Begrafenis prof Dijxhoorn, zeer groote belangstelling uit breeden kring

Delftsche Courant

Maandag 26 mei 1941.

DELFTSCH NIEUWS

---

Begrafenis prof. ir J. C. Dijxhoorn.

Zeer groote belangstelling uit breeden kring.

Zaterdagmiddag is op de begraafplaats Oud Eik en Duinen te 's-Gravenhage het stoffelijk overschot van prof. ir J. C. Dijxhoorn, oud-hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool en eerelid van het Instituut van Ingenieurs.

Prof. ir J. C. Dijxhoorn.

Wie er waren.

Aanwezig waren o.m. professor ir C. L. van der Bilt, waarnemend burgemeester van Den Haag, de presidentcurator en de curator van de Technische Hoogeschool, ir F. J. de Vogel en J. Klopper, de rector-magnificus professor dr C. J. van Nieuwenburg, de president en algemeen secretaris van den Raad van Bestuur van het Instituut van Ingenieurs, dr ir J. A. Ringers en ir. Wouter Cool. Voorts merkten wij op de hoogleeraren en oudhoogleeraren: Weys, Pritzelwitz van der Horst, ter Meulen, Boerma, Siertsema, Muysken, namens de vereeniging van Delftsche ingenieurs, Grutterink, Reinders, ter Linden, Gips, Westendorp, Dorgelo, Koch, Nelemans, Brender à Brandis, directeur van het gasbedrijf, van Den Haag; Thierens, de Haas, Kist, Haringhuizen en Meyer. Voorts merkten we op ir P. M. Montijn, directeur H.T.M.; A. J. Mollinger, lector Technische Hoogeschool; ir H. Grevers, directeur Rijksnijverheids­labora­torium te Delft; jhr ir C. v. Wetler, directeur N.V. „Begeer” te Voorschoten, H. Kolff Gzn., mr. H. J. Romeyn, buitengewoon lid van den Octrooiraad, ir. Tuyl Schuitemaker, J. T. Schot, ir. M. C. Sissingh, oud-directeur van het gasbedrijf te Rotterdam, W. A. van Hoeven, ambtenaar Technische Hoogeschool, ir B. Bölger, D. C. Endert, ir A. Knape en ir K. van der Pols, de beide directeuren en de onder­directeur van de Rotterdamsche Droog­dok Mij., ir F. C. Wirtz, directeur van het Rijksinstituut voor brandstoffeneconomie, ir J. L. Huijsinga, oud-secretaris der ver­eeniging van Delftsche ingenieurs, waarvan de overledene eerelid was, ir F. Mulder, namens de directie van Wilton Fijenoord, F. Nobel, gep. hoofdingenieur van het G.B. in Indië, J. A. Muller, oud-hoofd van een ambachtsschool in Indië, J. A. G. James, gep. kolonel, W. C. J. J. baron van Voorst tot Voorst, dijkgraaf van Delfland, luitenant-generaal b.d. W. J. C. Schuurman en mr. H. H. Helb. respectievelijk voorzitter en secretaris van de vereeniging „de Sfinx”, D. de Jong, oud-directeur Gouver­nements­bedrijven in Indië, dr ir W. J. Mulder, hoofdingenieur Paketvaart, mr A. W. Schippers, ir W. A. van der Meulen, oud-hoofdingenieur Waterstaat in Ned.Indië, J. Borren, directeur Stork-Conrad te Haarlem, Het gezelschap Leeghwater, waarvan de over­ledene eere­voorzitter was, werd vertegen­woordigd door de heeren P. J. de Lint, president.

Verscheidene sprekers.

In de aula werd het woord gevoerd door den oud-minister van Waterstaat, prof. dr ir J. Kraus, die namens de vrienden een woord van afscheid sprak, waarbij hij wees op de vele voortreffelijke kwaliteiten van prof. Dijxhoorn.

Ir De Vogel, president-curator, zeide, dat een zeer rijk en werkzaam leven is afgebroken. Professor Dijxhoorn was op het gebied der techniek zeer veelzijdig ontwikkeld. Het college van curatoren heeft er dan ook behoefte aan een eere-saluut aan dezen man te brengen. Hier past een woord van de allergrootste waardeering en dank. Als docent en als geleerde stond hij bovenaan. Hij was bemind door de studenten, omdat hij hun in alle opzichten ter wille was. Spreker memoreerde als mijlpalen in het leven van prof. Dijxhoorn de stichting van het gebouw voor Werktuig­kunde en Scheeps­bouwkunde en van het gebouw Machine­werktuig­kunde.

Gedurende drie jaren was hij rector-magnificus. Dit is een taak, die werkelijk niet te hoog kan worden aangeslagen. Hij volbracht de taak met al zijn krachten en al zijn bezieling.

Prof. Ter Linden, voorzitter van de afdeeling Werktuigkunde en Scheepvaart, zeide, dat de leden van de afdeeling groote waardeering en hoogachting hebben voor den overledene. Geen taak was hem te zwaar en geen moeite te veel. Honderden oud-leerlingen zullen met groote dankbaarheid aan hem terugdenken. Professor Dijxhoorn was een geboren constructeur, die met weinig veel bereikte. Zijn aandacht was niet beperkt tot enkele speciale onderdeelen van de techniek. Talrijke publicaties legden getuigenis af van zijn veelzijdigheid. De pompgemalen en de bemalings­instal­laties hadden zijn bijzondere voorliefde.

Hij was op dit terrein een erkend deskundige. Vele installaties zijn door hem ontworpen of verbeterd. Aan den ontwik­kelings­gang van de werktuig­bouwkunde heeft hij een actief aandeel genomen. Ook deze spreker wees op de opoffer­ings­gezindheid en de liefde voor zijn leerlingen.

Dr ir J. A. Ringers, president van het Instituut van Ingenieurs, zeide, dat professor Dijxhoorn de zeldzame onderscheiding ten deel was gevallen tot eerelid van het Instituut benoemd te zijn. Door zijn kennis van zaken heeft hij zijn leerlingen en de mannen van de practijk op een hooger niveau gebracht.

Ir Muller sprak een woord van afscheid van Wilton Fijenoord, van welke maatschappij de overledene directeur is geweest. De heer P. J. de Lint president van Leeghwater, wees er op, dat prof. Dijxhoorn dat contact schiep, dat noodzakelijk is voor een goede studie. Ook na zijn pension­neering bleef hij warme belang­stelling toonen voor Leeghwater. Baron van Voorst tot Voorst, dijkgraaf van Delfland, wees er op, dat professor Dijxhoorn een belangrijk aandeel heeft gehad in den bouw van de gemalen te Schiedam en Maassluis, die tot de belangrijkste van ons land behooren. Nadat nog een oud-concierge van de Technische Hoogeschool gesproken had dankte een schoonzoon, ir. Staring, voor de belangstelling.

De organist speelde in de aula Ases Tod van Grieg, Treurmarsen van Chopin en een treurmarsch van Beethoven.