Marinus Bliek en Natuurlijke lozing: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
=='''Het Woudagemaal'''==
'''Natuurlijke lozing''' is de '''oudste en oorspronkelijke manier''' om het overtollige water kwijt te raken met als doel: het houden van "droge voeten": het verkrijgen van een droge en betrouwbare woonstede.


“Voor de afwatering van de Friese boezem is men in hoofdzaak afhankelijk van de kanalen en de vaarten die het water naar de grote uitwateringssluizen langs de Zuiderzee, de Waddenzee en de Lauwerszee moeten brengen” “En men kan die nog zo veel verbeteren, men blijft toch altijd afhankelijk van de mogelijkheden om bij eb het water op de zee te lozen”.
[[Bestand:Wad_met_kreek_k.jpg|600x450px|link=]]


Zo begint een overpeinzing tijdens een '''beraad binnen Gedeputeerde Staten betreffende het Friese water'''. Onder '''normale omstandigheden is de afstroommogelijkheid ruim voldoende'''.
Toen '''de eerste bewoners van de Friese laaglanden''' bezit namen van een gebied, waarvan het in eerste instantie onduidelijk was, of het '''nu om land, of om water ging''', was het natuurlijk belangrijk om het water in toom te kunnen houden.


Zodra er echter een '''harde wind of storm''' uit westelijke richting komt dan wordt '''door de [[opwaaiing]]''' buiten de boezem de mogelijkheid van '''spuien beperkt of onmogelijk'''.
[[Bestand:800nc_k.jpg|250x300px|link=]]
<br>Voor wat betreft de '''[[opwaaiing]] binnen de boezem''' geldt dat het water '''juist richting Lauwersoog''' wordt geblazen. Dit heeft '''voordelen met het oog op het spuien''', maar het is '''ook nadelig, omdat het waterpeil in het noordoosten van Friesland daardoor veel hoger''' kan zijn.


Dus al in '''1893''' moesten de '''Provinciale Staten''' dan ook vaststellen dat er een definitief '''eind gekomen was aan de bestaande mogelijkheden om de voortdurende wateroverlast te beheersen'''. Deze wateroverlast werd mede veroorzaakt door de '''voortdurende inpolderingen''' en daarmee ook de '''toenemende bemaling van de landerijen'''. De '''boezem werd steeds kleiner, terwijl er toch steeds meer water opgebracht werd'''. Ook de afvoermogelijkheid aan de zeezijde werd steeds moeilijker, dit werd veroorzaakt door de '''voortdurende dichtslibbing van de Lauwerszee'''.
In het''' vroegste bewoningsstadium voegden de bewoners zich naar het landschap'''. Dat bestond uit boven water blijvende gronden met daartussen de kreken en slenken, dus een uitgestrekt en puur waddengebied.
<br>Door regelmatige overstromingen van het gebied door hoge vloeden en stormvloeden, zorgde '''het achtergebleven slib op de verhogingen voor een ophogend effect'''. De verhogingen waren bovendien vruchtbaar, omdat de laagjes slib uiteindelijk tot een kleilaag werden gevormd. '''Aanwas en afslag vormden voor deze bewoners het natuurlijke decor''' waarin ze leefden.


==='''De Lauwerszeecommissie wil afsluiting van de Lauwerszee en bemaling'''===
[[Bestand:Kwelder_woongebied_k.jpg|600x337px|link=]]
Na een grondige bestudering van het probleem komt de door de provincies Friesland en Groningen ingestelde '''Lauwerszeecommissie (1902)''' in '''1904''' met het volgende plan. '''Sluit de Lauwerszee af''' en voorzie deze afsluiting van '''ruime sluizen'''. Daardoor ontstaat er '''een royale bergboezem''', die zowel door Friesland als Groningen benut kan worden. Een ander belangrijk onderdeel van het plan was ook '''het bouwen van een stoomgemaal voor Friesland aan de Zuiderzee tussen Tacozijl en Lemmer'''. En verder '''een gemaal voor Groningen bij Zoutkamp'''. Op deze manier zou Friesland het te veel aan water naar twee kanten goed kwijt kunnen en minder last hebben van '''[[opwaaiing]] binnen de boezem'''.


In '''1907''' reageerden de provinciale besturen op het plan. Friesland was best blij met het plan, inhoudende '''de tweezijdige afvoer''', maar zag op '''tegen de hoge kosten'''. Friesland koos voor '''alleen de aanleg van een afsluitdijk en een bergboezem in de Lauwerszee''', maar '''niet voor de bouw van een gemaal bij Tacozijl'''. De ambtelijke reactie daarop van het rijk was niet mals: de provincies kozen voor een goedkope financiële oplossing, en niet voor een goede oplossing. Afsluiting van de Lauwerszee zonder bemaling was zinloos. Als men dan toch voor bezuiniging koos dan kon men '''veel beter kiezen voor bemaling dan voor afsluiting van de Lauwerszee'''.
<br>Door de '''toenemende hoogte''' werd het tenslotte voor de pioniers '''mogelijk''' om zich '''niet alleen tijdelijk in de rustige zomerperiode''' met lage vloedstanden in dit gebied te kunnen bevinden, maar ook om zich '''meer permanent in het gebied te vestigen''', dus '''ook in de najaars- en winterperioden met hogere vloedstanden en de vele seizoensstormen'''.


In een brief van 25 februari in '''1910''' stelde de Minister van Waterstaat in deze zich wat milder op. Hij '''liet het plan van afsluiting varen en koos voor de bouw van stoomgemalen'''. Als de provincies ook de weg zouden kiezen van bouw van gemalen dan zou '''de minister''' bereid zijn een '''deel van de kosten''' op zich te nemen. Het voorstel noemde een percentage van '''40 %'''.
[[Bestand:
Op deze manier werd de weg in feite geplaveid voor het latere Woudagemaal.
 
==='''Het ir. D.F. Woudagemaa'''l===
In feite was dit '''historisch gezien''' ook niet zo onlogisch, want al in 1869(!) had het provinciaal bestuur dit ook al geopperd. Men had als voorbeeld '''de bemaling van de Haarlemmermeer polder voor ogen'''. Maar men achtte dit wegens het veel grotere Friesland '''technisch onhaalbaar'''.
<br>Maar in '''1877''' werd nogmaals in de Staten geopperd om ter plekke van de uitwateringssluizen bij Dokkumer Nieuwe zijlen een '''hulpstoomgemaal''' nabij Oostmahorn te bouwen.
<br>De gedachte van de Lauwersmeer commissie om te komen tot bemaling van de boezem was dus, achteraf gezien, niet nieuw. De minister had '''in eerste instantie voorkeur voor een gemaal van circa 1600 wpk'''. Dit vermogen zou dan moeten worden verdeeld over twee gemalen.
<br>'''Gedeputeerde Staten''' vonden het echter nog '''niet nodig om te komen tot twee gemalen'''. Dat kon '''later''' ook nog. '''Men koos''' op 7 februari '''1913''' voor een gemaal van 750 wpk. Na vijf jaar zou men nog eens opnieuw bekijken of een tweede gemaal wel nodig was. '''Op aanbeveling van de minister werd besloten tot een gemaal van 900 wpk'''.
 
Zo kwam de definitieve beslissing tot het later te noemen Woudagemaal tot stand.
 
==='''Bouw van het stoomgemaal bij Lemmer'''===
De '''Eerste Wereldoorlog''' had wegens optredende '''materiaalschaarste''' een '''belangrijke vertraging''' tot gevolg. En dientengevolge ook een '''aanzienlijke prijsverhoging'''.
<br>Uiteindelijk was het gemaal '''op 7 oktober 1920 bedrijfsgereed''' en kon het nieuwe gemaal '''door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina in bedrijf''' worden '''gesteld'''.
 
In '''1948''' kreeg het de naam '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]'''. Dit gebeurde ter gelegenheid van zijn pensionering.
<br>Van 1920 tot 1968 heeft het gemaal '''gemiddeld 1850 uren per jaar''' gedraaid. Eind '''2003''' had het in totaal rond '''100.000 uren''' gedraaid. '''Na 1967''', toen het '''[[J.L. Hooglandgemaal]]''' in bedrijf gekomen is, was het aantal draaiuren gemiddeld '''nog maar 300 per jaar'''.
 
[[Bestand:Tegelswouda-small.jpg‎|314×219px|link=]]
 
'''Dit bijzondere tableau is in bruikleen beschikbaar gesteld door Familie Wouda. Het is te vinden in de expositieruimte van het bezoekerscentrum'''
(foto T. Kuilboer)
 
==='''De kosten van het gemaal'''===
Het bestek gaf een bedrag te zien van '''f 1,8 miljoen'''. Maar dit bedrag zou door de oorlogsomstandigheden en de tegenvaller van de schoorsteen op '''een aanmerkelijk hoger bedrag''' uitkomen. Toen '''in 1920''' de rekening werd opgemaakt kwam het bedrag uit op '''f 2,82 miljoen'''. Dit na moeizame onderhandelingen met de aannemers. Maar daarvoor kreeg Friesland dan ook '''een ultramodern stoomgemaal''', dat voor de komende jaren '''een waarborg was voor een gedegen waterhuishouding zonder wateroverlast'''.
 
Een '''bijzonderheid''' was dat bij wet was vastgelegd dat er '''in Friesland gedurende 30 jaar een [[bemalingbelasting]]'''  geheven mocht worden op <strong>''ongebouwd''</strong>. Dit ter betaling van de kosten van '''rente, aflossing en exploitatie van het gemaal'''. Dit was een apart privilege voor Friesland!
 
==='''Aandrijfsysteem'''===
Een van de eerste keuzes die gemaakt moesten worden was, '''wat te kiezen als aandrijving voor de pompen'''. Bij het '''oorspronkelijke concept''' was '''gekozen voor dieselmotoren'''. Er is ook nog overwogen om het gemaal '''met elektrische stroom''' aan te drijven. Maar vanwege de '''eis van regelbaarheid van het toerental van de pompen''' heeft men uit een '''kostenoverweging''' daarvan af gezien. Bovendien was de capaciteit van de Leeuwarder elektriciteitscentrale ook aan de krappe kant. Men heeft daarom '''uiteindelijk voor stoom gekozen'''. De '''langere aanloopperiode voor in bedrijfstelling werd geaccepteerd''', omdat de machinerie toch steeds voor lange periodes beschikbaar moest zijn.


'''Dieselaandrijving''' zou ook een mogelijkheid geweest zijn, maar men vond dat toen toch '''nog niet betrouwbaar genoeg'''.
Bovendien ging men al snel over tot '''het ophogen van de woonsteden met plaggen, huisvuil en nutteloze restanten van de veeteelt en de landbouw'''. Op deze wijze zijn de in de loop van de geschiedenis '''steeds hoger wordende terpen ontstaan'''. Daarbij werden '''enorme hoogten bereikt''': '''de hoogste terp in het Friese gebied was die van "Brêgebuorren" bij Winsum''', die in de 19e eeuw net als zovele terpen is '''afgegraven omwille van de vruchtbare terpaarde'''.
<br>Momenteel is '''de terp van Hogebeintum nog een opvallend hoge terp'''.


De '''concepten voor het totale mechanisch systeem''' werden in hoofdzaak ontworpen door twee uitstekend samenwerkende heren, ir. Wouda en prof. Dijxhoorn. Ir. Wouda was hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat en Prof. Dijxhoorn was Hoogleraar Werktuigbouwkunde in Delft.
[[Bestand:Hogebeintum_k.jpg|264x198px|link=]]


==='''De stoommachines'''===
In de tijd van de eerste aanleg van dijken, aanvankelijk tussen de huis- en dorpsterpen, later de dijken vormend van de eerste polders, die met hun dijken nog open voor de zee lagen (zogenoemde zeepolders), ontstond het probleem van '''het opdringende water'''.
Daar het '''stoomtijdperk''' in '''1920''' feitelijk haast '''op zijn eind liep''' en de '''stoomtechniek''' daarmee '''qua ontwikkeling op zijn hoogtepunt''' was, zijn de machines zeer “state of the art” uitgevoerd.
<br>De '''wateroverlast''' kwam natuurlijk in eerste instantie '''vanuit de richting van de zee''' ten tijde van hoge (storm)vloeden, maar ook in de najaars- en winterseizoenen zorgde '''een overvloed van neerslag''' ervoor dat het water voortdurend overlast bezorgde.


Men maakte gebruik van een '''uitermate bekende en beproefde techniek'''. Het kan dan ook niet anders dan dat de '''machines zeer betrouwbaar''' zijn. De keuze viel op '''liggende tandem-compound stoommachines met Bosschuiven'''. Deze schuiven hebben ten opzichte van kleppen het voordeel dat zij '''lang stoomdicht blijven''' en '''nagenoeg geruisloos zijn'''.
[[Bestand:Atlantis2_k.jpg|317x462|link=]]


De machine kent '''een hoge en een lage druk gedeelte''', en de '''regeling geschied door de dominant boven op de machine geplaatste Bosschuiven'''. Deze worden op hun beurt '''aangedreven door een langs de machine lopende excentriekas'''. De excentriekas is '''via conische tandwielen verbonden met hoofdas en vliegwiel'''.  
'''In de vroegste tijden vloeide het water op gezette tijden (rustige zomerperioden) weer terug''' in de richting van de zee door het uitgebreide netwerk van natuurlijke geulen, slenken en kreken.


Het '''vliegwiel weegt ruim 9 ton''' en heeft een '''diameter van 6 meter'''. Het is in een stuk gegoten!
[[Bestand:800px-Kwelder_03_k.jpg|600x450px|link=]]
<br>Op gezette tijden moet dit vliegwiel een stukje doorgedraaid worden. Men noemt dit <strong>“tornen”</strong>. Dit om te voorkomen dat de lagers een beetje ingebed worden. De '''vertanding in de rand van het vliegwiel''' geeft de mogelijkheid tot tornen. Tornen gebeurt ook '''om bij het opstarten de krukas uit zijn bovenste dode punt te verplaatsen'''.
<br>De '''hoge druk zuiger heeft een diameter van 50 cm''', en de op dezelfde stang gemonteerde '''lage druk zuiger 82,50 cm'''.
<br>De '''zuigerstang is''' uiteraard weer '''via een kruk verbonden aan het vliegwiel''', '''nominaal toerental 90 omwentelingen per minuut'''. Het '''maximum toerental is 105'''.
<br>De '''stoom''' heeft '''bij intrede''' in de machine een '''druk van ruim 12 bar''' en een '''temperatuur van circa 300 graden C.'''
<br>Ten slotte, '''het vermogen''' van deze machine is '''ruim 500 pk'''.
<br>In de machinehal treft men '''vier''' van deze '''liggende machines''' aan. De machines drijven '''ieder twee centrifugaalpompen''' aan. '''In totaal bevinden zich in deze hal dus vier machines en acht centrifugaalpompen'''.
<br>'''Een machtig gezicht! Zeker wanneer ze in bedrijf zijn!'''


==='''De centrifugaalpompen'''===
<Met de introductie van '''de dijkaanleg en bedijking''' kon het opdringende water enigszins worden gekeerd, of op beheerste wijze worden geloosd in de richting van de zee.
De '''centrifugaalpompen''' zijn van het zogenaamde <strong>“onderslag”-principe</strong>. De '''reden''' om voor dit type (onderslag) te kiezen was het feit dat '''de leibanen van het kruishoofd minder aan slijtage onderhevig''' waren. Bovendien is '''het ruimtebeslag, samen met het feit dat de pompen aan de zeezijde staan op deze wijze minimaal'''. De machines staan dus aan de boezemzijde.
<br>Grof beschreven bestaan de '''pompen uit een met schoepen voorzien rad'''. Dat rad wordt, in een gesloten ruimte ( het slakkenhuis) door de machines '''in een draaiende beweging''' gebracht. Het af te voeren water '''stroomt door het centrum aan beide zijden van de pomp toe''' en wordt '''door het rad vanwege de centrifugale kracht door de uitlaat naar buiten gedreven''' in de richting de Zuiderzee (nu het IJsselmeer). Het '''schoepenrad heeft een middellijn van 1,70 m'''.


De pompen hebben bij '''90 omwentelingen''' en bij een '''opvoerhoogte van 1 meter''' een '''gezamenlijke capaciteit van 4000 kubieke meter per minuut'''. Dit lijkt mogelijk niet indrukwekkend, maar het zou betekenen dat ze gezamenlijk in twee etmalen het hele Sneekermeer kunnen leegpompen!
<Als echter '''de eerste (zee)polders worden gevormd''' binnen '''de eerste ringvormige dijken''' worden de bewoners ook geconfronteerd met de noodzaak van '''de regulering van de waterstand''' binnen de "polder".


De '''centrifugaalpompen zijn niet zelfaanzuigend'''. De slakkenhuizen zullen '''steeds op een ingenieuze wijze bij een eerstvolgende maalbeurt met water gevuld moeten worden'''. Daartoe staat in het midden van de machinehal een grote '''vacuümketel'''. De '''diameter van deze ketel is 1,5 meter en de hoogte 6 meter'''. Het '''vacuüm wordt bewerkstelligd met behulp van twee grote stoom-ejecteurs'''. Het pijpwerk tussen de vacuümketel en het slakkenhuis, voorzien van een simpele afsluiter, maakt het mogelijk dat de pomp met water gevuld wordt. '''Het vacuüm doet dan zijn werk door het water omhoog en in de pompen te zuigen'''. Simpel doch zeer doeltreffend! En '''daarna kan de pomp zijn werk gaan verrichten'''.  
Dit wordt '''opgelost door''' op gezette afstanden '''in de zeedijk "schuiven" aan te brengen'''. Bij de normale lage ebstand kunnen de schuiven worden geopend en zo vloeit '''het overtollige water weg uit de polder'''. Het wegvloeien wordt nog bevorderd door '''de aanleg van sloten in de polder'''.  
<br>Daarbij maakt men natuurlijk gebruik van de natuurlijke vormen van '''de oorspronkelijk kreken en slenken'''. Zo worden de oorspronkelijke slenken in het wad binnen de eerste polders de natuurlijk '''afvoergeulen (rieden) naar de openingen met schuiven in de zeedijk'''.


<De '''afvoeropeningen met schuiven in de dijken''' worden <strong>[[zijl|zijlen]]</strong> genoemd. Als de natuurlijke afvloeiing een probleem wordt, wordt het water door de vroegste bewoners in de polder '''ook wel handmatig over de dijk uitgeslagen''', of men ontwikkelt manieren om dit op mechanische wijze te doen: met hefboom-installaties wordt het water met emmers over de dijk gebracht. Zulke plaatsen worden ook wel <strong>[[pomp|pompen]]</strong> genoemd.


==='''De pomptunnels'''===
[[Bestand:Dijken.jpg|280x210px|link=]]


[[Bestand:Wouda-kolken-1.jpg|742x600px|link=]]
Een '''nieuwe situatie ontstaat er als het aantal polders tussen 1000 en 1200 snel toeneemt'''. Nu worden er polders gevormd die naast- en tegenelkaar aan liggen. Dat betekent dat de bewoners van de diverse polders op elkaar zijn aangewezen als het gaat om het peil van het water binnen de polders te kunnen beheersen. De zijlen monden dan al snel niet meer uit op het wad, maar op de naastgelegen buurpolder. Deze buurpolder moet maar zien het water verderop kwijt te raken.


<br>Het zijn toch wel grote constructies. Om een indruk te geven. De '''toevoeropeningen hebben een diameter van 1400 mm'''. En de '''grootste breedte van de dubbel uitgevoerde schoep is circa 1 meter'''. Het '''plaatijzer''' van het slakkenhuis is '''13 mm dik'''.
[[Bestand:Vissers_boeren.jpg|370×277px|link=]]


==='''De condensors'''===
Als men '''op elkaar is aangewezen''' ontstaat er uiteraard al snel een '''noodzaak tot onderling overleg'''. Er ontstaan '''polderbesturen''' voor het overleg binnen de polders, maar ook overleg '''tussen de polderbesturen onderling'''. Als de samenwerking uitmondt in structureel en regulier overleg is er eigenlijk sprake van het ontstaan van <strong>[[waterschap|waterschappen]]</strong>.
Vanaf de vloer van de machinehal kan men '''afdalen in de kelderruimte'''. In deze kelderruimte bevinden zich '''twee condensors'''. Elke condensor bedient twee stoommachines. Het '''doel van deze inrichting is het om van de afgewerkte stoom weer water te maken (condenseren)'''.
<br>De '''onderlinge afspraken''' moeten '''juridisch worden vastgelegd'''. In genoemde periode ontstaat op deze wijze het '''eerste Friese recht''', dat in aard en wezen van oorsprong '''een waterschapsrecht''' is.
<br>De condensors zijn van het type <strong>“oppervlakcondensor”</strong>, '''omdat het water van de Friese boezem enigszins brak kon zijn'''. Het '''koelend oppervlak bestaat uit 152 vierkante meter''', en het '''bestaat uit 1096 koperen pijpjes''', waarin het '''koelwater (boezemwater)''' wordt rondgepompt.
<br>Het '''condensaat''' wordt '''opgevangen en vervolgens naar de condensaatbak''' gepompt. De afgewerkte smeerolie komt hier '''boven drijven''' en wordt <strong>met de hand “afgeroomd”</strong>. Voor het '''beter uitvlokken van de smeerolie en om een betere afscheiding te krijgen''', worden er enige '''chemicaliën (aluminiumsulfaat)''' aan het condensaat toegevoegd. Vervolgens wordt het relatief schone water naar het ketelhuis gepompt en gaat dan via het doekenfilter weer de ketels in. In deze doekenfilters worden de laatste restjes olie (vlokken) uit het water verwijderd. De '''kringloop is op deze wijze gesloten'''.


===Het ketelhuis===
Er worden '''afspraken gemaakt en rechten gevestigd met betrekking tot de natuurlijk afvoer van water door zijlen en sluizen'''. Er is van <strong>[[sluizen]]</strong> sprake, als de scheepvaart op deze wijze eveneens door de dijken kan passeren en gebruik kan maken van de binnenwateren van de polders.
In feite begint hier de gesloten kringloop. Aan het '''begin van deze kringloop''' zijn '''de ketels leeg''' en moeten eerst '''met water gevuld''' worden. In principe is dit '''gewoon boezem water'''. Daarvoor is dan wel '''25000 liter water per ketel''' nodig!
<br>In het waterschapsrecht wordt ook vastgelegd '''wat de taken en verplichtingen zijn van de dorpsgemeenschappen''', niet alleen van de gemeenschappen die '''aan de dijk''' wonen, maar ook de dorpsgemeenschappen die '''binnen de polder''' liggen hebben zo hun verplichtingen. Vaak wordt afgesproken '''dat bepaalde dorpen "eigen dijkvakken" van de omringende dijk moeten onderhouden'''.
<br>'''Aanvankelijk''' stonden hier (ieder met een onder- en bovenketel) '''[[stoomketels van het type Piedboeuf|zes Pied-Boeufketels]]''', waarvan er steeds één in reserve werd gehouden. Deze ketels werden in 1955 afgekeurd en vervangen door '''[[Schotse ketels|vier zogenaamde vuurgang-vlampijp ketels van het fabrikaat Werkspoor uit Amsterdam]]'''. Ook van deze ketels wordt er steeds één in reserve gehouden.
<br>De '''dijkvakken''' worden vaak '''gemarkeerd''' met speciaal gehouwde sierstenen.
<br>Bij slechts '''90 toeren''' van de stoommachines zouden er '''maar twee ketels echt nodig''' zijn. Het gemaal kan met gemak op drie ketels genoeg stoom produceren voor volle draaicapaciteit.
<br>In '''1967''' zijn deze ketels '''omgebouwd naar oliestook'''.


Men produceert '''stoom bij 195 graden Celsius bij een druk van 14 bar'''. De stoom wordt '''dan nog oververhit met behulp van een in de ketel gebouwde oververhitter tot 320 graden'''.
[[Bestand: steen
<br>Men bereikt hiermee dat '''de temperatuur bij de stoommachines 300 graden''' is. Het '''rendement wordt hierdoor verbeterd''', en men '''voorkomt op deze manier dat er waterslag kan ontstaan'''. Waterslag kan '''rampzalig voor de stoommachine''' zijn.
De '''stroomproductie per ketel is circa 5000 kg/h'''. Het '''brandstofverbruik kan in totaal 14 tot 20 ton olie per dag zijn'''. In principe is de '''totale olievoorraad voldoende voor 1 maand''', bij nominaal toerental.
<br>De olie die normaal gebruikt wordt is '''zeer dik''' en moet, '''voordat deze verstoven en in de ketels gebruikt kan worden, tot wel 110 graden opgewarmd worden'''. In de voorraadtank zit '''een warmtewisselaar die de olie voorverwarmt tot 80 graden Celsiu'''s. In de ketelruimte is een speciale warmtewisselaar aanwezig om de temperatuur van aangevoerde olie te verhogen tot de gewenste 110 graden C.


Voordat er was overgegaan op het stoken met olie '''werden de kolen met de kruiwagen vanuit de kolenbunker naar binnen gebracht'''. Vervolgens werden ze '''op de stalen vloer voor de ketels in een speciale trog gestort'''.
Als omstreeks '''1200/1300 de omringende zeedijk een aanééngesloten geheel''' gaat vormen, zijn de waterschappen en de gemeenschappen uiteraard ook '''gezamenlijk verantwoordelijk voor de zeedijken'''. Aan de zeedijken moeten hogere eisen worden gesteld: letterlijk en figuurlijk. In dit gezamenlijk belang hebben de dorpen hun verplichtingen. In de loop van de geschiedenis treedt er '''een verschuiving op van verplichtingen in natura (het onderhoud van afgesproken dijkvakken) naar een financiële verplichting: waterschapslasten'''.
<br>De stoker gooide de kolen vandaar '''op het roosterbed in de vuurgangen''' van de ketels.
<br>Er werkten '''destijds soms wel tot 24 mensen in een drieploegendienst'''. '''Nu''' kan met toe met '''15 personen'''. Bovendien is het werk ook veel aangenamer.


==='''Bijkomende projecten'''===
[[Bestand:Wierdijk.jpg|250x188px|link=]]
Het zal duidelijk zijn dat er voor de bouw van het gemaal één en ander gegraven moest worden. Niet alleen voor de aanleg en de diverse funderingen, maar ook om het nodige water bij het gemaal te kunnen krijgen.


Staande op de brug bij hotel Iselmar ziet men een '''gegraven kanaal''', dat '''het water aanvoert en door acht tunnels het gebouw binnen laat''' komen. Dit '''stroomkanaal''', gebaggerd door “Dordtse baggeraars” is, gerekend vanaf de Grote Brekken, een enorme goot van circa 200 meter lang, '''87 meter breed en 3 meter diep''', waardoor het weg te pompen boezemwater gemakkelijk naar het gemaal stroomt.
Ook de afvoer van het polderwater wordt geregeld. In de eerste plaats ontstaat er langzamerhand een boezemsysteem. De polders lozen hun water op de boezem, die in verbinding staat met de zee. In Friesland vormen het netwerk van geulen, slenken en meren een natuurlijke boezem. 
Bij eb kan men regelmatig water lozen.


'''Tussen het Koevorder Meer en de Grote Brekken is bovendien een toevoerkanaal van 4 km gegraven''', met een bodembreedte '''van 44 meter en een diepte van 3 meter'''. Er is meer dan een miljoen kubieke meter grond verzet!
Als in latere eeuwen de grote open verbindingen met de zee worden ingepolderd en afgesloten (Friese Middelzee en de Marne), gaat de Friese boezem langzamerhand een meer afgesloten bekken vormen, waarin het uitgeslagen en geloosde polderwater tijdelijk kan worden opgeslagen (geborgen).
 
<br>In deze eeuwen herhaalt zich feitelijk de geschiedenis: '''nu''' moeten '''in de omringende zeedijken uitwateringssluizen worden aangelegd''' om het omhoogkomende boezemwater te kunnen laten afvloeien naar zee (spuien).
Nog wat gegevens rondom de bouw. Bij het binnenkomen in de machinehal begrijpt men meteen dat men in de volksmond spreekt van '''een kathedraal voor stoom''' . Deze hal is '''62 meter lang en 15 meter breed'''. Het ziet er hier niet direct uit als een industrieel gebouw, er is veel licht, veel glas , en het geheel is zeer vriendelijk in aanzicht.
<br>Men kan hier duidelijk zien dat de bouw beïnvloed is door architecten van de Amsterdamsche school. Ir. D.F. Wouda heeft het ontwerp van het gebouw voor zijn rekening genomen. Het bouwmateriaal komt overeen met dat van de bekende gebouwen in deze bouwstijl, o.a. de beurs van Berlage. '''De hal staat op een dikke gewapende, betonnen plaat van 82,5 bij 44,5 meter'''. Geheel uit één stuk. '''Het gemaal is gefundeerd op 1950 palen'''. Voor die tijd groots! Wanneer de machines draaien en men op deze plaat loopt, dan bespeurt men geen enkele trilling. Dat moet ook een pluim zijn op de hoed van de vaklieden die de machines zo deskundig uitgelijnd hebben. En dat dan vóór de tijd van laserwaterpassen.
 
==='''Het drama van de schoorsteen'''===
Bij de bouw heeft zich nog een duur drama afgespeeld. De schoorsteen (voor een deel dubbelwandig) was klaar in 1918. Het cement was nog nat en niet uitgehard. '''Op 16 juni, werd de schoorsteen door bliksem getroffen''', zonder dat de bliksemafleiders al gemonteerd waren. En na de inslag restte nog slechts een halve schoorsteen. En verder was de schoorsteen van onder tot boven gescheurd. Er bleef niets anders over dan de schoorsteen af te breken en opnieuw te bouwen. De eerste schoorsteen kostte in 1915 f 15.600, de nieuwe schoorsteen moest f 29.375 kosten. Nog steeds kan men genieten van dit markante bouwwerk. Aan de onderkant is de diameter van de schoorsteen ruim 6 meter, en aan de bovenkant 3 meter.
 
==='''De keerdeuren aan de zeezijde'''===
Komt men aan de zeezijde, dan vallen meteen '''de keerdeuren''' op. Daar in 1920 deze kant nog '''onderdeel was van de Zuiderzee, hadden deze deuren duidelijk een functie'''. De waterspiegel aan zeezijde was toen nog '''onderhevig aan eb en vloed'''. De Zuiderzee is namelijk pas in 1932 afgesloten. Bij extreme waterstanden, zouden de deuren wel eens nodig kunnen zijn. Het kon echt wel spoken op de Zuiderzee.
 
De '''hoogte van de deuren is 4,10 meter boven NAP''', net als de afschermdijken. De deuren zijn gelukkig maar '''weinig (of niet?)''' gebruikt, want als ze gesloten waren maakten ze een heel sterk klapperend geluid.
 
Het was namelijk '''niet mogelijk om de druk aan de achterkant weg te halen door verlaging van het kolkpeil''', zodat ze tegen elkaar geklemd konden worden.


[[Bestand:
[[Bestand:


==='''Afsluiting'''===
Vele eeuwen lang kon dat via de scheepvaartsluizen in de zeedijk, vaak ook werden er speciale spuisluizen aangelegd, die eigenlijk de functie van de historische zijlen overnamen. Op vele locaties kon het water worden afgespuid: Lemmer, Tacozijl, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Makkum, Harlingen en Dokkum.  
Wellicht heeft deze beschrijving u nieuwsgierig gemaakt? Het gemaal is '''te bezoeken en te bezichtigen'''. Wellicht heeft u gelezen dat prinses Margriet onlangs een nieuw bezoekerscentrum voor het Woudagemaal heeft geopend. '''Een bezoek hieraan is zeer de moeite waard.''' U kunt er veel opsteken over het Friese waterbeheer.
 
Nee, het is '''geen museum'''. In het bezoekerscentrum kunt u een '''3-D film van het gemaal''' zien en een tentoonstelling bezoeken. U geniet van een '''magnifiek zicht op het IJsselmeer bij Lemmer'''. De koffie is er altijd warm en vers. Uiteraard zijn er rondleidingen mogelijk!
 
Verder moet u weten dat het gemaal '''het enige gemaal wat nog een functie heeft in de waterhuishouding'''. Het is van wezenlijk belang voor de waterhuishouding van Friesland! Bovendien behoort het tot de Unesco Werelderfgoederen!!
 
U kunt nog veel meer te weten komen via de website van het ir. Woudagemaal en deze speciale wiki-informatiesite (zie hoofdpagina!)         


Met de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 verandert deze situatie drastisch: slechts Harlingen en Dokkumer Nieuwe Zijlen kunnen het boezemwater nog op natuurlijke wijze bij eb afvloeiien.
De andere locaties vervallen als spuisluizen: immers het IJsselmeer heeft een hoger waterpeil dan de Friese boezem.


Historisch gezien is ook de druk op de Friese boezem gestaag toegenomen. Daardoor is ook de druk op de spuisluizen van Harlingen en Dokkum toegenomen.
Toch doen zich regelmatig situaties voor dat er langdurig niet geloosd kan worden. Tijdens najaars- en winterstormen, bij aanzienlijke verhoging van het zeewaterpeil door langdurige windstuwing op de Nederlandse kust, kan er soms onmogelijk tijdens eb worden geloosd.


==='''Bronnen'''===
Daarom zijn in Friesland in de 20e eeuw de zeegemalen (boezemgemalen) gebouwd. Bij dreigende toename van het boezemwaterpeil kunnen zij het overtollige water op het IJsselmeer lozen. Het stoomgemaal Woudagemaal bij Lemmer en het electrische Hooglandgemaal bij Stavoren hebben een enorme capaciteit: 4000 + 10000 m3 water per minuut. Zij moeten garanderen dat Friesland zijn water altijd kwijt kan.
"De loop van het Friese water", Polhuis
Toch is er politieke discussie over een nieuw zeegemaal bij Lauwersoog.
<br>"Het Stoomgemaal van Tacozijl", Wijnsma   
<br>foto’s: eigen bron
<br>foto van het tegel tableau: T. Kuilboer.


M. Bliek
Dat de huidige capaciteit bij plotselinge waterpeilverhogingen toch nog wel eens problematisch kan zijn, blijkt in januari 2012. Door herhaalde stormen met grote hoeveelheden neerslag vult de Friese boezem zich zo snel dat de beide gemalen grote moeite hebben om Friesland alsnog droog te houden.

Versie van 4 jan 2012 16:55

Natuurlijke lozing is de oudste en oorspronkelijke manier om het overtollige water kwijt te raken met als doel: het houden van "droge voeten": het verkrijgen van een droge en betrouwbare woonstede.

Toen de eerste bewoners van de Friese laaglanden bezit namen van een gebied, waarvan het in eerste instantie onduidelijk was, of het nu om land, of om water ging, was het natuurlijk belangrijk om het water in toom te kunnen houden.

In het vroegste bewoningsstadium voegden de bewoners zich naar het landschap. Dat bestond uit boven water blijvende gronden met daartussen de kreken en slenken, dus een uitgestrekt en puur waddengebied.
Door regelmatige overstromingen van het gebied door hoge vloeden en stormvloeden, zorgde het achtergebleven slib op de verhogingen voor een ophogend effect. De verhogingen waren bovendien vruchtbaar, omdat de laagjes slib uiteindelijk tot een kleilaag werden gevormd. Aanwas en afslag vormden voor deze bewoners het natuurlijke decor waarin ze leefden.


Door de toenemende hoogte werd het tenslotte voor de pioniers mogelijk om zich niet alleen tijdelijk in de rustige zomerperiode met lage vloedstanden in dit gebied te kunnen bevinden, maar ook om zich meer permanent in het gebied te vestigen, dus ook in de najaars- en winterperioden met hogere vloedstanden en de vele seizoensstormen.

[[Bestand:

Bovendien ging men al snel over tot het ophogen van de woonsteden met plaggen, huisvuil en nutteloze restanten van de veeteelt en de landbouw. Op deze wijze zijn de in de loop van de geschiedenis steeds hoger wordende terpen ontstaan. Daarbij werden enorme hoogten bereikt: de hoogste terp in het Friese gebied was die van "Brêgebuorren" bij Winsum, die in de 19e eeuw net als zovele terpen is afgegraven omwille van de vruchtbare terpaarde.
Momenteel is de terp van Hogebeintum nog een opvallend hoge terp.

In de tijd van de eerste aanleg van dijken, aanvankelijk tussen de huis- en dorpsterpen, later de dijken vormend van de eerste polders, die met hun dijken nog open voor de zee lagen (zogenoemde zeepolders), ontstond het probleem van het opdringende water.
De wateroverlast kwam natuurlijk in eerste instantie vanuit de richting van de zee ten tijde van hoge (storm)vloeden, maar ook in de najaars- en winterseizoenen zorgde een overvloed van neerslag ervoor dat het water voortdurend overlast bezorgde.

317x462

In de vroegste tijden vloeide het water op gezette tijden (rustige zomerperioden) weer terug in de richting van de zee door het uitgebreide netwerk van natuurlijke geulen, slenken en kreken.

<Met de introductie van de dijkaanleg en bedijking kon het opdringende water enigszins worden gekeerd, of op beheerste wijze worden geloosd in de richting van de zee.

<Als echter de eerste (zee)polders worden gevormd binnen de eerste ringvormige dijken worden de bewoners ook geconfronteerd met de noodzaak van de regulering van de waterstand binnen de "polder".

Dit wordt opgelost door op gezette afstanden in de zeedijk "schuiven" aan te brengen. Bij de normale lage ebstand kunnen de schuiven worden geopend en zo vloeit het overtollige water weg uit de polder. Het wegvloeien wordt nog bevorderd door de aanleg van sloten in de polder.
Daarbij maakt men natuurlijk gebruik van de natuurlijke vormen van de oorspronkelijk kreken en slenken. Zo worden de oorspronkelijke slenken in het wad binnen de eerste polders de natuurlijk afvoergeulen (rieden) naar de openingen met schuiven in de zeedijk.

<De afvoeropeningen met schuiven in de dijken worden zijlen genoemd. Als de natuurlijke afvloeiing een probleem wordt, wordt het water door de vroegste bewoners in de polder ook wel handmatig over de dijk uitgeslagen, of men ontwikkelt manieren om dit op mechanische wijze te doen: met hefboom-installaties wordt het water met emmers over de dijk gebracht. Zulke plaatsen worden ook wel pompen genoemd.

Een nieuwe situatie ontstaat er als het aantal polders tussen 1000 en 1200 snel toeneemt. Nu worden er polders gevormd die naast- en tegenelkaar aan liggen. Dat betekent dat de bewoners van de diverse polders op elkaar zijn aangewezen als het gaat om het peil van het water binnen de polders te kunnen beheersen. De zijlen monden dan al snel niet meer uit op het wad, maar op de naastgelegen buurpolder. Deze buurpolder moet maar zien het water verderop kwijt te raken.

370×277px

Als men op elkaar is aangewezen ontstaat er uiteraard al snel een noodzaak tot onderling overleg. Er ontstaan polderbesturen voor het overleg binnen de polders, maar ook overleg tussen de polderbesturen onderling. Als de samenwerking uitmondt in structureel en regulier overleg is er eigenlijk sprake van het ontstaan van waterschappen.
De onderlinge afspraken moeten juridisch worden vastgelegd. In genoemde periode ontstaat op deze wijze het eerste Friese recht, dat in aard en wezen van oorsprong een waterschapsrecht is.

Er worden afspraken gemaakt en rechten gevestigd met betrekking tot de natuurlijk afvoer van water door zijlen en sluizen. Er is van sluizen sprake, als de scheepvaart op deze wijze eveneens door de dijken kan passeren en gebruik kan maken van de binnenwateren van de polders.
In het waterschapsrecht wordt ook vastgelegd wat de taken en verplichtingen zijn van de dorpsgemeenschappen, niet alleen van de gemeenschappen die aan de dijk wonen, maar ook de dorpsgemeenschappen die binnen de polder liggen hebben zo hun verplichtingen. Vaak wordt afgesproken dat bepaalde dorpen "eigen dijkvakken" van de omringende dijk moeten onderhouden.
De dijkvakken worden vaak gemarkeerd met speciaal gehouwde sierstenen.

[[Bestand: steen

Als omstreeks 1200/1300 de omringende zeedijk een aanééngesloten geheel gaat vormen, zijn de waterschappen en de gemeenschappen uiteraard ook gezamenlijk verantwoordelijk voor de zeedijken. Aan de zeedijken moeten hogere eisen worden gesteld: letterlijk en figuurlijk. In dit gezamenlijk belang hebben de dorpen hun verplichtingen. In de loop van de geschiedenis treedt er een verschuiving op van verplichtingen in natura (het onderhoud van afgesproken dijkvakken) naar een financiële verplichting: waterschapslasten.

Ook de afvoer van het polderwater wordt geregeld. In de eerste plaats ontstaat er langzamerhand een boezemsysteem. De polders lozen hun water op de boezem, die in verbinding staat met de zee. In Friesland vormen het netwerk van geulen, slenken en meren een natuurlijke boezem. Bij eb kan men regelmatig water lozen.

Als in latere eeuwen de grote open verbindingen met de zee worden ingepolderd en afgesloten (Friese Middelzee en de Marne), gaat de Friese boezem langzamerhand een meer afgesloten bekken vormen, waarin het uitgeslagen en geloosde polderwater tijdelijk kan worden opgeslagen (geborgen).
In deze eeuwen herhaalt zich feitelijk de geschiedenis: nu moeten in de omringende zeedijken uitwateringssluizen worden aangelegd om het omhoogkomende boezemwater te kunnen laten afvloeien naar zee (spuien).

[[Bestand:

Vele eeuwen lang kon dat via de scheepvaartsluizen in de zeedijk, vaak ook werden er speciale spuisluizen aangelegd, die eigenlijk de functie van de historische zijlen overnamen. Op vele locaties kon het water worden afgespuid: Lemmer, Tacozijl, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Makkum, Harlingen en Dokkum.

Met de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 verandert deze situatie drastisch: slechts Harlingen en Dokkumer Nieuwe Zijlen kunnen het boezemwater nog op natuurlijke wijze bij eb afvloeiien. De andere locaties vervallen als spuisluizen: immers het IJsselmeer heeft een hoger waterpeil dan de Friese boezem.

Historisch gezien is ook de druk op de Friese boezem gestaag toegenomen. Daardoor is ook de druk op de spuisluizen van Harlingen en Dokkum toegenomen. Toch doen zich regelmatig situaties voor dat er langdurig niet geloosd kan worden. Tijdens najaars- en winterstormen, bij aanzienlijke verhoging van het zeewaterpeil door langdurige windstuwing op de Nederlandse kust, kan er soms onmogelijk tijdens eb worden geloosd.

Daarom zijn in Friesland in de 20e eeuw de zeegemalen (boezemgemalen) gebouwd. Bij dreigende toename van het boezemwaterpeil kunnen zij het overtollige water op het IJsselmeer lozen. Het stoomgemaal Woudagemaal bij Lemmer en het electrische Hooglandgemaal bij Stavoren hebben een enorme capaciteit: 4000 + 10000 m3 water per minuut. Zij moeten garanderen dat Friesland zijn water altijd kwijt kan. Toch is er politieke discussie over een nieuw zeegemaal bij Lauwersoog.

Dat de huidige capaciteit bij plotselinge waterpeilverhogingen toch nog wel eens problematisch kan zijn, blijkt in januari 2012. Door herhaalde stormen met grote hoeveelheden neerslag vult de Friese boezem zich zo snel dat de beide gemalen grote moeite hebben om Friesland alsnog droog te houden.