Marinus Bliek en Overgang naar oliestook: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
=='''Het Woudagemaal'''==
Voor het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' gebruikt men '''[[zware stookolie|dieselolie]] en [[zware stookolie]]'''.


“Voor de afwatering van de Friese boezem is men in hoofdzaak afhankelijk van de kanalen en de vaarten die het water naar de grote uitwateringssluizen langs de Zuiderzee, de Waddenzee en de Lauwerszee moeten brengen” “En men kan die nog zo veel verbeteren, men blijft toch altijd afhankelijk van de mogelijkheden om bij eb het water op de zee te lozen”.
Sinds 1967 is men voor het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' '''overgeschakeld van het stoken met steenkolen op het stoken met olie'''.


Zo begint een overpeinzing tijdens een '''beraad binnen Gedeputeerde Staten betreffende het Friese water'''. Onder '''normale omstandigheden is de afstroommogelijkheid ruim voldoende'''.
[[Bestand:Stokersgereedschap_8.jpg|600×388px|link=]]


Zodra er echter een '''harde wind of storm''' uit westelijke richting komt dan wordt '''door de [[opwaaiing]]''' buiten de boezem de mogelijkheid van '''spuien beperkt of onmogelijk'''.
De '''aanleiding''' hiertoe was '''in de eerste plaats het feit dat men voor de maalperiodes van het ir. D.F. Woudagemaal steeds moeilijker los personeel kon inhuren voor het tremmen en stoken van de steenkolen'''. Was er in periode van het stoken met steenkool '''vanaf 1920 eerst gemakkelijk dergelijk personeel in te huren''' (Lemster vissers die dit werk graag aannamen als extra bijverdiensten), '''in de laatste jaren''' voor het besluit van de overgang naar oliestook '''werd het steeds moeilijker tremmers en stokers onder contract te kijgen'''. Door het contract (een soort 0-urencontract) '''verplichtte het losse personeel zich oproepbaar te zijn''', zij moesten dus in de buurt van het gemaal blijven. Door de toenemende welvaart was de bijverdienste niet meer acuut noodzakelijk en het personeel was veel mobieler geworden: '''men wilde zich niet meer binden'''.  
<br>Voor wat betreft de '''[[opwaaiing]] binnen de boezem''' geldt dat het water '''juist richting Lauwersoog''' wordt geblazen. Dit heeft '''voordelen met het oog op het spuien''', maar het is '''ook nadelig, omdat het waterpeil in het noordoosten van Friesland daardoor veel hoger''' kan zijn.


Dus al in '''1893''' moesten de '''Provinciale Staten''' dan ook vaststellen dat er een definitief '''eind gekomen was aan de bestaande mogelijkheden om de voortdurende wateroverlast te beheersen'''. Deze wateroverlast werd mede veroorzaakt door de '''voortdurende inpolderingen''' en daarmee ook de '''toenemende bemaling van de landerijen'''. De '''boezem werd steeds kleiner, terwijl er toch steeds meer water opgebracht werd'''. Ook de afvoermogelijkheid aan de zeezijde werd steeds moeilijker, dit werd veroorzaakt door de '''voortdurende dichtslibbing van de Lauwerszee'''.
[[Bestand:Ketelombouw_1.jpg|600×388px|link=]]


==='''De Lauwerszeecommissie wil afsluiting van de Lauwerszee en bemaling'''===
De '''ontdekking van de gasbel bij Slochteren en de vele bijkomende kleinere aardgasvelden''' in de provincies Groningen en Friesland in het noorden van Nederland betekent in feite '''de neergang van de Nederlandse (staats)kolenmijnen''' in Zuid-Limburg. In de jaren '70 komt er '''een definitief einde aan de delving van steenkolen in Nederland'''.
Na een grondige bestudering van het probleem komt de door de provincies Friesland en Groningen ingestelde '''Lauwerszeecommissie (1902)''' in '''1904''' met het volgende plan. '''Sluit de Lauwerszee af''' en voorzie deze afsluiting van '''ruime sluizen'''. Daardoor ontstaat er '''een royale bergboezem''', die zowel door Friesland als Groningen benut kan worden. Een ander belangrijk onderdeel van het plan was ook '''het bouwen van een stoomgemaal voor Friesland aan de Zuiderzee tussen Tacozijl en Lemmer'''. En verder '''een gemaal voor Groningen bij Zoutkamp'''. Op deze manier zou Friesland het te veel aan water naar twee kanten goed kwijt kunnen en minder last hebben van '''[[opwaaiing]] binnen de boezem'''.


In '''1907''' reageerden de provinciale besturen op het plan. Friesland was best blij met het plan, inhoudende '''de tweezijdige afvoer''', maar zag op '''tegen de hoge kosten'''. Friesland koos voor '''alleen de aanleg van een afsluitdijk en een bergboezem in de Lauwerszee''', maar '''niet voor de bouw van een gemaal bij Tacozijl'''. De ambtelijke reactie daarop van het rijk was niet mals: de provincies kozen voor een goedkope financiële oplossing, en niet voor een goede oplossing. Afsluiting van de Lauwerszee zonder bemaling was zinloos. Als men dan toch voor bezuiniging koos dan kon men '''veel beter kiezen voor bemaling dan voor afsluiting van de Lauwerszee'''.
[[Bestand:Ketelombouw_2.jpg|600×388px|link=]]


In een brief van 25 februari in '''1910''' stelde de Minister van Waterstaat in deze zich wat milder op. Hij '''liet het plan van afsluiting varen en koos voor de bouw van stoomgemalen'''. Als de provincies ook de weg zouden kiezen van bouw van gemalen dan zou '''de minister''' bereid zijn een '''deel van de kosten''' op zich te nemen. Het voorstel noemde een percentage van '''40 %'''.
Voor het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' betekent '''het einde van de steenkolenproductie''' dat men '''naar alternatieve brandstoffen moet zoeken'''. Er worden omstreeks deze tijd, zoals bij vele <strong>[[stoombedrijven]]</strong>, '''proeven genomen met het stoken van bruinkool en turf'''.
Op deze manier werd de weg in feite geplaveid voor het latere Woudagemaal.
<br>Deze brandstoffen '''leveren niet de resultaten op die men nastreeft'''. Bovendien geven deze brandstoffen ook '''te weinig perspectief voor een regelmatige aanvoer in een lange reeks van jaren''' voor de toekomst.


                                                              ___________
[[Bestand:Ketelombouw_3.jpg|600×388px|link=]]


==='''Het ir. D.F. Woudagemaa'''l===
Het stoken met '''zware stookolie is het enig overblijvende alternatief dat voor de toekomst voldoende zekerheid geeft'''.  
In feite was dit '''historisch gezien''' ook niet zo onlogisch, want al in 1869(!) had het provinciaal bestuur dit ook al geopperd. Men had als voorbeeld '''de bemaling van de Haarlemmermeer polder voor ogen'''. Maar men achtte dit wegens het veel grotere Friesland '''technisch onhaalbaar'''.
<br>Maar in '''1877''' werd nogmaals in de Staten geopperd om ter plekke van de uitwateringssluizen bij Dokkumer Nieuwe zijlen een '''hulpstoomgemaal''' nabij Oostmahorn te bouwen.
<br>De gedachte van de Lauwersmeer commissie om te komen tot bemaling van de boezem was dus, achteraf gezien, niet nieuw. De minister had '''in eerste instantie voorkeur voor een gemaal van circa 1600 wpk'''. Dit vermogen zou dan moeten worden verdeeld over twee gemalen.
<br>'''Gedeputeerde Staten''' vonden het echter nog '''niet nodig om te komen tot twee gemalen'''. Dat kon '''later''' ook nog. '''Men koos''' op 7 februari '''1913''' voor een gemaal van 750 wpk. Na vijf jaar zou men nog eens opnieuw bekijken of een tweede gemaal wel nodig was. '''Op aanbeveling van de minister werd besloten tot een gemaal van 900 wpk'''.


Zo kwam de definitieve beslissing tot het later te noemen Woudagemaal tot stand.
'''Voorafgaand aan deze beslissing''' zullen er ongetwijfeld vele scenario's voor het ir. D.F. Woudagemaal de revue hebben gepasseerd:
-Moest men '''stoppen met de stoominstallatie'''? Waarschijnlijk heeft het feit dat er nog vrij nieuwe ketels in het gemaal aanwezig waren een rol gespeeld om toch te blijven werken met stoomenergie
-Moest men de '''stoominstallatie ontmantelen en overgaan op een ander aandrijfsysteem'''? Men kan hierbij denken aan dieselmotoren of elektromotoren of een combinatie van beide
-Moest men stoppen met het ir. D.F. Woudagemaal en '''een geheel nieuw modern gemaal bouwen'''? (Dat stond al gepland voor in Stavoren)


==='''Bouw van het stoomgemaal bij Lemmer'''===
[[Bestand:Ketelombouw_4.jpg|600×388px|link=]]
De '''Eerste Wereldoorlog''' had wegens optredende '''materiaalschaarste''' een '''belangrijke vertraging''' tot gevolg. En dientengevolge ook een '''aanzienlijke prijsverhoging'''.
<br>Uiteindelijk was het gemaal '''op 7 oktober 1920 bedrijfsgereed''' en kon het nieuwe gemaal '''door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina in bedrijf''' worden '''gesteld'''.


In '''1948''' kreeg het de naam '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]'''. Dit gebeurde ter gelegenheid van zijn pensionering.
'''Uiteindelijk heeft men voor een nieuwe brandstof''' gekozen '''en de stoominstallatie behouden'''.
<br>Van 1920 tot 1968 heeft het gemaal '''gemiddeld 1850 uren per jaar''' gedraaid. Eind '''2003''' had het in totaal rond '''100.000 uren''' gedraaid. '''Na 1967''', toen het '''[[J.L. Hooglandgemaal]]''' in bedrijf gekomen is, was het aantal draaiuren gemiddeld '''nog maar 300 per jaar'''.


'''Dit bijzondere tableau is in bruikleen beschikbaar gesteld door Familie Wouda. Het is te vinden in de expositieruimte van het bezoekerscentrum'''
'''De ombouw van de ketels voor oliestook''' zal behoorlijk wat voeten in de aarde hebben gehad: de '''vuurgangen''' moesten '''een nieuw vuurfront''' krijgen en '''roosters moesten worden verwijderd'''. Ook moest de oliestook worden '''geautomatiseerd'''.
(foto T. Kuilboer)
Dit werk is uitgevoerd onder leiding van de heer '''D. de Bruijne'''. '''(zie: [[Oud-medewerkers]])'''


==='''De kosten van het gemaal'''===
[[Bestand:Ketelombouw_6.JPG|600×400px|link=]]
Het bestek gaf een bedrag te zien van '''f 1,8 miljoen'''. Maar dit bedrag zou door de oorlogsomstandigheden en de tegenvaller van de schoorsteen op '''een aanmerkelijk hoger bedrag''' uitkomen. Toen '''in 1920''' de rekening werd opgemaakt kwam het bedrag uit op '''f 2,82 miljoen'''. Dit na moeizame onderhandelingen met de aannemers. Maar daarvoor kreeg Friesland dan ook '''een ultramodern stoomgemaal''', dat voor de komende jaren '''een waarborg was voor een gedegen waterhuishouding zonder wateroverlast'''.


Een '''bijzonderheid''' was dat bij wet was vastgelegd dat er '''in Friesland gedurende 30 jaar een [[bemalingbelasting]]''' geheven mocht worden op ,strong>''ongebouwd''</strong>. Dit ter betaling van de kosten van '''rente, aflossing en exploitatie van het gemaal'''. Dit was een apart privilege voor Friesland!
In het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' gebruikt men '''zware brandstofolie (MFO) van de categorie ca 3500 sec. Redwood I'''.  De aanduiding in “Redwood I 3500 seconden” is een aanduiding voor '''[[viscositeit]]'''. Er is een rechtstreeks verband tussen de verschillende viscositeiteenheden. (zie: '''[[zware stookolie]]''')
Redwood I behoort tot de residuale stookoliën.


==='''Aandrijfsysteem'''===
In de opstartprocedure van het gemaal gebruikt men '''eerst [[dieselolie]]'''. Bij voldoende stoomproductie '''schakelt men over op de [[zware stookolie]]'''.
Een van de eerste keuzes die gemaakt moesten worden was, '''wat te kiezen als aandrijving voor de pompen'''. Bij het '''oorspronkelijke concept''' was '''gekozen voor dieselmotoren'''. Er is ook nog overwogen om het gemaal '''met elektrische stroom''' aan te drijven. Maar vanwege de '''eis van regelbaarheid van het toerental van de pompen''' heeft men uit een '''kostenoverweging''' daarvan af gezien. Bovendien was de capaciteit van de Leeuwarder elektriciteitscentrale ook aan de krappe kant. Men heeft daarom '''uiteindelijk voor stoom gekozen'''. De '''langere aanloopperiode voor in bedrijfstelling werd geaccepteerd''', omdat de machinerie toch steeds voor lange periodes beschikbaar moest zijn.
 
'''Dieselaandrijving''' zou ook een mogelijkheid geweest zijn, maar men vond dat toen toch '''nog niet betrouwbaar genoeg'''.
 
De '''concepten voor het totale mechanisch systeem''' werden in hoofdzaak ontworpen door twee uitstekend samenwerkende heren, ir. Wouda en prof. Dijxhoorn. Ir. Wouda was hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat en Prof. Dijxhoorn was Hoogleraar Werktuigbouwkunde in Delft.
 
==='''De stoommachines'''===
Daar het '''stoomtijdperk''' in '''1920''' feitelijk haast '''op zijn eind liep''' en de '''stoomtechniek''' daarmee '''qua ontwikkeling op zijn hoogtepunt''' was, zijn de machines zeer “state of the art” uitgevoerd.
 
Men maakte gebruik van een '''uitermate bekende en beproefde techniek'''. Het kan dan ook niet anders dan dat de '''machines zeer betrouwbaar''' zijn. De keuze viel op '''liggende tandem-compound stoommachines met Bosschuiven'''. Deze schuiven hebben ten opzichte van kleppen het voordeel dat zij '''lang stoomdicht blijven''' en '''nagenoeg geruisloos zijn'''.
 
De machine kent '''een hoge en een lage druk gedeelte''', en de '''regeling geschied door de dominant boven op de machine geplaatste Bosschuiven'''. Deze worden op hun beurt '''aangedreven door een langs de machine lopende excentriekas'''. De excentriekas is '''via conische tandwielen verbonden met hoofdas en vliegwiel'''.
 
Het '''vliegwiel weegt ruim 9 ton''' en heeft een '''diameter van 6 meter'''. Het is in een stuk gegoten!
<br>Op gezette tijden moet dit vliegwiel een stukje doorgedraaid worden. Men noemt dit <strong>“tornen”</strong>. Dit om te voorkomen dat de lagers een beetje ingebed worden. De '''vertanding in de rand van het vliegwiel''' geeft de mogelijkheid tot tornen. Tornen gebeurt ook '''om bij het opstarten de krukas uit zijn bovenste dode punt te verplaatsen'''.
<br>De '''hoge druk zuiger heeft een diameter van 50 cm''', en de op dezelfde stang gemonteerde '''lage druk zuiger 82,50 cm'''.
<br>De '''zuigerstang is''' uiteraard weer '''via een kruk verbonden aan het vliegwiel''', '''nominaal toerental 90 omwentelingen per minuut'''. Het '''maximum toerental is 105'''.
<br>De '''stoom''' heeft '''bij intrede''' in de machine een '''druk van ruim 12 bar''' en een '''temperatuur van circa 300 graden C.'''
<br>Ten slotte, '''het vermogen''' van deze machine is '''ruim 500 pk'''.
<br>In de machinehal treft men '''vier''' van deze '''liggende machines''' aan. De machines drijven '''ieder twee centrifugaalpompen''' aan. '''In totaal bevinden zich in deze hal dus vier machines en acht centrifugaalpompen'''.
<br>'''Een machtig gezicht! Zeker wanneer ze in bedrijf zijn!'''
 
==='''De centrifugaalpompen'''===
De '''centrifugaalpompen''' zijn van het zogenaamde <strong>“onderslag”-principe</strong>. De '''reden''' om voor dit type (onderslag) te kiezen was het feit dat '''de leibanen van het kruishoofd minder aan slijtage onderhevig''' waren. Bovendien is '''het ruimtebeslag, samen met het feit dat de pompen aan de zeezijde staan op deze wijze minimaal'''. De machines staan dus aan de boezemzijde.
<br>Grof beschreven bestaan de '''pompen uit een met schoepen voorzien rad'''. Dat rad wordt, in een gesloten ruimte ( het slakkenhuis) door de machines '''in een draaiende beweging''' gebracht. Het af te voeren water '''stroomt door het centrum aan beide zijden van de pomp toe''' en wordt '''door het rad vanwege de centrifugale kracht door de uitlaat naar buiten gedreven''' in de richting de Zuiderzee (nu het IJsselmeer). Het '''schoepenrad heeft een middellijn van 1,70 m'''.
 
De pompen hebben bij '''90 omwentelingen''' en bij een '''opvoerhoogte van 1 meter''' een '''gezamenlijke capaciteit van 4000 kubieke meter per minuut'''. Dit lijkt mogelijk niet indrukwekkend, maar het zou betekenen dat ze gezamenlijk in twee etmalen het hele Sneekermeer kunnen leegpompen!
 
De '''centrifugaalpompen zijn niet zelfaanzuigend'''. De slakkenhuizen zullen '''steeds op een ingenieuze wijze bij een eerstvolgende maalbeurt met water gevuld moeten worden'''. Daartoe staat in het midden van de machinehal een grote '''vacuümketel'''. De '''diameter van deze ketel is 1,5 meter en de hoogte 6 meter'''. Het '''vacuüm wordt bewerkstelligd met behulp van twee grote stoom-ejecteurs'''. Het pijpwerk tussen de vacuümketel en het slakkenhuis, voorzien van een simpele afsluiter, maakt het mogelijk dat de pomp met water gevuld wordt. '''Het vacuüm doet dan zijn werk door het water omhoog en in de pompen te zuigen'''. Simpel doch zeer doeltreffend! En '''daarna kan de pomp zijn werk gaan verrichten'''.
 
 
==='''De pomptunnels'''===
 
Afbeeldingen pomptunnels
 
<br>Het zijn toch wel grote constructies. Om een indruk te geven. De '''toevoeropeningen hebben een diameter van 1400 mm'''. En de '''grootste breedte van de dubbel uitgevoerde schoep is circa 1 meter'''. Het '''plaatijzer''' van het slakkenhuis is '''13 mm dik'''.
 
==='''De condensors'''===
Vanaf de vloer van de machinehal kan men '''afdalen in de kelderruimte'''. In deze kelderruimte bevinden zich '''twee condensors'''. Elke condensor bedient twee stoommachines. Het '''doel van deze inrichting is het om van de afgewerkte stoom weer water te maken (condenseren)'''.
<br>De condensors zijn van het type <strong>“oppervlakcondensor”</strong>, '''omdat het water van de Friese boezem enigszins brak kon zijn'''. Het '''koelend oppervlak bestaat uit 152 vierkante meter''', en het '''bestaat uit 1096 koperen pijpjes''', waarin het '''koelwater (boezemwater)''' wordt rondgepompt.
<br>Het '''condensaat''' wordt '''opgevangen en vervolgens naar de condensaatbak''' gepompt. De afgewerkte smeerolie komt hier '''boven drijven''' en wordt <strong>met de hand “afgeroomd”</strong>. Voor het '''beter uitvlokken van de smeerolie en om een betere afscheiding te krijgen''', worden er enige '''chemicaliën (aluminiumsulfaat)''' aan het condensaat toegevoegd. Vervolgens wordt het relatief schone water naar het ketelhuis gepompt en gaat dan via het doekenfilter weer de ketels in. In deze doekenfilters worden de laatste restjes olie (vlokken) uit het water verwijderd. De '''kringloop is op deze wijze gesloten'''.
 
===Het ketelhuis===
In feite begint hier de gesloten kringloop. Om te beginnen zijn bij het begin van deze kringloop de ketels leeg en moeten eerst met water gevuld worden. In principe is dit gewoon boezem water. Daarvoor is dan wel 25000 liter water per ketel nodig! Aaanvankelijk stonden hier (ieder met een onder- en bovenketel) zes Piedboeuf- ketels, waarvan er steeds één in reserve werd gehouden. Deze ketels werden in 1955 afgekeurd en vervangen door vier zogenaamde vuurgang-vlampijp ketels van het fabrikaat Werkspoor uit Amsterdam. Ook van deze ketels wordt er steeds één in reserve gehouden. Bij slechts 90 toeren van de stoommachines zouden er maar twee ketels echt nodig zijn. Het gemaal kan met gemak op drie ketels genoeg stoom produceren voor volle draaicapaciteit. In 1967 zijn deze ketels omgebouwd naar oliestook. Men produceert stoom bij 195 graden Celsius bij een druk van 14 bar. De stoom wordt dan nog oververhit met behulp van een in de ketel gebouwde oververhitter tot 320 graden. Men bereikt hiermee dat de temperatuur bij de stoommachines 300 graden is. Het rendement wordt hierdoor verbeterd, en men voorkomt op deze manier dat er waterslag kan ontstaan. Waterslag kan rampzalig voor de stoommachine zijn. De stroomproductie per ketel is circa 5000 kg/h. Het brandstofverbruik kan in totaal 14 tot 20 ton olie per dag zijn. In principe is de totale olievoorraad voldoende voor 1 maand, bij nominaal toerental. De olie die normaal gebruikt wordt is zeer dik en moet, voordat deze verstoven en in de ketels gebruikt kan worden, tot wel 110 graden opgewarmd worden. In de voorraadtank zit een warmtewisselaar die de olie voorverwarmt tot 80 graden Celsius. In de ketelruimte is een speciale warmtewisselaar aanwezig om de temperatuur van aangevoerde olie te verhogen tot de gewneste 110 graden C. Voordat er was overgegaan op het stoken met olie werden de kolen met de kruiwagen vanuit de kolenbunker naar binnen gebracht en gewogen. Vervolgens werden ze op de stalen vloer voor de ketels in een speciale trog gestort. De stoker gooide de kolen vandaar op het roosterbed in de vuurgangen van de ketels. Er werkten destijds soms wel tot 24 mensen in een drieploegendienst. Nu kan met toe met 15 personen. Bovendien is het werk ook veel aangenamer. Bijkomende projecten Het zal duidelijk zijn dat er voor de bouw van het gemaal één en ander gegraven moest worden. Niet alleen voor de bouw en de diverse funderingen, maar ook om het nodige water bij het gemaal te kunnen krijgen. Staande op de brug bij hotel Iselmar ziet men een gegraven kanaal, dat het water aanvoert en door acht tunnels het gebouw binnen laat komen. Dit stroomkanaal, gebaggerd door “Dordtse baggeraars” is, gerekend vanaf de Grote Brekken, een enorme goot van circa 200 meter lang, 87 meter breed en 3 meter diep, waardoor het weg te pompen boezemwater gemakkelijk naar het gemaal stroomt. Tussen het Koevorder Meer en de Grote Brekken is bovendien een toevoer kanaal van 4 km gegraven , met een bodembreedte van 44 meter en een diepte van 3 meter. Er is meer dan een miljoen kubieke meter grond verzet! Nog wat gegevens rondom de bouw. Bij het binnenkomen in de machinehal begrijpt men meteen dat men in de volksmond spreekt van een kathedraal voor stoom . Deze hal is 62 meter lang en 15 meter breed. Het ziet er hier niet direct uit als een industrieel gebouw, er is veel licht, veel glas , en het geheel is zeer vriendelijk in aanzicht. (Men kan hier duidelijk zien dat de bouw beïnvloed is door architecten van de Amsterdamsche school. Ir. D.F. Wouda heeft het ontwerp van het gebouw voor zijn rekening genomen. Het bouwmateriaal komt overeen met dat van de bekende gebouwen in deze bouwstijl, o.a. de beurs van Berlage. De hal staat op een dikke gewapende, betonnen plaat van 82,5 bij 44,5 meter. Geheel uit één stuk. Het gemaal is gefundeerd op 1950 palen. Voor die tijd groots! Wanneer de machines draaien en men op deze plaat loopt, dan bespeurt men geen enkele trilling. Dat moet ook een pluim zijn op de hoed van de vaklieden die de machines zo deskundig uitgelijnd hebben. En dat dan vóór de tijd van laserwaterpassen. Het drama van de schoorsteen Bij de bouw heeft zich nog een duur drama afgespeeld. De schoorsteen (voor een deel dubbelwandig) was klaar in 1918. Het cement was nog nat en niet uitgehard. Op 16 juni, werd de schoorsteen door bliksem getroffen, zonder dat de bliksemafleiders al gemonteerd waren. En na de inslag restte nog slechts een halve schoorsteen. En verder was de schoorsteen van onder tot boven gescheurd. Er bleef niets anders over dan de schoorsteen af te breken en opnieuw te bouwen. De eerste schoorsteen kostte in 1915 f 15.600, de nieuwe schoorsteen moest f 29.375 kosten. Nog steeds kan men genieten van dit markante bouwwerk. Aan de onderkant is de diameter van de schoorsteen ruim 6 meter, en aan de bovenkant 3 meter.
 
De keerdeuren aan de zeezijde. Komt men aan de zeezijde, dan vallen meteen keerdeuren op. Daar in 1920 deze kant nog onderdeel was van de Zuiderzee, hadden deze deuren duidelijk een functie. De waterspiegel aan zeezijde was toen nog onderhevig aan eb en vloed. De Zuiderzee is namelijk pas in 1932 afgesloten. Bij extreme waterstanden (springtij) zouden de deuren wel eens nodig kunnen zijn. Het kon echt wel spoken op de Zuiderzee.
 
De hoogte van de deuren is 4,10 meter boven NAP, net als de afschermdijken. De deuren zijn gelukkig maar weinig (of niet?) gebruikt, want als ze gesloten waren maakten ze een heel sterk klapperend geluid.
 
Het was namelijk niet mogelijk om de druk aan de achterkant weg te halen door verlaging van het kolkpeil, zodat ze tegen elkaar geklemd konden worden. Afsluiting. Wellicht heeft deze beschrijving u nieuwsgierig gemaakt? Het gemaal is te bezoeken en te bezichtigen. Wellicht heeft u gelezen dat prinses Margriet onlangs een nieuw bezoekerscentrum voor het Woudagemaal heeft geopend. Een bezoek hieraan is zeer de moeite waard. U kunt er veel opsteken over het Friese waterbeheer.
 
Nee, het is geen museum. In het bezoekerscentrum kunt u een 3-D film van het gemaal zien en een tentoonstelling bezoeken. En u geniet van een magnifiek zicht op het IJsselmeer bij Lemmer. En de koffie is er altijd warm en vers. En uiteraard zijn er rondleidingen mogelijk!
 
Verder moet u weten dat het gemaal het enige gemaal wat nog een functie heeft in de waterhuishouding. En het is van wezenlijk belang voor de waterhuishouding van Friesland! En het behoort tot de Unesco Werelderfgoederen!!
 
U kunt nog veel meer te weten komen via de website van het ir. Woudagemaal:         
 
www.woudagemaal.nl en wikki.woudagemaal.nl
 
  Bronnen : De loop van het  Friese water  , Polhuis
                    :Het Stoomgemaal van Tacozijl ,Wijnsma   
  Foto’ s    : eigen bron.
                  : van het tegel tableau:  T. Kuilboer.
                                                                                                                          M. Bliek  HetHet

Versie van 6 nov 2013 17:43

Voor het ir. D.F. Woudagemaal gebruikt men dieselolie en zware stookolie.

Sinds 1967 is men voor het ir. D.F. Woudagemaal overgeschakeld van het stoken met steenkolen op het stoken met olie.

600×388px

De aanleiding hiertoe was in de eerste plaats het feit dat men voor de maalperiodes van het ir. D.F. Woudagemaal steeds moeilijker los personeel kon inhuren voor het tremmen en stoken van de steenkolen. Was er in periode van het stoken met steenkool vanaf 1920 eerst gemakkelijk dergelijk personeel in te huren (Lemster vissers die dit werk graag aannamen als extra bijverdiensten), in de laatste jaren voor het besluit van de overgang naar oliestook werd het steeds moeilijker tremmers en stokers onder contract te kijgen. Door het contract (een soort 0-urencontract) verplichtte het losse personeel zich oproepbaar te zijn, zij moesten dus in de buurt van het gemaal blijven. Door de toenemende welvaart was de bijverdienste niet meer acuut noodzakelijk en het personeel was veel mobieler geworden: men wilde zich niet meer binden.

600×388px

De ontdekking van de gasbel bij Slochteren en de vele bijkomende kleinere aardgasvelden in de provincies Groningen en Friesland in het noorden van Nederland betekent in feite de neergang van de Nederlandse (staats)kolenmijnen in Zuid-Limburg. In de jaren '70 komt er een definitief einde aan de delving van steenkolen in Nederland.

600×388px

Voor het ir. D.F. Woudagemaal betekent het einde van de steenkolenproductie dat men naar alternatieve brandstoffen moet zoeken. Er worden omstreeks deze tijd, zoals bij vele stoombedrijven, proeven genomen met het stoken van bruinkool en turf.
Deze brandstoffen leveren niet de resultaten op die men nastreeft. Bovendien geven deze brandstoffen ook te weinig perspectief voor een regelmatige aanvoer in een lange reeks van jaren voor de toekomst.

600×388px

Het stoken met zware stookolie is het enig overblijvende alternatief dat voor de toekomst voldoende zekerheid geeft.

Voorafgaand aan deze beslissing zullen er ongetwijfeld vele scenario's voor het ir. D.F. Woudagemaal de revue hebben gepasseerd: -Moest men stoppen met de stoominstallatie? Waarschijnlijk heeft het feit dat er nog vrij nieuwe ketels in het gemaal aanwezig waren een rol gespeeld om toch te blijven werken met stoomenergie -Moest men de stoominstallatie ontmantelen en overgaan op een ander aandrijfsysteem? Men kan hierbij denken aan dieselmotoren of elektromotoren of een combinatie van beide -Moest men stoppen met het ir. D.F. Woudagemaal en een geheel nieuw modern gemaal bouwen? (Dat stond al gepland voor in Stavoren)

600×388px

Uiteindelijk heeft men voor een nieuwe brandstof gekozen en de stoominstallatie behouden.

De ombouw van de ketels voor oliestook zal behoorlijk wat voeten in de aarde hebben gehad: de vuurgangen moesten een nieuw vuurfront krijgen en roosters moesten worden verwijderd. Ook moest de oliestook worden geautomatiseerd. Dit werk is uitgevoerd onder leiding van de heer D. de Bruijne. (zie: Oud-medewerkers)

600×400px

In het ir. D.F. Woudagemaal gebruikt men zware brandstofolie (MFO) van de categorie ca 3500 sec. Redwood I. De aanduiding in “Redwood I 3500 seconden” is een aanduiding voor viscositeit. Er is een rechtstreeks verband tussen de verschillende viscositeiteenheden. (zie: zware stookolie) Redwood I behoort tot de residuale stookoliën.

In de opstartprocedure van het gemaal gebruikt men eerst dieselolie. Bij voldoende stoomproductie schakelt men over op de zware stookolie.