Amsterdamse School: verschil tussen versies

Uit Wouda's Wiki
k (Afbeelding ‘20wageningenhetschipvanblauw’ opnieuw ingevoegd)
k (Afbeelding ‘Schip van Blaauw’ opnieuw ingevoegd)
Regel 11: Regel 11:


Vooral de plasticiteit van de gevels in de gebouwontwerpen is een kenmerk van de Amsterdamse School. Er worden bekende materialen gebruikt: zoals baksteen, dakpannen, riet en hout.
Vooral de plasticiteit van de gevels in de gebouwontwerpen is een kenmerk van de Amsterdamse School. Er worden bekende materialen gebruikt: zoals baksteen, dakpannen, riet en hout.
[[Bestand:Schip van Blaauw.jpeg|miniatuur|Schip van Blaauw in Wageningen]]


[[Bestand:20wageningenschipvanblauw.png|400x300px|link=]]
Het Schip van Blaauw te Wageningen





Versie van 31 mei 2022 11:44

Jan Gratama gebruikte in 1915 de term Amsterdamse School voor het eerst voor een stroming in de Nederlandse bouwkunst.

Deze kunstrichting maakte deel uit van de Moderne Bouwkunst, bestaande uit diverse architectuur stromingen, die vooral expressionistisch van aard waren. Tot deze periode behoren onder meer De Stijl, het Nieuwe Bouwen, de Chicago School en het Expressionisme zelf. Ze zijn een reactie op de soberheid van het Rationalisme, waartoe de zogenaamde neostijlen gerekend kunnen worden. De Amsterdamse School is eigenlijk ook een reactie op het rationele werk van H.P. Berlage, vooral op de Beurs van Berlage, die als zodanig vooral aangemerkt kan worden als de start van het Nederlandse Traditionalisme.

Het Schip te Amsterdam


Vooral de plasticiteit van de gevels in de gebouwontwerpen is een kenmerk van de Amsterdamse School. Er worden bekende materialen gebruikt: zoals baksteen, dakpannen, riet en hout.

Schip van Blaauw in Wageningen



Zij worden echter op een nieuwe, expressieve manier gebruikt om een eigen vormgeving te realiseren. Kenmerkend daarbij is het toepassen van versieringen in de gevels, in baksteen of gebeeldhouwd natuursteen. De constructie wordt ondersteund door het gebruik van gewapend beton, maar dat is niet zichtbaar in de archtectuur van het gebouw.

Hoofdpostkantoor De Neude Utrecht


Door toepassing van zulke nieuwe constructiemethoden worden nieuwe verticale en horizontale elementen in de gevelindeling mogelijk. Deze consequent doorgevoerde lijnen zijn dus belangrijke vernieuwende elementen die kenmerkend zijn voor de bouwstijl. De ramen liggen daarbij veelal in het vlak van de muren en gevels. De paraboolvorm is een terugkerend ritmisch element en wordt in het metselwerk van de geveldelen regelmatig toegepast. In de bouwwerken van de Amsterdamse School wordt ook vaak stilistisch beeldhouwwerk toegepast. Bekende kunstenaars en ontwerpers zijn Hendrik van der Eijnde, Hildo Krop en Johan Polet (1894-1971). De architectuur uit de toenmalige kolonie Nederlands-Indië is een belangrijke inspiratiebron voor de Amsterdamse School.

Voor de Amsterdamse School vormde het bureau van Eduard Cuypers (1859-1927) een dynamisch middelpunt. Michel de Klerk wordt aangemerkt als belagrijkste architect van de stroming. Door het overlijden op jonge leeftijd van deze inspirator en de economische recessie tussen 1920 en 1935 duurde de bloeiperiode van de Amsterdamse School slechts kort.

De hoogtepunten van de Amsterdamse School vormen de grote wooncomplexen "Het Schip" en de "De Dageraad" in Amsterdam, tot stand gekomen in opdracht van woningbouwverenigingen. Later worden er nog eens vele duizenden woningen gebouwd voor particulieren in Oud Zuid en Plan West. De architecten tekenden meestal alleen de gevelpartijen. De Dienst Publieke Werken van Amsterdam hebben omstreeks 1917 architecten als Piet Kramer en Hildo Krop in dienst. Zij begeleiden een serie projecten voor de gemeente, waaronder ook bruggen.

Brug 283: Waalseilandsgracht/Buiten Bantammerstraat


Buiten Amsterdam zijn er bijvoorbeeld ook in Bergen (NH) en Groningen gebouwen gerealiseerd in de stijl van de Amsterdamse School. De Rijksgebouwendienst contracteerde ook archtitecten van de Amsterdamse School. Hierdoor verspreidde de bouwstijl zich verder in Nederland.

De architecten van de Amsterdamse School ontwierpen naast gebouwen, interieurs, meubels, smeedijzeren versieringen en gestileerd beeldhouwwerk. Al deze kunstuitingen kenden een individualistische uitingsvorm.

Voorbeelden van ontwerpers: Michel de Klerk, Pieter Lodewijk Kramer, Pieter Lucas Marnette, Johan Melchior van der Mey, Cornelis Jonke Blaauw, Margaret Staal-Kropholler, Jan Frederik Staal , Guillaume Fréderic La Croix, Hendricus Theodorus Wijdeveld, Siebe Jan Bouma, Jan Boterenbrood, Cornelis Kruyswijk, Bernd Tobia Boeyinga, Jacques Hurks, Dolf Eibink en Jan Snellebrand.

Voorbeelden van gebouwen: Scheepvaarthuis (Amsterdam), Park Meerwijk (Bergen NH), Woningbouw Spaarndammerplantsoen (Amsterdam), Microbiologie Laboratorium Landbouwuniversiteit (Wageningen), “Het Schip” (Amsterdam), Het Schip (Wageningen), Woonblok Vrijheidslaan (Amsterdam), De Dageraad (Amsterdam), Woongebouwen, Woningen en winkels (Amsterdam)

‎ De Bijenkorf te Den Haag


De bouwstijl Amsterdamse school is zo genoemd omdat deze door de bekende architecten Berlage en Dudok voor het eerst werd toegepast in Amsterdam. Met name in de Spaarndammerbuurt in Amsterdam, waar veel Amsterdamse schoolgebouwen staan.

Na dit succes kreeg deze bouwstijl landelijk navolging. Zo vinden wij gebouwen van Willem Dudok in Hilversum en het werk van Siebe Jan Bouma in Groningen.

Soms was het zo dat één van de Amsterdamse architecten zelf een opdracht kreeg (raadhuis van Usquert), het kwam echter ook voor dat een plaatselijke architect elementen uit de Amsterdamse school over heeft genomen in het ontwerp. Bouwwerken van de Amsterdamse school hebben vaak een grote samenhang in symmetrie en decoratieve elementen.

500×331px Amsterdam - De billen van Wijdeveld


De bouwtrant waartoe het ir. D.F. Woudagemaal behoort wordt vaak in verband gebracht met deze Amsterdamse School, deze wordt zelfs vaak omschreven als een schoolvoorbeeld van de Amsterdamse School. Er zijn inmiddels echter aanwijzingen dat ir. D.F. Wouda niet expliciet te rade is gegaan bij de architecten van de Amsterdamse school, maar veel meer gebruik heeft gemaakt van de kennis opgedaan tijdens zijn opleiding in Delft. Aan de Polytechnische School (voorloper van de Technische Hogeschool 1905 en nu de Technische Universiteit) werd nauwelijks apart aandacht besteed aan de Amsterdamse school en zeker niet in relatie met grotere industriële complexen. Een tweede aanwijzing dat het gemaal geen schoolvoorbeeld van de Amsterdamse school kan zijn, is dat het ontwerp van het gemaal al op de tekentafel lag nog voordat de naam: Amsterdamse school bekend was. Wel vertoont het gebouw duidelijk overeenkomsten met de heersende architectonische bouwstijlen ten tijde van de Amsterdamse school.

De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in Amersfoort omschrijft het geheel alsvolgt: De machinehal is een mooi voorbeeld van de bouwstijl van architect Berlage met uitstekende bouwdelen en steekkappen. Berlage is onder andere bekend geworden met de bouw van het Beursgebouw aan het Damrak in Amsterdam. (ook wel de Beurs van Berlage).

De machinehal heeft een open dakstoel en er lijkt nauwelijks op de kosten te zijn gelet getuige het gebruik van mooie materialen. Hierbij valt te denken aan de tegelvloer, de massief houten deuren, de marmeren vensterbanken, de betegelde wanden en de trapleuning aan de trap tussen ketelhuis en machinehal.

Er is sprake van een evenwichtig kleurgebruik: het zwart/grijs van de machines: hoge en lage druk cylinder en het grijs van de centrifugaalpompen contrasteert met de verder lichte kleuren: hout en koper en de grote lichtinval waardoor het allerminst een somber gebouw is.

De RCE omschrijft het geheel als bijzonder waardevol. Het ir. D.F. Woudagemaal is een belangrijk voorbeeld van grotendeels verdwenen fabriekshallen.

Bij het ir. D.F. Woudagemaal is vooral als kenmerk ook de symmetrie aanwezig.

ir. D.F. Woudagemaal te Lemmer


Wanneer de machinehal bij de ,,U" van Wouda wordt gespiegeld, ziet men twee gelijke bouwdelen. Het is een sober gebouw omdat de decoratieve elementen bescheiden zijn gehouden. Aan de buitengevel is mooi metselwerk te zien, binnen in de machinehal valt de trap met leuning op, de tegels aan de wanden en de kantoorruimten met meubilair.

De heer Storm, vrijwilliger bij het Bezoekerscentrum van het Woudagemaal geeft een nadere persoonlijke invulling:

Dankzij de rondleiding in museum Het Schip , de aanschaf van 2 boeken over de Amsterdamse School (in het Stedelijk) en het boek over “Het Schip”, ben ik tot de conclusie gekomen dat Ir.Wouda een goed volger was van architect Berlage en vooral het bouw”Vak” verstond, maar nog niet was bevlogen van de bouw”Kunst” waar de architecten van de Amsterdamse School mee zijn gaan werken.

Uit de architectuur van het gemaal blijkt duidelijk de in vloed van Berlage met zijn rationele benadering, symmetrische vormen en het benadrukken van de functionaliteit van het gebouw, zonder al te veel opsmuk.

Kenmerkend is de benadrukking van de functionaliteit van beide gebouwen. Het Pompgebouw is voorzien van geelwitte kalkzandstenen sluitstenen en raambalken, terwijl het Ketelhuis is voorzien van rode kalkzandstenen sluitstenen en raambalken.

De gebouwen zijn vrij sober voorzien van accenten van vakmanschap (zowel steen als smeedwerk) en de weinige kunst, die in het bestek was voorzien, zoals een gebeeldhouwde kop van de zeegod Poseidon aan de zeezijde van het gebouw (nu IJsselmeer), is door een grove overschrijding van het budget achterwege gebleven.

Kortom een mooi voorbeeld van het Rationalisme a la Berlage, maar duidelijk een voorloper van de Amsterdamse school. De gebouwen van de Amsterdamse School zijn zowel van binnen als van buiten weelderig versierd met Kunstwerken, die bij Wouda’s ontwerp ontbreken.


(Bij het samenstellen van deze tekst en afbeeldingen is o.a. gebruik gemaakt van de wiki-website: http://secure.wikimedia.org/wikipedia/nl/wiki/Amsterdamse_School_%28bouwstijl%29)