Directiekeet en Kwaliteit en eigenschappen van steenkolen: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Cierick Goos
k (Categorie toegevoegd)
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
Om toezicht te kunnen houden op de bouwwerkzaamheden werd er een directiekeet op het bouwterrein gebouwd. Dit tijdelijke gebouw van hout moest een aantal jaren dienstdoen en was daarom stevig gebouwd op houten heipalen. Buitengewoon hoofdopzichter Wigle Cornelisz Anema (1884-1937) voerde vanuit deze keet de dagelijkse directie op de bouw van het gemaal en woonde hier ook. <sup>[1.]</sup>
De '''oudste vaste brandstof is de steenkool''', die '''op aarde in grote hoeveelheden''' voorkomt en dus ook '''voor de stoomvorming het meest''' wordt '''toegepast'''.  


{| style="border-collapse:collapse; margin: auto;"
'''Steenkolen zijn ontledingsproducten van de planten''' die '''in het tijdperk van het Carboon op aarde groeien'''. Door drift van de landschollen in de aardkorst heeft de plantengroei van het Carboon er uiteindelijk voor gezorgd dat '''de steenkool op aarde wijd verspreid''' voorkomt.
|+ style="caption-side:bottom; text-align:left; padding: 2px" | ''Bouwkundige tekening van de voorgevel van de directiekeet op het bouwterrein. Dit is een uitsnede van een grotere tekening, de volledige tekening is in de bronvermelding te vinden. '' <sup>[2.1.]</sup>
| [[Bestand:850 Directiekeet - voorgevel.png]]
|}


'''In het Carboon is de plantengroei zeer welig''', terwijl '''de soortenrijkdom (biodiversiteit) dan nog gering''' is. Daarom '''lopen de eigenschappen van de steenkolen uiteindelijk weinig uitéén'''.
<br>Er zijn ook steenkolen die uit plantengroei van jongere perioden stammen (bijvoorbeeld in Indonesië. Deze steenkolen komen dicht bij de '''eigenschappen van bruinkool''').


{| style="border-collapse:collapse; margin: auto;"
De steenkolen kunnen ingedeeld worden in '''verschillende soorten met als criterium de mate van verkoling'''. Twee eigenschappen van de steenkolen spelen hierbij een rol.  
|+ style="caption-side:bottom; text-align:left; padding: 2px" | ''Bouwkundige tekening van de plattegrond van de directiekeet op het bouwterrein. Dit is een uitsnede van een grotere tekening, de volledige tekening is in de bronvermelding te vinden. '' <sup>[2.1.]</sup>
| [[Bestand:850 Directiekeet - plattegrond.png]]
|}


<ul>
<li>'''het percentage vluchtige bestanddelen'''
<li>'''het bakkend vermogen'''
</ul>


Het gebouw was ingericht om permanent in te verblijven, het bestond uit de volgende ruimten:
Vaak is er bij deze eigenschappen overeenkomst met '''het zuurstofgehalte van de kool''', dat '''minder wordt, naarmate de verkoling in een verder stadium''' is gekomen.
* Een directie kamer
<br>Daarnaast is echter ook '''het waterstofgehalte''' van belang, meestal schommelt dat om de 5 %.
* Een tekenkamer
<br>Men onderscheidt op grond van deze eigenschappen:
* Een woonkamer
* Twee slaapkamers
* Een Keuken
* Een bijkeuken
* Een aangebouwde bergplaats met privaat (WC)
* Een aangebouwde werkplaats met privaat (WC) en een regenwater opvangbak van 2500 liter
De directiekamer, de tekenkamer en de woonkamer waren van een open haard voorzien om deze ruimten te kunnen verwarmen.


{| style="border-collapse:collapse; margin: auto;"
<ul>
|+ style="caption-side:bottom; text-align:left; padding: 2px" | ''Bouwkundige tekening van de doorsnede a-b van de directiekeet op het bouwterrein. Dit is een uitsnede van een grotere tekening, de volledige tekening is in de bronvermelding te vinden. '' <sup>[2.1.]</sup>
<li>antraciet
| [[Bestand:850 Directiekeet - doorsnede a-b.png]]
<li>magerkool
|}
<li>ess(stoom)kool
<li>ver(cokes)kool
<li>gaskool
<li>gasvlamkool
<li>vlamkool
</ul>


Deze onderscheiding heeft '''geen scherpe grenzen''', in werkelijkheid overlappen de soorten zich voor een deel qua eigenschappen.


{| style="border-collapse:collapse; float:left; margin-right: 30px;"
[[Bestand:Steenkoolsoorten.JPG|500x187px|link=]]
|+ style="caption-side:bottom; text-align:left; padding: 2px" | ''Tekening van de versiering van de directiekeet voor de feestelijke opening van het gemaal. Dit is een detail van een grotere tekening, de volledige tekening is in de bronvermelding te vinden. '' <sup>[2.2.]</sup>
| [[Bestand:788 Terrein versiering - versiering directiekeet.png]]
|}
Voor de feestelijke opening van het gemaal werden er een aantal versieringen op het terrein aangebracht. Ook de directiekeet werd versierd. Bij de ingang naar de directiekeet werd een houten poort gebouwd en versierd, het pad naar de ingang werd aangekleed met planten en de vlag ging uit!
<br clear=all>


== '''Bronnen''' ==
De kolen worden gebruikt om de warmte, '''het warmteleverend vermogen''' is dus van belang. Dat wordt uitgedrukt in de '''calorische waarde van de brandstof''', waarbij we '''de verbrandingswarmte''' en '''de stookwaarde''' onderscheiden, afhankelijk van de methode waarop men bepaalde metingen doet.
# Boonstra, I., Gildemacher, K. F., Hagen, J., Hardeman, L., Jacobs, I. D., De Jong, S., Stenvert, R. & Vredenberg, J. (2012). ''Het Ir. D.F. Woudagemaal: Een levend werelderfgoed op stoom.'' Utrecht: Matrijs.
<br>De stookwaarde is de gemeten verbrandingswarmte, verminderd met 600 kilicalorieën voor iedere kilogram bij de verbranding gevormd water.
# Tresoar, Tekeningen- en kaartenarchief Provinciale Waterstaatsdienst van Friesland 1876-1986 (archief nr. 9-05)
<br>Zo ligt dus de '''stookwaarde wat lager dan de verbrandingswarmte'''.
::: 2.1. Inv. nr. 850: ''Bouwkundige tekening tonende het aanzicht, doorsnede en plattegrond van een directiekeet ten bate van de bouw van het Ir. D.F. Woudagemaal.'' Het betreft hier een besteltekening behorende bij PWS Friesland bestek 3, dienstjaar 1915. [[Media:850 Directiekeet.png|[Link naar tekening]]]
::: 2.2. Inv. nr. 788: ''Bouwkundige tekening tonende de versieringen van het terrein bij het stoomgemaal in het kader van de opening van het gemaal door H.K.H. Koningin Wilhelmina op 7 oktober 1920.'' De bouwtekening toont aanzichten, doorsneden, een plattegrond en een situatie (schaal 1:500) van de versieringen. [[Media:788 Terrein versiering 50%.png|[Link naar tekening]]]


<br>
Voor het gebruik is het van belang dat die warmte '''zo volledig mogelijk''' en '''goed regelbaar''', zonder veel moeite of kosten ontwikkeld kan worden. Daarbij is '''het bakkend vermogen''' en '''het vluchtige gehalte''' van belang. Bovendien speelt ook '''de structuur van de kolen''' een rol.
[[Category:Het gemaal bouwkundig]]
 
Fijne, niet bakkende kool en in het vuur uiteenvallende kool veroorzaken namelijk '''doorval''' van de kolen door het rooster en een groot '''vliegasverlies'''.
<br>Tot deze groep behoren '''antraciet, mager fijnkolen, vlamkolen en poedervormige cokes'''.
 
Kolen met een sterk bakkend vermogen, met samengesmolten cokes, veroorzaken wel eens problemen, omdat de cokeskoek dan de luchttoevoer weer te sterk belemmert en het vuur daardoor niet gemakkelijk gelijkmatig onderhouden kan worden.
<br>Hierbij gaat het dan om '''vet(cokes)kolen en gaskolen'''.
 
Kolen met een '''laag vluchtig gehalte''' moeten '''de zuurstof uit de lucht in de kolenlaag zelf verbruiken''', daarom moet deze laag wat dunner zijn dan bij '''meer vluchtige kolen''', waarbij '''een gedeelte van de lucht door de uit de kolen komende vluchtige gassen verbruikt''' kan worden.
<br>Kolen met veel vluchtig laten dit zo snel ontsnappen , dat de volledige verbranding moeilijk wordt. Het niet verbrandend vluchtig betekent ook ernstige verliezen, roetvorming en vervuiling van de ketel. Het verlies aan algemeen rendement is dan al snel een gevolg.
<br>Natuurlijk is ook de '''samenstelling van de gassen''' van groot belang.  Dat is een eigenschap van de gebruikte kolen, waarbij het '''waterstofgehalte''' van de kolen bepalend is.
 
'''Antraciet en magerkolen, ook cokes''', kunnen daarom '''gemakkelijker met onderwind''' worden gestookt.
Voor handstoken zonder of met onderwind zijn de magernootjes in de vorm van stukkolen nootjes V, esskolen in alle stukgroottes, vetstukkolen, vetnootjes, mengsels van magere en bakkende kolen, en cokes de meest in aanmerking komende steenkolen.
 
[[Bestand:Steenkoolsoorten_2.JPG|600x383px|link=]]
 
Staatsmijnen in Limburg
Analyse van de kolen uit de mijnen Emma en Maurits (vetkolen), Hendrik (vetkolen en esskolen) en Wilhelmina (magerkolen)
 
Bij de Limburgse mager- en vetkolen is de verbrandingswarmte van de brandbare stof behoorlijk constant.
Bij de Engelse gasvlamkolen loopt de verbrandingswaarde zover uiteen dat ze minder bruikbaar zijn gebleken.
 
In de praktijk worden kolensoorten vaak gemengd, om een mengsel te krijgen dat een bepaald gehalte aan vluchtige stoffen heeft. Hierbij gaat het vaak om de prijs: mager fijn-kool is goedkoper, maar ook het beoogd bakkend vermogen speelt een rol, dit is van belang om de fijnkool te kunnen verstoken, terwijl men dan een aangeblazen vuur gebruikt.
De bakkende grovere kool omhult dan de de grovere stukken van de niet-bakkende kool. Een goede menging is 2 a 3 delen Wilhelmina op 1 deel Emmafijn, zodat er niet te veel kool weggeblazen wordt door de mechanische luchttoevoer onder de roosters.
 
[[Bestand:Volledige resolutie|600x772px|link=]]
 
Zodra de brandstof een lagere verbrandingswaarde heeft wordt die vaak gerekend tot de minderwaardige brandstoffen, zoals bijvoorbeeld turf, bruinkoolbriketten en gewassen fijnkolen.
Toch is het niet zo dat deze brandstoffen ongeschikt zijn: op speciale aangepaste stookinrichtingen (roosters en ventilatie) produceren ze bijna evenveel stoom. Deze aangepaste stookinrichtingen zijn dan vaak uitgerust met mechanische zelfreinigende roosterconstructies, waarbij de slakken automatisch worden verwijderd.
 
(Bij de samenstelling van tekst en afbeeldingen is gebruik gemaakt van:
<br>Stoom, uitgave der Vereeniging Krachtwerktuigen, Groningen 1942)

Versie van 13 feb 2012 16:59

De oudste vaste brandstof is de steenkool, die op aarde in grote hoeveelheden voorkomt en dus ook voor de stoomvorming het meest wordt toegepast.

Steenkolen zijn ontledingsproducten van de planten die in het tijdperk van het Carboon op aarde groeien. Door drift van de landschollen in de aardkorst heeft de plantengroei van het Carboon er uiteindelijk voor gezorgd dat de steenkool op aarde wijd verspreid voorkomt.

In het Carboon is de plantengroei zeer welig, terwijl de soortenrijkdom (biodiversiteit) dan nog gering is. Daarom lopen de eigenschappen van de steenkolen uiteindelijk weinig uitéén.
Er zijn ook steenkolen die uit plantengroei van jongere perioden stammen (bijvoorbeeld in Indonesië. Deze steenkolen komen dicht bij de eigenschappen van bruinkool).

De steenkolen kunnen ingedeeld worden in verschillende soorten met als criterium de mate van verkoling. Twee eigenschappen van de steenkolen spelen hierbij een rol.

  • het percentage vluchtige bestanddelen
  • het bakkend vermogen

Vaak is er bij deze eigenschappen overeenkomst met het zuurstofgehalte van de kool, dat minder wordt, naarmate de verkoling in een verder stadium is gekomen.
Daarnaast is echter ook het waterstofgehalte van belang, meestal schommelt dat om de 5 %.
Men onderscheidt op grond van deze eigenschappen:

  • antraciet
  • magerkool
  • ess(stoom)kool
  • ver(cokes)kool
  • gaskool
  • gasvlamkool
  • vlamkool

Deze onderscheiding heeft geen scherpe grenzen, in werkelijkheid overlappen de soorten zich voor een deel qua eigenschappen.

De kolen worden gebruikt om de warmte, het warmteleverend vermogen is dus van belang. Dat wordt uitgedrukt in de calorische waarde van de brandstof, waarbij we de verbrandingswarmte en de stookwaarde onderscheiden, afhankelijk van de methode waarop men bepaalde metingen doet.
De stookwaarde is de gemeten verbrandingswarmte, verminderd met 600 kilicalorieën voor iedere kilogram bij de verbranding gevormd water.
Zo ligt dus de stookwaarde wat lager dan de verbrandingswarmte.

Voor het gebruik is het van belang dat die warmte zo volledig mogelijk en goed regelbaar, zonder veel moeite of kosten ontwikkeld kan worden. Daarbij is het bakkend vermogen en het vluchtige gehalte van belang. Bovendien speelt ook de structuur van de kolen een rol.

Fijne, niet bakkende kool en in het vuur uiteenvallende kool veroorzaken namelijk doorval van de kolen door het rooster en een groot vliegasverlies.
Tot deze groep behoren antraciet, mager fijnkolen, vlamkolen en poedervormige cokes.

Kolen met een sterk bakkend vermogen, met samengesmolten cokes, veroorzaken wel eens problemen, omdat de cokeskoek dan de luchttoevoer weer te sterk belemmert en het vuur daardoor niet gemakkelijk gelijkmatig onderhouden kan worden.
Hierbij gaat het dan om vet(cokes)kolen en gaskolen.

Kolen met een laag vluchtig gehalte moeten de zuurstof uit de lucht in de kolenlaag zelf verbruiken, daarom moet deze laag wat dunner zijn dan bij meer vluchtige kolen, waarbij een gedeelte van de lucht door de uit de kolen komende vluchtige gassen verbruikt kan worden.
Kolen met veel vluchtig laten dit zo snel ontsnappen , dat de volledige verbranding moeilijk wordt. Het niet verbrandend vluchtig betekent ook ernstige verliezen, roetvorming en vervuiling van de ketel. Het verlies aan algemeen rendement is dan al snel een gevolg.
Natuurlijk is ook de samenstelling van de gassen van groot belang. Dat is een eigenschap van de gebruikte kolen, waarbij het waterstofgehalte van de kolen bepalend is.

Antraciet en magerkolen, ook cokes, kunnen daarom gemakkelijker met onderwind worden gestookt. Voor handstoken zonder of met onderwind zijn de magernootjes in de vorm van stukkolen nootjes V, esskolen in alle stukgroottes, vetstukkolen, vetnootjes, mengsels van magere en bakkende kolen, en cokes de meest in aanmerking komende steenkolen.

Staatsmijnen in Limburg Analyse van de kolen uit de mijnen Emma en Maurits (vetkolen), Hendrik (vetkolen en esskolen) en Wilhelmina (magerkolen)

Bij de Limburgse mager- en vetkolen is de verbrandingswarmte van de brandbare stof behoorlijk constant. Bij de Engelse gasvlamkolen loopt de verbrandingswaarde zover uiteen dat ze minder bruikbaar zijn gebleken.

In de praktijk worden kolensoorten vaak gemengd, om een mengsel te krijgen dat een bepaald gehalte aan vluchtige stoffen heeft. Hierbij gaat het vaak om de prijs: mager fijn-kool is goedkoper, maar ook het beoogd bakkend vermogen speelt een rol, dit is van belang om de fijnkool te kunnen verstoken, terwijl men dan een aangeblazen vuur gebruikt. De bakkende grovere kool omhult dan de de grovere stukken van de niet-bakkende kool. Een goede menging is 2 a 3 delen Wilhelmina op 1 deel Emmafijn, zodat er niet te veel kool weggeblazen wordt door de mechanische luchttoevoer onder de roosters.

Bestand:Volledige resolutie

Zodra de brandstof een lagere verbrandingswaarde heeft wordt die vaak gerekend tot de minderwaardige brandstoffen, zoals bijvoorbeeld turf, bruinkoolbriketten en gewassen fijnkolen. Toch is het niet zo dat deze brandstoffen ongeschikt zijn: op speciale aangepaste stookinrichtingen (roosters en ventilatie) produceren ze bijna evenveel stoom. Deze aangepaste stookinrichtingen zijn dan vaak uitgerust met mechanische zelfreinigende roosterconstructies, waarbij de slakken automatisch worden verwijderd.

(Bij de samenstelling van tekst en afbeeldingen is gebruik gemaakt van:
Stoom, uitgave der Vereeniging Krachtwerktuigen, Groningen 1942)