Ir. D.F. Woudagemaal en Prinses Margrietkanaal: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
Het <strong>Ir. D.F. Wouda-gemaal</strong> is het <strong>grootste nog werkende stoomgemaal ter wereld</strong>. Het gemaal staat bij Tacozijl (nabij Lemmer) en wordt gebruikt om het waterpeil in Friesland te verlagen als het <strong>[[J.L. Hooglandgemaal]]</strong> bij Stavoren onvoldoende capaciteit kan leveren. Het is een [[boezemgemaal]].
Het '''Prinses Margrietkanaal''' is de '''belangrijkste vaarverbinding tussen de sluizen bij [[Lemmer]], door [[Fryslân]] naar de sluizen bij [[Gaarkeuken]].''' Het kanaal loopt '''door het [[Sneekermeer]], de [[Pikmeer]] en de [[Bergumermeer]]'''.
Het is het enige nog volledig voor de waterhuishouding werkende [[stoomgemaal]] in Nederland. Heel bijzonder als men weet dat er in 1911 maar liefst 514 stoomgemalen actief waren in Nederland.


De bouw van het [[stoomgemaal]] bij [[Tacozijl]] [[(Teakesyl)]] werd noodzakelijk door de steeds toenemende wateroverlast in de [[Friese boezem]].
Het '''Prinses Margrietkanaal''' is de s'''nelste route voor binnenschepen die van [[Amsterdam]] naar [[Delfzijl]]''' willen varen en daarbij van het '''[[IJsselmeer]]''' gebruik maken.
<br>Bij de sluizen van '''[[Lemmer]]''' worden de schepen geschut en komen dan op de '''[[boezem]]''' van''' [[Fryslân]]''', het peil is tot aan''' [[Gaarkeuken]]''' steeds - 0.52 cm NAP. Onderweg zijn er geen sluizen meer.


In de daaraan voorafgaande eeuw nam de <strong>druk op de Friese boezem</strong> gestaag toe. Dat was een gevolg van o.a. de uitgestrektheid van het boezemoppervlak, [[opwaaiing]] en [[opstuwing]] bij harde wind met als gevolg "[[scheefstand]]" in de boezem, de toenemende intensiteit bij de afwatering door het ontstaan van honderden [[particuliere polders]] met [[windbemaling]] en de vooruitgang in de landbouw en veeteelt, waarbij men steeds dieper wilde ontwateren.
Pas '''bij [[Gaarkeuken]]''' varen de schepen de boezem van het waterschap '''[[Noorderzijlvest]]''' binnen met een lager peil: -0.93 cm NAP. '''Vanaf Gaarkeuken tot aan de sluizen bij Oosterhoogebrug heet het kanaal: Van Starkenborghkanaal'''. Aan de oostkant van de stad Groningen ligt ook een sluis en dan gaat het '''via het [[Eemskanaal]] naar [[Delfzijl]]'''.
Daarmee namen de eisen van de beheersing van de Friese boezem aanmerkelijk opgeschroefd. De boeren namen er geen genoegen meer mee, dat de lage gras- en bouwlanden in de winterperiode regelmatig onder water stonden en er 's zomers hoogstens één keer in de maanden juli of augustus kon worden gehooid.
Veel woongebieden in het lage midden van Fryslân werden door de overstromingen regelmatig bedreigd.


De oorzaak van de <strong>toenemende ellende</strong> was het feit dat de natuurlijke lozing van het water op de [[Zuiderzee]] en de [[Waddenzee]] tijdens eb stagneerde door [[windstuwing]] en in langdurige regenperiodes door overmatige toename van water in de Friese boezem.
De vaarroute wordt opgewaardeerd tot klasse V, dat wil zeggen dat er steeds grotere containerschepen zullen gaan varen. Enkele belangrijke knelpunten zullen worden aangepakt: bochten worden rechtgetrokken of bruggen zullen worden vervangen.
Vanaf 1894 werd er in de landelijke en provinciale politiek van Fryslân uitgebreid gediscussieerd over de mogelijk te nemen maatregelen, waarbij een verbetering van de indijking werd afgewogen tegenover de bouw van voldoende krachtige gemalen.
Uiteindelijk werd er besloten tot een combinatie: naast verbetering van de indijking, met als slotstuk de bedijking van de Lauwerszee (1968), werd ook het plan gelanceerd tot het bouwen van een gemaal bij Lemmer en Stavoren.


De Provinciale Staten van Friesland hechtten in 1915 hun goedkeuring aan het plan tot de <strong>bouw van het stoomgemaal bij Lemmer</strong>.
De aanleg van het kanaal begon al medio 1930 en zou pas in 1951 zijn voltooid. Soms wordt er gebruik gemaakt van oude bestaande kanalen die dan op breedte en diepte zijn gebracht.


De ontwerper van het in 1920 in gebruik genomen gemaal met haar functionele maar karakteristieke uiterlijk is [[ir. D.F. Wouda]], de stoominstallatie met het stoommachinepark is ontworpen door [[prof. ir. J.C. Dijxhoorn]], in samenwerking met [[Machinefabriek Jaffa]] in Utrecht.
Met name het gedeelte tussen het tolhuis van Zuidhorn waar het Hoendiep nu in het Van Starkenborghkanaal stroomt tot aan Gaarkeuken was de bestaande vaarverbinding tussen Groningen en Leeuwarden die al in de 16e eeuw was gegraven. Ook in Friesland is gebruik gemaakt van meren en plassen waardoor het niet nodig was om het hele kanaal opnieuw te graven.  
In het ketelhuis werd de stoom opgewekt door zes kolengestookte ketels. In 1955 werden deze zes kolengestookte <strong>[[stoomketels van het type Pied-Boeuf]]</strong> vervangen door vier nieuwe [[Schotse ketels]] van Werkspoor, aanvankelijk eveneens gestookt met kolen, maar in 1967 werden deze ketels voor oliestook omgebouwd.
Het machinepark bestaat uit vier [[tandem-compound]] stoommachines en acht [[centrifugaalpompen]], gebouwd door de Machinefabriek Jaffa te Utrecht.


Inmiddels is deze vaarverbinding in handen van Rijkswaterstaat. De route is vooral bedoeld voor de beroepsscheepvaart, gelet op de omvang van de schepen en de verwachting dat er steeds meer containerschepen zullen gaan varen maakt het noodzakelijk om alternatieven aan te bieden voor de pleziervaart.


[[Bestand:Prof_ir_JC_Dijxhoorn.jpg|135x164px|link=]]
Het Prinses Margrietkanaal is van zeer groot belang voor de waterhuishouding in Friesland. Het is één van de boezemwateren waar het water vanuit de polders op wordt gebracht door middel van poldergemalen.
Naast het Prinses Margrietkanaal zijn de grote meren ook onderdeel van de boezem van Friesland.


Prof. ir. J.C. Dijxhoorn geeft een <strong>
Bij een teveel aan water zorgt dit kanaal er voor dat het water wordt afgevoerd naar het ir. D.F. Woudagemaal, als dit in werking is gesteld dan slaat het gemaal het overtollige water uit op het IJsselmeer.  
De aanvoer gaat via het Prinses Margrietkanaal en iets ten zuiden van de Grote Brekken is tijdens de bouw van het gemaal een speciaal aanvoerkanaal naar het gemaal gegraven.


[[beschrijving van de stoominstallatie van het gemaal bij Lemmer in het tijdschrift "De Ingenieur"]]</strong>
Welke route er voor de afvoer van het overtollige water wordt gekozen hangt af van de windrichting. Bij een wind uit het zuidwesten zal het water bij Dokkumer Nieuwe zijlen worden afgevoerd op het Lauwersmeer en bij een noordwesten wind zal het water in eerste instantie via het Prins Johan Frisokanaal naar het Hooglandgemaal bij Stovoren worden uitgeslagen op het IJsselmeer. Het Prins Johan Frisokanaal gaat naar de Fluessen en vanaf dat meer zijn er twee verbindingen (de Jeltesloot en de Wellesloot) met het Koevordermeer waar het Prinses Margroetkanaal ook door heenloopt.
 
Als het Hooglandgemaal de hoeveelheid water niet alleen weg kan pompen dan wordt het ir. D.F. Woudagemaal opgestart.
Het gemaal werd op 7 oktober 1920 geopend door Koningin Wilhelmina.
 
Tot 1966 werd het gemaal gebruikt om het [[boezempeil van Friesland]] (het [[FZP]]) te verlagen. Door inkrimping van de inhoud van de Friese boezem en de intensivering van de wateruitslag uit de polders namen omstreeks 1960 de klachten betreffende wateroverlast en overstroming weer toe. Daarom werd nu ook het tweede gemaal bij Stavoren gerealiseerd en in 1976 werd het [[J.L. Hooglandgemaal]] opgeleverd. Sindsdien wordt het Ir. D.F. Wouda-gemaal nog slechts enkele dagen per jaar noodzakelijk wordt ingezet.
Dat bleek bijvoorbeeld in het najaar van 1998, toen er een extreme hoeveelheid regen viel. Al dit regenwater bleek te veel voor een groot aantal gemalen en sluizen. De sloten en kanalen raakten overvol. Tuinderijen liepen onder water. Op een aantal plaatsen kon het rioleringsstelsel de hoeveelheid water niet aan. Ondergelopen straten en huizen waren het gevolg. Zo werd in oktober 1998, 78 jaar nadat koningin Wilhelmina het officieel had geopend, het Woudagemaal weer eens ingeschakeld. Soepel draaiend leverde het paradepaardje een topprestatie door dertien dagen onafgebroken te pompen en al het overtollige water af te voeren. Daarmee zorgde het ervoor dat Friesland droge voeten hield.
Nog steeds komt het voor dat het Woudagemaal voor enige dagen moet bijspringen.
 
Als het nodig is pompt het stoomgemaal bij Lemmer met gemak 4 miljoen liter water per minuut naar buiten (dit is ruim 5,6 miljoen m3 water per etmaal), zelfs naar huidige maatstaven gerekend een flinke [[capaciteit]].
Ter illustratie: daarmee zou het [[Sneekermeer]] in twee etmalen volledig  zijn drooggelegd.
 
Het gemaal is sinds 1947 vernoemd naar ir. D.F. Wouda, hoofdingenieur van de [[Provinciale Waterstaat van Friesland]], die het in 1917-'18 gebouwde pand ontwierp in de stijl van de <strong>[[Amsterdamse School]]</strong>. Hij speelde een belangrijke rol bij de realisering van het gemaal. Bij zijn pensionering werd daarom zijn naam voor altijd aan het gemaal verbonden.
 
Sinds 1977 is het bouwkundig en technisch waardevolle Woudagemaal een [[beschermd monument]].
Het gemaal komt alleen in actie bij extreem hoge waterstanden. Daarmee is het gemaal geen museum geworden. Het is een volledig inzetbaar bedrijf, thans in eigendom van het [[Wetterskip Fryslân]].
Zelfs nu het elektrisch aangedreven Hooglandgemaal, waarvan de capaciteit in 2010 nog eens is vergroot, bij wateroverlast als eerste wordt ingezet, komt het voor dat het Woudagemaal bij overaanbod van boezemwater wordt ingezet door het Wetterskip Fryslân.
Daarnaast vervult dit stukje historie nog andere belangrijke functies: de schoorsteen met een hoogte van meer dan zestig meter is een veilig baken voor menig schipper op het IJsselmeer.Ook zijn het gebouw en de stoommachines trekpleisters voor architectuur- of stoomliefhebbers.
 
In 1998 is het uitstekend onderhouden monument op de [[Werelderfgoedlijst van de UNESCO]] geplaatst, en op 7 juli 2001 is de publieke openstelling gestart door Commissaris van de Koningin Nijpels. Het behoort tot de top der Nederlandse UNESCO-monumenten.
 
De <strong>[[Stichting ir.D.F.Woudagemaal]]</strong> draagt zorg voor het voor publiek openstellen van dit werelderfgoed en verricht haar werkzaamheden sinds 2011 vanuit een prachtig nieuw <strong>[[Bezoekerscentrum van het Woudagemaal]]</strong>.
 
----
'''ir. D.F. Woudagemaal en het waterbeheer'''
 
<ul>
<li> [[peilschaal]]
</ul>
 
'''Stoomkracht'''
 
De [[waterpompen|waterpomp]] van het Woudagemaal worden aangedreven door stoomkracht. De [[stoom]] die de vier [[stoommachine|stoommachines]] aandrijft, ontstaat door water te verhitten tot stoom. Dit gebeurt in de [[stoomketel|stoomketels]]. Tegenwoordig wordt [[stookolie]] gebruikt, maar oorspronkelijk stookte men het gemaal op [[steenkool|steenkolen]].
 
Bij een draaiend Woudagemaal werd tussen de 30.000 kg en 35.000 kg steenkolen per dag verbruikt, met uurgemiddelden van soms wel 1400 kg per uur.
 
'''Opslag van steenkolen'''
 
Wat nu de parkeerplaats is bij de ingang van het Woudagemaal, was oorspronkelijk de opslagplaats voor de steenkolen. De steenkolen werden per boot aangevoerd.
 
'''Van steenkolen naar stookolie'''
 
In 1955 werden de kolengestookte ketels vervangen door vier nieuwe ketels. In 1967 werden deze ketels omgebouwd voor stookolie. Er is tegenwoordig tussen de 13 en 17 ton stookolie per dag nodig, afhankelijk van het aantal toeren.
 
'''Voordelen van stookolie boven steenkolen'''
 
• Stookolie is minder arbeidintensief. Het bespaart maar liefst dertien [[functies bij het Woudagemaal|arbeidskrachten]], dus aan [[personeel]].
 
• Vroeger kostte het een volle dag om het gemaal op te starten, nu slechts acht uur.
 
• Vloeibare brandstoffen zoals stookolie zijn schoner en minder milieubelastend dan steenkolen. Zo heeft stookolie geen asresten, met bijkomende giftige stoffen.
 
• De invoer van stookolie is gelijkmatiger.
 
• Het [[rendement]] van stookolie op de stookwaarde is hoger.
 
• Het onderhoud aan de vlamzijde gedeelte van de stoomketel is aanmerkelijk

Versie van 6 nov 2013 22:48

Het Prinses Margrietkanaal is de belangrijkste vaarverbinding tussen de sluizen bij Lemmer, door Fryslân naar de sluizen bij Gaarkeuken. Het kanaal loopt door het Sneekermeer, de Pikmeer en de Bergumermeer.

Het Prinses Margrietkanaal is de snelste route voor binnenschepen die van Amsterdam naar Delfzijl willen varen en daarbij van het IJsselmeer gebruik maken.
Bij de sluizen van Lemmer worden de schepen geschut en komen dan op de boezem van Fryslân, het peil is tot aan Gaarkeuken steeds - 0.52 cm NAP. Onderweg zijn er geen sluizen meer.

Pas bij Gaarkeuken varen de schepen de boezem van het waterschap Noorderzijlvest binnen met een lager peil: -0.93 cm NAP. Vanaf Gaarkeuken tot aan de sluizen bij Oosterhoogebrug heet het kanaal: Van Starkenborghkanaal. Aan de oostkant van de stad Groningen ligt ook een sluis en dan gaat het via het Eemskanaal naar Delfzijl.

De vaarroute wordt opgewaardeerd tot klasse V, dat wil zeggen dat er steeds grotere containerschepen zullen gaan varen. Enkele belangrijke knelpunten zullen worden aangepakt: bochten worden rechtgetrokken of bruggen zullen worden vervangen.

De aanleg van het kanaal begon al medio 1930 en zou pas in 1951 zijn voltooid. Soms wordt er gebruik gemaakt van oude bestaande kanalen die dan op breedte en diepte zijn gebracht.

Met name het gedeelte tussen het tolhuis van Zuidhorn waar het Hoendiep nu in het Van Starkenborghkanaal stroomt tot aan Gaarkeuken was de bestaande vaarverbinding tussen Groningen en Leeuwarden die al in de 16e eeuw was gegraven. Ook in Friesland is gebruik gemaakt van meren en plassen waardoor het niet nodig was om het hele kanaal opnieuw te graven.

Inmiddels is deze vaarverbinding in handen van Rijkswaterstaat. De route is vooral bedoeld voor de beroepsscheepvaart, gelet op de omvang van de schepen en de verwachting dat er steeds meer containerschepen zullen gaan varen maakt het noodzakelijk om alternatieven aan te bieden voor de pleziervaart.

Het Prinses Margrietkanaal is van zeer groot belang voor de waterhuishouding in Friesland. Het is één van de boezemwateren waar het water vanuit de polders op wordt gebracht door middel van poldergemalen. Naast het Prinses Margrietkanaal zijn de grote meren ook onderdeel van de boezem van Friesland.

Bij een teveel aan water zorgt dit kanaal er voor dat het water wordt afgevoerd naar het ir. D.F. Woudagemaal, als dit in werking is gesteld dan slaat het gemaal het overtollige water uit op het IJsselmeer. De aanvoer gaat via het Prinses Margrietkanaal en iets ten zuiden van de Grote Brekken is tijdens de bouw van het gemaal een speciaal aanvoerkanaal naar het gemaal gegraven.

Welke route er voor de afvoer van het overtollige water wordt gekozen hangt af van de windrichting. Bij een wind uit het zuidwesten zal het water bij Dokkumer Nieuwe zijlen worden afgevoerd op het Lauwersmeer en bij een noordwesten wind zal het water in eerste instantie via het Prins Johan Frisokanaal naar het Hooglandgemaal bij Stovoren worden uitgeslagen op het IJsselmeer. Het Prins Johan Frisokanaal gaat naar de Fluessen en vanaf dat meer zijn er twee verbindingen (de Jeltesloot en de Wellesloot) met het Koevordermeer waar het Prinses Margroetkanaal ook door heenloopt. Als het Hooglandgemaal de hoeveelheid water niet alleen weg kan pompen dan wordt het ir. D.F. Woudagemaal opgestart.