Inrichting van het ketelhuis en Ir. D.F. Wouda: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
De '''huidige inrichting''' van het ketelhuis van het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' is '''niet meer dezelfde als de originele inrichting van 1920'''.
'''ir. D. F. Wouda'''


[[Bestand:Huidig_ketelhuis_k.JPG|300×450px|link=]]
Noordhorn 5 april 1880 - † Leeuwarden 11 juni 1961


In het '''tijdschrift De Ingenieur''' beschrijft '''prof. ir. J.C. Dijxhoorn''' omstreeks 1920 o.a. de ketelinstallatie van het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]'''.
'''[[Dirk Frederik Wouda]]''' werd op '''5 april 1880''' '''in het Groningse dorpje Noordhorn''' geboren. Zijn naam is voor altijd verbonden aan het '''ir. D.F. Woudagemaal''' te Teakesyl (Tacizijl) bij Lemmer.  
<br>(zie ook: '''[[beschrijving van de stoominstallatie van het gemaal bij Lemmer in het tijdschrift "De Ingenieur"]]''')
<br>Dit Nederlandse bouwwerk  dat in 1998 op de lijst van '''[[werelderfgoed van Unesco]]''' geplaatst werd, is het enige nog werkende stoomgemaal in Europa en tevens het grootste stoomgemaal ter wereld.
<br>Dirk Wouda was het derde kind in een gezin van zeven kinderen. Toen hij 10 jaar oud was overleed zijn vader en twee jaar later zijn moeder. De kinderen uit het gezin werden daarna opgenomen door verschillende familieleden. Dirk kwam terecht '''in Baflo''' bij zijn grootmoeder.
<br>Hij volgde de '''HBS in Warffum''' en vervolgens ging hij naar de '''RHBS in Groningen'''. Na het behalen van zijn diploma ging Dirk Wouda naar '''Delft''' voor de '''studie civiel-ingenieur'''. Hij studeerde vlot af.
<br>Na zijn studie was een van zijn eerste werken de normalisering van het riviertje de Regge in Overijssel. Hij woonde in die tijd in Almelo.
<br>In juni 1908 verhuisde hij naar Leeuwarden, waar hij aan de slag ging als '''ingenieur van Provinciale Waterstaat'''.
Ir. Dirk Wouda was gehuwd met Klaziena Rietma. (1 februari 1879 – 15 december 1941)
<br>Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, waarvan de jongste echter al op één-jarige leeftijd overleed in 1913.


In de '''zes [[gecombineerde ketels]]''' wordt stoom geproduceerd van 12 kg per cm2 ('''12 atmosfeer''').
[[Bestand:Ir_D_F_Wouda.JPG|400x326px|link=]]
<br>De ketelinstallatie van '''het systeem Piedboeuff''' bestaat '''voor iedere afzonderlijke ketelcombinatie''' uit een '''[[Lancashireketel]]''' beneden en een '''[[vlampijpketel]]''' boven.
<br>Iedere ketelcombinatie heeft een '''verwarmingsoppervlak van 235 m2''' (aan de '''waterzijde van de ketelwand'''). Van de zes ketelsystemen wordt er '''steeds één in reserve''' gehouden, '''ook''' als het gemaal '''met vol vermogen''' in werking is.


Het '''Piedboeuff-systeem''' wordt voor het gemaal gekozen, speciaal '''met het oog op de bedrijfsaard:'''  
Rond die tijd raakte ir. Dirk Wouda '''betrokken bij de plannen voor een groot stoomgemaal bij Lemmer'''.
<br>Aan het begin van de 20ste eeuw werd het steeds duidelijker dat de natuurlijke afvoercapaciteit van de Friese boezem niet meer toereikend was. De natuurlijke afvloeiing naar de zee was niet meer voldoende voor de steeds betere en snellere ontwatering van de landbouwgronden in Friesland. Bovendien nam de berging van regenwater af, door het omzetten van dit laagland in weidegrond. De boeren hadden behoefte aan een snelle afvoer van overtollig water op de Friese boezem, zodat ze het land beter konden benutten. Een nieuw gemaal even ten westen van Lemmer moest hiervoor een oplossing bieden.
<br>In 1913 stelde Wouda '''het ontwerp''' op, '''waarbij hij werd geassisteerd door Prof. Ir. J.C. Dijxhoorn''' (24 februari 1862- 21 mei 1941) in samenwerking met de '''fabrikant Smulders-Jaffa uit Utrecht'''.


<ul>
[[Bestand:Prof_ir_JC_Dijxhoorn.jpg|394x478px|link=]]
<li>omdat er steeds na '''lange periodes van stilstand''' gedurende een '''bepaalde korte duur''' met de ketels gestookt moet worden en '''het hierbij passend brandstofverbruik toch zo zuinig mogelijk moet kunnen blijven'''.
<li>het '''stokerspersoneel''' zal '''door het onregelmatig gebruik van de ketels betrekkelijk weinig oefening''' hebben, het ketelsysteem mag dus '''van de stokers qua bediening niet al te gecompliceerde vaardigheden vragen'''.
<li>toch is het '''rendement van het gekozen systeem behoorlijk op niveau'''.  


Om deze redenen is bij dit ketelsysteem is ook '''een [[economiser]] weggelaten''':
<br>Dijxhoorn was op dat moment hoogleraar aan de latere TH te Delft. Naast het Woudagemaal werkte hij verder aan pompen voor veel andere gemalen, waaronder die bij Medemblik en Alphen.
<li>door de '''beperkte inzettijd''' zal het '''wegvallen van het voordeel van een economiser''' bij dit ketelsysteem '''niet zo heel erg veel afbreuk aan het te behalen rendement veroorzaken'''
<li>terwijl '''de bediening eenvoudiger''' kan blijven.  
</ul>


[[Bestand:Piedboeuf_stokers_k.JPG|600×437px|link=]]
De '''bouw van het gemaal''' onder leiding van Wouda werd '''gestart in 1915'''. Door verschillende oorzaken liep de bouw een '''flinke vertraging''' op. Dit was niet in laatste plaats te wijten aan de Eerste Wereldoorlog die in 1914 was uitgebroken.
'''Stokers in het stoomgemaal Teakesyl voor de Piedboeuf-ketelsystemen'''
Maar ook natuurgeweld werkte tegen: zo sneuvelde de kersvers gemetselde schoorsteen door blikseminslag. Die moest geheel worden herbouwd.
<br>In totaal waren de kosten voor het gemaal 2,8 miljoen gulden, bijna een miljoen gulden meer dan begroot.


De '''[[stoomketels van het type Piedboeuf|Zes stoomketels van het type Piedboeuf]]''' van het stoomgemaal Teakesyl zijn vervaardigd door de '''Gebr. Deprez te Tilburg'''. Het grondplan van het '''ketelhuis is 32m bij 15m'''.
Op 7 oktober '''1920 werd het gemaal officieel in gebruik gesteld door koningin Wilhelmina'''. Sinds die tijd heeft het gemaal jaar in jaar uit gedraaid, alhoewel niet meer zo vaak als voor 1967, toen was het gemaal gemiddeld 100 dagen per jaar in gebruik.


'''Oorspronkelijk''' is er '''in het bestek''' zelfs sprake van '''acht op te stellen stoomketels''' met een gezamenlijk verwarmingsoppervlak van 1600 m2, maar op '''voorstel van de machinefabriek''' is het oppervlak '''uiteindelijk beperkt''' gebleven '''tot 1410 m2''', dat dan verdeeld kan worden over het aantal van '''zes ketels'''.
[[Bestand:Koningin.jpg‎|350x242px|link=]]


Bij de '''keuze''' van de ketels wordt '''een laag stoomverbruik beoogd''':
<br>In 1947 '''kreeg het stoomgemaal de naam Ir. D.F. Woudagemaal''', als eerbetoon aan Dirk Wouda, die in dat jaar met pensioen ging. In december 1998 werd het gemaal '''toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van de UNESCO'''. Dat is geen wonder, omdat het stoomgemaal wellicht een van de grootste ter wereld is en nog in goede en oorspronkelijke staat verkeert.


<ul>
<br>Na de bouw van het stoomgemaal werkte Wouda verder bij de Provinciale Waterstaat. Hij promoveerde tot '''hoofdingenieur''' en hij hield zich '''bezig met allerlei waterstaatkundige problemen''' van die tijd in Friesland. Privé moest Wouda in december 1941 het verlies van zijn vrouw Klaziena betreuren. Hij hertrouwde later met Catharina Wilhelmina Johanna Doorenbosch.
<li>door de '''speciale inrichting van de stoommachines'''
<li>een '''regelmatige belasting''' van de machines
<li>een daarbij behorend '''continue verlopend stoomverbruik''' zal een belangrijke rol in het geheel hebben gespeeld.
<li>de machinefabriek ging daarbij uit van '''12,6 kg stoom per w p k-uur'''.
</ul>


Men kiest ook voor '''het werken met [[oververhitte stoom]]''': achter elke ketel bevond zich daarvoor een '''[[oververhitter]]''' van '''85 m2 verwarmingsoppervlak''' (buitenwerks).
<br>Hoewel Wouda in 1945 de pensioen-gerechtigde leeftijd van 65 jaar bereikte, bleef hij nog enkele jaren werken. Hieraan waren uiteraard de oorlogsomstandigheden debet. Na zijn feitelijke pensionering in 1947 bleef Dirk Wouda niet stilzitten. Het provinciaal bestuur van Friesland verzocht hem namelijk '''een verhandeling''' te schrijven '''over de hoofdbestanddelen van de afwatering in Friesland in de 19de- en 20ste-eeuw'''. Het resultaat is het lijvige boek <strong>"Over de afwatering van Friesland en haar geschiedenis"</strong>.
<br>Maar Wouda had ook tijdens zijn werkbare leven zich niet enkel op zijn werk gericht. Hij heeft met name veel werk geleverd voor het technisch onderwijs in Friesland. Zo werd hij in 1912 gekozen tot '''secretaris van de Vereniging voor Middelbaar Technisch en Ambachtsonderwijs in Leeuwarden'''. In 1936 werd hij '''voorzitter''' van deze vereniging.
<br>Tot 1912 beschikten alleen Haarlem en Dordrecht over een dergelijke onderwijsinrichting. Wouda was ook betrokken bij de bouw van de technische scholen in Leeuwarden.
<br>De eerste school in 1915 kreeg de '''lijfspreuk van Wouda''' in de gevel: <strong>"Wie slagen wil, die slagen kan"</strong>.


Voor het '''[[stoken met steenkolen]]''' in de ketel wordt '''geforceerde luchttoevoer onder de roosters''' toegepast volgens het systeem van '''Asselbergs en Nachenius'''.
<br>Dat Wouda niet alleen op lokaal niveau betrokken was bij het onderwijs blijkt uit het feit dat hij '''tot zijn 80ste jaar zitting heeft gehad in de landelijke onderwijsraad in Den Haag'''. Wouda beleefde veel voldoening aan de scholing van jonge mensen, iets wat wellicht te maken heeft gehad met de wijze waarop hijzelf zijn scholing heeft genoten.
<br>Wouda was ondanks zijn drukke functie en sociaal-maatschappelijke betrokkenheid een bescheiden en sober mens. Dat bleek uit zijn vrijetijdsbesteding, die bestond uit het genieten van een tochtje in zijn motorbootje door de natuur.
'''Op 11 juni 1961 overleed Dirk Wouda te Leeuwarden'''.  


Op de stookplaats '''in het ketelhuis''' zijn daarvoor '''twee ventilatoren''' geïnstalleerd, '''elk''' met '''voldoende capaciteit voor het volle werk'''.
Zijn educatieve instelling leeft echter voort:
<br>De '''luchttoevoer kan zo worden afgesteld en geregeld''', dat er '''boven de kolenlaag precies de atmosferische druk''' aanwezig is, waardoor er een optimale volledige verbranding kan plaatsvinden met de '''juiste temperatuur en verbrandinsduur'''.
'''Boven de ingang van het nieuwe Bezoekerscentrum''', dat in 2011 werd gebouwd en op 4 oktober van dat jaar werd geopend door HKH Prinses Margriet prijken trots zijn woorden:  <strong>“Wie slagen wil, die slagen Kan”</strong>
 
[[Bestand:Stoomm-vent_(2)_k.jpg|391×562px|link=]]
'''Stoommachine en bijbehorende ventilator'''
 
Elk van de genoemde '''ventilatoren''' wordt '''aangedreven door een verticaal opgestelde gelijkstroom-stoommachine'''.
<br>De '''afgewerkte stoom''' van deze machines wordt '''in het ketelhuis''', samen met die '''van de stoomvoedingspompen''', '''gecondenseerd in twee voorwarmers''', elk met een '''6 m2 groot verwarmingsoppervlak'''.
 
'''Al het voedingswater''' passeert '''op zijn weg van de voedingspompen naar de ketels door de voorwarmers'''.
 
Aanvankelijk is er nog '''overwogen''' of '''een mechanische stookinrichting''' bij het ir. D.F. Woudagemaal misschien zijn nut zou kunnen hebben.
<br>Men heeft daar echter '''uiteindelijk van afgezien''', omdat de '''tijdsduur van het gebruik van de installatie''', de raming is oorspronkelijk ongeveer '''1000 uren per jaar''', '''te kort''' is om het voordeel en de kosten van een dergelijke installatie te kunnen verantwoorden.
 
[[Bestand:Auto_stookinr_k.JPG|600×257px|link=]]
'''Voorbeeld van een automatische stookinrichting'''
<br>(Abeelding uit: Stoom, Uitgave der Vereeniging Krachtwerktuigen, Groningen 1929)
 
'''In het ketelhuis''' zijn vervolgens ook '''twee filterpersen''' van '''elk 7 m2 oppervlak''' opgesteld.
<br>Ze zijn '''tijdens de maaluren beide gelijktijdig''' '''in bedrijf'''.
<br>Het '''condensaat van de afgewerkte stoom uit de hoofd- en hulpmachines''', dat '''na een proces van olieafscheiding''' vanuit de kelders van de machinekamer en met de '''toevoeging van aluminiumsulfaat''' retour komt naar het ketelhuis, wordt '''in het ketelhuis nog eens extra gefiltreerd in deze filterpersen''', waarna het gefiltreerde water met een resttemperatuur '''in de voedingswaterbakken loopt'''.
 
[[Bestand:Worthington_k.JPG|400×267px|link=]]
'''Worthingtonstoompomp in het Woudagemaal'''
 
Het '''voedingswater''' wordt door de beide '''Worthington-stoomvoedingspompen''' in de ketel geperst. Daarbij '''passeert''' het eerst nog '''de voorwarmers''', waarin het wordt '''voorverwarmd door de afgewerkte stoom van de voedingspompen en de ventilator-aandrijvingsstoommachines'''.
<br>Het '''oliehoudende condensaat van deze beide hulpmachines''' wordt '''eerst eveneens naar de warmwaterbakken in de machinekelder''' gevoerd, om daar '''op dezelfde wijze van olie''' te worden '''ontdaan''' '''als het condensaat uit de condensors'''.
 
[[Bestand:Filterpers_k.JPG|500×333px|link=]]
'''Filterpers in het Woudagemaal'''
 
De '''beide voedingswaterbakken met de filterpersen zijn nog steeds in het ketelhuis aanwezig''' en het '''filtersysteem is nog altijd volop in gebruik als integraal onderdeel van het stoombedrijf in het Woudagemaal'''.
<br>Bovendien is er '''nog steeds één van de beide Worthington-stoomvoedingspompen in het ketelhuis''' aanwezig. Men probeert deze te '''reviseren''' om hem weer '''werkend''' te kunnen opleveren
 
Tegenwoordig zorgen de '''elektromotoren en hun bijbehorende pomphuizen''' voor de '''suppletie van het ketelwater'''.
 
[[Bestand:Voedingswaterpomp_k.JPG‎|400×253px|link=]]
'''Elektrisch aangedreven voedingswaterpomp'''
 
Bij de '''oorspronkelijke inrichting''' van het ketelhuis behoort zeker ook '''de stalen vloer voor de ketels'''. Deze diende destijds als ondergrond '''voor het opscheppen van de steenkolen'''.
<br>Gedurende de jaren dat men stookte met '''steenkolen''' (van 1920 tot 1967) werden de kolen met de stalen kruiwagens '''op deze vloer gestort'''. Voor de ketel stond op de vloer een '''boogvormige stalen wand''' waartegen '''de stokers''' de kolen op konden scheppen om ze vervolgens '''door de vuurdeur op de roosters te werpen en te verspreiden'''.
<br>De vloer vertoont door het intensief gebruik '''nog duidelijk''' de '''slijtsporen van de kolenschoppen'''.
 
[[Bestand:6_ketels_1920_k.jpg‎|400×314px|link=]]
 
In 1955 worden de '''[[stoomketels van het type Piedboeuf|Zes stoomketels van het type Piedboeuf]]''' vervangen door '''[[Schotse ketels|vier nieuwe Schotse ketels]]'''.
<br>De Piedboeuffketels worden '''afgekeurd''' en '''moeten dus worden ontmanteld'''. De installatie van de nieuwe Werkspoorketels vereist '''een belangrijke aanpassing en verbouw van het oorspronkelijke ketelhuis'''.
<br>Het '''resultaat van de ingreep''' is dat de installatie en '''de inrichting van het oorspronkelijke ketelhuis zich in 1955 sterk heeft gewijzigd''' en dus '''niet meer de oorspronkelijke van 1920 is'''.
 
Door de '''plaatsing van de nieuwe ketels''' wordt er '''een aanmerkelijke vermindering aan ruimtebeslag in het ketelhuis''' gerealiseerd.
<br>De vrijgekomen vloerruimte kan gebruikt worden voor '''andere doeleinden''': zo wordt er ter plaatse o.a. '''een werkplaats voor de technici van het waterschap''' ingericht.
<br>Opvallend is ook de '''enorme lege ruimte onder het hoge dak van het ketelhuis''', een gevolg van het feit dat de '''oorspronkelijke ketelsystemen met onder- en bovenketels''' zijn verdwenen.
 
De '''herinrichting''' moet '''een geweldige klus''' zijn geweest.
<br>Het betekent dat allereerst de totale '''inmetseling''' van de ketels moet worden '''afgebroken''', waarna de '''ketelappendages''' en veelvuldig gebruikte '''isolatiematerialen''' moeten worden verwijderd, om uiteindelijk de ketels zelf te kunnen '''demonteren en versnijden'''. Vervolgens komt het leidingwerk aan de beurt, '''overtollig leidingwerk moet worden verwijderd''' en daarbij worden ook de '''ventilatoren en hun hulpmachines verwijderd'''.
<br>Tenslotte zal het vrijgekomen afbraak- en sloopmateriaal '''op geordende wijze''' moeten worden '''afgevoerd'''.
 
'''Daarna''' kan uiteraard het '''opbouwwerk''' beginnen.
<br>Als voorbereiding op de '''nieuwe ketelinstallatie''' zullen er ook '''onder de ketelhuisvloer''' in de '''funderingen''' veel veranderingen zijn aangebracht. <br>Bij een nieuw ketelsysteem behoort een nauwkeurig ontworpen '''fundatieplan voor de leidingen en het ketelstoelen''', het '''leidingwerk''' moet daarbij zijn weg kunnen vinden en de '''nieuwe ketels''' moeten stevig op hun plaats kunnen worden '''verankerd'''.
 
'''Voor de nieuwe ketels''', die voor een belangrijk deel in hun definitieve '''ronde vorm''' bij '''Werkspoor''' zijn voorbereid, moet '''een doorgang''' worden '''gecreëerd'''.
<br>Het '''binnenbrengen van de ketels''' in het ketelhuis gebeurt '''door de achtermuur''' (bij de schoorsteen) van het ketelhuis, waarvoor speciaal voor deze bouwfase '''een ruime doorgang in de muur''' is gemaakt.
De ketels worden min of meer '''rollend naar binnen gebracht'''.
 
[[Bestand:Werkspoor kolenstook.JPG|400x290px|link=]]
'''De nieuwe Werkspoor-ketels aanvankelijk voorzien van vuurduren, geschikt voor het stoken met steenkolen'''
 
Als de hele '''verbouw en herinstallatie''' achter de rug is, heeft '''het ketelhuis voor een belangrijk deel het aanzicht gekregen van heden ten dage'''.
<br>Wel worden op dat moment ook de nieuwe ketels '''aanvankelijk nog gestookt met steenkolen'''. Daarom zijn er '''in het ketelfront eerst nog de vuurdeuren aanwezig'''.
<br>'''Van 1955 tot 1967''' werpen de stokers hun '''steenkolen (nootjes vier) op de nieuwe roosters via deze vuurdeuren'''. Eén van de vuurdeuren is '''bewaard gebleven''' en maakt deel uit van de '''expositie in [[Bezoekerscentrum van het Woudagemaal|het nieuwe Bezoekerscentrum van het Woudagemaal]]'''.
<br>(voor informatie over de ketels: '''[[Schotse ketels|vier nieuwe Schotse ketels]]''')
 
Als het stoken van steenkolen in 1967 een '''knelpunt''' wordt, omdat men '''daarvoor onvoldoende personeel kan aantrekken''' en de steenkolen '''bovendien''' tenslotte, '''na het sluiten van de Nederlandse mijnen in Zuid-Limburg''', te duur dreigen te worden, gaat men in 1967 voor het ir. D.F. Woudagemaal '''over op het stoken met zware stookolie'''.
<br>(zie ook: '''[[Overgang naar oliestook]]''')
<br>Nogmaals volgt er een verbouwing en herinstallatie. '''Na deze aanpassing heeft het ketelhuis zijn definitieve huidige inrichting gekregen'''.
 
[[Bestand:Ketel_in_bedrijf_k.JPG‎|400×267px|link=]]
'''Voor het stoken met stookolie worden de Werkspoorketels voorzien van nieuwe fronten'''
 
Met de invoering van '''het stoken op zware stookolie''', bij lage temperaturen weinig vloeibaar, moet deze '''stookolie kunnen worden voorverwarmd'''.
<br>Via een '''stoomleidingen naar en een warmtewisselaar in de opslagtank''' wordt de koude stookolie zodanig (ca. 80 gr, C.) verwarmd dat ze '''naar het ketelhuis kan worden gepompt'''. In het ketelhuis wordt de stookolie nog eens '''opgewarmd naar ca 110 gr. C'''. waarna ze voor het verbrandingsproces kan worden verneveld. Dit opwarmen gebeurt in een speciale '''unit''' '''die in het ketelhuis staat opgesteld'''.
 
[[Bestand:Olieverwarming_k.JPG|400×359px|link=]]
'''De voorwarmer voor de stookolie'''
 
In het ketelhuis bevindt zich verder nog de kast met '''elektrische regelapparatuur''' voor het '''geautomatiseerde stookproces'''. 
 
[[Bestand:Ketelbesturing_k.JPG|500×333px|link=]]

Versie van 4 feb 2012 12:17

ir. D. F. Wouda

Noordhorn 5 april 1880 - † Leeuwarden 11 juni 1961

Dirk Frederik Wouda werd op 5 april 1880 in het Groningse dorpje Noordhorn geboren. Zijn naam is voor altijd verbonden aan het ir. D.F. Woudagemaal te Teakesyl (Tacizijl) bij Lemmer.
Dit Nederlandse bouwwerk dat in 1998 op de lijst van werelderfgoed van Unesco geplaatst werd, is het enige nog werkende stoomgemaal in Europa en tevens het grootste stoomgemaal ter wereld.
Dirk Wouda was het derde kind in een gezin van zeven kinderen. Toen hij 10 jaar oud was overleed zijn vader en twee jaar later zijn moeder. De kinderen uit het gezin werden daarna opgenomen door verschillende familieleden. Dirk kwam terecht in Baflo bij zijn grootmoeder.
Hij volgde de HBS in Warffum en vervolgens ging hij naar de RHBS in Groningen. Na het behalen van zijn diploma ging Dirk Wouda naar Delft voor de studie civiel-ingenieur. Hij studeerde vlot af.
Na zijn studie was een van zijn eerste werken de normalisering van het riviertje de Regge in Overijssel. Hij woonde in die tijd in Almelo.
In juni 1908 verhuisde hij naar Leeuwarden, waar hij aan de slag ging als ingenieur van Provinciale Waterstaat. Ir. Dirk Wouda was gehuwd met Klaziena Rietma. (1 februari 1879 – 15 december 1941)
Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, waarvan de jongste echter al op één-jarige leeftijd overleed in 1913.

Rond die tijd raakte ir. Dirk Wouda betrokken bij de plannen voor een groot stoomgemaal bij Lemmer.
Aan het begin van de 20ste eeuw werd het steeds duidelijker dat de natuurlijke afvoercapaciteit van de Friese boezem niet meer toereikend was. De natuurlijke afvloeiing naar de zee was niet meer voldoende voor de steeds betere en snellere ontwatering van de landbouwgronden in Friesland. Bovendien nam de berging van regenwater af, door het omzetten van dit laagland in weidegrond. De boeren hadden behoefte aan een snelle afvoer van overtollig water op de Friese boezem, zodat ze het land beter konden benutten. Een nieuw gemaal even ten westen van Lemmer moest hiervoor een oplossing bieden.
In 1913 stelde Wouda het ontwerp op, waarbij hij werd geassisteerd door Prof. Ir. J.C. Dijxhoorn (24 februari 1862- 21 mei 1941) in samenwerking met de fabrikant Smulders-Jaffa uit Utrecht.


Dijxhoorn was op dat moment hoogleraar aan de latere TH te Delft. Naast het Woudagemaal werkte hij verder aan pompen voor veel andere gemalen, waaronder die bij Medemblik en Alphen.

De bouw van het gemaal onder leiding van Wouda werd gestart in 1915. Door verschillende oorzaken liep de bouw een flinke vertraging op. Dit was niet in laatste plaats te wijten aan de Eerste Wereldoorlog die in 1914 was uitgebroken. Maar ook natuurgeweld werkte tegen: zo sneuvelde de kersvers gemetselde schoorsteen door blikseminslag. Die moest geheel worden herbouwd.
In totaal waren de kosten voor het gemaal 2,8 miljoen gulden, bijna een miljoen gulden meer dan begroot.

Op 7 oktober 1920 werd het gemaal officieel in gebruik gesteld door koningin Wilhelmina. Sinds die tijd heeft het gemaal jaar in jaar uit gedraaid, alhoewel niet meer zo vaak als voor 1967, toen was het gemaal gemiddeld 100 dagen per jaar in gebruik.


In 1947 kreeg het stoomgemaal de naam Ir. D.F. Woudagemaal, als eerbetoon aan Dirk Wouda, die in dat jaar met pensioen ging. In december 1998 werd het gemaal toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Dat is geen wonder, omdat het stoomgemaal wellicht een van de grootste ter wereld is en nog in goede en oorspronkelijke staat verkeert.


Na de bouw van het stoomgemaal werkte Wouda verder bij de Provinciale Waterstaat. Hij promoveerde tot hoofdingenieur en hij hield zich bezig met allerlei waterstaatkundige problemen van die tijd in Friesland. Privé moest Wouda in december 1941 het verlies van zijn vrouw Klaziena betreuren. Hij hertrouwde later met Catharina Wilhelmina Johanna Doorenbosch.


Hoewel Wouda in 1945 de pensioen-gerechtigde leeftijd van 65 jaar bereikte, bleef hij nog enkele jaren werken. Hieraan waren uiteraard de oorlogsomstandigheden debet. Na zijn feitelijke pensionering in 1947 bleef Dirk Wouda niet stilzitten. Het provinciaal bestuur van Friesland verzocht hem namelijk een verhandeling te schrijven over de hoofdbestanddelen van de afwatering in Friesland in de 19de- en 20ste-eeuw. Het resultaat is het lijvige boek "Over de afwatering van Friesland en haar geschiedenis".
Maar Wouda had ook tijdens zijn werkbare leven zich niet enkel op zijn werk gericht. Hij heeft met name veel werk geleverd voor het technisch onderwijs in Friesland. Zo werd hij in 1912 gekozen tot secretaris van de Vereniging voor Middelbaar Technisch en Ambachtsonderwijs in Leeuwarden. In 1936 werd hij voorzitter van deze vereniging.
Tot 1912 beschikten alleen Haarlem en Dordrecht over een dergelijke onderwijsinrichting. Wouda was ook betrokken bij de bouw van de technische scholen in Leeuwarden.
De eerste school in 1915 kreeg de lijfspreuk van Wouda in de gevel: "Wie slagen wil, die slagen kan".


Dat Wouda niet alleen op lokaal niveau betrokken was bij het onderwijs blijkt uit het feit dat hij tot zijn 80ste jaar zitting heeft gehad in de landelijke onderwijsraad in Den Haag. Wouda beleefde veel voldoening aan de scholing van jonge mensen, iets wat wellicht te maken heeft gehad met de wijze waarop hijzelf zijn scholing heeft genoten.
Wouda was ondanks zijn drukke functie en sociaal-maatschappelijke betrokkenheid een bescheiden en sober mens. Dat bleek uit zijn vrijetijdsbesteding, die bestond uit het genieten van een tochtje in zijn motorbootje door de natuur. Op 11 juni 1961 overleed Dirk Wouda te Leeuwarden.

Zijn educatieve instelling leeft echter voort: Boven de ingang van het nieuwe Bezoekerscentrum, dat in 2011 werd gebouwd en op 4 oktober van dat jaar werd geopend door HKH Prinses Margriet prijken trots zijn woorden: “Wie slagen wil, die slagen Kan”