Het Stoomgemaal bij Tacozijl, 27-05-1920: verschil tussen versies

Uit Wouda's Wiki
imported>Cierick Goos
kGeen bewerkingssamenvatting
k (Cierick Goos heeft de pagina Leeuwarder Courant - 27 mei 1920 hernoemd naar Het Stoomgemaal bij Tacozijl, 27-05-1920 zonder een doorverwijzing achter te laten: Nieuwe naam past beter)
 
(4 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:Kop Leeuwarder Courant.jpg|link=]]
<div class="kolommen-3 krant">
 
<div style="text-align:left; text-indent: 0;">Leeuwarder Courant</div>
<div style="column-count:2; column-gap: 32px;">
<div style="text-align:left; text-indent: 0;">Donderdag 27 1920.<ref>Het Stoomgemaal bij Tacozijl. (1920, 27 mei) ''Leeuwarder Courant'', p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2022 van  https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010601892:mpeg21:p009</ref></div>
<div style="text-align:center;">
Leeuwarder Courant <br>
van Donderdag 27 Mei 1920.<br>
DERDE BLAD.<br>


----
----


{{krantenkop-1|Het Stoomgemaal bij Tacozijl}} Het departement Leeuwarden der ver&shy;eenig&shy;ing „Nijverheid” hield gister&shy;avond in de zaal van de Coöpera&shy;tieve Zuivel&shy;bank een vergadering, waarin de heer D. F. Wouda, hoof&shy;dingenieur van den provin&shy;cialen water&shy;staat, sprak over het stoom&shy;gemaal bij Tacozijl.


'''Het Stoomgemaal bij Tacozijl.'''
Nadat de voorzitter, mr. G. A. Boon, de vergadering bekend had gemaakt met de teleur&shy;stellingen, door het departement onder&shy;vonden bij het beleggen van vergader&shy;ingen, deelde hij mede, dat voor de excursie heden naar Tacozijl, ten einde onder leiding van den heer Wouda het stoom&shy;gemaal te bezich&shy;tigen, zich een veertigtal leden hadden aangegeven.
</div>


De heer Wouda, hierna zijn rede aan&shy;vangende, begon met te zeggen dat de provincie Friesland waterstaat&shy;kundig uit drie gedeelten bestaat:
# het gebied van Frieslands boezem;
# het gebied van Oost- en West&shy;dongera&shy;deel;
# het lindegebied.


<div style="text-indent: 2em; text-align:justify;">
Onder Frieslands boezem is te verstaan het groote samenstel van meren, plassen, kanalen en vaarten, dat met elkaar in open gemeen&shy;schap staande, enkel door de zee&shy;sluizen van de zee is gescheiden. Het beheer van dien boezem berust reeds sedert eeuwen bij de provincie, wat op zichzelf wel iets bijzonders is, daar in andere provinciën voor het beheer van den boezem afzonder&shy;lijke bestuurs&shy;lichamen bestaan, zooals ater&shy;schappen, heem&shy;raad&shy;schappen en hoog&shy;heem&shy;raad&shy;schappen.  
Het departement Leeuwarden der vereeniging
„Nijverheid" hield gisteravond in de zaal van de
Coöperatieve Zuivelbank een vergadering, waarin
de heer D.&nbsp;F.&nbsp;Wouda, hoofdingenieur van den
provincialen waterstaat, sprak over het
stoomgemaal bij Tacozijl.


Nadat de voorzitter, mr.&nbsp;G.&nbsp;A.&nbsp;Boon, de vergadering
Op dien boezem wordt het water gebracht van ongeveer 293,900 H.A. land, waarvan 286,433 H.A. in Friesland en 7467 H.A. in de provincie Groningen. Gronden, behoo&shy;rende tot het  
bekend had gemaakt met de teleurstellingen,
Mun&shy;neke&shy;zijl&shy;verlaat, zijn na de opruiming van het verlaat te Stroobos op Frieslands boezem gaan afwateren.  
door het departement ondervonden bij het  
beleggen van vergaderingen, deelde hij mede, dat
voor de excursie heden naar Tacozijl, ten einde
onder leiding van den heer Wouda het stoomgemaal
te bezichtigen, zich een veertigtal leden
hadden aangegeven.


De heer Wouda, hierna zijn rede aanvangende,  
De grootte van den boezem is bij normalen stand
begon met te zeggen dat de provincie
* 0.20 M. + Z.P. 26,000 H.A.;
Friesland waterstaatkundig uit drie gedeelten
* 0.30 M. + Z.P. 43,200 H.A.;
bestaat:<br>
* 0.40 M. + Z.P. 55,200 H.A.;
&emsp;&emsp;1. het gebied van Friestands boezem;<br>
* 0.50 M. + Z.P. 58,600 H.A.;  
&emsp;&emsp;2. het gebied van Oost- en Westdongeradeel;<br>
* 0.60 M. + Z.P. 58,900 H.A.
&emsp;&emsp;3. het lindegebied.
Deze cijfers wijzigen zich voort&shy;durend bij de voort&shy;gaande inpoldering.


Onder Frieslands boezem is te verstaan het
Door de buitengewoon groote opper&shy;vlakte van den boezem is de verhou&shy;ding tusschen land en water, de zoo&shy;genaamde water&shy;berging, zeer gunstig. Bij normalen stand bedraagt zij ongeveer {{frac|1|11}} en bij de hoogste standen ongeveer {{frac|1|5}}. In de aan&shy;lig&shy;gende boezems van Hunzingo eu Wester&shy;kwartier is het ongeveer {{frac|1|75}}, wat dus beteekent, dat eenzelfde regenval op laatst&shy;genoemde boezems een zevenmaal grootere stijging veroor&shy;zaakt dan op dien van Friesland.  
groote samenstel van meren, plassen, kanalen en  
vaarten, dat met elkaar in open gemeenschap
staande, enkel door de zeesluizen van de zee is
gescheiden. Het beheer van dien boezem berust
reeds sedert eeuwen bij de provincie, wat op zichzelf
wel iets bijzonders is, daar in andere
provinciën voor het beheer van den boezem
afzonderlijke bestuurslichamen bestaan, zooals waterschappen, heemraadschappen en hoogheemraadschappen.  


Op dien boezem wordt het water gebracht van
De boezem beschikt over de volgende loozings&shy;middelen: de Friesche sluis, Dokkumer Nieuwe&shy;zijlen, Roptazijl, Harlingen, Makkum, Workum, Molkwerum, Stavoren, Schoter&shy;zijl, Tacozijl, Lemmer en Hinde&shy;loopen, die echter bij de meest heer&shy;schende winden, namelijk die uit, westelijke richting, voor een deel werkeloos liggen, doordat het dage&shy;lijksch laag&shy;water blijft boven den boezem&shy;stand. Gevolgen hooge water&shy;standen en over&shy;stroomingen.  
ongeveer 293,900&nbsp;H.A. land, waarvan 286,433&nbsp;H.A.
in Friesland en 7467&nbsp;H.A. in de provincie
Groningen. Gronden, behoorende tot het
Munnekezijlverlaat, zijn na de opruiming van het  
verlaat te Stroobos op Frieslands boezem gaan
afwateren.  


De grootte van den boezem is bij normalen
Plannen om hierin verbetering te brengen zijn al heel oud. De geheele vorige eeuw ging heen met het aan&shy;brengen van partieele verbete&shy;ringen, bestaande in het ver&shy;ruimen van bestaande kanalen en het graven van nieuwe stroom&shy;kanalen, onder andere de Nieuwe Zwemmer en het kanaal van de Kletster&shy;vaart naar de Leijen (1880—1889). Toch werd ook hier&shy;mede geen toestand ver&shy;kregen, waarmee op den duur kon worden volstaan. Integen&shy;deel deden zich factoren voor, die een nadee&shy;ligen invloed hadden op de afwaterings&shy;verhou&shy;dingen van Frieslands boezem en die deze verbeter&shy;ingen hebben opgeheven.  
stand
0.20&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P.&nbsp;26,000&nbsp;H.A.;
0.30&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P.&nbsp;43,200&nbsp;H.A.;
0.40&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P.&nbsp;55,200&nbsp;H.A.;
0.50&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P.&nbsp;58,600&nbsp;H.A.;
0.60&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P.&nbsp;58,900&nbsp;H.A.
Deze cijfers wijzigen zich voortdurend
bij de de vooortgaande inpoldering.


Door de buitengewoon groote oppervlakte van
Na 1884 zullen ongeveer 10,000 H.A. boezemland zijn ingepolderd, waarmede dus de waterberging bij standen hooger dan plus minus 0.30 M. + Z.P. is verkleind. In de bemaling der polders zijn, belangrijke verbeter&shy;ingen aan&shy;gebracht, zoowel door het plaatsen van vele wind&shy;motoren als door den bouw van stoom&shy;gemalen.  
den boezem is de verhouding lusschen land en
water, de zoogenaamde waterberging, zeer gunstig.
Bij normalen stand bedraagt zij ongeveer
1/11 en bij de hoogste standen ongeveer 1/5. In de  
aanliggende boezems van Hunzingo eu Westerkwartier
is het ongeveer 1/75, wat dus beteekent,  
dat eenzelfde regenval op laatstgenoemde boezems
een zevenmaal grootere stijging veroorzaakt
dan op dien van Friesland.  


De boezem beschikt over de volgende loozingsmiddelen:
De kanaliseering van de Tjonger in 1887—1888 is mede van zeer grooten invloed geweest op het water&shy;bezwaar van den Frieschen boezem. Terwijl het vermogen van de loozings&shy;middelen van den boezem onver&shy;anderd is gebleven, is het water&shy;bezwaar beduidend grooter geworden, met als gevolg hiervan, dat de water&shy;standen hooger worden, hetgeen door den spreker met cijfers wordt gestaafd.
de Friesche sluis, Dokkumer Nieuwezijlen,
Roptazijl, Harlingen, Makkum, Workum,
Molkwerum, Stavoren, Schoterzijl, Tacozijl, Lemmer
en Hindeloopen, die echter bij de meest
heerschende winden, n.l. die uit, westelijke richting,
voor een deel werkeloos liggen, doordat het
dagelijksch laagwater blijft boven den boezemstand.
Gevolgen hooge waterstanden en overstroomingen.  


Plannen om hierin verbetering te brengen zijn
Afdoende verbetering is gezocht in afsluiting van de Lauwerzee, waarvan het eerste plan is gemaakt in 1847, doch dat herhaal&shy;delijk werd gewijzigd. In 1896 werd een Staats&shy;commissie benoemd, die in 1902 met een plan tot afsluiting kwam, namelijk een gescheiden berg&shy;boezem in de Lauwerzee, waarop Friesland en Groningen zouden afwateren.
al heel oud. De geheele vorige eeuw ging heen
met het aanbrengen van partieele verbeteringen,  
bestaande in het verruimen van bestaande kanalen
en het graven van nieuwe stroomkanalen, o.a.  
de Nieuwe Zwemmer en het kanaal van de Kletstervaart
naar de Leijen (1880—1889). Toch werd  
ook hiermede geen toestand verkregen, waarmee
op den duur kon worden volstaan. Integendeel
deden zich factoren voor, die een nadeeligen
invloed hadden op de afwateringsverhoudingen
van Frieslands boezem en die deze verbeteringen
hebben opgeheven.  


Na 1884 zullen ongeveer 10,000&nbsp;H.A. boezemland
Dit plan vond echter groote tegen&shy;kanting, vooral van den hoofd&shy;ingenieur van den Rijks&shy;water&shy;staat H. E. Bruyn, die een gemeen&shy;schap&shy;pelijken berg&shy;boezem en bemaling aan de zuidkust bepleitte. Een groote boezem als die van Friesland behoorde volgens hem niet naar één punt uit te wateren, wat groot verhang en groote stroom&shy;kanalen geeft.  
zijn ingepolderd, waarmede dus de waterberging
bij standen hooger dan plus minus 0.30&nbsp;M.
+&nbsp;Z.P. is verkleind. In de bemaling der polders
zijn, belangrijke verbeteringen aangebracht,
zoowel door het plaatsen van vele windmotoren
als door den bouw van stoomgemalen.  


De kanaliseering van de Tjonger in 1887—1888
Dit werd aanleiding tot de benoe&shy;ming in 1902 van de bekende Lauwerzee-commissie, die in 1904 verslag uitbracht, waarin vervat het voorstel tot afsluiting van de Lauwerzee en stoom&shy;bemaling bij Tacozijl. In de omgeving van Tacozijl zijn groote water&shy;reser&shy;voirs in de nabij&shy;heid van de kust en een geringe opvoer&shy;hoogte door de geringe getij&shy;beweging. Het kolen&shy;verbruik is vrijwel evenredig aan de opvoer&shy;hoogte, waarom de zuidkust de aan&shy;gewezen plaats is voor een bemaling.  
is mede van zeer grooten invloed geweest op het  
waterbezwaar van den Frieseben boezem.  
Terwijl het vermogen van de loozingsmiddelen van  
den boezem onveranderd is gebleven, is het
waterbezwaar beduidend grooter geworden, met als
gevolg hiervan, dat de waterstanden hooger
worden, hetgeen door den spreker met cijfers wordt
gestaafd.


Afdoende verbetering is gezocht in afsluiting
Het provinciaal bestuur, dat beide niet noodig achtte, opende onder&shy;hande&shy;lingen met de regeering over de uit&shy;voering van de afslui&shy;tings&shy;werken, doch zij vond deze te duur in ver&shy;houding tot het te bereiken resultaat en meende, dat de af&shy;watering van Frieslands boezem moest worden verbeterd door voldoend krachtige stoom&shy;gemalen.  
van de Lauwerzee, waarvan het eerste plan is
gemaakt in 1847, doch dat herhaaldelijk werd
gewijzigd. In 1896 werd een Staatscommissie
benoemd, die in 1902 met een plan tot afsluiting
kwam, n.l. een gescheiden bergboezem in de  
Lauwerzee, waarop Friesland en Groningen
zouden afwateren.


Dit plan vond echter groote tegenkanting,  
Wat de kosten der afsluit&shy;ings&shy;werken met toevoer&shy;kanalen enzovoort in Friesland betreft (met 16 sluizen elk van 6 M. wijdte), deze zouden ongeveer ƒ 9 millioen bedragen, terwijl een stoom&shy;gemaal van 750 water&shy;paarde&shy;kracht aan de Zuidkust op ƒ 1.9 millioen kwam.  
vooral van den hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat
H.&nbsp;E.&nbsp;Bruyn, die een gemeenschappelijken
bergboezem en bemaling aan de zuidkust
bepleitte. Een groote boezem als die van Friesland
behoorde volgens hem niet naar één punt uit te
wateren, wat groot verhang en groote stroomkanalen
geeft.  


Dit werd aanleiding tot de benoeming in 1902
Men wist nu, in welke richting de oplossing was te zoeken, vooral ook, daar de regeering bereid bleek, voor het stichten van stoom&shy;gemalen het verleenen van rijks&shy;subsidie te bevorderen.  
van de bekende Lauwerzee-commissie, die in
1904 verslag uitbracht, waarin vervat het voorstel
tot afsluiting van de Lauwerzee en stoombemaling
bij Tacozijl. In de omgeving van Tacozijl
zijn groote waterreservoirs in de nabijheid van
de kust en een geringe opvoerhoogte door de
geringe getijbeweging. Het kolenverbruik is vrijewel
evenredig aan de opvoerhoogte, waarom de
zuidkust de aangewezen plaats is voor een
bemaling.  


Het provinciaal bestuur, dat beide niet noodig
Het maken van een plan voor een gemaal bij Tacozijl werd opge&shy;dragen aan de heeren Kempees en van Krimpen, terwijl in Februari 1913 door de Staten van Friesland werd besloten tot opricht&shy;ing van twee gemalen, waarvan voor&shy;loopig één zou worden uit&shy;gevoerd. Het plan omvatte een met Diesel&shy;motoren gedreven gemaal, dat eenigs&shy;zins landwaarts bij Tacozijl zou worden geplaatst, in den zee&shy;dijk een zee&shy;sluis die het uitschot&shy;kanaal afsloot en verder een toevoer&shy;kanaal uit de Brekken en een stroom&shy;kanaal Koevorden — Groote Brekken.  
achtte, opende onderhandelingen met de regeering
over de uitvoering van de afsluitingswerken,  
doch zij vond deze te duur in verhouding tot het te
bereiken resultaat en meende, dat de afwatering
van Frieslands boezem moest worden verbeterd
door voldoend krachtige stoomgemalen.  


Wat de kosten der afsluitingswerken met
Spreker is van meening, dat men door dit besluit te nemen het zekerst werkend, het goed&shy;koopste en het vlugst uit te voeren middel tot verbete&shy;ring van de afwatering heeft gekozen. Met de af&shy;sluiting van de Lauwerzee zou veel meer tijd gemoeid zijn geweest.  
toevoerkanalen enz. in Friesland betreft (met 16
sluizen elk van 6&nbsp;M. wijdte), deze zouden ongeveer
ƒ&nbsp;9&nbsp;millioen bedragen, terwijl een stoomgemaal
van 750 waterpaardekracht aan de Zuidkust
op ƒ&nbsp;1.9 millioen kwam.  


Men wist nu, in welke richting de oplossing was
Met de uitvoering van het werk is niet onmid&shy;del&shy;lijk
te zoeken, vooral ook, daar de regeering bereid
begonnen, daar eerst de belasting&shy;wet en
bleek, voor het stichten van stoomgemalen het
de subsidie&shy;eringswet moesten zijn aan&shy;genomen.
verleenen van rijkssubsidie te bevorderen.  
Thans is bepaald, dat {{frac|2|3}} deel der renten en
aflos&shy;singen der stich&shy;tings&shy;kosten, alsmede {{frac|2|3}} deel van  
de kosten van exploi&shy;tatie en onder&shy;houd der werken zal worden gevonden uit de op&shy;brengst eener bij&shy;zondere belasting, te heffen krachtens artikel 126 septies der provin&shy;ciale wet, waarbij van de geschatte pacht&shy;waarde van de on&shy;gebouwde eigen&shy;dommen per&shy;centen worden geheven. Het rijk verleent een subsidie van 40 procent in de kosten.  


Het maken van een plan voor een gemaal bij
De tijd, hiermee gemoeid, ging evenwel niet ongebruikt voorbij. De plannen werden nader onderzocht en wij&shy;zigingen voor&shy;gesteld ten aanzien van plaats, inrichting en vermogen.  
Tacozijl werd opgedragen aan de heeren Kermpees
en van Krimpen, terwijl in Februari 1913
door de Staten van Friesland werd besloten lot
oprichting van twee gemalen, waarvan voorloopig
één zou worden uitgevoerd. Het plan omvatte
een met Dieselmotoren gedreven gemaal, dat
eenigszins landwaarts bij Tacozijl zou worden
geplaatst, in den zeedijk een zeesluis die het
uitschotkanaal afsloot en verder een toevoerkanaal
uit de Brekken en een stroomkanaal Koevorden —
Groote Brekken.  


Spreker is van meening, dat men door dit
Wat de plaats aangaat, deze werd thans bepaald bij Teroel&shy;ster&shy;kolk in plaats van bij Tacozijl, hetgeen een besparing mee&shy;bracht van ƒ 100,000.  
besluit te nemen het zekerst werkend, het
goedkoopste en het vlugst uit te voeren middel tot
verbetering van de afwatering heeft gekozen.
Met de afsluiting van de Lauwerzee zou veel
meer tijd gemoeid zijn geweest.  


Met de uitvoering van het werk is niet onmiddellijk
Ten opzichte van de in&shy;richting werd aan stoom&shy;machines de voor&shy;keur gegeven, daar Diesel&shy;motoren, hoewel ze veel vóór hebben, in aan&shy;schaffing en ex&shy;ploitatie enorm duur zijn.  
begonnen, daar eerst de belastingwet en
de subsidieeringswet moesten zijn aangenomen.
Thans is bepaald, dat 2/3 deel der renten en
aflossingen der stichtingskosten, alsmede 2/3 deel van
de kosten van exploitatie en onderhoud der werken
zal worden gevonden uit de opbrengst eener
bijzondere belasting, te heffen krachtens art. 126
septies der provinciale wet, waarbij van de
geschatte pachtwaarde van de ongebouwde eigendommen
percenten worden geheven. Het rijk
verleent een subsidie van 40&nbsp;pct. in de kosten.  


De tijd, hiermee gemoeid, ging evenwel niet  
Het vermogen, eerst bepaald op 750 water&shy;paarde&shy;kracht, werd in verband met de Linde&shy;plannen opge&shy;voerd tot 900 W.P.K. Ook werd de vraag over&shy;wogen, of het gemaal niet electrisch moest worden gedreven, doch naar de een&shy;stemmige meening van de profes&shy;soren Dijxhoorn en Feldmann te Delft en den spreker verdiende dit geen aan&shy;beveling en zou, werd de stroom van de centrale te Leeuwarden betrokken, de exploitatie van het gemaal ƒ 70,000 per jaar meer kosten dan met een eigen stoom&shy;bedrijf. De rente&shy;besparing door geringere aan&shy;legkosten zou hier&shy;tegen op verre na niet opwegen. Hierbij kwam nog het tech&shy;nische bezwaar, dat de wisselende opvoer&shy;hoogten, die een wisselend aantal toeren van de pompen met zich brengen, voor een stoom&shy;machine geen verschil maakt, doch een electro&shy;motor verdraagt dit niet.  
ongebruikt voorbij. De plannen werden nader
onderzocht en wijzigingen voorgesteld ten aanzien
van plaats, inrichting en vermogen.  


Wat de plaats aangaat, deze werd thans
In de winterzitting der Staten van 1914 werd tot deze wijzig&shy;ing beslo&shy;ten en onmid&shy;del&shy;lijk daarna met de uit&shy;voering begonnen.
bepaald bij Teroelsterkolk in plaats van bij
Tacozijl, hetgeen een besparing meebracht van
ƒ&nbsp;100,000.  


Ten opzichte van de inrichting werd aan
De begrooting voor het oor&shy;spronke&shy;lijke plan, namelijk ƒ 1,850,000, behoef&shy;de niet te worden gewij&shy;zigd, omdat spreker had becijferd, dat met de bespa&shy;ring, welke door de voor&shy;gestelde wijzig&shy;ingen werd verkregen, het grooter vermogen ruim kon worden betaald.
stoommachines de voorkeur gegeven, daar
Dieselmotoren, hoewel ze veel vóór hebben, in
aanschaffing en exploitatie enorm duur zijn.  


Het vermogen, eerst bepaald op 750 waterpaardekracht,
De werken bestaan in het eigen&shy;lijke stoom&shy;gemaal en de toe&shy;leidings&shy;kanalen. Wat deze laatsten betreft vertelde spreker onder andere, dat het gemaal wordt gevoed uit de Groote Brekken, door een groot stroom&shy;kanaal, uit&shy;gevoerd van Mei—December 1915, dat meer dan twee&shy;maal zoo breed is als het Nieuwe Kanaal en een lengte heeft van 1893 M. Op de kruising met den kunstweg Lemmer—Tacozijl—Sondel is een door&shy;laat&shy;brug gemaakt met een wijdte van 70 M. tusschen de land&shy;hoofden. In het midden een ophaal&shy;brug van 8 M. wijdte voor het door&shy;laten van schepen met mate&shy;rialen en kolen. Verder een kanaal van Groote Brekken tot Koevorde, uitge&shy;voerd van Maart 1916 tot Juli 1917, lang 4000 M. en een breedte op Z.P. van 62 M. Waar de rijks&shy;weg Sneek—Lemmer en de weg Sloten—st.Nioolaasga het Kanaal snijden is een draai&shy;brug gebouwd met twee twee openingen van 9 M. met het oog op den scheep&shy;vaartweg Groningen—Lemmer, die in aan&shy;merking komt langs dit kanaal te worden verlegd.  
werd in verband met de Lindeplannen
opgevoerd tot 900&nbsp;W.P.K. Ook werd
de vraag overwogen, of het gemaal niet electrisch
moest worden gedreven, doch naar de eenstemmige
meening van de professoren Dijxhoorn en
Feldmann te Delft en den spreker verdiende dit
geen aanbeveling en zou, werd de stroom van de
centrale te Leeuwarden betrokken, de exploitatie
van het gemaal ƒ&nbsp;70,000 per jaar meer kosten
dan met een eigen stoombedrijf. De rentebesparing
door geringere aanlegkosten zou hiertegen
op verre na niet opwegen. Hierbij kwam nog
het technische bezwaar, dat de wisselende
opvoerhoogten, die een wisselend aantal toeren van  
de pompen met zich brengen, voor een stoommachine
geen verschil maakt, doch een electromotor
verdraagt dit niet.  


In de winterzitting der Staten van 1914 werd  
Het vraagstuk van de grond&shy;berging was een moeilijk vraagstuk; er kwam heel wat los, namelijk 749,000 M{{sup|3}}. te Spannen&shy;burg en 367,000 M{{sup|3}}. te Lemmer. Dank zij de wijze van werken, werd het hier gelukkig opgelost. De kanalen werden geheel door bagger&shy;ing lot stand gebracht, de grond in bakken vervoerd en door een zuiger op den wal geperst, Bij Lemmer werden oude dijks&shy;putten aan&shy;gekocht en een deel van het Idsken&shy;huizer&shy;meer in het noorden, met de uit&shy;gebag&shy;gerde aarde gevuld en zoo tot land gemaakt. Bij Lemmer is het reeds in volle cultuur en zelfs voorzien van een boerderijtje.
tot deze wijziging besloten en onmiddellijk daarna
met de uitvoering begonnen.


De begrooting voor het oorspronkelijke plan,  
Zoo krijgt nu de Groote Brekken het water toegevoerd van het Tjeukemeer uit het oosten, het Sloter&shy;meer uit het westen, het neeker&shy;meer, Lang&shy;weerder&shy;wielen, Heeger&shy;meer enzovoort uit het noorden; de voeding laat dus niets te wenschen over.  
n.l. ƒ&nbsp;1,850,000, behoefde niet te worden
gewijzigd, omdat spreker had becijferd, dat met de
besparing, welke door de voorgestelde wijzigingen
werd verkregen, het grooter vermogen ruim kon
worden betaald.


De werken bestaan in het eigenlijke stoomgemaal
Hierna behandelde de heer Wouda het eigen&shy;lijke stoom&shy;gemaal, voor den inhoud waarvan wij verwijzen naar het uitvoerig verslag in ons [[Het Stoomgemaal bij Tacozijl | nummer van 4]] dezer van de lezing, te Lemmer ge&shy;houden voor den „Bond van hoofden van den techni&shy;schen dienst in Friesland”, Alleen mag nog even gerele&shy;veerd wat de spreker zeide naar aan&shy;leiding van de capaciteit van het gemaal, om 4000 M{{sup|3}}. water per minuut uit te werpen. Om duide&shy;lijk te maken, wat zulk een capa&shy;citeit betee&shy;kent, zeide hij, dat het gemaal al het water, dat zich in het Nieuwe Kanaal bevindt tusschen de eerste en de tweede brug, in 20 minuten zou kunnen uitslaan.
en de toeleidingskanalen. Wat deze
laatsten betreft vertelde spreker o.a., dat het  
gemaal wordt gevoed uit de Groote Brekken, door
een groot stroomkanaal, uitgevoerd van Mei—Dec.
1915, dat meer dan tweemaal zoo breed is
als het Nieuwe Kanaal en een lengte heeft van  
1893 M. Op de kruising met den kunstweg
Lemmer—Tacozijl—Sondel is een doorlaatbrug
gemaakt met een wijdte van 70&nbsp;M. tusschen de  
landhoofden. In het midden een ophaalbrug van  
8 M. wijdte voor het doorlaten van schepen met
materialen en kolen. Verder een kanaal van
Groote Brekken tot Koevorde, uitgevoerd van
Maart 1916 tot Juli 1917, lang 4000&nbsp;M. en een
breedte op Z.P. van 62&nbsp;M. Waar de rijksweg
Sneek—Lemmer en de weg Sloten—st.Nioolaasga
het Kanaal snijden is een draaibrug gebouwd
met twee twee openingen van 9&nbsp;M. met het oog op den
scheepvaartweg Groningen—Lemmer, die in  
aanmerking komt langs dit kanaal te worden verlegd.  


Het vraagstuk van de grondberging was een
Wat kosten aangaat, deze zijn door den oorlog, waar&shy;door materialen en werk&shy;krachten zooveel duurder werden, heel wat grooter geworden. Bedroeg de oor&shy;spronke&shy;lijke raming ƒ 1,850,000, thans komen de totaal&shy;kosten ongeveer op ƒ 2,500,000.
moeilijk vraagstuk; er kwam heel wat los, n.l.
749,000&nbsp;M³. te Spannenburg en 367,000&nbsp;. te
Lemmer. Dank zij de wijze van werken, werd
het hier gelukkig opgelost. De kanalen werden
geheel door baggering lot stand gebracht, de  
grond in bakken vervoerd en door een zuiger op  
den wal geperst, Bij Lemmer werden oude dijksputten
aangekocht en een deel van het Idskenhuizermeer
in het noorden, met de uitgebaggerde
aarde gevuld en zoo tot land gemaakt. Bij Lemmer
is het reeds in volle cultuur en zelfs voorzien
van een boerderijtje.


Zoo krijgt nu de Groote Brekken het water
De spreker, die zulk een groot aandeel in dit voor de provincie Friesland hoogst belang&shy;rijke werk heeft gehad, ontving van den voor&shy;zitter een hartelijk woord van dank en van de vergadering een wel&shy;gemeend applaus.
toegevoerd van het Tjeukemeer uit het oosten,
</div>
het Slotermeer uit het westen, het Sneekermeer,
Langweerderwielen, Heegermeer enz. uit het
noorden; de voeding laat dus niets te wenschen
over.
 
Hierna behandelde de heer Wouda het eigenlijke
stoomgemaal, voor den inhoud waarvan wij
verwijzen naar het uitvoerig verslag in ons
[[Leeuwarder Courant - 4 mei 1920 | nummer van 4]]
dezer van de lezing, te Lemmer
gehouden voor den „Bond van hoofden van den
technischen dienst in Friesland", Alleen mag nog
even gereleveerd wat de spreker zeide naar aanleiding
van de capaciteit van het gemaal, om
4000 M³. water per minuut uit te werpen. Om
duidelijk te maken, wat zulk een capaciteit
beteekent, zeide hij, dat het gemaal al het water,
dat zich in het Nieuwe Kanaal bevindt tusschen
de eerste en de tweede brug, in 20 minuten zou
kunnen uitslaan.
 
Wat kosten aangaat, deze zijn door den oorlog,
waardoor materialen en werkkrachten zooveel
duurder werden, heel wat grooter geworden.
Bedroeg de oorspronkelijke raming ƒ&nbsp;1,850,000,
thans komen de totaalkosten ongeveer op
ƒ&nbsp;2,500,000.
 
De spreker, die zulk een groot aandeel in dit  
voor de provincie Friesland hoogst belangrijke
werk heeft gehad, ontving van den voorzitter een
hartelijk woord van dank en van de vergadering
een welgemeend applaus.
</div></div>


==Bronnen, noten en/of referenties==
<references/>


==Bronnen==
[[categorie:Leeuwarder Courant]]
# Het Stoomgemaal bij Tacozijl. ''Leeuwarder courant: Derde blad'', (1920, 27 mei)<br> Geraadpleegd op 05-03-2022, van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010601892:mpeg21:p009
<br>
[[Category:Publicaties]]

Huidige versie van 2 feb 2024 om 13:47

Leeuwarder Courant
Donderdag 27 1920.[1]

Het Stoomgemaal bij Tacozijl
Het departement Leeuwarden der ver­eenig­ing „Nijverheid” hield gister­avond in de zaal van de Coöpera­tieve Zuivel­bank een vergadering, waarin de heer D. F. Wouda, hoof­dingenieur van den provin­cialen water­staat, sprak over het stoom­gemaal bij Tacozijl.

Nadat de voorzitter, mr. G. A. Boon, de vergadering bekend had gemaakt met de teleur­stellingen, door het departement onder­vonden bij het beleggen van vergader­ingen, deelde hij mede, dat voor de excursie heden naar Tacozijl, ten einde onder leiding van den heer Wouda het stoom­gemaal te bezich­tigen, zich een veertigtal leden hadden aangegeven.

De heer Wouda, hierna zijn rede aan­vangende, begon met te zeggen dat de provincie Friesland waterstaat­kundig uit drie gedeelten bestaat:

  1. het gebied van Frieslands boezem;
  2. het gebied van Oost- en West­dongera­deel;
  3. het lindegebied.

Onder Frieslands boezem is te verstaan het groote samenstel van meren, plassen, kanalen en vaarten, dat met elkaar in open gemeen­schap staande, enkel door de zee­sluizen van de zee is gescheiden. Het beheer van dien boezem berust reeds sedert eeuwen bij de provincie, wat op zichzelf wel iets bijzonders is, daar in andere provinciën voor het beheer van den boezem afzonder­lijke bestuurs­lichamen bestaan, zooals ater­schappen, heem­raad­schappen en hoog­heem­raad­schappen.

Op dien boezem wordt het water gebracht van ongeveer 293,900 H.A. land, waarvan 286,433 H.A. in Friesland en 7467 H.A. in de provincie Groningen. Gronden, behoo­rende tot het Mun­neke­zijl­verlaat, zijn na de opruiming van het verlaat te Stroobos op Frieslands boezem gaan afwateren.

De grootte van den boezem is bij normalen stand

  • 0.20 M. + Z.P. 26,000 H.A.;
  • 0.30 M. + Z.P. 43,200 H.A.;
  • 0.40 M. + Z.P. 55,200 H.A.;
  • 0.50 M. + Z.P. 58,600 H.A.;
  • 0.60 M. + Z.P. 58,900 H.A.

Deze cijfers wijzigen zich voort­durend bij de voort­gaande inpoldering.

Door de buitengewoon groote opper­vlakte van den boezem is de verhou­ding tusschen land en water, de zoo­genaamde water­berging, zeer gunstig. Bij normalen stand bedraagt zij ongeveer 111 en bij de hoogste standen ongeveer 15. In de aan­lig­gende boezems van Hunzingo eu Wester­kwartier is het ongeveer 175, wat dus beteekent, dat eenzelfde regenval op laatst­genoemde boezems een zevenmaal grootere stijging veroor­zaakt dan op dien van Friesland.

De boezem beschikt over de volgende loozings­middelen: de Friesche sluis, Dokkumer Nieuwe­zijlen, Roptazijl, Harlingen, Makkum, Workum, Molkwerum, Stavoren, Schoter­zijl, Tacozijl, Lemmer en Hinde­loopen, die echter bij de meest heer­schende winden, namelijk die uit, westelijke richting, voor een deel werkeloos liggen, doordat het dage­lijksch laag­water blijft boven den boezem­stand. Gevolgen hooge water­standen en over­stroomingen.

Plannen om hierin verbetering te brengen zijn al heel oud. De geheele vorige eeuw ging heen met het aan­brengen van partieele verbete­ringen, bestaande in het ver­ruimen van bestaande kanalen en het graven van nieuwe stroom­kanalen, onder andere de Nieuwe Zwemmer en het kanaal van de Kletster­vaart naar de Leijen (1880—1889). Toch werd ook hier­mede geen toestand ver­kregen, waarmee op den duur kon worden volstaan. Integen­deel deden zich factoren voor, die een nadee­ligen invloed hadden op de afwaterings­verhou­dingen van Frieslands boezem en die deze verbeter­ingen hebben opgeheven.

Na 1884 zullen ongeveer 10,000 H.A. boezemland zijn ingepolderd, waarmede dus de waterberging bij standen hooger dan plus minus 0.30 M. + Z.P. is verkleind. In de bemaling der polders zijn, belangrijke verbeter­ingen aan­gebracht, zoowel door het plaatsen van vele wind­motoren als door den bouw van stoom­gemalen.

De kanaliseering van de Tjonger in 1887—1888 is mede van zeer grooten invloed geweest op het water­bezwaar van den Frieschen boezem. Terwijl het vermogen van de loozings­middelen van den boezem onver­anderd is gebleven, is het water­bezwaar beduidend grooter geworden, met als gevolg hiervan, dat de water­standen hooger worden, hetgeen door den spreker met cijfers wordt gestaafd.

Afdoende verbetering is gezocht in afsluiting van de Lauwerzee, waarvan het eerste plan is gemaakt in 1847, doch dat herhaal­delijk werd gewijzigd. In 1896 werd een Staats­commissie benoemd, die in 1902 met een plan tot afsluiting kwam, namelijk een gescheiden berg­boezem in de Lauwerzee, waarop Friesland en Groningen zouden afwateren.

Dit plan vond echter groote tegen­kanting, vooral van den hoofd­ingenieur van den Rijks­water­staat H. E. Bruyn, die een gemeen­schap­pelijken berg­boezem en bemaling aan de zuidkust bepleitte. Een groote boezem als die van Friesland behoorde volgens hem niet naar één punt uit te wateren, wat groot verhang en groote stroom­kanalen geeft.

Dit werd aanleiding tot de benoe­ming in 1902 van de bekende Lauwerzee-commissie, die in 1904 verslag uitbracht, waarin vervat het voorstel tot afsluiting van de Lauwerzee en stoom­bemaling bij Tacozijl. In de omgeving van Tacozijl zijn groote water­reser­voirs in de nabij­heid van de kust en een geringe opvoer­hoogte door de geringe getij­beweging. Het kolen­verbruik is vrijwel evenredig aan de opvoer­hoogte, waarom de zuidkust de aan­gewezen plaats is voor een bemaling.

Het provinciaal bestuur, dat beide niet noodig achtte, opende onder­hande­lingen met de regeering over de uit­voering van de afslui­tings­werken, doch zij vond deze te duur in ver­houding tot het te bereiken resultaat en meende, dat de af­watering van Frieslands boezem moest worden verbeterd door voldoend krachtige stoom­gemalen.

Wat de kosten der afsluit­ings­werken met toevoer­kanalen enzovoort in Friesland betreft (met 16 sluizen elk van 6 M. wijdte), deze zouden ongeveer ƒ 9 millioen bedragen, terwijl een stoom­gemaal van 750 water­paarde­kracht aan de Zuidkust op ƒ 1.9 millioen kwam.

Men wist nu, in welke richting de oplossing was te zoeken, vooral ook, daar de regeering bereid bleek, voor het stichten van stoom­gemalen het verleenen van rijks­subsidie te bevorderen.

Het maken van een plan voor een gemaal bij Tacozijl werd opge­dragen aan de heeren Kempees en van Krimpen, terwijl in Februari 1913 door de Staten van Friesland werd besloten tot opricht­ing van twee gemalen, waarvan voor­loopig één zou worden uit­gevoerd. Het plan omvatte een met Diesel­motoren gedreven gemaal, dat eenigs­zins landwaarts bij Tacozijl zou worden geplaatst, in den zee­dijk een zee­sluis die het uitschot­kanaal afsloot en verder een toevoer­kanaal uit de Brekken en een stroom­kanaal Koevorden — Groote Brekken.

Spreker is van meening, dat men door dit besluit te nemen het zekerst werkend, het goed­koopste en het vlugst uit te voeren middel tot verbete­ring van de afwatering heeft gekozen. Met de af­sluiting van de Lauwerzee zou veel meer tijd gemoeid zijn geweest.

Met de uitvoering van het werk is niet onmid­del­lijk begonnen, daar eerst de belasting­wet en de subsidie­eringswet moesten zijn aan­genomen. Thans is bepaald, dat 23 deel der renten en aflos­singen der stich­tings­kosten, alsmede 23 deel van de kosten van exploi­tatie en onder­houd der werken zal worden gevonden uit de op­brengst eener bij­zondere belasting, te heffen krachtens artikel 126 septies der provin­ciale wet, waarbij van de geschatte pacht­waarde van de on­gebouwde eigen­dommen per­centen worden geheven. Het rijk verleent een subsidie van 40 procent in de kosten.

De tijd, hiermee gemoeid, ging evenwel niet ongebruikt voorbij. De plannen werden nader onderzocht en wij­zigingen voor­gesteld ten aanzien van plaats, inrichting en vermogen.

Wat de plaats aangaat, deze werd thans bepaald bij Teroel­ster­kolk in plaats van bij Tacozijl, hetgeen een besparing mee­bracht van ƒ 100,000.

Ten opzichte van de in­richting werd aan stoom­machines de voor­keur gegeven, daar Diesel­motoren, hoewel ze veel vóór hebben, in aan­schaffing en ex­ploitatie enorm duur zijn.

Het vermogen, eerst bepaald op 750 water­paarde­kracht, werd in verband met de Linde­plannen opge­voerd tot 900 W.P.K. Ook werd de vraag over­wogen, of het gemaal niet electrisch moest worden gedreven, doch naar de een­stemmige meening van de profes­soren Dijxhoorn en Feldmann te Delft en den spreker verdiende dit geen aan­beveling en zou, werd de stroom van de centrale te Leeuwarden betrokken, de exploitatie van het gemaal ƒ 70,000 per jaar meer kosten dan met een eigen stoom­bedrijf. De rente­besparing door geringere aan­legkosten zou hier­tegen op verre na niet opwegen. Hierbij kwam nog het tech­nische bezwaar, dat de wisselende opvoer­hoogten, die een wisselend aantal toeren van de pompen met zich brengen, voor een stoom­machine geen verschil maakt, doch een electro­motor verdraagt dit niet.

In de winterzitting der Staten van 1914 werd tot deze wijzig­ing beslo­ten en onmid­del­lijk daarna met de uit­voering begonnen.

De begrooting voor het oor­spronke­lijke plan, namelijk ƒ 1,850,000, behoef­de niet te worden gewij­zigd, omdat spreker had becijferd, dat met de bespa­ring, welke door de voor­gestelde wijzig­ingen werd verkregen, het grooter vermogen ruim kon worden betaald.

De werken bestaan in het eigen­lijke stoom­gemaal en de toe­leidings­kanalen. Wat deze laatsten betreft vertelde spreker onder andere, dat het gemaal wordt gevoed uit de Groote Brekken, door een groot stroom­kanaal, uit­gevoerd van Mei—December 1915, dat meer dan twee­maal zoo breed is als het Nieuwe Kanaal en een lengte heeft van 1893 M. Op de kruising met den kunstweg Lemmer—Tacozijl—Sondel is een door­laat­brug gemaakt met een wijdte van 70 M. tusschen de land­hoofden. In het midden een ophaal­brug van 8 M. wijdte voor het door­laten van schepen met mate­rialen en kolen. Verder een kanaal van Groote Brekken tot Koevorde, uitge­voerd van Maart 1916 tot Juli 1917, lang 4000 M. en een breedte op Z.P. van 62 M. Waar de rijks­weg Sneek—Lemmer en de weg Sloten—st.Nioolaasga het Kanaal snijden is een draai­brug gebouwd met twee twee openingen van 9 M. met het oog op den scheep­vaartweg Groningen—Lemmer, die in aan­merking komt langs dit kanaal te worden verlegd.

Het vraagstuk van de grond­berging was een moeilijk vraagstuk; er kwam heel wat los, namelijk 749,000 M3. te Spannen­burg en 367,000 M3. te Lemmer. Dank zij de wijze van werken, werd het hier gelukkig opgelost. De kanalen werden geheel door bagger­ing lot stand gebracht, de grond in bakken vervoerd en door een zuiger op den wal geperst, Bij Lemmer werden oude dijks­putten aan­gekocht en een deel van het Idsken­huizer­meer in het noorden, met de uit­gebag­gerde aarde gevuld en zoo tot land gemaakt. Bij Lemmer is het reeds in volle cultuur en zelfs voorzien van een boerderijtje.

Zoo krijgt nu de Groote Brekken het water toegevoerd van het Tjeukemeer uit het oosten, het Sloter­meer uit het westen, het neeker­meer, Lang­weerder­wielen, Heeger­meer enzovoort uit het noorden; de voeding laat dus niets te wenschen over.

Hierna behandelde de heer Wouda het eigen­lijke stoom­gemaal, voor den inhoud waarvan wij verwijzen naar het uitvoerig verslag in ons nummer van 4 dezer van de lezing, te Lemmer ge­houden voor den „Bond van hoofden van den techni­schen dienst in Friesland”, Alleen mag nog even gerele­veerd wat de spreker zeide naar aan­leiding van de capaciteit van het gemaal, om 4000 M3. water per minuut uit te werpen. Om duide­lijk te maken, wat zulk een capa­citeit betee­kent, zeide hij, dat het gemaal al het water, dat zich in het Nieuwe Kanaal bevindt tusschen de eerste en de tweede brug, in 20 minuten zou kunnen uitslaan.

Wat kosten aangaat, deze zijn door den oorlog, waar­door materialen en werk­krachten zooveel duurder werden, heel wat grooter geworden. Bedroeg de oor­spronke­lijke raming ƒ 1,850,000, thans komen de totaal­kosten ongeveer op ƒ 2,500,000.

De spreker, die zulk een groot aandeel in dit voor de provincie Friesland hoogst belang­rijke werk heeft gehad, ontving van den voor­zitter een hartelijk woord van dank en van de vergadering een wel­gemeend applaus.

Bronnen, noten en/of referenties

  1. Het Stoomgemaal bij Tacozijl. (1920, 27 mei) Leeuwarder Courant, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2022 van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010601892:mpeg21:p009