Aanvoer en opslag van de steenkolen
In 1967 wordt er voor het ir. D.F. Woudagemaal overgeschakeld van het stoken op steenkolen naar het stoken met zware stookolie.
Deze omschakeling is een gevolg geweest van het feit dat het in de voorafgaande jaren steeds moeilijker werd om tijdens een maalperiode voor het opscheppen en tremmen van de steenkolen voldoende manschappen te vinden.
In de vijftiger en zestiger jaren nam de welvaart in ons land toe en de tijdelijke bijverdiensten werden in de ogen van de werkers minder aantrekkelijk. Ook de aard van het werk zal hieraan debet zijn geweest.
Dat betekent het definitieve einde van het stoken met vaste brandstoffen en de aanwezigheid van steenkolen op het terrein van het gemaal.
Herkomst
De steenkolen die bij het ir. D.F. Woudagemaal als brandstof zijn gebruikt, zullen voornamelijk betrokken zijn van de Nederlandse Staatsmijnen in Zuid-Limburg. Door het sluiten van deze staatsmijnen in de periode 1960-1970 is men eveneens genoodzaakt geweest tot de omschakeling op een andere brandstof die langdurig en zeker voorradig is en op economische wijze toegepast kan worden.
Transport
De steenkolen worden vanaf het begin in 1920 aangevoerd per binnenschip. De schepen varen door de brug in het stroomkanaal. De schipper moet daarbij zelf de dan nog eenvoudige brug bedienen die zich in de weg van Lemmer naar Sondel bevindt.
Een binnenvaartschip uit de vijftiger/zestiger jaren
(foto: Tresoar)
De binnenvaartschepen geladen met steenkolen leggen vervolgens aan bij het ketelhuis van het gemaal. Onmiddellijk naast de aanlegkade van het ir. D.F. Woudagemaal bevindt zich de opslagplaats voor de steenkolen.
De kwaliteit van de kolen kan door ondoelmatig transport behoorlijk verminderen als gevolg van vergruizing.
Als de nootjeskolen veel fijn stof of gruis bevatten is dat nadelig bij het stoken.
De kade van het gemaal, hier in gebruik voor de recreatievaart van het personeel. De beweegbare brug is in 2015 vervangen door een vaste brug
Hoe kleiner de valhoogte is bij de overgang van het ene transportmiddel op het andere en hoe minder vaak er wordt overgeslagen, des te beter dat voor de kolen is. Zachte kolen, zoals de Engelse kolen, die bovendien op hun reis via de internationale havens naar hun bestemming veelvuldig worden overgeladen, hebben dus veel te lijden.
De Nederlandse kolen uit Zuid-Limburg zijn harder. Vanwege de kortere aanvoerroute zullen deze bij het ir. D.F. Woudagemaal waarschijnlijk het meest gebruikt zijn.
Overslag
Bij het ir. D.F. Woudagemaal zullen de kolen waarschijnlijk met een sleepbak, een zogenoemde schippershijs, uit het schip zijn gelost en naar de opslagruimte zijn overgeslagen.
De losser of schippershijs in bedrijf. Er kunnen ook steenkolen mee worden overgeslagen.
(zie ook: Arie Kreuk Stichting)
(foto: wikipedia)
Het gaat hier immers om een betrekkelijke kleine kolenvoorraad: bij de kolenopslag van de grote industrieën en in de havens worden grote kranen, transportbanden, rijdende portaalkranen met loopkatten, hooggeplaatste voorraadbunkers en mechanische stookinrichtingen gebruikt.
Opslag
De voorraad steenkolen wordt opgeslagen in de zogenoemde kolenloods: een kuilvormig terrein dat is afgebakend met grote en zware houten schotten, die aan de buitenkant nog eens worden ondersteund met zware stutbalken.
De kolenloods, opslagplaats voor de steenkolen bij het ir. D.F. Woudagemaal
Een goede opslag van steekolen is afhankelijk van een behoorlijk aantal voorwaarden en aandachtspunten.
Economie
Op zichzelf is een grote opslag van steenkolen wegens het renteverlies na aankoop en de kwaliteitsvermindering door de opslag van de kolen niet erg economisch.
Afgezien van kleine voorraden die bij een stoombedrijf nu eenmaal nodig zijn om een regelmatige bedrijfsvoering te verzekeren, is in sommige gevallen het aanleggen van een veel grotere voorraad nodig.
Dat is meestal het geval bij een stoomgemaal. Een langdurige vorstperiode zal de aanvoer van de steenkolen per schip voor lange tijd belemmeren.
Ook de prijsontwikkeling kan een rol spelen: de brandstof in grote hoeveelheden inslaan, kan het best gebeuren op een moment van lagere prijzen, dat kan immers voor de bedrijfsvoering een aanmerkelijke besparing opleveren.
Omdat een gemaal geen continubedrijf is, zal de mogelijkheid van het afsluiten van een jaarcontract met voordelige prijzen minder aantrekkelijk zijn geweest. Immers er kan geen sprake zijn van een langdurige en regelmatige afname van de kolen.
Een brok steenkool, zoals destijds gestookt werd in het ir. D.F. Woudagemaal
(Foto: wikipedia)
Kwaliteitsverlies
Bij de opslag van grote hoeveelheden steenkolen moet men rekening houden met de invloed van de buitenlucht. Door verwering van de kolen kan er kwaliteitsverlies optreden door de opname van zuurstof uit de lucht aan het kolenoppervlak.
Het gevolg is dat er een snelle oxidatie plaats vindt, waardoor later ook het inwendige van de kolenstukjes veranderd wordt. In het algemeen gaat dit sneller, naarmate het gehalte aan vrij en gebonden water in de kolen groter en de temperatuur in de kolen hoger is.
Door opname van zuurstof vindt er in de eerste plaats een omzetting van koolstof in zuurstof plaats, maar ook het zogenoemde bakkend vermogen van de kolen wordt daardoor kleiner.
Als deze processen in snelheid toenemen gaat de kolenberg broeien en zou deze zelfs kunnen spontaan ontbranden. De kritische grens hierbij is ca. 75 gr. C. In deze situaties moeten er in ieder geval regelmatig metingen in de kolenberg worden gedaan ter controle.
Brand in de kolenloods van het ir. D.F. Woudagemaal
Luchttoevoer is daarbij niet gewenst, omdat daardoor de verbranding wordt bevorderd. Palen, hekken e.d. bevorderen de luchttoetreding.
De dichte schotten en de diepe (koele) ligging van de kolenloods bij het ir. D.F. Woudagemaal zullen tot bedoeling hebben gehad de luchttoevoer in de kolenopslag te beperken.
Kleinere stukjes steenkool voorkomen de luchttoetreding beter, dan wanneer de steenkolen uit grote brokken bestaan.
Het is aanbevelenswaard om de kolenopslag af te dekken tegen regen en zonnewarmte.
Aanvoer van kolen naar het ketelhuis
In de periode 1920-1967 werd het ir. D.F. Woudagemaal gestookt met steenkool.
De aanvoer van de kolen tot in het ketelhuis werd verricht door "losse" medewerkers, die voor de duur van een maalperiode werden ingehuurd en betaald. Vaak waren deze medewerkers Lemster vissers, die in de herfstperiode hun hoofdverdiensten uit de visserij graag aanvulden met de neveninkomsten uit het werk als tremmer bij het gemaal.
In de jaren '60 werd het aantrekken van voldoende tremmers tijdens de maalperiodes steeds vaker een probleem. De Lemster vissers en andere losse arbeiders lieten zich niet graag meer door een contract (een soort 0-uren contract) binden aan het Woudagemaal. Door de voorwaarden in het contract waren zij immers voor een belangrijk deel verplicht om dichtbij het gemaal aanwezig te zijn en te blijven. Daarbij nam het aantal beschikbare vissers voortdurend af door de neergang van de IJsselmeervisserij.
In genoemde periode nam ook de economische welvaart toe. Dat betekende weer een toename van de vrije tijd en meer mogelijkheden om vaker en verder met vakantie te gaan. De economische noodzaak om voor aanvullende inkomsten in het gezin te zorgen nam in gelijke mate afnam.
De tremmers aan het werk: opscheppen van steenkolen
Opslaghoogte
De toe te laten opslaghoogte kan zeer verschillend zijn. Die is afhankelijk van de eigenschappen van de gebruikte kolensoort.
Er zijn kolensoorten die een opslaghoogte van 10 tot 15 m toelaten, andere soorten vertonen al bij een hoogte van 2 m verschijnselen van broei. Hoe vluchtiger de kool is en hoe meer zij verbrokkelt door de toenemende druk, hoe lager ook de hoogte mag zijn.
Een lagere opslaghoogte van 3 tot 4,5 m maakt het mogelijk om de warmte beter af te voeren en de opgewarmde delen snel te verstoken of uit te spreiden. Bovendien kan bij een lagere opslaghoogte beter overzien worden welke kolen het langst zijn opgeslagen en als eerste verbruikt moeten worden.
Voor de informatie en het samenstellen van de teksten is gebruik gemaakt van:
Stoom, uitgave der vereniging Krachtwerktuigen, Groningen 1942
(Foto's van het ir. D.F. Woudagemaal verkregen via D. de Bruyne)