Handleiding van Jaap van Raaij en Retentiegebieden: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
(Nieuwe pagina aangemaakt met '==Beschrijving van het functioneren van het Ir. D.F. Woudagemaal== Tekst: Jaap van Raaij ==Inleiding voice over animatie ir.D.F. Woudagemaal== ===Leeswijzer=...')
 
imported>Vincent Erdin
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
==Beschrijving van het functioneren van het [[Ir. D.F. Woudagemaal]]==
'''Retentiegebieden'''
Tekst: Jaap van Raaij


==Inleiding voice over animatie ir.D.F. Woudagemaal==
De constatering dat er in''' [[Nederland]]''' steeds meer gebouwd wordt is eigenlijk een open deur. In de afgelopen decennia is het aantal inwoners van 12 miljoen naar ruim 16,8 miljoen gestegen. Iedereen heeft een woning nodig, er zijn wegen en spoorlijnen nodig, bedrijfsterreinen en ook bedrijven willen weer doorgroeien. De '''open ruimte wordt schaars'''. In bepaalde gebieden worden bewust ''',,groene buffers"''' ingetekend om te voorkomen dat het stedelijk gebied nog verder oprukt en niets meer van de oorspronkelijke groene ruimte overlaat.


===Leeswijzer===
In de jaren zestig van de twintigste eeuw kwam het autoverkeer goed van de grond, in de wederopbouw jaren na WO II kwamen steeds meer inwoners in de gelegenheid om een auto te kopen. Om het autoverkeer in goede banen te leiden werden steeds meer '''singels en vaarten gedempt''', vervoer per schuit was nauwelijks meer aan de orde en hele vaartenstelsels werden gedempt.  
Door de Noordelijke hogeschool Leeuwarden afdeling Communicatie en Media Design is in opdracht van de Stichting  Ir.D.F.Woudagemaal een [[animatiefilm]] gemaakt. Deze animatiefilm zal in het nieuwe bezoekerscentrum worden gebruikt om bezoekers van het Ir.D.F.Woudagemaal uit te leggen hoe het stoomgemaal werkt. De aanvankelijke voice over van deze animatiefilm is minder geschikt voor de presentatie in het nieuwe bezoekerscentrum en moet worden aangepast. Na overleg met Podium is door de werkgroep “Stoom” een voorstel gemaakt voor de nieuwe gesproken tekst. Aan dit voorstel ligt de hierna volgende inleiding ten grondslag. Aan de hand van deze inleiding zijn kernwoorden geformuleerd die in de gesproken tekst terug komen. Deze inleiding kan in de toekomst tevens als achtergrond informatie gebruikt worden door de rondleiders.  


===Ir.D.F.Woudagemaal===
Voorbeelden hiervan zijn te vinden tussen''' Delft''' en '''Schiedam''' waar '''Midden Delfland''' de groene buffer is en tussen '''Middelburg''' en '''Vlissingen''' waar ook een groenstrook wordt vrijgehouden, zolang als het nog duurt. De eerste bedreigingen in dit gebied zijn er al: recreatieve voorzieningen sporthal- en zwembad voor beide gemeenten.  
Functie van het gemaal
In het '''Westland''' zijn veel vaarten gedempt die voorheen nog in gebruik waren om groente en fruit naar de veiling te varen. 


Ongeveer 60 a 70 % van Nederland ligt op of onder de [[zeespiegel]] en moet bemalen worden om er te kunnen wonen. Zo ook in de provincie Friesland, het [[beheersgebied]] van het [[Wetterskip Fryslân]]. Dat bemalen gebeurt in de meeste gevallen [[getrapt]]. Dat wil zeggen: eerst wordt het water uit de polder naar een [[boezem]] gepompt, waarna het [[boezemwater]] vervolgens onder [[vrij verval]] of opnieuw met een pomp naar zee of een ander groot open water wordt afgevoerd. Een boezem is een stelsel van rivieren, kanalen en soms meren waar het polderwater tijdelijk in wordt opgeslagen voordat het definitief wordt afgevoerd. Het [[Ir.D.F.Woudagemaal]] is een van een aantal lozingspunten van de Friese boezem op het IJsselmeer. Op deze locatie wordt het teveel aan water sinds 1920 op mechanische wijze afgevoerd. Voordien gebeurde dat op deze locatie onder vrijverval met het [[Tacozijl]]. Een [[zijl]] is de oude benaming voor een keersluis te weten: een waterbouwkundig kunstwerk dat er voor zorgt dat er geen water ongecontroleerd het beheersgebied binnenstroomt. Het [[Ir.D.F.Woudagemaal]] heette tot in 1947 Tacozijl, pas toen is de naam van de stichter aan het gemaal verbonden. In 1998 is het gemaal op de [[UNESCO werelderfgoed]] lijst geplaatst met het kenmerk: ‘s Werelds grootste en nog werkend stoomgemaal.
De bedreiging van het maar door blijven bouwen is dat er steeds minder ruimte overblijft om het hemelwater (hagel, regen en sneeuw) op te kunnen vangen. Steen neemt geen water op, wegspoelend water kan hierdoor in meer of mindere mate overlast veroorzaken.


<li><strong>Kernwoorden</strong>
Voorbeelden van gedempte singels: '''[[Groningen]]''', Haarlem, Utrecht en Woerden maar eigenlijk overal waar in een straatnaam ,,Gedempt" staat is water verdwenen.
Vooral in het grootstedelijk gebied van de''' Randstad''' pakt dit nadelig uit. Uit onderzoek is gebleken dat er door de aanwezigheid van stedelijke bebouwing en industrie meer neerslag valt en dat de buienintensiteit zwaarder is geworden.


Bij het Ir.D.F.Woudagemaal wordt bij stagenatie van de lozing bij een of meerdere lozingspunten van de Friese boezem met behulp van door stoommachines aangedreven pompen een deel van het waterbezwaar in de provincie op het IJsselmeer afgevoerd. Het Ir.D.F.Woudagemaal heeft nog steeds een volwaardige functie in de waterbeheersing van Friesland.
In de jaren negentig gaf het '''Hoogheemraadschap van Delfland''' weliswaar toestemming om kassencomplexen in het Westland uit te breiden na het dempen van de sloten maar wel met de kanttekening dat de wal het schip zou keren. Die waarschuwing is niet lang daarna volledig uitgekomen. Omdat het hemelwater geen kant meer uit kon stroomde het daar naar toe waar niemand het wilde hebben: de kassen in waardoor groente, fruit en bloementeelt op een aantal plekken werd vernietigd en grote financiële schade toebracht.


===Het ketelhuis===
Daarnaast hebben zich nog enkele grote problemen voorgedaan waarbij rivieren buiten hun oevers traden en voor grote overlast zorgden.
Functie en inrichting


In het [[ketelhuis]] staan de [[stoomketels]] opgesteld en vindt het stoken plaats. Verder staan in deze ruimte de voor het opwekken van stoom benodigde [[hulpwerktuigen]] en installaties opgesteld. Deze ruimte is gescheiden van de machinekamer om de daarin opgestelde machines te beschermen tegen koolstof, roet, asresten en andere schadelijke stoffen. Deze ruimte is ruim bemeten. Ten eerste om de grote toestellen onder te kunnen brengen maar ook voor de tijdelijke opslag ([[stookvoorraad]]) en transport van steenkool. Verder moest de [[as]] en eventuele [[sintels]] uit de vuurhaard getrokken kunnen worden. Dit gebeurde met een [[asriek]], een lange steel met haaks daarop een blad bevestigd, zodat je om die redenen al een groot oppervlak voor de stoomketels nodig had. Verder bezit het gebouw een zogenoemde [[rookkap]] een soort vide die aan de zijkant boven open is en die de gelekte [[rookgassen]] op natuurlijke wijze afvoert, maar ook voor de toevoer van de grote hoeveelheden [[verbrandingslucht]] zorg draagt.
Dit alles zorgde voor een nieuwe beleidsvisie op water in het algemeen. Ruimte voor water en ''' ruimte voor de rivier''', het is inmiddels een bekende slogan geworden. Nederland kan zich niet afzijdig houden van het water van boven (hemelwater) en water dat vanuit het oosten en zuiden binnenstroomt. De aandacht is veel te lang naar de zee uitgegaan en nooit is goed nagedacht over de mogelijk overlast van hemel- en rivierwater.
Omdat dan in korte tijd op meerdere plaatsen overlast ontstaat was er alle aanleiding toe om het tij te keren. Door herstelprogramma's van beken en rivieren moet worden bereikt dat er meer ruimte is waarbinnen een rivier kan stromen, nieuwe uiterwaarden, beken die weer mogen meanderen en gebieden die worden aangewezen om gecontroleerd onder water gezet te kunnen worden als de nood aan de man is.


<li><strong>Kernwoorden</strong>
Het opmerkelijke is dat ruimte voor de rivier een trendbreuk is met het beleid van de decennia daaraan voorafgaand. Vanaf 1960/70 moest al het gebiedsvreemde water zo snel als mogelijk afgevoerd worden naar het buitenwater (de zee). Nu wordt er juist gewerkt aan het temporiseren van die afvoer. Bovendien wordt ook gewerkt aan het langer vasthouden van '''gebiedseigen''' water. Water dat in een bepaald gebied valt is gebiedseigen en kan worden gebruikt om een droge periode te overbruggen. Om dat water vast te kunnen houden is extra ruimte nodig zowel in stedelijk gebied als op het platteland.


In het ketelhuis staan de stoomketels en de bijbehoren toestellen en apparaten opgesteld. Het ketelhuis is ingericht voor het stoken met steenkool en streng gescheiden van de machine kamer. Sinds midden jaren zestig van de vorige eeuw wordt met stookolie gestookt en is deze scheiding om hygiënische redenen minder relevant.
Bij het ontwerp van een nieuwbouwwijk wordt direct al gekeken hoeveel water er opgevangen moet worden, er worden sloten of goten aangelegd om dat water in de wijk vast te houden. Behalve dat water op deze manier een recreatief element is, is het ook noodzaak. Anders zou de straat blank staan bij een forse bui. In sommige steden worden weer plannen gemaakt om de oude gedempte singels weer open te leggen. De tijd dat de auto het voor het zeggen had in het  oude stadscentrum is overal voorbij. De auto is weer naar de rand teruggebracht en het centrum komt weer beschikbaar voor andere functies waaronder het herstel van de stadsgrachten en singels.  


===De stookolievoorwarmer===
Op het platteland is weliswaar meer ruimte maar ook daar zijn dorpen en steden niet stil blijven staan in hun ontwikkelingen, bovendien moet voorkomen worden dat water ene bedreiging wordt. Op momenten dat er een teveel aan water is, is het belangrijk om het gecontroleerd af te kunnen voeren. Op veel plaatsen hebben waterschappen overeenstemming bereikt met landeigenaren om weilanden gecontroleerd onder water te mogen zetten als dat noodzakelijk is. Als er weer voldoende afvoercapaciteit op de '''[[boezem]]''' is dan kan het water weer uit weiland, het tijdelijke retentiegebied, afgevoerd worden.
Functie en werking


Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw werden de stoomketels met [[steenkolen]] gestookt. De tweede generatie stoomketels van het [[Ir.D.F.Woudagemaal]] is toen omgebouwd en geschikt gemaakt voor [[oliestook]].
Alle hier genoemde voorbeelden binnenstedelijk of op het platteland hebben te maken met de opvangcapaciteit van water bij een extreem groot aanbod: hemelwater of smeltwater. De genoemde oplossingen geven de mogelijkheden van retentie aan. Ook in '''Friesland''' zijn maatregelen genomen om water gecontroleerd op te vangen als dat noodzakelijk is. Als er sprake is van hevige neerslag en verzadigde dijken dan zou het erger kunnen zijn als een dijk bezwijkt door de verzadiging dan een weiland tijdelijk en gecontroleerd onder water te zetten. Op sommige plaatsen kan het water langer blijven staan omdat een gebied geen functie meer heeft voor de landbouw maar omgezet is in natuur en een plas dras functie heeft. Ook hier kan het overtollige water gericht naar toegeleid worden als er sprake is van een calamiteit.
Voor het [[oliestoken]] wordt gebruik gemaakt van twee soorten brandstof: te weten de lichtere en dun vloeibare stookolie ([[dieselolie]]) en de dik vloeibare [[stookolie]] ook wel als zware olie aangeduid. Licht en zwaar hebben hier niets te maken met de massa van de olie maar met de [[afbreekbaarheid van de koolwaterstofverbindingen]]. De specifieke massa van stookolie ligt namelijk tussen de 830 -990 kg/m ³. Om de zware [[koolwaterstofketens]] af te breken moet de olie worden verwarmd en zo fijn mogelijk worden verdeeld c.q. verstoven. Om de stookolie te kunnen verpompen, ook wel trimmen genoemd, wordt deze in de opslagtanks met behulp van een [[stoomspiraal]] verwarmd tot ongeveer 80 °C. Voordat de stookolie naar de [[branders]] wordt gevoerd wordt deze verder verwarmd tot een temperatuur tussen de 100 en 110 °C, meestal 10 °C lager dan het vlampunt van de olie. De aldus verkregen dun vloeibare stookolie wordt in de brander fijn verdeeld en gemengd met lucht waardoor een [[optimale verbranding]] kan plaatsvinden. De brander bestaat uit een [[venturibuis]] waar de olie wordt ingespoten en door de aldaar heersende temperatuur gedeeltelijk vergast. Om de [[venturibuis]] is een zogenoemde [[retarder]] aangebracht waarmee de lucht een draaiende beweging wordt gegeven. De draaiende beweging zorgt voor de menging van de brandstof en de lucht maar zorgt er tevens voor dat de [[uitbrandtijd]] van de [[koolstofverbindingen]] zolang is, dat een nagenoeg volledige verbranding plaatsvindt. Ook zorgt de inrichting van de brander ervoor, dat de [[brandstofdeeltjes]] de relatief koude wanden van de [[vuurgang]] niet raken en daardoor niet ontsteken of worden gedoofd. Bij een goed verlopend [[verbrandingsproces]] zijn de [[afvoergassen]] kleurloos (waterdamp en koolstofdioxide).


<li><strong>Kernwoorden</strong>
In januari 2012 was er sprake van een noodsituatie: hevige aanhoudende neerslag, een noordwestenwind waardoor er water afgevoerd kon worden op de Waddenzee via''' Dokkumer Nieuwe Zijlen''' en de spuisluizen van '''Lauwersoog''', het '''Lauwersmeer''' raakt overvol evenals de boezem. De twee boezemgemalen: '''[[J.L. Hooglandgemaal]]''' (Stavoren) en  
 
'''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' (Lemmerstaan dag en nacht te werken, door dan tijdelijk gebruik te maken van retentiegebieden kan dat het verschil zijn tussen last en net geen last voor inwoners van een bepaald gebied.
Stookolie is dik vloeibaar en moet worden verwarmd tot ongeveer 80 °C om verpompt te kunnen worden. Om stookolie te verbranden moet deze worden voorverwarmd tot boven de 100 °C, fijn worden verdeeld en gemengd met lucht. Een slechte verbranding is herkenbaar aan zwarte rook ( roet ) en een goede verbranding levert kleurloze verbrandingsgassen en waterdamp.
 
===De stoomketel===
Functie
 
In een [[stoomketel]] wordt door middel van verbranding van vaste vloeibare of gasvormige brandstof stoom opgewekt. De stoom die wordt opgewekt moet de kwaliteit bezitten die vereist is voor het aan te drijven werktuig of installatie. Men onderscheidt drie soorten stoom te weten.
<ul>
<li>1. Natte stoom
<li>2. Verzadigde stoom
<li>3. Oververhitte stoom
</ul>
 
<strong>[[Natte stoom]]</strong> is stoom waarin waterdruppeltjes voorkomen.
 
<strong>[[Verzadigde stoom]]</strong> is stoom die verzadigd is met waterdamp en waarin dus geen waterdruppels voorkomen soms spreekt men dan van droge stoom.
<strong>[[Oververhitte stoom]]</strong> is stoom die vanuit de [[verzadigingstoestand]] extra wordt verwarmd. Men spreekt ook wel van droge stoom.
Men past oververhitte stoom onder meer toe om [[condensatie]] in het [[stoomwerktuig]] te voorkomen omdat natte stoom [[waterslag]] en of [[corrosie]] tot gevolg kan hebben. Echter de meest aansprekende reden is dat het [[thermisch rendement]] van de installatie verbeterd wordt. In eenvoudige mensentaal betekent dit dat je meer water kunt verpompen met dezelfde hoeveelheid brandstof als je de stoom oververhit.
 
Bij het Ir.D.F.Woudagemaal wordt stoom opgewekt met een druk van 14 bar en een temperatuur van 310 º C De verzadigde stoomtemperatuur is 195 º C. De stoom die naar de stoommachine wordt geleid is dus 115 º oververhit.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
In een stoomketel wordt stoom opgewekt. Dit gebeurd door [[warmte]] te benutten die vrijkomt bij het verbranden van [[fossiele brandstof]] in het onderhavige geval stookolie. Deze stoom is nog in contact met het water waaruit ze is gevormd en heet [[verzadigde]] of [[droge stoom]]. Om te voorkomen dat de stoom, voordat deze de stoommachine bereikt, condenseert, maar nog meer om zoveel mogelijk [[energie]] uit de opgewekte stoom te halen, wordt aan de stoom extra energie toegevoegd in de [[oververhitter]]. Deze stoom is dan niet meer in contact met het water waaruit ze is gevormd en heet [[oververhitte stoom]]. De [[oververhitter]] bestaat uit een bundel pijpen in het [[afvoergassen]] kanaal van de stoomketel. Door de pijpen wordt de stoom geleid aan de buitenzijde bevinden zich de [[afvoergassen]].
 
===De machinehal===
Functie en inrichting
 
In de machinehal staan de [[aandrijfwerktuigen]] ([[stoommachines]]), de [[opvoerwerktuigen]] ([[pompen]]) en in de kelder de [[hulpwerktuigen]], die voor het [[stoombedrijf]] nodig zijn, opgesteld. Het soort opvoerwerktuig, het aandrijfwerktuig en de manier hoe deze werktuigen moeten worden opgesteld, zijn bepalend voor de afmetingen van deze ruimte. Ook de wijze waarop [[onderhoud]] moet kunnen worden uitgevoerd speelt een rol bij de te kiezen fysieke afmetingen van de [[machinekamer]]. De breedte van de onderbouw wordt bepaald door de waterdiepte voor het gemaal en de maximale watersnelheid over het krooshek. De pompen staan vanwege de uitvoering van het onderhoud maar ook vanwege het kunnen keren van het [[IJsselmeerwater]], droog opgesteld. De [[stoommachines]] zijn [[liggend]] uitgevoerd om de bouwhoogte te beperken. Voor het horizontale en verticale transport van machine onderdelen tijdens reparaties en revisies is het gebouw uitgerust met een zogenoemde [[bovenloop hijsinrichting]].
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
In de machinehal staan de opvoerwerktuigen, aandrijfwerktuigen en de daarmee verband staande toestellen en apparaten opgesteld.
Op de begane grond vindt men de pompen de stoommachines. In de kelder van de machinekamer staan de condensors, condensor koelwaterpompen en de natte luchtpompen opgesteld. Ook zijn hier de smeeroliepompen voor de machines, suppletiepomp en condensaatpompen die het condensaat naar het ketelhuis pompen en de smeerolieafscheiders te vinden. De afmetingen van deze ruimte worden bepaald door de onderbouw of anders gezegd de capaciteit van het gemaal.
 
===Het vliegwiel van de stoommachine===
Functie en werking
 
Bij een stoommachine wordt beurtelings aan beide zijden van de [[zuiger]] een kracht uitgeoefend. Deze kracht is niet altijd even groot en gelijk gericht aan de [[bewegingsrichting van de zuiger]] en de daarmee verbonden [[zuigerstang]]. Verder zijn er situaties dat de kracht precies in het verlengde ligt van de kruk en niet kan worden ontbonden. Dit zijn de zogenoemde [[dode punten van de machine]].
Als men hieraan niets doet dan draait een stoommachine schokkerig, kan niet aangezet worden of zal vanuit een draaiende situatie tot stilstand kunnen komen. Bij stoommachines maar ook verbrandingsmotoren worden daarom vliegwielen toegepast. In een [[vliegwiel]] wordt het sterk wisselende krachtenspel gemiddeld. In andere bewoording: het energieoverschot wordt tijdelijk opgeslagen in het vliegwiel voor het moment dat er een tekort is en wordt dan weer afgestaan. Op deze wijze wordt een nagenoeg [[eenparige beweging van de krukas]] verkregen. Verder wordt het vliegwiel gebruikt om de installatie te kunnen [[tornen]].
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
Om een stoommachine in werking te kunnen stellen en om hem met een gelijkmatige snelheid te kunnen laten draaien is een vliegwiel nodig. In een vliegwiel wordt het overschot en het tekort aan energie gemiddeld.
 
===Stoommachine===
Functie en werking
 
In een stoommachine wordt [[thermische energie]] omgezet in [[kinetische energie]]. In eenvoudige bewoordingen betekent dit dat de hoge druk en de temperatuur van de stoom wordt omgezet in een draaiende beweging. Deze omzetting vindt plaats met behulp van op een [[zuigerstang]] gemonteerde [[zuigers]] en een [[krukdrijfstang mechanisme]].
 
Voor het [[Ir.D.F.Woudagemaal]] is indertijd gekozen voor een [[tandemcompound]] stoommachine. Een dergelijke stoommachine heeft twee zuigers die op één zuigerstang zijn gemonteerd achter elkaar zoals bij een echte [[tandem]]. Verder laat men de stoom in de machine expanderen om meer energie uit de stoom te kunnen halen. Als stoom expandeert krijgt het een groter volume en zijn er zuigers met een verschillende diameter nodig. Stoom kun je laten expanderen in meerdere cilinders van een stoommachine. Gebeurt dit in twee cilinders dan spreekt men in de techniek over een [[compound]] machine.
De stoom bij deze stoommachine wordt aan één zijde van de kleine cilinder, Hoge Druk (HD) cilinder, genoemd toegelaten. De stoom drukt de cilinder naar bodemzijde waarna vervolgens de gedeeltelijk geëxpandeerde stoom door de zuiger in deze cilinder naar een [[reciever]] ( een buis met grote afmeting) wordt gedreven. De zuiger in deze cilinder is [[enkelwerkend]]. Het moment en de tijd van [[stoomtoe- en afvoer]] wordt geregeld met behulp van zogenoemde [[zuigerschuiven]], één voor toevoer en één voor afvoer.
 
Tijdens de toe en afvoer van stoom bij de HD cilinder wordt de stoom uit de [[reciever]] beurtelings naar voor en achterkant van de grote cilinder (Lage Druk (LD) cilinder) gevoerd. De zuiger in deze cilinder is dus [[dubbelwerkend]]. De toevoer bij deze cilinder wordt ook met [[zuigerschuiven]] geregeld, de afvoer echter vindt in het midden van de cilinder plaats met behulp van [[stoompoorten]]. Deze poorten in de omtrek van de cilinder worden door de zuiger in deze cilinder op het juiste moment geopend. De poorten in deze cilinder wand staan rechtstreeks in verbinding met de [[condensor]].
Opgemerkt wordt dat de stoom in de HD cilinder in een richting stroomt men spreekt dan over gelijkstroom. Bij de LD cilinder veranderd de stoom van stromingsrichting wat wordt aangeduid als omkeerstroom. Gelijkstroom wordt toegepast om te voorkómen dat afgekoelde vlakken van de cilinder in contact komen met verse stoom en deze laat condenseren.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
In een stoommachine wordt thermische energie (warmte) omgezet in kinetische energie (beweging). Bij het Ir.D.F.Woudagemaal wordt hiertoe gebruik gemaakt van een zuigerstoommachine met twee zuigers.  De stoom die in een geprogrammeerde volgorde en tijdstip wordt toe- en afgevoerd, expandeert in de twee cilinders van keteldruk naar condensordruk, waarbij de energie die in de stoomketel aan de stoom is toegevoegd in de stoommachine weer wordt afgegeven. De juiste volgorde en het tijdstip voor het toe en afvoeren van stoom gebeurt met behulp van door de stoommachine zelf gecommandeerde schuiven en bij de lage druk cilinder  ten aanzien van de afvoer door de zuiger zelf.
 
===Pomp===
Functie en werking
 
Een pomp voor polderwater verplaatst water en brengt het tevens naar een ander niveau.
 
Bij het Ir.D.F.Woudagemaal is een zogenoemde [[centrifugaalpomp]] toegepast. Een [[centrifugaal]] pomp is een opvoerwerktuig met een waaier, waarbij het water haaks op de roterende as uittreedt. In de techniek spreekt men van een [[radiaalwaaier]]. Zo spreekt men over een [[axiaalwaaier]] of [[schroefwaaier]] als het water in lengte richting van de roterende as de waaier verlaat.
De werking van [[waaierpompen]] berust op het principe dat je met behulp van de waaier energie toevoegt aan de vloeistof. Die toegevoegde energie laat het water sneller stromen. Als het [[stromingskanaal]] groter wordt, hier gebeurd dat in een zogenoemd slakkenhuis, dan neemt de snelheid af en de [[statische druk]] toe.
Een simpele voorstelling van wat er in een centrifugaalwaaierpomp gebeurd kan gegeven worden met het snel roeren in een kopje thee. Je ziet aan de buitenzijde de vloeistof hoog tegen de rand staan in het midden ontstaat een dal in de vloeistof. Het verschil tussen de rand en het dal in het kopje is het statische drukverschil.
Een [[waaierpomp]] kan alleen werken als deze gevuld is met water dat wil zeggen onder het water niveau is opgesteld of doormiddel van [[evacueren]] (=[[vacuüm zuigen]]) wordt volgezogen met water. Bij het Ir.D.F.Woudagemaal waar de pomp boven de waterspiegel staat opgesteld zorgt een [[stoomejecteur]] ervoor dat de lucht uit de pomp wordt verwijderd. Dit noemt men in de techniek evacueren. De werking van een ejecteur wordt weleens vergeleken met een parfum spuitje, de parfum wordt opgezogen doordat je hard over het zuigbuisje blaast.
Als de pomp eenmaal gevuld is met water en er treedt op geen enkele wijze opnieuw lucht toe blijft ze water verplaatsen.
De pompen van het Ir.D.F.Woudagemaal zijn boven het hoogst mogelijke peil van de toenmalige Zuiderzee opgesteld. Het bijzondere van deze [[pompopstelling]] is dat als je het [[vacuüm]] verbreekt door lucht toe te laten treden er spontaan een kering ontstaat, dat wil zeggen dat er  geen water uit het IJsselmeer de boezem kan instromen.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
Een pomp brengt water van een laag niveau naar een hoog niveau en is het onderdeel waar het bij een gemaal om draait. Er bestaat een aantal verschillende soorten pompen, die elk op hun eigen wijze water verplaatsen. Bij het Ir.D.F.Woudagemaal wordt gebruik gemaakt van een zogenoemde centrifugaalwaaierpomp. Een centrifugaal waaierpomp maakt gebruik van de centrifugaalkracht om met behulp van de waaier aan het water snelheidsenergie toe te voegen. Deze energie wordt in het pompsysteem vervolgens om gezet in druk.
Een waaierpomp is niet zelfaanzuigend daarom wordt met behulp van een ejecteur de pomp met water wordt gevuld. De pompen bij het Ir.D.F.Woudagemaal zijn dusdanig hoog opgesteld dat als de pompen niet in werking zijn er geen water uit het IJsselmeer naar de boezem kan stromen.
 
===Zuig en persleiding===
Functie
 
Om de pomp te kunnen laten werken heb je een [[toevoer-  en een afvoerleiding]] nodig. Deze leidingen hebben een dusdanige vorm dat de snelheid van het water naar de pomp toe geleidelijk toeneemt en na het passeren hiervan weer geleidelijk afneemt. Zo voorkomt men dat er al te grote verliezen optreden in het pompsysteem. Ook voorziet de vormgeving van de leiding in de gewenste aan- en afstromingsrichting van de pomp. De toe- en afvoerleidingen zijn in beton uitgevoerd.
 
Voor het gemaal is een [[krooshek]] geplaatst. Een [[krooshek]] voorkomt verstopping van de pomp en het aanzuigen van harde voorwerpen die de waaier kunnen beschadigen. Aan afvoerzijde is achter elke pompunit van twee pompen een stel [[keerdeuren]] geplaatst. Deze deuren zijn geplaatst in de tijd dat het [[IJsselmeer]] nog [[Zuiderzee]] was, en een onderdeel vormden van de primaire waterkering. Ze konden worden gesloten wanneer het zeewater dermate hoog opgestuwd werd, dat er kans op overstroming via de balustrades was, en mogelijk via de pompen.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
De zuig en persleiding van een gemaal zorgen voor de aan- en afvoer van het water. De vormgeving is zodanig, dat de doorstroming zonder al te veel verliezen plaatsvindt. In de zuigleiding zijn krooshekken geplaatst om verstopping of beschadiging te voorkomen. Aan de uitstroomzijde bevinden zich keerdeuren die voorkwamen, dat in de tijd voor de afsluiting van de Zuiderzee water over de balustrades zou slaan.
 
===Condensor===
Functie en werking
 
In de [[stoomketel]] wordt water omgezet in stoom, we noemen dat verdampen. In een [[condensor]] vindt het omgekeerde plaats, dat noemen we condenseren. In de [[stoomketel]] voeren we (heel veel) [[energie]] toe en bij een [[condensor]] voeren we (een beetje) energie af. Dit gebeurt om de stoommachine optimaal te kunnen laten werken. Hoe groter namelijk het verschil in temperatuur is van de stoom die wordt toegevoerd ten opzichte van de stoom die wordt afgevoerd, hoe  beter het rendement van de machine is. De ontwikkeling van deze wetenschap is een verdienste van James Watt.
 
Je kunt stoom op <strong>twee manieren condenseren</strong>.
 
De <strong>eerste manier</strong> is door water in de stoomwolk te spuiten, de stoom koelt dan zover af dat zij in vloeibare vorm over gaat. Men spreekt dan over [[injectiecondensatie]].
 
Een <strong>tweede manier</strong> is om de stoom tegen een koud vlak te laten botsen. Deze methode noemt men [[oppervlaktecondensatie]].
 
De omzetting van stoom in water vindt plaats in wat men noemt een [[condensor]]. Als gevolg van condensatie ontstaat  een [[onderdruk]] in de [[condensor]] hetgeen wordt verklaard door het enorme verschil in volume van een 1 kg water en 1 kg. stoom.
 
De [[oppervlaktecondensor]] bij het [[ir.D.F.Woudagemaal]] bestaat uit een pijpenbundel waardoor oppervlaktewater wordt gepompt en aldus het koude oppervlak vertegenwoordigt. De pijpenbundel is in een gietijzeren omhulling opgenomen. Deze omhulling vormt gelijk de ruimte waarin de stoom overgaat in water. Het water dat in de [[condensor]] wordt gevormd noemt men [[condensaat]]. Dit relatief warme [[condensaat]] wordt opnieuw naar de stoomketel gevoerd en omgezet in stoom.
 
Als gevolg van [[onderdruk]] en [[lekkage]], bijvoorbeeld langs de zuigerstang van de stoommachine, wordt lucht met de stoom meegevoerd. Deze lucht verzamelt zich in de condensor en belemmert de condensatie van stoom. (De machinist van de stoom installatie zal dat merken aan het oplopen van de condensor druk, anders gezegd het wegvallen van het zogenoemde ijdel).  De [[natteluchtpomp]] voorkomt dit.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
Het verschil tussen de begintemperatuur en de eindtemperatuur van de stoom in een stoommachine is een maat voor de hoeveelheid energie die aan de stoom wordt ontrokken. Hoe groter dit verschil, des te groter het rendement. Met andere woorden: je kunt meer water met 1 kg stoom verpompen. Door de stoom die de lage druk cilinder verlaat te condenseren wordt de einddruk en de temperatuur verlaagd en neemt het rendement dus toe. Condensatie vindt plaats in de condensor door de stoom langs met koud water gevulde pijpen te laten strijken.
 
===Natte lucht pomp===
Functie en werking
 
Het eindresultaat van het [[condensatieproces]] is warm water, onderdruk en een hoeveelheid lucht. Het water en deze lucht moet onder [[onderdrukcondities]] uit deze condensor worden verwijderd. Dit gebeurt met een zogenoemde [[natteluchtpomp]].
 
De [[natteluchtpomp]] bij de stoominstallatie van het Woudagemaal is een speciaal ingerichte [[zuigerpomp]] die gelijktijdig zowel het condensaat als de lucht uit de condensor pompt. Omdat de eventuele lucht in de condensor samen met (natte) stoom wordt afgevoerd spreekt men over een natteluchtpomp. De natteluchtpomp van het Ir.D.F.Woudagemaal wordt rechtstreeks door een stoommachine aangedreven. Daarbij wordt direct gebruikgemaakt van de heen- en weergaande beweging van de stoomzuigers.
 
De condensorkoelwaterpomp is een [[centrifugaalwaaierpomp]]. Deze pomp maakt gebruik van de rotatiebeweging veroorzaakt door het krukdrijfstangmechnisme van dezelfde stoommachine.
 
Het doorgronden van de werking van de aandrijving en inrichting van een natteluchtpomp, gecombineerd met de condensorkoelwaterpomp, zoals deze bij het Ir.D.F.Woudagemaal is uitgevoerd, is een bijzonder boeiende aangelegenheid. Het is een parel van techniek, die enigszins weggestopt in de kelder, onvoldoende voor het voetlicht wordt gebracht.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
Als gevolg van de onderdruk in de condensor wordt er lucht aangetrokken. Deze lucht condenseert niet en neemt de plaats in van de te condenseren stoom. Zowel de lucht als het condensaat moeten worden verwijderd. Dit is een lastige opgave en gebeurd met een speciaal daarvoor ingerichte zogenoemde natteluchtpomp. Bij het Ir.D.F.Woudagemaal wordt hiervoor een direct door een zuigerstoommachine aangedreven zuigerpomp gebruikt. Dezelfde stoommachine drijft ook de condensorkoelwaterpomp aan, diverse smeeroliepompen voor de hoofdstoommachines, een suppletiewaterpomp en de pomp voor het verpompen van het condensaatwater uit de olieafscheiderbakken naar de filters in het ketelhuis.
 
===Smeerolie-afscheider===
Functie en werking
 
Om [[slijtage]] tegen te gaan en de loopeigenschappen te verbeteren worden de bewegende delen van de stoommachine gesmeerd. Met betrekking tot het toe te passen [[smeermiddel]] wordt onderscheid gemaakt tussen de onderdelen die met de hete stoom in aanraking komen en de onderdelen die aan normale temperaturen worden bloot gesteld.
 
De aan te wenden [[cilindersmeerolie]] moet bestand zijn tegen de hoge temperaturen van de verschillende onderdelen en de aanwezigheid van water. Dat betekent dat de toegepaste smeerolie niet verbrandt en zich vermengt met het water, kortom, de essentiële [[smeereigenschappen]] mogen niet verloren gaan. In het verleden maakte men gebruik van een mengsel van plantaardige en [[minerale oliën]]. Moderne smeermiddelen voor de cilinders van stoommachines zijn bijna zonder uitzondering uit [[minerale oliën]] samengesteld.
 
De relatief “koude” onderdelen worden met een goede kwaliteit olie gesmeerd. De lekolie bij deze onderdelen wordt gecontroleerd afgevoerd.
De [[cilindersmeerolie]] die met het [[condensaat]] wordt meegevoerd, wordt opgevangen en in een olie-afscheider afgescheiden en hergebruikt. De afscheiding vindt plaats met behulp van [[gravitatie]]. In simpele bewoordingen: er wordt gebruik gemaakt van de eigenschap dat olie op water drijft. De olie-afscheider bestaat uit een aantal na elkaar geschakelde bakken, waarin het oliewatermengsel tot rust komt en de olie zich afscheidt. De olie wordt opgevangen in een opslagtank of olie-voorraadtank. Niet alle olie wordt op deze wijze afgevangen. De laatste druppels worden in een [[filterpers]] of [[doekenfilter]] verwijderd. De afscheiding in de [[filterpers]] wordt bevorderd door in het laatste compartiment van de olie-afscheider aan het condensaat een [[coagulatiemiddel]] ([[vlokmiddel]] [[Aluinaarde]]) toe te voegen.
 
Het condensaat wordt met behulp van een aparte pomp naar de [[standpijpen in de machinehal]] en vervolgens naar de [[filterpers]] of het [[doekenfilter]] gevoerd voor een nabehandeling. Het condensaat dat wordt afgevoerd is melkachtig van kleur vanwege de [[geëmulgeerde olie]]. Het eventuele tekort aan ketelvoedingswater wordt in de olie-afscheider aangevuld en dus ook in het hierna volgende filter nabehandeld.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
Als gevolg van cilindersmering komt er olie in het condensaat terecht. Door chemicaliën aan het condensaat toe te voegen en het geheel tot rust te laten komen komt de olie boven drijven De olie wordt opgevangen en hergebruikt. Het condensaat wordt naar het ketelhuis gepompt en verder behandeld om restanten olie uit het condensaat te verwijderen.
 
===Filterpers of doekenfilter===
Functie en werking
 
Op de verwarmende vlakken van een stoomketel ([[verwarmend oppervlak]]) mag geen olie voorkomen omdat hierdoor de [[warmteoverdracht]] wordt belemmerd en dientengevolge tot oververhitting leidt en schade aan de ketel tot gevolg kan hebben. Het [[ketelvoedingwater]] mag dus geen [[oliebestanddelen]] bevatten. Het condensaat dat uit de olie-afscheider komt kan nog oliesporen bevatten en wordt daarom door een filter geleid om de laatste olieresten te verwijderen. Ook andere eventuele vaste bestanddelen in het ketelvoedingwater worden hier afgevangen.
 
Een filterpers of doekenfilter bestaat uit een groot aantal parallel geschakelde gietijzeren platen, ramen genoemd, die van holle ruimtes zijn voorzien. Tussen elke twee ramen is een [[filterdoek]] aangebracht. Aan één zijde van het doek wordt het met [[vlokmiddel]] aangelengde condensaat in de holle ruimte aangevoerd om de [[emulsie]] te breken en aan de andere zijde afgevoerd. Eventuele [[olieresten en verontreinigingen]] blijven in het doek achter. Je kunt de werking enigszins vergelijken met een koffiefilter waarbij het koffiedik de verontreinigingen voorstelt. De filterdoeken worden na gebruik gewassen en opnieuw ingezet. Het water dat uit het filter komt is glashelder.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
De verwarmde oppervlakken van een stoomketel mogen niet verontreinigd zijn met olie. De warmte doorgang wordt dan belemmerd en kan leiden tot plaatselijke oververhitting en dientengevolge schade aan de ketel. In de olie-afscheider wordt nagenoeg alle olie in het condensaat afgescheiden. De laatste sporen olie en eventuele ander vaste verontreinigingen in het condensaat worden in het nageschakelde doekenfilter afgevangen.
 
===Warmwaterbak===
Functie en werking
 
Onder het doekenfilter is de zogenoemde [[warmwaterbak]] opgesteld. Warm omdat in deze bak het relatief warme condensaat wordt opgeslagen. Deze bak dient als buffer voor de [[ketelvoedingwaterpomp]] en om [[chemicaliën]] aan het water toe te voegen die het vormen van [[ketelsteen]] tegen moeten gaan. Ketelsteen heeft evenals olie de eigenschap warmte slecht over te dragen en kan [[ketelexplosie]] tot gevolg hebben. De mate waarin ketelsteen gevormd kan worden is afhankelijk van de [[hardheid van het water]]. De [[chemicaliën]] ( onder andere soda) die worden toegepast zorgen er voor dat de [[calciumzouten]] [[coaguleren]] ([[vlokken]]) en niet in de vorm van [[ketelsteen]] neerslaan op de verwarmde oppervlakken.
 
Door de stoomketel van tijd tot tijd te [[spuien]] wordt voorkomen dat de [[zoutconcentratie]] in de ketel te hoog wordt, en is het stoombedrijf gevrijwaard van gevaarlijke situaties. Dit spuien gebeurt nu niet meer omdat de draaitijden drastisch zijn afgenomen. Opgemerkt wordt dat polderwater relatief [[zacht]] is in vergelijking tot leidingwater. Een nadeel is dat polderwater kleideeltjes en andere vaste (zwevende), maar ook opgeloste stoffen kan bevatten die nadelig zijn voor de stoomketel. Een juiste [[ketelwaterbehandeling]] is van belang voor het behoud van de stoomketel maar ook de directe veiligheid van het bedienend personeel.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
De warmwaterbak dient als buffer voor de ketelvoedingwaterpomp. Verder worden in deze bak de chemicaliën gedoseerd die nodig zijn om onder andere ketelsteenvorming en aantasting van het ketel materiaal te voorkomen.
 
===Ketelvoedingwaterpomp===
Functie en werking
 
Het gereinigde [[condensaat]] wordt hergebruikt en met een pomp naar de desbetreffende stoomketel gevoerd. De [[ketelvoedingwaterpomp]] moet daarbij het [[ketelvoedingwater]] van [[omgevingsdruk]] op minimaal de [[keteldruk]] brengen. In het verleden werden hiervoor twee zogenoemde [[duplex-pompen]] gebruikt. Duplex-pompen ook wel met de fabrikantnaam [[Whortingtonpomp]] aangeduid zijn dubbel uitgevoerde [[zuigerpompen]] (verdringerpompen) die door middel van stoom worden aangedreven. De pomp- en stoomzuiger zijn op één as geplaatst waarbij de stoomschuiven van de ene pomphelft worden bediend door de andere en omgekeerd. De [[stoomschuifinrichting]] van dit [[pomptype]] is zodanig dat er een minimum aan druk schommelingen ontstaat. De onvermijdelijke [[drukwisselingen]] worden verder afgevlakt met behulp van een zogenoemde [[luchthelm]].
Beide  <strong>duplex-pompen</strong> zijn vervangen door een via een elektromotor aangedreven <strong>[[zijkanaalwaaierpomp]]</strong>, maar gelukkig is één duplexpomp blijven staan. Men spreekt vaak over SiHi pompen afgeleid van Siemen & Hinch Itzehoe, de uitvinders van deze pomp. Een zijkanaalwaaier pomp is een meertraps waaierpomp waarbij de schoepen recht en straalsgewijs aan de naaf zijn bevestigd. Het zogenoemde schoepenrad is centrisch in het pomphuis opgesteld waardoor met behulp van centriufugaalkracht een waterring ontstaat die de verbinding tussen de zuig en de pers van de pomp afsluit. Het verplaatsen van het water en het op druk brengen gebeurt met behulp van verdringing en is vergelijkbaar met een zuigerpomp. Het aantal trappen (waterringen) bepaalt de druk die kan worden bereikt. Evenals een zuigerpomp kan een waterringpomp lucht verplaatsen. Desgewenst kan de pomp boven het niveau van de te verplaatsen vloeistof worden geplaatst.
Voor de kenners wordt vermeld dat er ook pompen bestaan die werken volgens het waterring principe, maar waarbij het schoepenrad excentrisch is opgesteld ten opzichte van het pomphuis. Deze pompen werken op nagenoeg de zelfde wijze en zijn qua verschijningsvorm niet zonder meer van de <strong>[[zijkanaalwaaierpompen]]</strong> te onderscheiden.
Doordat de pomp door een elektromotor wordt aangedreven is zij onafhankelijk van het stoombedrijf en dus ook inzetbaar bij het opstarten van de installatie als er nog geen stoom voorhanden is.
 
<li><strong>Kernwoorden</strong>
 
Met de ketel voedingwaterpomp wordt de stoomketel van water voorzien. De pomp moet het ketelwater van atmosferische druk op keteldruk brengen. Voor het ketel voedingwater wordt de gecondenseerde stoom, condensaat, uit de condensors gebruik, nadat het van ongewenste verontreinigingen is ontdaan.
Bij het opstarten van de installatie wordt polderwater gebruikt. Ook het waterverlies tijdens bedrijf als gevolg van lekkage wordt aangevuld met polderwater.

Versie van 3 mrt 2014 20:48

Retentiegebieden

De constatering dat er in Nederland steeds meer gebouwd wordt is eigenlijk een open deur. In de afgelopen decennia is het aantal inwoners van 12 miljoen naar ruim 16,8 miljoen gestegen. Iedereen heeft een woning nodig, er zijn wegen en spoorlijnen nodig, bedrijfsterreinen en ook bedrijven willen weer doorgroeien. De open ruimte wordt schaars. In bepaalde gebieden worden bewust ,,groene buffers" ingetekend om te voorkomen dat het stedelijk gebied nog verder oprukt en niets meer van de oorspronkelijke groene ruimte overlaat.

In de jaren zestig van de twintigste eeuw kwam het autoverkeer goed van de grond, in de wederopbouw jaren na WO II kwamen steeds meer inwoners in de gelegenheid om een auto te kopen. Om het autoverkeer in goede banen te leiden werden steeds meer singels en vaarten gedempt, vervoer per schuit was nauwelijks meer aan de orde en hele vaartenstelsels werden gedempt.

Voorbeelden hiervan zijn te vinden tussen Delft en Schiedam waar Midden Delfland de groene buffer is en tussen Middelburg en Vlissingen waar ook een groenstrook wordt vrijgehouden, zolang als het nog duurt. De eerste bedreigingen in dit gebied zijn er al: recreatieve voorzieningen sporthal- en zwembad voor beide gemeenten. In het Westland zijn veel vaarten gedempt die voorheen nog in gebruik waren om groente en fruit naar de veiling te varen.

De bedreiging van het maar door blijven bouwen is dat er steeds minder ruimte overblijft om het hemelwater (hagel, regen en sneeuw) op te kunnen vangen. Steen neemt geen water op, wegspoelend water kan hierdoor in meer of mindere mate overlast veroorzaken.

Voorbeelden van gedempte singels: Groningen, Haarlem, Utrecht en Woerden maar eigenlijk overal waar in een straatnaam ,,Gedempt" staat is water verdwenen. Vooral in het grootstedelijk gebied van de Randstad pakt dit nadelig uit. Uit onderzoek is gebleken dat er door de aanwezigheid van stedelijke bebouwing en industrie meer neerslag valt en dat de buienintensiteit zwaarder is geworden.

In de jaren negentig gaf het Hoogheemraadschap van Delfland weliswaar toestemming om kassencomplexen in het Westland uit te breiden na het dempen van de sloten maar wel met de kanttekening dat de wal het schip zou keren. Die waarschuwing is niet lang daarna volledig uitgekomen. Omdat het hemelwater geen kant meer uit kon stroomde het daar naar toe waar niemand het wilde hebben: de kassen in waardoor groente, fruit en bloementeelt op een aantal plekken werd vernietigd en grote financiële schade toebracht.

Daarnaast hebben zich nog enkele grote problemen voorgedaan waarbij rivieren buiten hun oevers traden en voor grote overlast zorgden.

Dit alles zorgde voor een nieuwe beleidsvisie op water in het algemeen. Ruimte voor water en ruimte voor de rivier, het is inmiddels een bekende slogan geworden. Nederland kan zich niet afzijdig houden van het water van boven (hemelwater) en water dat vanuit het oosten en zuiden binnenstroomt. De aandacht is veel te lang naar de zee uitgegaan en nooit is goed nagedacht over de mogelijk overlast van hemel- en rivierwater. Omdat dan in korte tijd op meerdere plaatsen overlast ontstaat was er alle aanleiding toe om het tij te keren. Door herstelprogramma's van beken en rivieren moet worden bereikt dat er meer ruimte is waarbinnen een rivier kan stromen, nieuwe uiterwaarden, beken die weer mogen meanderen en gebieden die worden aangewezen om gecontroleerd onder water gezet te kunnen worden als de nood aan de man is.

Het opmerkelijke is dat ruimte voor de rivier een trendbreuk is met het beleid van de decennia daaraan voorafgaand. Vanaf 1960/70 moest al het gebiedsvreemde water zo snel als mogelijk afgevoerd worden naar het buitenwater (de zee). Nu wordt er juist gewerkt aan het temporiseren van die afvoer. Bovendien wordt ook gewerkt aan het langer vasthouden van gebiedseigen water. Water dat in een bepaald gebied valt is gebiedseigen en kan worden gebruikt om een droge periode te overbruggen. Om dat water vast te kunnen houden is extra ruimte nodig zowel in stedelijk gebied als op het platteland.

Bij het ontwerp van een nieuwbouwwijk wordt direct al gekeken hoeveel water er opgevangen moet worden, er worden sloten of goten aangelegd om dat water in de wijk vast te houden. Behalve dat water op deze manier een recreatief element is, is het ook noodzaak. Anders zou de straat blank staan bij een forse bui. In sommige steden worden weer plannen gemaakt om de oude gedempte singels weer open te leggen. De tijd dat de auto het voor het zeggen had in het oude stadscentrum is overal voorbij. De auto is weer naar de rand teruggebracht en het centrum komt weer beschikbaar voor andere functies waaronder het herstel van de stadsgrachten en singels.

Op het platteland is weliswaar meer ruimte maar ook daar zijn dorpen en steden niet stil blijven staan in hun ontwikkelingen, bovendien moet voorkomen worden dat water ene bedreiging wordt. Op momenten dat er een teveel aan water is, is het belangrijk om het gecontroleerd af te kunnen voeren. Op veel plaatsen hebben waterschappen overeenstemming bereikt met landeigenaren om weilanden gecontroleerd onder water te mogen zetten als dat noodzakelijk is. Als er weer voldoende afvoercapaciteit op de boezem is dan kan het water weer uit weiland, het tijdelijke retentiegebied, afgevoerd worden.

Alle hier genoemde voorbeelden binnenstedelijk of op het platteland hebben te maken met de opvangcapaciteit van water bij een extreem groot aanbod: hemelwater of smeltwater. De genoemde oplossingen geven de mogelijkheden van retentie aan. Ook in Friesland zijn maatregelen genomen om water gecontroleerd op te vangen als dat noodzakelijk is. Als er sprake is van hevige neerslag en verzadigde dijken dan zou het erger kunnen zijn als een dijk bezwijkt door de verzadiging dan een weiland tijdelijk en gecontroleerd onder water te zetten. Op sommige plaatsen kan het water langer blijven staan omdat een gebied geen functie meer heeft voor de landbouw maar omgezet is in natuur en een plas dras functie heeft. Ook hier kan het overtollige water gericht naar toegeleid worden als er sprake is van een calamiteit.

In januari 2012 was er sprake van een noodsituatie: hevige aanhoudende neerslag, een noordwestenwind waardoor er water afgevoerd kon worden op de Waddenzee via Dokkumer Nieuwe Zijlen en de spuisluizen van Lauwersoog, het Lauwersmeer raakt overvol evenals de boezem. De twee boezemgemalen: J.L. Hooglandgemaal (Stavoren) en ir. D.F. Woudagemaal (Lemmer) staan dag en nacht te werken, door dan tijdelijk gebruik te maken van retentiegebieden kan dat het verschil zijn tussen last en net geen last voor inwoners van een bepaald gebied.