Kwaliteit en eigenschappen van steenkolen en Lauwersmeer: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Cierick Goos
k (Categorie toegevoegd)
 
imported>Vincent Erdin
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het Lauwersmeer is in 1969 ontstaan toen er een dam werd aangelegd om de Lauwerszee af te sluiten van de Waddenzee. Zee werd meer. Zout water werd zoet water. In de da...')
 
Regel 1: Regel 1:
De '''oudste vaste brandstof is de steenkool''', die '''op aarde in grote hoeveelheden''' voorkomt en dus ook '''voor de stoomvorming het meest''' wordt '''toegepast'''.  
Het Lauwersmeer is in 1969 ontstaan toen er een dam werd aangelegd om de Lauwerszee af te sluiten van de Waddenzee. Zee werd meer. Zout water werd zoet water.
In de dam werden spuisluizen aangelegd om het water van de Friese en Groningse boezem op de Waddenzee af te laten stromen. Op termijn zullen de spuisluizen vervangen worden door een gemaal. Dit hangt nauw samen met de bodemdaling in Groningen als gevolg van gaswinning en de afvoercapaciteit vanuit de Groningse boezem naar het Lauwersmeer. De bodemdaling in Groningen gaat iets sneller dan in Friesland maar ook vanuit deze hoek komt er een moment waarop het water niet langer langs natuurlijke weg afgevoerd kan worden. Daarbij komt dat de verwachting is dat de zeespeigel als gevolg van smeltend ijs op de poolkap alleen maar zal stijgen en er meer neerslag zal vallen. Dit alles zal er voor zorgen dat er steeds vaker geen gebruik zal kunnen worden gemaakt van de spuisluis. Het Lauwersmeer heeft een grote capaciteit om water op te kunnen slaan maar met de extra neerslag die op termijn wordt verwacht komt er ook een grens aan wat haalbaar is.


'''Steenkolen zijn ontledingsproducten van de planten''' die '''in het tijdperk van het Carboon op aarde groeien'''. Door drift van de landschollen in de aardkorst heeft de plantengroei van het Carboon er uiteindelijk voor gezorgd dat '''de steenkool op aarde wijd verspreid''' voorkomt.
Met de discussie over het natuurbeheer wordt ook gepleit voor het regelmatig openzetten van de sluis zodat er zoutwater binnen kan stromen. Dat heeft gevolgen voor de flora maar ook voor de landbouw. Het is deze sector die grote bedenkingen heeft bij het inlaten van zout water. Met name de gewassen die vlak langs de kust worden geteeld zijn gevoelig voor zout.  


'''In het Carboon is de plantengroei zeer welig''', terwijl '''de soortenrijkdom (biodiversiteit) dan nog gering''' is. Daarom '''lopen de eigenschappen van de steenkolen uiteindelijk weinig uitéén'''.
Ter vervanging van de voormalige vissershavens in Zoutkamp en Oostmahorn kwam er bij Lauwersoog een vissershaven, een haven voor de recreatievaart en een aanlegplaats voor de boot naar Schiermonnikoog.
<br>Er zijn ook steenkolen die uit plantengroei van jongere perioden stammen (bijvoorbeeld in Indonesië. Deze steenkolen komen dicht bij de '''eigenschappen van bruinkool''').
Er is ook een schutsluis waardoor het scheepvaartverkeer van het Lauwersmeer naar de Waddenzee kan varen.


De steenkolen kunnen ingedeeld worden in '''verschillende soorten met als criterium de mate van verkoling'''. Twee eigenschappen van de steenkolen spelen hierbij een rol.  
Het Lauwersmeer is inmiddels Nationaal Landschap en daarmee een belangrijk leefgebied voor flora en fauna. In het voorjaar van 2011 werd er een zeearend gesignaleerd die een jong heeft uitgebroed. Medio juni was dit een grote sensatie toen het jong begon te vliegen. Inmiddels heeft het jong in het najaar van 2011 het gebied verlaten om zelf op zoek te gaan naar een eigen afgebakend leefgebied.


<ul>
Het Lauwersmeer is als Nationaal Landschap van belang voor recreanten, er zijn veel mogelijkheden om te wandelen, fietsen en varen. Een deel van het gebied is ingericht met een oefendorp voor militaire acties.
<li>'''het percentage vluchtige bestanddelen'''
<li>'''het bakkend vermogen'''
</ul>
 
Vaak is er bij deze eigenschappen overeenkomst met '''het zuurstofgehalte van de kool''', dat '''minder wordt, naarmate de verkoling in een verder stadium''' is gekomen.
<br>Daarnaast is echter ook '''het waterstofgehalte''' van belang, meestal schommelt dat om de 5 %.
<br>Men onderscheidt op grond van deze eigenschappen:
 
[[Bestand:Steenkoolsoorten.JPG|500x187px|link=]]
 
Deze onderscheiding heeft '''geen scherpe grenzen''', in werkelijkheid overlappen de soorten zich voor een deel qua eigenschappen.
 
De kolen worden gebruikt om de warmte, '''het warmteleverend vermogen''' is dus van belang. Dat wordt uitgedrukt in de '''calorische waarde van de brandstof''', waarbij we '''de verbrandingswarmte''' en '''de stookwaarde''' onderscheiden, afhankelijk van de methode waarop men bepaalde metingen doet.
<br>De stookwaarde is de gemeten verbrandingswarmte, verminderd met 600 kilicalorieën voor iedere kilogram bij de verbranding gevormd water.
<br>Zo ligt dus de '''stookwaarde wat lager dan de verbrandingswarmte'''.
 
Voor het gebruik is het van belang dat die warmte '''zo volledig mogelijk''' en '''goed regelbaar''', zonder veel moeite of kosten ontwikkeld kan worden. Daarbij is '''het bakkend vermogen''' en '''het vluchtige gehalte''' van belang. Bovendien speelt ook '''de structuur van de kolen''' een rol.
 
Fijne, niet bakkende kool en in het vuur uiteenvallende kool veroorzaken namelijk '''doorval''' van de kolen door het rooster en een groot '''vliegasverlies'''.
<br>Tot deze groep behoren '''antraciet, mager fijnkolen, vlamkolen en poedervormige cokes'''.
 
Kolen met een sterk bakkend vermogen, met samengesmolten cokes, veroorzaken wel eens problemen, omdat de cokeskoek dan de luchttoevoer weer te sterk belemmert en het vuur daardoor niet gemakkelijk gelijkmatig onderhouden kan worden.
<br>Hierbij gaat het dan om '''vet(cokes)kolen en gaskolen'''.
 
Kolen met een '''laag vluchtig gehalte''' moeten '''de zuurstof uit de lucht in de kolenlaag zelf verbruiken''', daarom moet deze laag wat dunner zijn dan bij '''meer vluchtige kolen''', waarbij '''een gedeelte van de lucht door de uit de kolen komende vluchtige gassen verbruikt''' kan worden.
<br>Kolen met veel vluchtig laten dit zo snel ontsnappen , dat de volledige verbranding moeilijk wordt. Het niet verbrandend vluchtig betekent ook ernstige verliezen, roetvorming en vervuiling van de ketel. Het verlies aan algemeen rendement is dan al snel een gevolg.
<br>Natuurlijk is ook de '''samenstelling van de gassen''' van groot belang.  Dat is een eigenschap van de gebruikte kolen, waarbij het '''waterstofgehalte''' van de kolen bepalend is.
 
'''Antraciet en magerkolen, ook cokes''', kunnen daarom '''gemakkelijker met onderwind''' worden gestookt.
Voor handstoken zonder of met onderwind zijn de magernootjes in de vorm van stukkolen nootjes V, esskolen in alle stukgroottes, vetstukkolen, vetnootjes, mengsels van magere en bakkende kolen, en cokes de meest in aanmerking komende steenkolen.
 
[[Bestand:Steenkoolsoorten_2.JPG|600x383px|link=]]
 
Staatsmijnen in Limburg
<br>Analyse van de kolen uit de mijnen Emma en Maurits (vetkolen), Hendrik (vetkolen en esskolen) en Wilhelmina (magerkolen)
 
Bij de Limburgse mager- en vetkolen is de verbrandingswarmte van de brandbare stof behoorlijk constant.
<br>Bij de Engelse gasvlamkolen loopt de verbrandingswaarde zover uiteen dat ze minder bruikbaar zijn gebleken.
 
In de praktijk worden '''kolensoorten vaak gemengd''', om '''een mengsel''' te krijgen '''dat een bepaald gehalte aan vluchtige stoffen heeft'''. Hierbij gaat het vaak '''om de prijs''': mager fijn-kool is goedkoper, maar ook '''het beoogd bakkend vermogen''' speelt een rol, dit is van belang om de fijnkool te kunnen verstoken, terwijl men dan een aangeblazen vuur gebruikt.
De '''bakkende kool omhult dan de de grovere stukken van de niet-bakkende kool'''. Een goede menging is 2 a 3 delen Wilhelmina op 1 deel Emmafijn, zodat er niet te veel kool weggeblazen wordt door de mechanische luchttoevoer onder de roosters.
 
[[Bestand:Steenkoolsoorten 3.JPG|600x772px|link=]]
De cijfers in de afbeelding vóór de namen van de mijnen verwijzen naar de leveranciers van Nederlandse kolen:
<ul>
<li>1 Dominiale Mijn Maatschappij te Kerkrade
<li>2 Mij. tot Exploitatie de Steenkolenmijnen Laura & Vereeniging te Eygelshoven
<li>3 N.V. Mij. tot Exploitatie van Limburgse Steenkolenmijnen, genaamd Oranje-Nassau Mijnen te Heerlen
<li>4 Staatsmijnen in Limburg te Heerlen
<li>5 N.V. Ned. Steenkolenmijnen Willem Sophia te Spekholzerheide
</ul>
Zodra de brandstof een lagere verbrandingswaarde heeft wordt die vaak gerekend tot '''de minderwaardige brandstoffen''', zoals bijvoorbeeld''' turf, bruinkoolbriketten en gewassen fijnkolen'''.
Toch is het '''niet zo dat deze brandstoffen ongeschikt zijn''': '''op speciale aangepaste stookinrichtingen''' (roosters en ventilatie) '''produceren ze bijna evenveel stoom'''. Deze aangepaste stookinrichtingen zijn dan vaak uitgerust met '''mechanische zelfreinigende roosterconstructies''', waarbij de slakken automatisch worden verwijderd.
 
(Bij de samenstelling van tekst en afbeeldingen is gebruik gemaakt van:
<br>Stoom, uitgave der Vereeniging Krachtwerktuigen, Groningen 1942)
 
<br>
[[Category:Het gemaal in bedrijf]]

Versie van 31 dec 2011 23:48

Het Lauwersmeer is in 1969 ontstaan toen er een dam werd aangelegd om de Lauwerszee af te sluiten van de Waddenzee. Zee werd meer. Zout water werd zoet water. In de dam werden spuisluizen aangelegd om het water van de Friese en Groningse boezem op de Waddenzee af te laten stromen. Op termijn zullen de spuisluizen vervangen worden door een gemaal. Dit hangt nauw samen met de bodemdaling in Groningen als gevolg van gaswinning en de afvoercapaciteit vanuit de Groningse boezem naar het Lauwersmeer. De bodemdaling in Groningen gaat iets sneller dan in Friesland maar ook vanuit deze hoek komt er een moment waarop het water niet langer langs natuurlijke weg afgevoerd kan worden. Daarbij komt dat de verwachting is dat de zeespeigel als gevolg van smeltend ijs op de poolkap alleen maar zal stijgen en er meer neerslag zal vallen. Dit alles zal er voor zorgen dat er steeds vaker geen gebruik zal kunnen worden gemaakt van de spuisluis. Het Lauwersmeer heeft een grote capaciteit om water op te kunnen slaan maar met de extra neerslag die op termijn wordt verwacht komt er ook een grens aan wat haalbaar is.

Met de discussie over het natuurbeheer wordt ook gepleit voor het regelmatig openzetten van de sluis zodat er zoutwater binnen kan stromen. Dat heeft gevolgen voor de flora maar ook voor de landbouw. Het is deze sector die grote bedenkingen heeft bij het inlaten van zout water. Met name de gewassen die vlak langs de kust worden geteeld zijn gevoelig voor zout.

Ter vervanging van de voormalige vissershavens in Zoutkamp en Oostmahorn kwam er bij Lauwersoog een vissershaven, een haven voor de recreatievaart en een aanlegplaats voor de boot naar Schiermonnikoog. Er is ook een schutsluis waardoor het scheepvaartverkeer van het Lauwersmeer naar de Waddenzee kan varen.

Het Lauwersmeer is inmiddels Nationaal Landschap en daarmee een belangrijk leefgebied voor flora en fauna. In het voorjaar van 2011 werd er een zeearend gesignaleerd die een jong heeft uitgebroed. Medio juni was dit een grote sensatie toen het jong begon te vliegen. Inmiddels heeft het jong in het najaar van 2011 het gebied verlaten om zelf op zoek te gaan naar een eigen afgebakend leefgebied.

Het Lauwersmeer is als Nationaal Landschap van belang voor recreanten, er zijn veel mogelijkheden om te wandelen, fietsen en varen. Een deel van het gebied is ingericht met een oefendorp voor militaire acties.