De centrifugaalpomp werd voor het eerst in 1861 op de wereldtentoonstelling in Londen aan belangstellenden en het grote publiek getoond.

Centrifugaalpomp in stoomgemaal "De Tuut" te Appeltern

De centrifugaalpomp zou vanaf dat moment langzaam maar zeker steeds vaker in een stoomgemaal worden toegepast. De pomp was een waardige opvolger van het scheprad en de vijzel die tot dan toe veelvuldig werden gebruikt.
De eerste poldermolens waren voorzien van een scheprad, dat door de omvang aan de zijkant van de molen werd geplaatst. Nadeel van het scheprad is het waterverlies, waardoor het rendement op ongeveer zestig procent komt. Van iedere liter water komt zes deciliter aan de andere kant terecht. Het scheprad kan het water ongeveer 2 meter opvoeren.

Het volgende opvoerwerktuig is de vijzel. De vijzel werd in de vijzelbak onder de poldermolen geplaatst. Een belangrijk voordeel hiervan was dat het minder ruimte in beslag nam. Door de vijzelbak werd voorkomen dat er grote hoeveelheden water terug konden stromen, het lekverlies was beperkt en het rendement hoger. Een vijzel kan ruim 5 meter overbruggen.

De centrifugaalpomp is nog weer efficiënter dan scheprad en vijzel. De inlaat en de uitlaat liggen onder het wateroppervlak. Hierdoor kan er onder alle weersomstandigheden worden gemalen. Ook als er op het stroomkanaal naar het ir. D.F. Woudagemaal een dikke ijslaag ligt dan nog kan een centrifugaalpomp water aanzuigen en uitslaan.

In het ir. D.F. Woudagemaal staan acht centrifugaalpompen opgesteld. De pompen zijn in 1920 door Jaffa in Utrecht gemaakt en geplaatst. Jaffa heeft destijds de inschrijving op het gemaal mede in de wacht gesleept doordat er pompen van plaatijzer werden aangeboden. Zulke pompen van geklonken plaatijzer waren goedkoper te produceren, terwijl de capaciteit en betrouwbaarheid goed konden worden gegarandeerd.

Het water wordt het boezemwater aangezogen, in het slakkenhuis rondgeslingerd en komt er aan de andere, IJsselmeerzijde weer uit. Iedere pomp in het gemaal heeft een capaciteit van 500 m3 per minuut. De acht pompen slaan per minuut 4.000 m3 per minuut uit.

Vaak valt het bij de bezoekers tijdens de rondleidingen op dat de schoepen van de pompen in het Woudagemaal betrekkelijk klein zijn, gelet op de inhoud van het pomphuis zelf.
Men kan zich de centrifugaal pomp voorstellen als een op zijn zij liggend "kopje koffie"....
Als men intensief in een kopje koffie roert, dan gaat de koffie snel in het rond draaien. Een bekend verschijnsel is dan dat de koffie langs de buitenkant van het kopje behoorlijk omhoog komt, terwijl in het midden van het kopje het niveau duidelijk daalt tot een dal.
Langs de buitenzijde van het kopje staat dus een hogere druk op de koffie dan in het midden! Als men een gaatje in de zijkant van het kopje zou boren, dan zou de koffie op een dergelijk moment snel naar buiten vloeien....
Dit verschijnsel is ook aan de orde in de centrifugaalpomp: door de schoepen (het lepeltje) gaat de inhoud draaien en door de hogere druk tegen de buitenzijde van het pomphuis wordt het water door de uitstortbuis (het gaatje in de wand van het kopje) naar het IJsselmeer geslingerd.
De ronde zuigbuizen voeren nieuw water aan in het midden bij de axiale schoepen en zo blijft het centrifugaalproces actief.
Wij zouden natuurlijk ook een vergelijking kunnen maken met de was-centrifuge....


In 1920 behoorde een capaciteit van 4000 m3 per minuut tot de absolute top!

Het stoomgemaal Cruquius, één van de drie stoomgemalen die de Haarlemmermeer van 1849 - 1852 droogmaalde had een capaciteit van 2.500 m3 per minuut.

Op de overgang van de 20e naar 21e eeuw maakt de technische vooruitgang steeds grotere capaciteiten mogelijk. Zo heeft het J.L. Hooglandgemaal bij Staveren heeft reeds een capaciteit van minimaal 8.000 m3 per minuut. Nieuwe pompinstallaties hebben al een capaciteit van 10.000 m3 per minuut.

Hoe het ook zij, de acht centrifugaalpompen van het ir. D.F. Woudagemaal doen nog steeds hun belangrijke plicht als er een beroep op wordt gedaan.