D.H. de Bruyne en Ir. D.F. Wouda: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Bert Lems
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
'''Oud werknemer''', de heer '''D.H. de Bruyne''', opnieuw op het gemaal: '''13 maart 2013'''.
'''ir. D. F. Wouda'''


Het is bijzonder om iemand van '''93 jaar''' op bezoek te krijgen op het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' in Lemmer. Snel rekenen leert '''dat de bezoeker en het gemaal even zo oud zijn'''.
Noordhorn 5 april 1880 - † Leeuwarden 11 juni 1961


Het gaat om de heer '''Dick H. de Bruyne''' die op het stoomgemaal als '''chef van de wacht''' heeft gewerkt: op een zonnige maandagmiddag in maart 2013 '''kwam hij graag nog een keer naar Lemmer om even terug te zijn in oude werkomgeving''' en om zijn verhaal te vertellen. Dat levert '''interessante aspecten''' op.
'''Dirk Frederik Wouda''' werd op '''5 april 1880''' '''in het Groningse dorpje Noordhorn''' geboren. Zijn naam is voor altijd verbonden aan het '''ir. D.F. Woudagemaal''' te Teakesyl (Tacizijl) bij Lemmer.  
Hij noemt het gemaal nu vooral '''nostalgie''' maar vroeger was het '''gewoon een plek om je werk te doen'''.


[[Bestand:DH de Bruyne 01.JPG|500x747px|link=]]
Dit Nederlandse bouwwerk  dat in 1998 op de lijst van '''[[werelderfgoed van Unesco]]''' geplaatst werd, is het enige nog werkende stoomgemaal in Europa en tevens het grootste stoomgemaal ter wereld.
'''D.H. de Bruyne gefotografeerd bij één van zijn geliefde machines'''
<br>Dirk Wouda was het derde kind in een gezin van zeven kinderen. Toen hij 10 jaar oud was overleed zijn vader en twee jaar later zijn moeder. De kinderen uit het gezin werden daarna opgenomen door verschillende familieleden. Dirk kwam terecht '''in Baflo''' bij zijn grootmoeder.
<br>(foto: Vincent Erdin)
<br>Hij volgde de '''HBS in Warffum''' en vervolgens ging hij naar de '''RHBS in Groningen'''. Na het behalen van zijn diploma ging Dirk Wouda naar '''Delft''' voor de '''studie civiel-ingenieur'''. Hij studeerde vlot af.
<br>Na zijn studie was een van zijn eerste werken de normalisering van het riviertje de Regge in Overijssel. Hij woonde in die tijd in Almelo.
<br>In juni 1908 verhuisde hij naar Leeuwarden, waar hij aan de slag ging als '''ingenieur van Provinciale Waterstaat'''.
Ir. Dirk Wouda was gehuwd met Klaziena Rietma. (1 februari 1879 – 15 december 1941)
<br>Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, waarvan de jongste echter al op één-jarige leeftijd overleed in 1913.


'''Dick de Bruyne''' is een '''geboren Zeeuw''', vanuit '''Terneuzen''' verhuisde het gezin al snel naar '''Vlissingen''', waar zijn vader een baan bij Rijkswaterstaat had. De volgende verhuizing ging '''van Zeeland naar Friesland'''. Zijn vader kwam bij de '''Dienst Verbetering Friese kanalen''' terecht. Dit was een onderdeel van RWS, het kantoor van deze dienst was gevestigd in de '''Grote Kerkstraat in Leeuwarden'''.
[[Bestand:Ir_D_F_Wouda.JPG|400x326px|link=]]


Vlak voor de Tweede Wereldoorlog kwam Dick '''via een oom bij de Spoorwegen''' terecht. Dat baantje vond hij maar niets en daarom ging '''tijdens de oorlogsjaren naar school'''. In Leeuwarden volgde hij de '''MTS in de Molenstraat''', hoogstwaarschijnlijk is dit de school waar '''[[ir D.F. Wouda]]''' ook aan verbonden is geweest.  
Rond die tijd raakte ir. Dirk Wouda '''betrokken bij de plannen voor een groot stoomgemaal bij Lemmer'''.  
<br>Aan het begin van de 20ste eeuw werd het steeds duidelijker dat de natuurlijke afvoercapaciteit van de Friese boezem niet meer toereikend was. De natuurlijke afvloeiing naar de zee was niet meer voldoende voor de steeds betere en snellere ontwatering van de landbouwgronden in Friesland. Bovendien nam de berging van regenwater af, door het omzetten van dit laagland in weidegrond. De boeren hadden behoefte aan een snelle afvoer van overtollig water op de Friese boezem, zodat ze het land beter konden benutten. Een nieuw gemaal even ten westen van Lemmer moest hiervoor een oplossing bieden.
<br>In 1913 stelde Wouda '''het ontwerp''' op, '''waarbij hij werd geassisteerd door Prof. Ir. J.C. Dijxhoorn''' (24 februari 1862- 21 mei 1941) in samenwerking met de '''fabrikant Smulders-Jaffa uit Utrecht'''.


Hier werd hij '''klaargestoomd voor de Grote Vaart''', nadat hij de '''machinistenopleiding''' had gevolgd. Dick was in het bezit van een ,,Ausweis" en liep daardoor geen gevaar om naar Duitsland te moeten gaan. Aansluitend aan zijn opleiding is hij '''twintig jaar gaan varen voor een Rotterdamse scheepvaartmaatschappij met 55 schepen'''. Tijdens de jaren op zee was hij op het schip '''hoofdmachinist''' en '''later inspecteur technische dienst'''.
[[Bestand:Prof_ir_JC_Dijxhoorn.jpg|394x478px|link=]]
In '''1962''' krijgt hij de tip van zijn''' schoonvader''' '''P.M. van der Meer''' dat er een geschikte '''vacature''' was '''in Friesland''' en of dat niet wat voor hem is. '''Hij solliciteert, krijgt de baan en keert terug aan de wal'''.


Om zich te oriënteren '''begint hij zijn loopbaan''' bij '''Provinciale Waterstaat''' van Friesland '''bij het [[ir. D.F. Woudagemaal]]'''.
<br>Dijxhoorn was op dat moment hoogleraar aan de latere TH te Delft. Naast het Woudagemaal werkte hij verder aan pompen voor veel andere gemalen, waaronder die bij Medemblik en Alphen.
<br>Als één van de grote projecten maakt hij '''de omschakeling van steenkool naar oliestook''' mee.  
<br>Het '''argument om over te schakelen''' was dat '''het gemaal zelfvoorzienend moest zijn''' en '''niet langer afhankelijk van de losse werknemers in Lemmer'''.


Die '''losse werknemers''' kregen jaarlijks '''1000 gulden''' en moesten dan '''het hele maalseizoen beschikbaar''' zijn. Op den duur werd dat '''steeds moeilijker''', mensen kregen '''meer vrije tijd en''' wilden met '''vakantie'''. Hierdoor waren ze niet langer beschikbaar voor los werk.
De '''bouw van het gemaal''' onder leiding van Wouda werd '''gestart in 1915'''. Door verschillende oorzaken liep de bouw een '''flinke vertraging''' op. Dit was niet in laatste plaats te wijten aan de Eerste Wereldoorlog die in 1914 was uitgebroken.
<br>In veel '''mindere mate speelde de verkrijgbaarheid van steenkool een argument''', die was op dat moment nog volop verkrijgbaar.
Maar ook natuurgeweld werkte tegen: zo sneuvelde de kersvers gemetselde schoorsteen door blikseminslag. Die moest geheel worden herbouwd.
<br>De Bruijne begon met '''wachtlopen op het Woudagemaal'''.
<br>In totaal waren de kosten voor het gemaal 2,8 miljoen gulden, bijna een miljoen gulden meer dan begroot.


[[Bestand:DH_de_Bruijne_03.JPG‎|600×402px|link=]]
Op 7 oktober '''1920 werd het gemaal officieel in gebruik gesteld door koningin Wilhelmina'''. Sinds die tijd heeft het gemaal jaar in jaar uit gedraaid, alhoewel niet meer zo vaak als voor 1967, toen was het gemaal gemiddeld 100 dagen per jaar in gebruik.
(foto: Vincent Erdin)


De '''uitbetaling van het loon''' voor ongeveer '''achttien werknemers''' vond '''wekelijks op zaterdag''' plaats. Er kwam iemand vanuit het districtskantoor Sneek met de bus naar Lemmer om vervolgens met de fiets naar het gemaal te gaan en daar te '''loonzakjes''' uit te reiken.  
[[Bestand:Koningin.jpg‎|350x242px|link=]]


Nadat '''in het gemaal''' de vier nieuwe ketels van '''Werkspoor,''' zogenaamde '''[[Schotse ketels]] in 1955''' waren geplaatst was er '''voldoende ruimte om een eigen werkplaats te bouwen'''. Vrijwel alle '''onderhoudswerkzaamheden aan de machines werden in eigen beheer uitgevoerd'''. De Bruijne zorgde er voor dat hij '''goede lassers en draaiers''' in dienst had.  
<br>In 1947 '''kreeg het stoomgemaal de naam Ir. D.F. Woudagemaal''', als eerbetoon aan Dirk Wouda, die in dat jaar met pensioen ging. In december 1998 werd het gemaal '''toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van de UNESCO'''. Dat is geen wonder, omdat het stoomgemaal wellicht een van de grootste ter wereld is en nog in goede en oorspronkelijke staat verkeert.  


In 1955 is een '''waterafscheider''' achter de ketels geplaatst. Dit is '''een eigen vinding de heer P. M. van der Meer''' die daar ook '''patent''' op heeft gekregen.
<br>Na de bouw van het stoomgemaal werkte Wouda verder bij de Provinciale Waterstaat. Hij promoveerde tot '''hoofdingenieur''' en hij hield zich '''bezig met allerlei waterstaatkundige problemen''' van die tijd in Friesland. Privé moest Wouda in december 1941 het verlies van zijn vrouw Klaziena betreuren. Hij hertrouwde later met Catharina Wilhelmina Johanna Doorenbosch.
<br>Het principe is dat stoom uit de ketel '''nog eens via de waterafscheider''' gaat en daardoor '''droger''' wordt. De waterafscheider heeft de vorm van een '''harp''', maar is '''nu niet meer zichtbaar''', zo merkt De Bruijne bij een wandeling door het ketelhuis. De waterafscheider blijkt thans te zijn '''weggewerkt in een kast''' achter de ketel.
<br>De heer P. M. van der Meer is nooit rijk geworden van zijn vinding.
<br>'''Alleen zuivelfabrieken hadden belangstelling''' voor de '''stoomverhitter''' (waterafscheider). Blikjes melkpoeder bestemd voor de tropen vertoonden roestvorming onder de wikkel. Door de stoom te ontdoen van waterdeeltjes werd het blik droger en was het probleem van roestvorming uit de wereld geholpen. Een zuivelfabriek heeft hooguit twee exemplaren nodig en '''dat is geen wereldomzet'''.


De '''waterafscheider werd ook in 1955 bij de vier nieuwe ketels van Werkpoor aangebracht'''. De '''reden''' hiervan was dat er
<br>Hoewel Wouda in 1945 de pensioen-gerechtigde leeftijd van 65 jaar bereikte, bleef hij nog enkele jaren werken. Hieraan waren uiteraard de oorlogsomstandigheden debet. Na zijn feitelijke pensionering in 1947 bleef Dirk Wouda niet stilzitten. Het provinciaal bestuur van Friesland verzocht hem namelijk '''een verhandeling''' te schrijven '''over de hoofdbestanddelen van de afwatering in Friesland in de 19de- en 20ste-eeuw'''. Het resultaat is het lijvige boek <strong>"Over de afwatering van Friesland en haar geschiedenis"</strong>.
'''waterslag''' optrad '''in de laatste stoommachines'''.
<br>Maar Wouda had ook tijdens zijn werkbare leven zich niet enkel op zijn werk gericht. Hij heeft met name veel werk geleverd voor het technisch onderwijs in Friesland. Zo werd hij in 1912 gekozen tot '''secretaris van de Vereniging voor Middelbaar Technisch en Ambachtsonderwijs in Leeuwarden'''. In 1936 werd hij '''voorzitter''' van deze vereniging.
<br>'''Werkspoor''' had hier '''geen pasklare oplossing''' voor. Waterslag wordt veroorzaakt doordat de zwaardere waterdeeltjes via de hoofdstoomleiding die langs de vier stoommachines loopt naar achteren wordt getransporteerd en bij de laatste stoommachine de waterslag veroorzaakt. '''De waterafscheider bracht hier evenals bij de oude ketels uitkomst''' en het '''probleem was verholpen'''.
<br>Tot 1912 beschikten alleen Haarlem en Dordrecht over een dergelijke onderwijsinrichting. Wouda was ook betrokken bij de bouw van de technische scholen in Leeuwarden.
<br>De eerste school in 1915 kreeg de '''lijfspreuk van Wouda''' in de gevel: <strong>"Wie slagen wil, die slagen kan"</strong>.


Een volgende '''vernieuwing''' was het aanbrengen van '''roterende verstuivers''', roterende verstuivers zijn '''minder gevoelig voor storingen''' bij het verstuiven van olie in de vuurgangen.
<br>Dat Wouda niet alleen op lokaal niveau betrokken was bij het onderwijs blijkt uit het feit dat hij '''tot zijn 80ste jaar zitting heeft gehad in de landelijke onderwijsraad in Den Haag'''. Wouda beleefde veel voldoening aan de scholing van jonge mensen, iets wat wellicht te maken heeft gehad met de wijze waarop hijzelf zijn scholing heeft genoten.
<br>Wouda was ondanks zijn drukke functie en sociaal-maatschappelijke betrokkenheid een bescheiden en sober mens. Dat bleek uit zijn vrijetijdsbesteding, die bestond uit het genieten van een tochtje in zijn motorbootje door de natuur.
'''Op 11 juni 1961 overleed Dirk Wouda te Leeuwarden'''.  


Een van de meest bijzondere gebeurtenissen was '''de jaarwisseling van 1966/67''', het was '''extreem nat en een groot deel stond onder water'''. Vooral nabij '''Sneek''' en de '''Hommerts''' was het '''slecht''' gesteld.
Zijn educatieve instelling leeft echter voort:
<br>Het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]] draaide volop''', het '''[[J.L. Hooglandgemaal]]''' in Stavoren was '''nog in aanbouw'''.
'''Boven de ingang van het nieuwe Bezoekerscentrum''', dat in 2011 werd gebouwd en op 4 oktober van dat jaar werd geopend door HKH Prinses Margriet prijken trots zijn woorden: <strong>“Wie slagen wil, die slagen Kan”</strong>
 
<br>'''Omdat het [[ir. D.F. Woudagemaal]] de wateroverlast niet alleen kon beteugelen''' werd er '''bij wijze van uitzondering toestemming gevraagd aan Stork om voor de oplevering het '''[[J.L. Hooglandgemaal]]''' toch in werking te mogen stellen. Dat gebeurde'''.
 
'''Ook bij de Hommerts''' was een bijzondere situatie ontstaan. Het '''stoomgemaal Hommerts''' (1915) was '''al buiten gebruik gesteld''', maar '''het nieuwe elektrische gemaal was nog niet in bedrijf'''.
<br>Het waterschap zat met een '''groot probleem''' en '''De Bruijne gaf als advies om het stoomgemaal toch weer onder stoom te brengen en stelde personeel en materialen beschikbaar'''. Boeren brachten '''met platte karren een voorraad steenkolen van Lemmer naar Hommerts'''. Als blijk van waardering ontving De Bruijne een vaas van het waterschap De Hommerts.
 
[[Bestand:DH_de_Bruijne_02.JPG|600×402px|link=]]
'''De Bruyne in gesprek met J. P. Rottiné van wiki.wougamaal.nl'''
<br>(foto: Vincent Erdin)
 
Als het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' onder stoom werd gebracht, dan waren de volgende mensen aanwezig: een '''wachtmachinist''', een '''machinist''', '''2 stokers''', '''1 iemand voor de algemene dienst''' en '''2 mensen die de filters schoonmaakten'''.
 
'''In de tijd dat het [[ir. D.F. Woudagemaal]] draaide zag je nauwelijks bezoek''', hooguit een enkele nieuwsgierige boer die eens een keer kwam kijken. Maar het gemaal lag '''vroeger afgelegen van de bewoonde wereld'''. Het kreeg zelfs de bijnaam: het '''Monaco van Friesland'''.
 
'''Na de ingebruikstelling van het [[J.L. Hooglandgemaal]]''' kwam er op het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' tijd vrij om '''in eigen beheer meer aan onderhoud te gaan doen''', de '''werkplaats was een goede uitvalsbasis'''. Bovendien kreeg men de beschikking over de '''eerste bedrijfsauto met gereedschap''' zodat er '''ook elders gewerkt kon worden aan bruggen en sluizen in de provincie'''.
 
In het '''[[J.L. Hooglandgemaal]]''' is '''vrijwel direct nadat het gereed was een belangrijke wijziging doorgevoerd'''. '''Aanvankelijk stonden er twee grote en vier kleine elektromotoren'''. '''De Bruijne''' sprak zijn verbazing daarover uit toen '''gedeputeerde Hoogland''' op het gemaal op bezoek was. De gedeputeerde gaf hem gelijk en gaf '''toestemming om nog twee grote pompen te bestellen en te installeren'''.
 
Nadat de Bruijne wel '''voldoende ervaring''' had opgedaan bij het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' kwam hij vanwege zijn werk '''door de hele provincie'''. Hij is betrokken geweest bij de werkzaamheden van '''de dijk en de sluizen''' bij '''[[Lauwersoog]]''' van 1967 - 1969 toen de '''[[Lauwerszee]]''' werd afgesloten en veranderde in '''[[Lauwersmeer]]'''. Vooral voor de dorpen '''[[Oostmahorn]]''' en de visserij op de '''Lauwerszee''' vanuit het '''[[Zoutkamp]]''' had de afsluiting grote gevolgen.
<br>Waar De Bruyne vooral mee bezig was, was '''het beoordelen van tekeningen van sluizen en bruggen'''. Het kan wel op een tekentafel bedacht worden maar de vraag is: '''is het wel praktisch?'''.
<br>Een voorbeeld wordt in herinnering gebracht: bij het '''Hooglandgemaal''' was een '''takelinstallatie in de kelder''' ontworpen, die '''zou bij hoogwater onbruikbaar zijn''' als er water in de kelder van het gemaal zou staan. Op aanwijzing van De Bruijne is de installatie ergens '''anders ingetekend'''.
 
De Bruyne stond ook aan '''het begin van het tijdperk, waarin de ondergrondse pomp werd ontworpen'''. Uiteindelijk kwam er een '''zelfreinigende pomp''', die '''vooral in rioolgemalen''' werd '''geïnstalleerd'''. Bij het bouwen van de '''nieuwe RWZI's in de provincie''' kreeg De Bruyne de leiding om dit goed te coördineren. De taak van zuiveringsbeheer van rioolwater kwam bij de provincie te liggen in plaats van bij de gemeente.
 
'''Uiteindelijk''' zou De Bruyne '''chef technische dienst van PWS''' worden en in die functie vielen naast de bruggen en sluizen '''ook de twee boezemgemalen [[ir. D.F. Woudagemaal]] en [[J.L. Hooglandgemaal]] onder zijn verantwoordelijkheid'''.
 
In de jaren zestig en zeventig werd '''de afgewerkte olie''', '''ketelsteen en roet''' uit de schoorsteen nog niet als chemisch afval aangemerkt en '''verdween''' dat '''in de kelder'''. Bij de dienstwoningen was geen toilet en ook werd het huisafval niet opgehaald. De werknemers bedachten zelf wel een oplossing op het terrein.
 
Dhr. de Bruyne oevrleed op 2 februari 2016 in Dokkum
 
'''Voorgangers van D.H. de Bruyne'''
<br>Dhr. Bos (1920 - 1940)
<br>Dhr. P. M. van der Meer (1940 - 1965, overleden in 1965); bedrijfschef
<br>Dhr. Krekt vanaf 1965, 1e machinist

Versie van 7 nov 2016 16:41

ir. D. F. Wouda

Noordhorn 5 april 1880 - † Leeuwarden 11 juni 1961

Dirk Frederik Wouda werd op 5 april 1880 in het Groningse dorpje Noordhorn geboren. Zijn naam is voor altijd verbonden aan het ir. D.F. Woudagemaal te Teakesyl (Tacizijl) bij Lemmer.

Dit Nederlandse bouwwerk dat in 1998 op de lijst van werelderfgoed van Unesco geplaatst werd, is het enige nog werkende stoomgemaal in Europa en tevens het grootste stoomgemaal ter wereld.
Dirk Wouda was het derde kind in een gezin van zeven kinderen. Toen hij 10 jaar oud was overleed zijn vader en twee jaar later zijn moeder. De kinderen uit het gezin werden daarna opgenomen door verschillende familieleden. Dirk kwam terecht in Baflo bij zijn grootmoeder.
Hij volgde de HBS in Warffum en vervolgens ging hij naar de RHBS in Groningen. Na het behalen van zijn diploma ging Dirk Wouda naar Delft voor de studie civiel-ingenieur. Hij studeerde vlot af.
Na zijn studie was een van zijn eerste werken de normalisering van het riviertje de Regge in Overijssel. Hij woonde in die tijd in Almelo.
In juni 1908 verhuisde hij naar Leeuwarden, waar hij aan de slag ging als ingenieur van Provinciale Waterstaat. Ir. Dirk Wouda was gehuwd met Klaziena Rietma. (1 februari 1879 – 15 december 1941)
Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, waarvan de jongste echter al op één-jarige leeftijd overleed in 1913.

Rond die tijd raakte ir. Dirk Wouda betrokken bij de plannen voor een groot stoomgemaal bij Lemmer.
Aan het begin van de 20ste eeuw werd het steeds duidelijker dat de natuurlijke afvoercapaciteit van de Friese boezem niet meer toereikend was. De natuurlijke afvloeiing naar de zee was niet meer voldoende voor de steeds betere en snellere ontwatering van de landbouwgronden in Friesland. Bovendien nam de berging van regenwater af, door het omzetten van dit laagland in weidegrond. De boeren hadden behoefte aan een snelle afvoer van overtollig water op de Friese boezem, zodat ze het land beter konden benutten. Een nieuw gemaal even ten westen van Lemmer moest hiervoor een oplossing bieden.
In 1913 stelde Wouda het ontwerp op, waarbij hij werd geassisteerd door Prof. Ir. J.C. Dijxhoorn (24 februari 1862- 21 mei 1941) in samenwerking met de fabrikant Smulders-Jaffa uit Utrecht.


Dijxhoorn was op dat moment hoogleraar aan de latere TH te Delft. Naast het Woudagemaal werkte hij verder aan pompen voor veel andere gemalen, waaronder die bij Medemblik en Alphen.

De bouw van het gemaal onder leiding van Wouda werd gestart in 1915. Door verschillende oorzaken liep de bouw een flinke vertraging op. Dit was niet in laatste plaats te wijten aan de Eerste Wereldoorlog die in 1914 was uitgebroken. Maar ook natuurgeweld werkte tegen: zo sneuvelde de kersvers gemetselde schoorsteen door blikseminslag. Die moest geheel worden herbouwd.
In totaal waren de kosten voor het gemaal 2,8 miljoen gulden, bijna een miljoen gulden meer dan begroot.

Op 7 oktober 1920 werd het gemaal officieel in gebruik gesteld door koningin Wilhelmina. Sinds die tijd heeft het gemaal jaar in jaar uit gedraaid, alhoewel niet meer zo vaak als voor 1967, toen was het gemaal gemiddeld 100 dagen per jaar in gebruik.


In 1947 kreeg het stoomgemaal de naam Ir. D.F. Woudagemaal, als eerbetoon aan Dirk Wouda, die in dat jaar met pensioen ging. In december 1998 werd het gemaal toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Dat is geen wonder, omdat het stoomgemaal wellicht een van de grootste ter wereld is en nog in goede en oorspronkelijke staat verkeert.


Na de bouw van het stoomgemaal werkte Wouda verder bij de Provinciale Waterstaat. Hij promoveerde tot hoofdingenieur en hij hield zich bezig met allerlei waterstaatkundige problemen van die tijd in Friesland. Privé moest Wouda in december 1941 het verlies van zijn vrouw Klaziena betreuren. Hij hertrouwde later met Catharina Wilhelmina Johanna Doorenbosch.


Hoewel Wouda in 1945 de pensioen-gerechtigde leeftijd van 65 jaar bereikte, bleef hij nog enkele jaren werken. Hieraan waren uiteraard de oorlogsomstandigheden debet. Na zijn feitelijke pensionering in 1947 bleef Dirk Wouda niet stilzitten. Het provinciaal bestuur van Friesland verzocht hem namelijk een verhandeling te schrijven over de hoofdbestanddelen van de afwatering in Friesland in de 19de- en 20ste-eeuw. Het resultaat is het lijvige boek "Over de afwatering van Friesland en haar geschiedenis".
Maar Wouda had ook tijdens zijn werkbare leven zich niet enkel op zijn werk gericht. Hij heeft met name veel werk geleverd voor het technisch onderwijs in Friesland. Zo werd hij in 1912 gekozen tot secretaris van de Vereniging voor Middelbaar Technisch en Ambachtsonderwijs in Leeuwarden. In 1936 werd hij voorzitter van deze vereniging.
Tot 1912 beschikten alleen Haarlem en Dordrecht over een dergelijke onderwijsinrichting. Wouda was ook betrokken bij de bouw van de technische scholen in Leeuwarden.
De eerste school in 1915 kreeg de lijfspreuk van Wouda in de gevel: "Wie slagen wil, die slagen kan".


Dat Wouda niet alleen op lokaal niveau betrokken was bij het onderwijs blijkt uit het feit dat hij tot zijn 80ste jaar zitting heeft gehad in de landelijke onderwijsraad in Den Haag. Wouda beleefde veel voldoening aan de scholing van jonge mensen, iets wat wellicht te maken heeft gehad met de wijze waarop hijzelf zijn scholing heeft genoten.
Wouda was ondanks zijn drukke functie en sociaal-maatschappelijke betrokkenheid een bescheiden en sober mens. Dat bleek uit zijn vrijetijdsbesteding, die bestond uit het genieten van een tochtje in zijn motorbootje door de natuur. Op 11 juni 1961 overleed Dirk Wouda te Leeuwarden.

Zijn educatieve instelling leeft echter voort: Boven de ingang van het nieuwe Bezoekerscentrum, dat in 2011 werd gebouwd en op 4 oktober van dat jaar werd geopend door HKH Prinses Margriet prijken trots zijn woorden: “Wie slagen wil, die slagen Kan”