoom per w p k-uur.


In december wordt ook de schaftkeet geplaatst zodat de werklieden droog en beschut kunnen zitten tijdens de schaft. Vanaf dit moment (december 1916) worden er steeds meer materialen ingekocht en op afroep in Tacozijl afgeleverd. Vlak voor kerst komt er nog ene partij van 47.798 kg betonijzer aan op de bouwplaats. Inmiddels is het het dermate slecht weer geworden dat er nauwelijks meer doorgewerkt kan worden. De schaftkeet was dus niet voor niets maar buitenwerk was er tot januari gedurende enkele weken niet meer bij. Wouda is eindverantwoordelijk maar soms gaat de opzichter naar een leverancier om de materialen te keuren zoals het gegalvaniseerde draad en het hout voor de sluisdeuren. Op 19 maart 1917 gaat Miedema voor het hout naar Middelburg, op de terugweg gaat hij ook bij Louis Smulders en Co. in Utrecht langs om de laatste besprekingen te voeren over de machines die geplaatst zullen worden: hoge en lage drukcilinders en de centrifugaalpompen. Omdat Miedema toch langs Leeuwarden komt gaat hij ook bij Wouda langs. Op 22 maart is hij weer terug op de bouwplaats.  
Men kiest ook voor '''het werken met [[oververhitte stoom]]''': achter elke ketel bevond zich daarvoor een '''[[oververhitter]]''' van '''85 m2 verwarmingsoppervlak''' (buitenwerks).


Begin januari 1917 komt er nog een opzichter in dienst: P. Buwalda, niet duidelijk is wat de taakafbakening tussen de verschillende opzichters is geweest.  
Voor het '''[[stoken met steenkolen]]''' in de ketel wordt '''geforceerde luchttoevoer onder de roosters''' toegepast volgens het systeem van '''Asselbergs en Nachenius'''.
<br>Op de stookplaats in het ketelhuis zijn daarvoor '''twee ventilatoren geïnstalleerd''', elk met '''voldoende capaciteit voor het volle werk'''. De '''luchttoevoer kan zo worden afgesteld en geregeld''', dat er '''boven de kolenlaag precies de atmosferische druk''' aanwezig is, waardoor er een optimale volledige verbranding kan plaatsvinden met de '''juiste temperatuur en verbrandinsduur'''.


Het is een provinciaal stoomgemaal. Behalve dat Wouda met regelmaat op de bouwplaats verschijnt zijn op 15 januari de Commissaris der Koningin en Gedeputeerde L. van de Zwaag vanuit Leeuwarden naar Tacozijl gekomen om zich in aanwezigheid van Wouda op de hoogte te stellen van de werkzaamheden. Enkele maanden later, in april, laat het volledige college zich op de bouwplaats zien.
[[Bestand:Stoomm-vent_(2)_k.jpg|391×562px|link=]]


Begin maart wordt er een stelling opgebouwd waar de werklieden gebruik van kunnen maken bij het inelkaar zetten van de sluisdeuren
Elk van de genoemde '''ventilatoren''' wordt '''aangedreven door een vertikaal opgestelde gelijkstroom-stoommachine'''.
<br>De '''afgewerkte stoom''' van deze machines wordt '''in het ketelhuis, samen met die van de stoomvoedingspompen, gecondenseerd in twee voorwarmers''', elk met een 6 m2 groot verwarmingsoppervlak.
<br>Al het voedingswater passeert op zijn '''weg van de voedingspompen naar de ketels door de voorwarmers'''.


Iets wordt opgeschreven omdat er iets gebeurde wat voorkomen moet worden, zo moet ook de plaatsing van het waarschuwingsbord aan de noordzijde van de brug bij de Zijlroede worden gezien. Er liep een telefoondraad, schippers diende attent te zijn op deze draadverbinding; advies met gestreken mast passeren en anders gelieve de schade aan de kabel uit eigen zak op tafel leggen.  
Aanvankelijk is er '''overwogen''' of '''een mechanische stookinrichting''' bij het ir. D.F. Woudagemaal misschien nog zijn nut zou kunnen hebben.
<br>Men heeft daar echter '''uiteindelijk van afgezien''', omdat de '''tijdsduur van het gebruik''' van de installatie, de raming is oorspronkelijk ongeveer 1000 uren per jaar, '''te kort''' is om het voordeel en de kosten van een dergelijke installatie te kunnen verantwoorden.


Op 13 april komen de acht taatsen en keuspotten voor de sluisdeuren met een gezamenlijk gewicht van 3317 1/2 kg aan. 
[[Bestand:Auto_stookinr_k.JPG|600×257px|link=]]
'''Voorbeeld van een automatische stookinrichting'''
<br>(Abeelding uit: Stoom, Uitgave der Vereeniging Krachtwerktuigen, Groningen 1929)


Bij het werk zijn twee schepen gebruikt: de Senior (schipper: H. Havers) en Jetta (schipper: D. Timmer) voor het vervoeren van stortsteen. De opzichter kon weten dat de schepen voldoende waren geladen door ze langs de ijksteen te laten afmeren.  
In het ketelhuis zijn vervolgens ook '''twee filterpersen''' van elk 7 m2 oppervlak opgesteld. Ze zijn tijdens de maaluren beide gelijktijdig '''in bedrijf'''. Het '''condensaat van de afgewerkte stoom uit de hoofd- en hulpmachines''', dat '''na een proces van olieafscheiding''' vanuit de kelders van de machinekamer en met de '''toevoeging van aluminiumsulfaat''' retour komt naar het ketelhuis, wordt '''in het ketelhuis nog eens extra gefiltreerd in de filterpersen''', waarna het gefiltreerde water '''in de voedingswaterbakken loopt'''.


Eind april is de funderingsput vrijwel gereed en droog, althans de put moet worden drooggehouden met behulp van een locomobiel, een kleine stoommachine. Echter bij controle blijkt dat de put door de aanwezige ,,morsgrond" niet op diepte is. Het gaat om een verschil van 20 centimeter. Volgens een opgemaakt rapport is er 31.715,85 m3 bagger uit de put gekomen, tegen een prijs van f 0.60 per m3.
[[Bestand:Worthington_k.JPG|400×267px|link=]]
'''Worthingtonstoompomp in het Woudagemaal'''


Nu alle voorbereidingen zijn getroffen lijkt het moment waarop de bouw daadwerkelijk zal gaan beginnen een stap dichterbij. Op verschillende punten worden ijkpunten aangebracht. Op de boerderij van Bakker wordt een steen ingemetseld die op 1.59 m + NAP is ingemetseld. Op de directiekeet is de bovenkant van een spijker op 46.8 cm -/- NAP nog zo'n ijkpunt. Er zijn er meer aangebracht, alles om het gebouw recht op te kunnen bouwen.
Het '''voedingswater''' wordt door de beide '''Worthington-stoomvoedingspompen''' naar de ketel geperst. Daarbij '''passeert''' het eerst nog '''de voorwarmers''', waarin het wordt verwarmd door de afgewerkte stoom van de voedingspompen en de ventilator-aandrijvingsstoommachines.
<br>Het oliehoudende condensaat van deze beide hulpmachines wordt '''eerst eveneens naar de warmwaterbakken in de machinekelder''' gevoerd, om daar op dezelfde wijze van olie te worden ontdaan als het condensaat uit de condensors.


In mei komt de eerste heistelling uiteindelijk zullen er drie in gebruik zijn om de vele honderden palen te heien. Dat gaat in hoog tempo begin juni zitten er al 1112 palen in de grond. Op 12 mei wordt de eerste paal geslagen, alle palen waren bij de keuring genummerd en waarschijnlijk was daardoor duidelijk waar welke paal van welke lengte moest komen. De eerste palen zijn genummerd 1765 tot en met 1772. Of er festiviteiten waren bij het slaan van de echte ,,eerste" paal wordt niet duidelijk.
[[Bestand:Filterpers_k.JPG|500×333px|link=]]
'''Filterpers in het Woudagemaal'''


Nadat er eerder al problemen waren met de dennenstammen die als heipaal werden gekeurd; vroegen de sluisdeuren ook om extra overleg. De aannemer legde een nogal laconieke houding aan de dag waar het gaat om de behandeling van het geleverde hout. Een dreigement hielp, als de aannemer niet wat zorgvuldiger met het hout om zou gaan dan zou de partij afgekeurd worden en nieuw hot zou voor zijn rekening aangekocht worden. Tevens wordt er op aangedrongen om bekwaam personeel in te zetten bij het maken van sluisdeuren, kennelijk was er bij de opzichter twijfel ontstaan.  
De '''beide voedingswaterbakken met de filterpersen zijn nog steeds in het ketelhuis aanwezig''' en het '''filtersysteem is nog altijd volop in gebruik als integraal onderdeel van het stoombedrijf'''.
<br>Bovendien is er nog steeds één van de beide Worthington-stoomvoedingspompen in het ketelhuis aanwezig. Tegenwoordig zorgen de elektromotoren en hun bijbehorende pomphuizen voor de '''suppletie van het ketelwater'''.


Terwijl opzichter Miedema naar Zwolle reist om het beschoeihout te keuren blijft opzichter Jansma de heiwerkzaamheden nauwlettend volgen of er geen onregelmatigheden zijn (toch afgekeurde palen gebruiken of te weinig slagen voor het inheien van een paal).
[[Bestand:Voedingswaterpomp_k.JPG‎|400×253px|link=]]
'''Elektrisch aangedreven voedingswaterpomp'''


In juni 1917 maakt Miedema nog een bijzondere reis: eerst naar Amsterdam naar het bureau van de Rijkscommissie en het bureau van het Syndicaat in 's Gravenhage. Bij de Rijkscommissie zal worden getracht om het belang van de bouw van het stoomgemaal onder de aandacht te brengen. Deze bouw moet concurreren met andere bouwprojecten. Een besluit zal binnen enkele dagen worden genomen. Als het project prioriteit heeft dan zal het bureau ook zorg moeten dragen voor voldoende bouwmaterialen.
Bij de '''oorspronkelijke inrichting''' van het ketelhuis behoort zeker ook '''de stalen vloer voor de ketels'''. Deze diende destijds als ondergrond '''voor het opscheppen van de steenkolen'''.
Bij het bureau van het Syndicaat wordt gesproken over de levering van voldoende cement. De te leveren cement zal rechtstreeks naar Lemmer worden verzonden en niet eerst naar Harlingen. Het bestellen van de volledige benodigde hoeveelheid is gelet op de omstandigheden (WO I 1914 - 1918) niet mogelijk er zal genoegen moeten worden genomen met deelleveringen. De prijs van cement blijft voortdurend stijgen. Wouda had 400.000 kg nodig, waarvan al 125.000 kg was geleverd tegen een prijs van f 65,- per 1000 kg. Dan stijgt de prijs van f 66,- naar f 78,75.  
<br>Gedurende de jaren dat men stookte met '''steenkolen''' (van 1920 tot 1967) werden de kolen met de stalen kruiwagens '''op deze vloer gestort'''. Voor de ketel stond op de vloer een '''boogvormige stalen wand''' waartegen de stokers de kolen op konden scheppen om ze vervolgens door de vuurdeur op de roosters te werpen en te verspreiden. De vloer vertoont door dat intensief gebruik nog duidelijk de '''slijtsporen van de kolenschoppen'''.


In juli is de betonmolen defect, de opzichter wil dat de werklieden handmatig de hoeveelheden mengen en verder gaan met het werk. Zij geven er de brui aan en willen wachten op de gerepareerde betonmolen.
[[Bestand:6_ketels_1920_k.jpg‎|400×314px|link=]]


Begin augustus wordt er een begin gemaakt met het opmetselen van de schoorsteen, na een week is er al 2 meter van de schoorsteen zichtbaar.
In 1955 worden de [[zes stoomketels van het type Piedboeuf|Zes stoomketels van het type Piedboeuf]] vervangen door [[vier nieuwe Schotse ketels|vier nieuwe Schotse ketels]].
<br>De Piedboeuffketels worden '''afgekeurd''' en '''moeten dus worden ontmanteld'''. De installatie van de nieuwe Werkspoorketels vereist '''een belangrijke aanpassing en verbouw van het oorspronkelijke ketelhuis'''. Het resultaat is dat de installatie en de inrichting van het oorspronkelijke ketelhuis zich sterk heeft gewijzigd en dus '''niet meer de oorspronkelijke van 1920 is'''.  


Vanwege de festiviteiten op 8 en 9 augustus in Lemmer wordt er niet of nauwelijks gewerkt.
Door de plaatsing van de nieuwe ketels wordt er '''een aanmerkelijke vermindering aan ruimtebeslag in het ketelhuis''' gerealiseerd.
Kort daarna gaat opzichter Jansma naar Arnhem om een woonark te bekijken. Jansma was één van de opzichters maar heeft geen dienstwoning en moet volgens Wouda zelf maar voor woonruimte zorgen.
<br>De vrijgekomen vloerruimte kan gebruikt worden voor '''andere doeleinden''': zo wordt er ter plaatse o.a. '''een werkplaats voor het waterschap''' ingericht.
Het werk aan de sluisdeuren vordert gestaag, in augustus is de vierde al in de maak in de speciaal daarvoor gebouwde stellage.  
Opvallend is ook de '''enorme lege ruimte onder het hoge dak van het ketelhuis''', een gevolg van het feit dat de '''oorspronkelijke ketelsystemen met onder- en bovenketels''' zijn verdwenen.


Over de hele funderingsput wordt na het inheien van de palen een grindlaag aangebracht, inclusief het ontgronden en het aanbrengen van 20 cm. grind kost dit werk f 5000,-
De herinrichting moet '''een geweldige klus''' zijn geweest. Het betekent dat allereerst de totale '''inmetseling''' van de ketels moet worden '''afgebroke'''n, waarna de '''ketelappendages''' en veelvuldig gebruikte '''isolatiematerialen''' moeten worden verwijderd, om uiteindelijk de ketels zelf te kunnen '''demonteren en versnijden'''. Vervolgens komt het leidingwerk aan de beurt, '''overtollig leidingwerk moet worden verwijderd''' en daarbij worden ook de '''ventilatoren en hun hulpmachines verwijderd'''.
In augustus wordt er onder andere gewerkt aan het storten van beton bij de ketelblokken.
Tenslotte zal het vrijgekomen afbraak- en sloopmateriaal op geordende wijze moeten worden afgevoerd.


Er moeten heel wat zuchten zijn geslaakt door de opzichters als zij weer eens ontevreden waren over het werk van de aannemers. Er werd gewaarschuwd voor instabiliteit van de opgebouwde stelling om cement naar boven te brengen. Viel wel mee was de reactie van de aannemer er was geen gevaar. Nog geen vier uur later kwam de stelling naar beneden!
Daarna kan uiteraard het '''opbouwwerk''' beginnen.
Wat te denken van de schoorsteenhouwers die zonder opgaaf van reden niet verschenen of om andere reden niet aan het werk waren.
Als voorbereiding op de nieuwe ketelinstallatie zullen er ook '''onder de ketelhuisvloer''' in de '''funderingen''' veel veranderingen zijn aangebracht. Bij een nieuw ketelsysteem behoort een nauwkeurig ontworpen '''fundatieplan voor de leidingen en het ketelstoelen''', het l'''eidingwerk''' moet daarbij zijn weg kunnen vinden en de ketels moeten stevig op hun plaats kunnen worden verankerd.
Ook de bemaling van de funderingsput liet regelmatig te wensen over. De locomobiel viel regelmatig uit en was daardoor buiten bedrijf met als gevolg dat de funderingsput weer vol water dreigde te lopen. Miedema dringt dan ook aan op een adequate ''noodbemaling" van de put. De locomobiel wordt op zeker moment gestookt met hout in plaats van steenkool omdat er geen steenkool meer was.  
<br>Voor de nieuwe ketels, die voor een belangrijk deel in hun definitieve ronde vorm bij Werkspoor zijn voorbereid, moet '''een doorgang''' worden '''gecreëerd'''. Het binnenbrengen van de ketels in het ketelhuis gebeurt '''door de achtermuur''' (bij de schoorsteen) van het ketelhuis, waarvoor speciaal voor deze bouwfase een ruime doorgang in de muur is gemaakt.
De ketels worden min of meer '''rollend naar binnen gebracht'''.


Het moet in deze roerige en instabiele periode altijd weer een verrassing zijn geweest als er bouwmaterialen konden worden verzonden. Op 25 september wordt er een koop van 100.000 kg betonijzer uit Duitsland afgesloten, een spoedige levering wordt toegezegd. Ook kunnen er 2000 zakken portlandcement via het distributiekantoor worden ingekocht.
foto kolengestookte WS-ketels
Op 6 november komt er bericht dat er 6000 zak portlandcement in Rotterdam klaarligt voor transport naar Lemmer, het duurt dan nog 10 dagen eer die zending ook in Lemmer is.


Als de hele verbouw en herinstallatie achter de rug is, heeft het ketelhuis voor een belangrijk deel het aanzicht gekregen van heden ten dage.
Wel worden op dat moment ook de nieuwe ketels aanvankelijk nog gestookt met steenkolen. Daarom zijn er in het ketelfront eerst nog de vuurdeuren aanwezig.
Van 1955 tot 1967 werpen de stokers hun steenkolen nog op de nieuwe roosters via deze vuurdeuren. Eén van de vuurdeuren is bewaard gebleven en maakt deel uit van de expositie in [[het nieuwe Bezoekerscentrum]].
(voor informatie over de ketels: [[vier nieuwe Schotse ketels]])


Eind september wil de aannemer al beginnen met het storten van beton bij de ketelblokken terwijl de bewapening nog niet voldoende gesteld is. Opzichter Jansma gaat ten einde raad Miedema, die uit Leeuwarden moet komen, maar opwachten bij de tram in Lemmer zodat er direct overleg gevoerd kan worden. Iets later dan gedacht kan er dan toch een begin worden gemaakt met het storten van de vloeren. Iedereen die op dat moment aanwezig is werkt mee, en dat zal vaker gebeuren.  
Als de steenkolen tenslotte, na het sluiten van de Nederlandse mijnen in Zuid-Limburg, te duur worden, gaat men in 1967 voor het ir. D.F. Woudagemaal over op het stoken met zware stookolie.
De schoorsteen is inmiddels opgemetseld tot een hoogte van 28,2 m + NAP. Meer dan eens wordt er niet gewerkt aan de schoorsteen door slechte weersomstandigheden, regen, zware wind of vorst.  
Nogmaals volgt er een verbouwing en herinstallatie. Na deze aanpassing heeft het ketelhuis zijn definitieve huidige inrichting gekregen.


In de tweede helft van oktober wordt de eerste lading graniet uit Noorwegen aangevoerd. Het graniet zal onder andere worden gebruikt bij de granietdorpels, de taatsen en de slagstijlen. In verschillende zendingen komt er plm. 48 m3 graniet uit Noorwegen aan in Lemmer. Ook komen er 16680 vloertegels. Een zware storm veroorzaakt schade aan het dak van de kalkloods.
foto oliegestookte WS-ketels


Het stoort de opzichter meer dan eens dat de aannemers verstek laten gaan op de bouwplaats, zij willen daarom een gesprek met de aannemers en de hoofdingenieur ir. D.F. Wouda waarin de aannemers verplicht worden aanwezig te zijn en toezicht te houden op de werklieden en de aangevoerde materialen.
Thans bestaat de inrichting van het ketelhuis globaal uit: [[vier Schotse ketels|vier nieuwe Schotse ketels]], de twee reeds eerder beschreven [[voedingswaterbakken met filterpersen]], in iedere hoek één, twee elektrisch aangedreven [[voedingswaterpompen]], alsmede één door stoom aangedreven [[Worthinton voedingswaterpomp]] (duplexpomp). Centraal in het ketelhuis is een [[stoomverwarmingsinstallatie]] opgesteld die dient voor de extra verwarming van de stookolie tot 110 graden C., waarna de stookolie naar de oliebranders voor de vuurgangen kan worden geleid.


Op meerdere plaatsen wordt er gewerkt aan de voorbereidingen: bij Louis Smulders in Utrecht wordt het ijzer gemaakt voor de condensatiebuizen en bij de firma Zuidema in Heerenveen worden de kozijnen gemaakt.  
In het ketelhuis bevindt zich verder nog de elektrische regelapparatuur voor het geautomatiseerde stookproces.  


Begin januari 1918 wordt de bekisting rondom het ketelhuis weggehaald. Over het  resultaat onder het muurwerk is de opzichter niet tevreden. Dat zal voor een deel overnieuw gedaan moeten worden, maar pas nadat er de nodige woorden tussen opzichter en aannemer zijn gewisseld.
diverse foto's installaties ketelhuis.
 
Een winterperiode is voor losse arbeiders een slechte periode om aan werk te komen. Zo ook hier. Meerdere keren kan er door vorst, sneeuw of andere omstandigheden over meerdere dagen niet worden gewerkt. Losse arbeiders zijn dan de eersten die naar huis worden gestuurd: geen werk, geen geld.
Een andere oorzaak waardoor het werk stilligt is de onregelmatige aanvoer van benodigde materialen. Of het nu om graniet of metselsteen gaat. Door de schaarste stijgen de prijzen. Voor 1000 kg. portlandcement moet ineens 3 gulden extra worden betaald.
 
Eind februari wordt er een begin gemaakt met het verleggen van de zeedijk. Het storten van beton gaat op verschillende plaatsen vrijwel onafgebroken door: de vloer in ketelhuis en machinehal, bij de zuig- en persbuizen, de ketelblokken. 
 
Eind maart kan er een begin worden gemaakt door installateurs van Louis Smulders met het plaatsen van de condensatiebuizen. Het gebouw komt al een eindje van de grond, om precies te zijn tot de onderkant van de kelderkozijnen.
Inmiddels is er ook een begin gemaakt om de granietdorpels te stellen waar de sluisdeuren op worden geplaatst.
 
In juli 1918 worden er voorbereidingen getroffen om de sluisdeuren op hun plaatsen in te gaan hangen. Er begint enige tijdsdruk op dit werk te staan. Er wordt geëist dat alle acht de sluisdeuren voor 1 oktober zijn geplaatst en gebruikt kunnen worden. Op dat moment is de zeedijk omgelegd en zullen de sluisdeuren het zeewater als '''zeekerende''' wering tegen moeten houden. Halverwege de maand is de eerste sluisdeur inderdaad op zijn plaats gebracht.
 
In augustus wordt er vooral gemetseld: de machinehal komt al redelijk op hoogte: tot aan de loopkraan, het stellen van de kozijnen begint en de granieten delen worden geplaatst. De westelijke muur is gereed tot de 97e laag, dat komt overeen met een hoogte van 11.16 m + NAP.
 
Tussen half augustus en eind september worden alle sluisdeuren voorgehangen, geplaatst en afgesteld.
 
Er wordt zand uit het nieuw gegraven kanaal gebruikt om het bouwterrein op te hogen.
 
Eind augustus worden de steigers geplaatst om een begin te maken met het opmetselen van het ketelhuis. Ook wordt de loopbrug over de [[penanten]] aan de boezemzijde gemaakt. Wouda heeft instructie gegeven om eerst het ketelhuis te gaan metselen en daarna pas te gaan beginnen aan de betonvloer van de machinehal.
 
In de top van de machinehal boven de lichtkozijnen worden''' hanenkammen''' gemetseld.
 
Inmiddels zijn we in september, het begint slechter weer te worden meerdere keren wordt het werk onderbroken. De vloer van de '''condensatieinrichting''' wordt aangelegd, eind september wordt de bewapening van de vloer gesteld. Daarnaast wordt er aan het [[ontvang- en stortebed]] gewerkt.
 
De deurkozijnen zijn gemaakt van Amerikaans grenenhout.
 
Opzichter Miedema verbaast zich over de prijs van het metselwerk voor het ketelhuis: f 9.50 voor 1000 stenen en inclusief voegwerk is dat f 12.50, bij de machinehal was dit nog f 11.75.
 
Dat de machinehal vrijwel klaar is wordt duidelijk uit de aanvoer van dakpannen.
 
In september zijn de gemeentelijke opzichters in de provincie Friesland uitgenodigd om op de bouwplaats te komen kijken.
 
Binnen in de machinehal is een begin gemaakt met het stellen van de machine- en pompblokken.
 
De zeedijk wordt aan beide zijden (west en oost) opnieuw aangelegd.
 
In het ketelhuis wordt aan de onderkant van de [[lateien]] ruimte vrijgelaten om de ketels te kunnen plaatsen.
Soms is het nodig om de hulp in te roepen van medewerkers van machinefabriek Jaffa. Begin oktober wordt er per telegram verzocht om een monteur naar Lemmer te laten komen, de volgende dag is de tekenaar er om te adviseren bij het stellen van de bouten van de [[condensatieinrichting]].
 
Halverwege oktober wordt de hijsmast opgesteld om de kap van de machinehal te kunnen plaatsen.
Bij het stoomgemaal zijn '''twee dienstwoningen''' gebouwd: '''één voor de machinist en één voor de stoker''' die op het gemaal zouden gaan werken. De woningen zijn tussen oktober 1919 en februari 1920 gebouwd. In het bouwverslag van de opzichter staat bij de week van 4 november 1919 een bijzondere aantekening: ,,Wegens Katholieke zondag werd er zaterdag weinig uitgevoerd", op zaterdag waren in verband met deze zondag 3 metselaars vertrokken. Of het hier om een bijzondere naamdag gaat, staat niet in het verslag.
De deuren die in de woningen zijn geplaatst werden geleverd door de firma Overmeer in Leeuwarden.
 
 
 
 
De '''[[Schoorsteen|schoorsteen]]''' is gemaakt door de '''firma Canoy Herfkens uit Venlo''' in maart 1916 werd de overeenkomst door ir. D.F. Wouda en de firma Herfkens getekend. kosten van de schoorsteen werden begroot op f 15.685,-.
 
[[Bestand:Schoorsteen_k.jpg|400×600px|link=]]
 
De '''[[Schoorsteen|schoorsteenmetselaars]]''' zijn op 15 augustus 1917 aan het werk gegaan. In de eerste week is er al een stukje van 2 meter boven het fundament opgemetseld, dat is dan op 3.20 m boven NAP.
<br>'''Meerdere keren ligt het werk stil omdat er een zware storm over de vlakte raast''' die het onmogelijk maakt om op grotere hoogte aan het werk te gaan. De werkzaamheden vorderen gestaan en '''per week wordt er ongeveer drie meter bijgemetseld'''.
<br>In oktober wordt er al een begin gemaakt met de '''[[Schoorsteen|binnenschacht]]''' van de schoorsteen, ook wel '''[[Schoorsteen|schutwand]]''' genoemd.
<br>De schoorsteen heeft aan de onderkant een diameter van 622 cm en binnenin de schoorsteen aan de voet 392 cm. Aan de top is de omtrek aan de buitenzijde 287 cm en binnen 235 cm.
 
Op 5 oktober 1917 was de schoorsteen al tot de helft (30 meter) opgemetseld en kan Canoy op basis van de overeenkomst de helft van het bedrag factureren: f 7842,50.
 
De '''tweede schoorsteen''' die opgemetseld zou worden werd bijna twee keer zo duur (f 29.375,-) nadat bij de eerste schoorsteen (kosten f 15.685,-) de bliksem was ingeslagen. '''Op 7 zaterdag juni 1918''' was de schoorsteen klaar. De hele daarop volgende week was het onrustig en onstuimig weer. '''Op 15 juni ontstond''' er veel stormschade aan de dam die in zee werd aangelegd, een deel van het profiel spoelde over een lenget van 100 meter weg. Dat was de opmaat naar '''zondag 16 juni''' toen het noodlot kort na het middaguur toesloeg. De bliksem sloeg in de schoorsteen. De schoorsteen werd tot op een hoogte van 30 meter afgeslagen en beschadigde de muur van het ketelhuis. De andere helft die overeind was blijven staan, was zwaar beschadigd.
Op 18 juni komt '''ir. D.F. Wouda''' zelf naar Lemmer om de schade op te nemen. Een dag later wordt in overleg met de inspecteur van de verzekeringsmaatschappij besloten om de resterende 30 meter af te breken en de hele schoorsteen opnieuw op te metselen.
Kort na dit bezoek wordt een begin gemaakt met de eerste herstelwerkzaamheden: de muur van het ketelhuis en de voet van de schoorsteen.
 
Tijdens de onderhandelingen over de herbouw van de schoorsteen wijst '''Canoy''' er op dat de schade naar alel waarschijnlijkheid niet zou zijn ontstaan als er eerder met het werk aan de schoorsteen zou zijn begonnen. Canoy heeft meerdere keren gevraagd dat werk niet uit te stellen tot na de zomer. In de herfst en winter is het vrijwel onmogelijk om een schoortseen van deze hoogte te bouwen gelet op het ongunstige weer. Dat weer is ook de reden dat er tussen november 1917 en maart 1918 niet aan de schoorsteen is gewerkt. '''Canoy''' wijst er tevens op dat de bliksem zelden of nooit in de herfst en winter inslaat maar vrijwel altijd in de lente en zomer.
Waarom '''Canoy''' pas in september 1917 met het werk is begonnen en waarom zijn verzoeken terzijde zijn geschoven is niet bekend.
 
In november 1918 wordt het contract opgesteld voor de herbouw van de schoorsteen.
 
Het restant van de schoorsteen blijkt zeer instabiel te zijn, dat was ook de reden voor volledige herbouw.  In zijn aantekeningen schrijft opzichter Miedema het volgende:
''',,Tussen 1 en 2 januari (1919) de schoorsteen gevallen door den wind"'''.
 
Vrijwel het volledige restant wordt tot aan de voet afgebroken door de wind, in het weekrapport staat de volgende passage: ''',,de schoorsteen is weer tot den betonvoet afgebroken".'''De '''gebroeders Broersma uit Lemmer''' mogen de restanten van de schoorsteen gebruiken voor stortpuin tegen een prijs van f 900,-.
 
'''In 1955 is er groot onderhoud aan de [[Schoorsteen|schoorsteen]]''' uitgevoerd. Dat was nodig omdat er bij een controle scheuren waren ontdekt in axiale richting met een lengte van 7 centimeter. Een tweede reden om de schoorsteen na te lopen was de komst van de nieuwe ketels.
 
[[Bestand:6_oorspronkelijke_Piedboeuf_ketels.jpg|600×471px|link=]]
<br>Met de '''oude ketels werd een temperatuur bereikt van 200 o C. aan de voet van de schoorsteen''', na installatie van '''de vier nieuwe ketels zou dat oplopen tot 350 o C'''. De herstelwerkzaamheden aan de schoorsteen zijn uitgevoerd door de firma Gebr. Heerde uit Wolvega voor een bedrag van f 26.900.-. '''Bij dit groot onderhoud zijn ook de ijzeren banden aangebracht'''.
 
Vervolgens is er nog in 1962 onderhoud aan de schoorsteen nodig geweest.
<br>'''Voor nadere informatie betreffende fabrieksschoorstenen, zie:''' <strong>[[Schoorsteen|schoorsteen]]</strong>
<br>
<br>
'''Het gemaal is het meest imposante bouwwerk''' waar ruim 30 mensen per dag bij betrokken waren: grondwerkers, arbeiders, baggerlieden, heibazen, heiers, timmerlieden en stokers.
 
[[Bestand:Gemaal_in_aanbouw.jpg|600×437px|link=]]
 
Vanaf november 1916 zijn er '''enorme hoeveelheden bouwmaterialen''' aangevoerd.
<br> Alleen al de '''honderden heipalen''':
<ul>
<li>641 met een lengte van 7.30 m
<li>1242 met een lengte van 6.25 m
<li>76 met een lengte van 6.00 m en
<li>286 met een lengte van 5.00 m.
</ul>
Al deze heipalen van dennen kosten samen f 16868,-. Het aanvoeren van deze enorme voorraad nam tussen november 1916 en mei 1917 meer tijd in beslag dan het heien. Tussen 20 mei en 29 juli 1917 hebben 15 heiers de klus geklaard.
 
[[Bestand:Aanleg_fundering_en_heiwerk.jpg|600×367px|link=]]
 
Vanaf juni 1917 wordt er gewerkt aan het maken van de '''[[sluishoofden]]''' waarna de '''acht [[sluisdeuren]]''' geplaatst kunnen worden.
 
[[Bestand:Bouw_sluishoofden.jpg|587×381px|link=]]
 
In december 1917 worden er 36.000 bruikbare straatklinkers gesorteerd uit een verder onbruikbare partij gedeukte klinkers.
<br>Idem met de klinkers voor de gevels, hiervoor worden 45.000 miskleurige klinkers gesorteerd en gebruikt.
 
De '''vier nieuwe vuurgangvlampijpketels''' zijn gemaakt en geplaatst door Werkspoor in Amsterdam in het jaar 1955 voor de som van f 375.600,-

Versie van 16 dec 2012 15:09

(deze pagina is nog in bewerking)

De huidige inrichting van het ketelhuis van het ir. D.F. Woudagemaal is niet meer dezelfde als de originele inrichting van 1920.

300×450px

In het tijdschrift De Ingenieur beschrijft prof. ir. J.C. Dijxhoorn o.a. de ketelinstallatie van het ir. D.F. Woudagemaal.
(zie ook: beschrijving van de stoominstallatie van het gemaal bij Lemmer in het tijdschrift "De Ingenieur")

In de zes gecombineerde ketels wordt stoom geproduceerd van 12 kg per cm2 (12 atmosfeer).
De ketelinstallatie van het systeem Piedboeuff bestaat voor iedere afzonderlijke ketelcombinatie uit een Lancashireketel beneden en een vlampijpketel boven.
Iedere ketelcombinatie heeft een verwarmingsoppervlak van 235 m2 (aan de waterzijde van de ketelwand). Van de zes ketelsystemen wordt er steeds één in reserve gehouden, ook als het gemaal met vol vermogen in werking is.

Het Piedboeuff-systeem wordt voor het gemaal gekozen, speciaal met het oog op de bedrijfsaard: omdat er steeds na lange periodes van stilstand gedurende een bepaalde korte duur met de ketels gestookt moet worden en het hierbij passend brandstofverbruik toch zo zuinig mogelijk moet kunnen blijven. Het stokerspersoneel zal door het onregelmatig gebruik van de ketels betrekkelijk weinig oefening hebben, het ketelsysteem mag dus van de stokers qua bediening niet al te gecompliceerde vaardigheden vragen. Toch is het rendement van het gekozen systeem behoorlijk op niveau. Om deze redenen is bij dit ketelsysteem is ook een economiser weggelaten, door de beperkte inzettijd zal het wegvallen van het voordeel van een economiser bij dit ketelsysteem niet zo heel erg veel afbreuk aan het te behalen rendement veroorzaken, terwijl de bediening eenvoudiger kan blijven.

600×437px

De Zes stoomketels van het type Piedboeuf zijn vervaardigd door de Gebr. Deprez te Tilburg. Het grondplan van het ketelhuis is 32m bij 15m. Oorspronkelijk is er in het bestek sprake van acht op te stellen stoomketels met een gezamenlijk verwarmingsoppervlak van 1600 m2, maar op voorstel van de machinefabriek is het oppervlak uiteindelijk beperkt gebleven tot 1410 m2, dat dan verdeeld kan worden over het aantal van zes ketels.
Bij de keuze van de ketels wordt een laag stoomverbruik beoogd, o.a. door de speciale inrichting van de stoommachines, een regelmatige belasting van de machines, Een daarbij behorend continue stoomverbruik zal een belangrijke rol in het geheel van de gemaakte keuzes hebben gespeeld. De machinefabriek ging daarbij uit van 12,6 kg stoom per w p k-uur.

Men kiest ook voor het werken met oververhitte stoom: achter elke ketel bevond zich daarvoor een oververhitter van 85 m2 verwarmingsoppervlak (buitenwerks).

Voor het stoken met steenkolen in de ketel wordt geforceerde luchttoevoer onder de roosters toegepast volgens het systeem van Asselbergs en Nachenius.
Op de stookplaats in het ketelhuis zijn daarvoor twee ventilatoren geïnstalleerd, elk met voldoende capaciteit voor het volle werk. De luchttoevoer kan zo worden afgesteld en geregeld, dat er boven de kolenlaag precies de atmosferische druk aanwezig is, waardoor er een optimale volledige verbranding kan plaatsvinden met de juiste temperatuur en verbrandinsduur.

391×562px

Elk van de genoemde ventilatoren wordt aangedreven door een vertikaal opgestelde gelijkstroom-stoommachine.
De afgewerkte stoom van deze machines wordt in het ketelhuis, samen met die van de stoomvoedingspompen, gecondenseerd in twee voorwarmers, elk met een 6 m2 groot verwarmingsoppervlak.
Al het voedingswater passeert op zijn weg van de voedingspompen naar de ketels door de voorwarmers.

Aanvankelijk is er overwogen of een mechanische stookinrichting bij het ir. D.F. Woudagemaal misschien nog zijn nut zou kunnen hebben.
Men heeft daar echter uiteindelijk van afgezien, omdat de tijdsduur van het gebruik van de installatie, de raming is oorspronkelijk ongeveer 1000 uren per jaar, te kort is om het voordeel en de kosten van een dergelijke installatie te kunnen verantwoorden.

600×257px Voorbeeld van een automatische stookinrichting
(Abeelding uit: Stoom, Uitgave der Vereeniging Krachtwerktuigen, Groningen 1929)

In het ketelhuis zijn vervolgens ook twee filterpersen van elk 7 m2 oppervlak opgesteld. Ze zijn tijdens de maaluren beide gelijktijdig in bedrijf. Het condensaat van de afgewerkte stoom uit de hoofd- en hulpmachines, dat na een proces van olieafscheiding vanuit de kelders van de machinekamer en met de toevoeging van aluminiumsulfaat retour komt naar het ketelhuis, wordt in het ketelhuis nog eens extra gefiltreerd in de filterpersen, waarna het gefiltreerde water in de voedingswaterbakken loopt.

400×267px Worthingtonstoompomp in het Woudagemaal

Het voedingswater wordt door de beide Worthington-stoomvoedingspompen naar de ketel geperst. Daarbij passeert het eerst nog de voorwarmers, waarin het wordt verwarmd door de afgewerkte stoom van de voedingspompen en de ventilator-aandrijvingsstoommachines.
Het oliehoudende condensaat van deze beide hulpmachines wordt eerst eveneens naar de warmwaterbakken in de machinekelder gevoerd, om daar op dezelfde wijze van olie te worden ontdaan als het condensaat uit de condensors.

500×333px Filterpers in het Woudagemaal

De beide voedingswaterbakken met de filterpersen zijn nog steeds in het ketelhuis aanwezig en het filtersysteem is nog altijd volop in gebruik als integraal onderdeel van het stoombedrijf.
Bovendien is er nog steeds één van de beide Worthington-stoomvoedingspompen in het ketelhuis aanwezig. Tegenwoordig zorgen de elektromotoren en hun bijbehorende pomphuizen voor de suppletie van het ketelwater.

400×253px Elektrisch aangedreven voedingswaterpomp

Bij de oorspronkelijke inrichting van het ketelhuis behoort zeker ook de stalen vloer voor de ketels. Deze diende destijds als ondergrond voor het opscheppen van de steenkolen.
Gedurende de jaren dat men stookte met steenkolen (van 1920 tot 1967) werden de kolen met de stalen kruiwagens op deze vloer gestort. Voor de ketel stond op de vloer een boogvormige stalen wand waartegen de stokers de kolen op konden scheppen om ze vervolgens door de vuurdeur op de roosters te werpen en te verspreiden. De vloer vertoont door dat intensief gebruik nog duidelijk de slijtsporen van de kolenschoppen.

400×314px

In 1955 worden de Zes stoomketels van het type Piedboeuf vervangen door vier nieuwe Schotse ketels.
De Piedboeuffketels worden afgekeurd en moeten dus worden ontmanteld. De installatie van de nieuwe Werkspoorketels vereist een belangrijke aanpassing en verbouw van het oorspronkelijke ketelhuis. Het resultaat is dat de installatie en de inrichting van het oorspronkelijke ketelhuis zich sterk heeft gewijzigd en dus niet meer de oorspronkelijke van 1920 is.

Door de plaatsing van de nieuwe ketels wordt er een aanmerkelijke vermindering aan ruimtebeslag in het ketelhuis gerealiseerd.
De vrijgekomen vloerruimte kan gebruikt worden voor andere doeleinden: zo wordt er ter plaatse o.a. een werkplaats voor het waterschap ingericht. Opvallend is ook de enorme lege ruimte onder het hoge dak van het ketelhuis, een gevolg van het feit dat de oorspronkelijke ketelsystemen met onder- en bovenketels zijn verdwenen.

De herinrichting moet een geweldige klus zijn geweest. Het betekent dat allereerst de totale inmetseling van de ketels moet worden afgebroken, waarna de ketelappendages en veelvuldig gebruikte isolatiematerialen moeten worden verwijderd, om uiteindelijk de ketels zelf te kunnen demonteren en versnijden. Vervolgens komt het leidingwerk aan de beurt, overtollig leidingwerk moet worden verwijderd en daarbij worden ook de ventilatoren en hun hulpmachines verwijderd. Tenslotte zal het vrijgekomen afbraak- en sloopmateriaal op geordende wijze moeten worden afgevoerd.

Daarna kan uiteraard het opbouwwerk beginnen. Als voorbereiding op de nieuwe ketelinstallatie zullen er ook onder de ketelhuisvloer in de funderingen veel veranderingen zijn aangebracht. Bij een nieuw ketelsysteem behoort een nauwkeurig ontworpen fundatieplan voor de leidingen en het ketelstoelen, het leidingwerk moet daarbij zijn weg kunnen vinden en de ketels moeten stevig op hun plaats kunnen worden verankerd.
Voor de nieuwe ketels, die voor een belangrijk deel in hun definitieve ronde vorm bij Werkspoor zijn voorbereid, moet een doorgang worden gecreëerd. Het binnenbrengen van de ketels in het ketelhuis gebeurt door de achtermuur (bij de schoorsteen) van het ketelhuis, waarvoor speciaal voor deze bouwfase een ruime doorgang in de muur is gemaakt. De ketels worden min of meer rollend naar binnen gebracht.

foto kolengestookte WS-ketels

Als de hele verbouw en herinstallatie achter de rug is, heeft het ketelhuis voor een belangrijk deel het aanzicht gekregen van heden ten dage. Wel worden op dat moment ook de nieuwe ketels aanvankelijk nog gestookt met steenkolen. Daarom zijn er in het ketelfront eerst nog de vuurdeuren aanwezig. Van 1955 tot 1967 werpen de stokers hun steenkolen nog op de nieuwe roosters via deze vuurdeuren. Eén van de vuurdeuren is bewaard gebleven en maakt deel uit van de expositie in het nieuwe Bezoekerscentrum. (voor informatie over de ketels: vier nieuwe Schotse ketels)

Als de steenkolen tenslotte, na het sluiten van de Nederlandse mijnen in Zuid-Limburg, te duur worden, gaat men in 1967 voor het ir. D.F. Woudagemaal over op het stoken met zware stookolie. Nogmaals volgt er een verbouwing en herinstallatie. Na deze aanpassing heeft het ketelhuis zijn definitieve huidige inrichting gekregen.

foto oliegestookte WS-ketels

Thans bestaat de inrichting van het ketelhuis globaal uit: vier nieuwe Schotse ketels, de twee reeds eerder beschreven voedingswaterbakken met filterpersen, in iedere hoek één, twee elektrisch aangedreven voedingswaterpompen, alsmede één door stoom aangedreven Worthinton voedingswaterpomp (duplexpomp). Centraal in het ketelhuis is een stoomverwarmingsinstallatie opgesteld die dient voor de extra verwarming van de stookolie tot 110 graden C., waarna de stookolie naar de oliebranders voor de vuurgangen kan worden geleid.

In het ketelhuis bevindt zich verder nog de elektrische regelapparatuur voor het geautomatiseerde stookproces.

diverse foto's installaties ketelhuis.