Inrichting van het ketelhuis en Het Stoomgemaal bij Tacozijl, 27-05-1920: verschil tussen pagina's

Uit Wouda's Wiki
(Verschil tussen pagina's)
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
 
imported>Cierick Goos
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
De '''huidige inrichting''' van het ketelhuis van het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]''' is '''niet meer dezelfde als de originele inrichting van 1920'''.
[[Bestand:Kop Leeuwarder Courant.jpg|link=]]


[[Bestand:Huidig_ketelhuis_k.JPG|300×450px|link=]]
<div style="column-count:2; column-gap: 32px;">
<div style="text-align:center;">
Leeuwarder Courant <br>
van Donderdag 27 Mei 1920.<br>
DERDE BLAD.<br>


In het '''tijdschrift De Ingenieur''' beschrijft '''prof. ir. J.C. Dijxhoorn''' omstreeks 1920 o.a. de ketelinstallatie van het '''[[ir. D.F. Woudagemaal]]'''.
----
<br>(zie ook: '''[[beschrijving van de stoominstallatie van het gemaal bij Lemmer in het tijdschrift "De Ingenieur"]]''')


In de '''zes [[gecombineerde ketels]]''' wordt stoom geproduceerd van 12 kg per cm2 ('''12 atmosfeer''').
<br>De ketelinstallatie van '''het systeem Piedboeuff''' bestaat voor iedere afzonderlijke ketelcombinatie uit een '''[[Lancashireketel]]''' beneden en een '''[[vlampijpketel]]''' boven.
<br>Iedere ketelcombinatie heeft een '''verwarmingsoppervlak van 235 m2''' (aan de waterzijde van de ketelwand). Van de zes ketelsystemen wordt er '''steeds één in reserve''' gehouden, '''ook''' als het gemaal '''met vol vermogen''' in werking is.


Het '''Piedboeuff-systeem''' wordt voor het gemaal gekozen, speciaal met het oog op de bedrijfsaard: omdat er steeds na lange periodes van stilstand gedurende een bepaalde korte duur met de ketels gestookt moet worden en het hierbij passend brandstofverbruik toch zo zuinig mogelijk moet kunnen blijven. Het stokerspersoneel zal '''door het onregelmatig gebruik van de ketels betrekkelijk weinig oefening''' hebben, het ketelsysteem mag dus '''van de stokers qua bediening niet al te gecompliceerde vaardigheden vragen'''. Toch is het rendement van het gekozen systeem behoorlijk op niveau.
'''Het Stoomgemaal bij Tacozijl.'''
Om deze redenen is bij dit ketelsysteem is ook '''een economiser weggelaten''', door de beperkte inzettijd zal het wegvallen van het voordeel van een economiser bij dit ketelsysteem niet zo heel erg veel afbreuk aan het te behalen rendement veroorzaken, terwijl de bediening eenvoudiger kan blijven.
</div>


[[Bestand:Piedboeuf_stokers_k.JPG|600×437px|link=]]


De '''[[stoomketels van het type Piedboeuf|Zes stoomketels van het type Piedboeuf]]''' zijn vervaardigd door de '''Gebr. Deprez te Tilburg'''. Het grondplan van het '''ketelhuis is 32m bij 15m'''.
<div style="text-indent: 2em; text-align:justify;">
'''Oorspronkelijk''' is er in het bestek sprake van '''acht op te stellen stoomketels''' met een gezamenlijk verwarmingsoppervlak van 1600 m2, maar op voorstel van de machinefabriek is het oppervlak '''uiteindelijk beperkt''' gebleven '''tot 1410 m2''', dat dan verdeeld kan worden over het aantal van '''zes ketels'''.
Het departement Leeuwarden der vereeniging
<br>Bij de keuze van de ketels wordt '''een laag stoomverbruik beoogd''', o.a. door de '''speciale inrichting van de stoommachines''', een '''regelmatige belasting''' van de machines, Een daarbij behorend '''continue stoomverbruik''' zal een belangrijke rol in het geheel van de gemaakte keuzes hebben gespeeld. De machinefabriek ging daarbij uit van 12,6 kg stoom per w p k-uur.
„Nijverheid" hield gisteravond in de zaal van de
Coöperatieve Zuivelbank een vergadering, waarin
de heer D.&nbsp;F.&nbsp;Wouda, hoofdingenieur van den
provincialen waterstaat, sprak over het  
stoomgemaal bij Tacozijl.


Men kiest ook voor '''het werken met [[oververhitte stoom]]''': achter elke ketel bevond zich daarvoor een '''[[oververhitter]]''' van '''85 m2 verwarmingsoppervlak''' (buitenwerks).
Nadat de voorzitter, mr.&nbsp;G.&nbsp;A.&nbsp;Boon, de vergadering
bekend had gemaakt met de teleurstellingen,
door het departement ondervonden bij het
beleggen van vergaderingen, deelde hij mede, dat
voor de excursie heden naar Tacozijl, ten einde
onder leiding van den heer Wouda het stoomgemaal
te bezichtigen, zich een veertigtal leden
hadden aangegeven.


Voor het '''[[stoken met steenkolen]]''' in de ketel wordt '''geforceerde luchttoevoer onder de roosters''' toegepast volgens het systeem van '''Asselbergs en Nachenius'''.
De heer Wouda, hierna zijn rede aanvangende,
<br>Op de stookplaats in het ketelhuis zijn daarvoor '''twee ventilatoren geïnstalleerd''', elk met '''voldoende capaciteit voor het volle werk'''. De '''luchttoevoer kan zo worden afgesteld en geregeld''', dat er '''boven de kolenlaag precies de atmosferische druk''' aanwezig is, waardoor er een optimale volledige verbranding kan plaatsvinden met de '''juiste temperatuur en verbrandinsduur'''.
begon met te zeggen dat de provincie
Friesland waterstaatkundig uit drie gedeelten
bestaat:<br>
&emsp;&emsp;1. het gebied van Friestands boezem;<br>
&emsp;&emsp;2. het gebied van Oost- en Westdongeradeel;<br>
&emsp;&emsp;3. het lindegebied.


[[Bestand:Stoomm-vent_(2)_k.jpg|391×562px|link=]]
Onder Frieslands boezem is te verstaan het
groote samenstel van meren, plassen, kanalen en
vaarten, dat met elkaar in open gemeenschap
staande, enkel door de zeesluizen van de zee is
gescheiden. Het beheer van dien boezem berust
reeds sedert eeuwen bij de provincie, wat op zichzelf
wel iets bijzonders is, daar in andere
provinciën voor het beheer van den boezem
afzonderlijke bestuurslichamen bestaan, zooals waterschappen, heemraadschappen en hoogheemraadschappen.  


Elk van de genoemde '''ventilatoren''' wordt '''aangedreven door een vertikaal opgestelde gelijkstroom-stoommachine'''.
Op dien boezem wordt het water gebracht van  
<br>De '''afgewerkte stoom''' van deze machines wordt '''in het ketelhuis, samen met die van de stoomvoedingspompen, gecondenseerd in twee voorwarmers''', elk met een 6 m2 groot verwarmingsoppervlak.
ongeveer 293,900&nbsp;H.A. land, waarvan 286,433&nbsp;H.A.
<br>Al het voedingswater passeert op zijn '''weg van de voedingspompen naar de ketels door de voorwarmers'''.
in Friesland en 7467&nbsp;H.A. in de provincie
Groningen. Gronden, behoorende tot het  
Munnekezijlverlaat, zijn na de opruiming van het
verlaat te Stroobos op Frieslands boezem gaan
afwateren.  


Aanvankelijk is er '''overwogen''' of '''een mechanische stookinrichting''' bij het ir. D.F. Woudagemaal misschien nog zijn nut zou kunnen hebben.
De grootte van den boezem is bij normalen
<br>Men heeft daar echter '''uiteindelijk van afgezien''', omdat de '''tijdsduur van het gebruik''' van de installatie, de raming is oorspronkelijk ongeveer 1000 uren per jaar, '''te kort''' is om het voordeel en de kosten van een dergelijke installatie te kunnen verantwoorden.
stand
0.20&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 26,000&nbsp;H.A.;
0.30&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 43,200&nbsp;H.A.;
0.40&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 55,200&nbsp;H.A.;
0.50&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 58,600&nbsp;H.A.;
0.60&nbsp;M.&nbsp;+&nbsp;Z.P. 58,900&nbsp;H.A.
Deze cijfers wijzigen zich voortdurend
bij de vooortgaande inpoldering.


[[Bestand:Auto_stookinr_k.JPG|600×257px|link=]]
Door de buitengewoon groote oppervlakte van
'''Voorbeeld van een automatische stookinrichting'''
den boezem is de verhouding lusschen land en
<br>(Abeelding uit: Stoom, Uitgave der Vereeniging Krachtwerktuigen, Groningen 1929)
water, de zoogenaamde waterberging, zeer gunstig.
Bij normalen stand bedraagt zij ongeveer
1/11 en bij de hoogste standen ongeveer 1/5. In de
aanliggende boezems van Hunzingo eu Westerkwartier
is het ongeveer 1/75, wat dus beteekent,  
dat eenzelfde regenval op laatstgenoemde boezems
een zevenmaal grootere stijging veroorzaakt
dan op dien van Friesland.


In het ketelhuis zijn vervolgens ook '''twee filterpersen''' van elk 7 m2 oppervlak opgesteld. Ze zijn tijdens de maaluren beide gelijktijdig '''in bedrijf'''. Het '''condensaat van de afgewerkte stoom uit de hoofd- en hulpmachines''', dat '''na een proces van olieafscheiding''' vanuit de kelders van de machinekamer en met de '''toevoeging van aluminiumsulfaat''' retour komt naar het ketelhuis, wordt '''in het ketelhuis nog eens extra gefiltreerd in de filterpersen''', waarna het gefiltreerde water '''in de voedingswaterbakken loopt'''.
De boezem beschikt over de volgende loozingsmiddelen:
de Friesche sluis, Dokkumer Nieuwezijlen,
Roptazijl, Harlingen, Makkum, Workum,
Molkwerum, Stavoren, Schoterzijl, Tacozijl, Lemmer
en Hindeloopen, die echter bij de meest
heerschende winden, n.l. die uit, westelijke richting,  
voor een deel werkeloos liggen, doordat het  
dagelijksch laagwater blijft boven den boezemstand.
Gevolgen hooge waterstanden en overstroomingen.  


[[Bestand:Worthington_k.JPG|400×267px|link=]]
Plannen om hierin verbetering te brengen zijn
'''Worthingtonstoompomp in het Woudagemaal'''
al heel oud. De geheele vorige eeuw ging heen
met het aanbrengen van partieele verbeteringen,
bestaande in het verruimen van bestaande kanalen
en het graven van nieuwe stroomkanalen, o.a.
de Nieuwe Zwemmer en het kanaal van de Kletstervaart
naar de Leijen (1880—1889). Toch werd
ook hiermede geen toestand verkregen, waarmee
op den duur kon worden volstaan. Integendeel
deden zich factoren voor, die een nadeeligen
invloed hadden op de afwateringsverhoudingen
van Frieslands boezem en die deze verbeteringen
hebben opgeheven.


Het '''voedingswater''' wordt door de beide '''Worthington-stoomvoedingspompen''' naar de ketel geperst. Daarbij '''passeert''' het eerst nog '''de voorwarmers''', waarin het wordt verwarmd door de afgewerkte stoom van de voedingspompen en de ventilator-aandrijvingsstoommachines.
Na 1884 zullen ongeveer 10,000&nbsp;H.A. boezemland
<br>Het oliehoudende condensaat van deze beide hulpmachines wordt '''eerst eveneens naar de warmwaterbakken in de machinekelder''' gevoerd, om daar op dezelfde wijze van olie te worden ontdaan als het condensaat uit de condensors.
zijn ingepolderd, waarmede dus de waterberging
bij standen hooger dan plus minus 0.30&nbsp;M.  
+&nbsp;Z.P. is verkleind. In de bemaling der polders
zijn, belangrijke verbeteringen aangebracht,  
zoowel door het plaatsen van vele windmotoren
als door den bouw van stoomgemalen.  


[[Bestand:Filterpers_k.JPG|500×333px|link=]]
De kanaliseering van de Tjonger in 1887—1888
'''Filterpers in het Woudagemaal'''
is mede van zeer grooten invloed geweest op het
waterbezwaar van den Frieseben boezem.  
Terwijl het vermogen van de loozingsmiddelen van
den boezem onveranderd is gebleven, is het  
waterbezwaar beduidend grooter geworden, met als
gevolg hiervan, dat de waterstanden hooger
worden, hetgeen door den spreker met cijfers wordt
gestaafd.


De '''beide voedingswaterbakken met de filterpersen zijn nog steeds in het ketelhuis aanwezig''' en het '''filtersysteem is nog altijd volop in gebruik als integraal onderdeel van het stoombedrijf'''.
Afdoende verbetering is gezocht in afsluiting
<br>Bovendien is er nog steeds één van de beide Worthington-stoomvoedingspompen in het ketelhuis aanwezig. Tegenwoordig zorgen de elektromotoren en hun bijbehorende pomphuizen voor de '''suppletie van het ketelwater'''.
van de Lauwerzee, waarvan het eerste plan is  
gemaakt in 1847, doch dat herhaaldelijk werd
gewijzigd. In 1896 werd een Staatscommissie
benoemd, die in 1902 met een plan tot afsluiting
kwam, n.l. een gescheiden bergboezem in de  
Lauwerzee, waarop Friesland en Groningen
zouden afwateren.


[[Bestand:Voedingswaterpomp_k.JPG‎|400×253px|link=]]
Dit plan vond echter groote tegenkanting,
'''Elektrisch aangedreven voedingswaterpomp'''
vooral van den hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat
H.&nbsp;E.&nbsp;Bruyn, die een gemeenschappelijken
bergboezem en bemaling aan de zuidkust
bepleitte. Een groote boezem als die van Friesland
behoorde volgens hem niet naar één punt uit te
wateren, wat groot verhang en groote stroomkanalen
geeft.


Bij de '''oorspronkelijke inrichting''' van het ketelhuis behoort zeker ook '''de stalen vloer voor de ketels'''. Deze diende destijds als ondergrond '''voor het opscheppen van de steenkolen'''.
Dit werd aanleiding tot de benoeming in 1902
<br>Gedurende de jaren dat men stookte met '''steenkolen''' (van 1920 tot 1967) werden de kolen met de stalen kruiwagens '''op deze vloer gestort'''. Voor de ketel stond op de vloer een '''boogvormige stalen wand''' waartegen de stokers de kolen op konden scheppen om ze vervolgens door de vuurdeur op de roosters te werpen en te verspreiden. De vloer vertoont door dat intensief gebruik nog duidelijk de '''slijtsporen van de kolenschoppen'''.
van de bekende Lauwerzee-commissie, die in
1904 verslag uitbracht, waarin vervat het voorstel
tot afsluiting van de Lauwerzee en stoombemaling
bij Tacozijl. In de omgeving van Tacozijl
zijn groote waterreservoirs in de nabijheid van  
de kust en een geringe opvoerhoogte door de  
geringe getijbeweging. Het kolenverbruik is vrijewel
evenredig aan de opvoerhoogte, waarom de  
zuidkust de aangewezen plaats is voor een
bemaling.  


[[Bestand:6_ketels_1920_k.jpg‎|400×314px|link=]]
Het provinciaal bestuur, dat beide niet noodig
achtte, opende onderhandelingen met de regeering
over de uitvoering van de afsluitingswerken,
doch zij vond deze te duur in verhouding tot het te
bereiken resultaat en meende, dat de afwatering
van Frieslands boezem moest worden verbeterd
door voldoend krachtige stoomgemalen.  


In 1955 worden de '''[[stoomketels van het type Piedboeuf|Zes stoomketels van het type Piedboeuf]]''' vervangen door '''[[Schotse ketels|vier nieuwe Schotse ketels]]'''.
Wat de kosten der afsluitingswerken met
<br>De Piedboeuffketels worden '''afgekeurd''' en '''moeten dus worden ontmanteld'''. De installatie van de nieuwe Werkspoorketels vereist '''een belangrijke aanpassing en verbouw van het oorspronkelijke ketelhuis'''. Het resultaat is dat de installatie en de inrichting van het oorspronkelijke ketelhuis zich sterk heeft gewijzigd en dus '''niet meer de oorspronkelijke van 1920 is'''.  
toevoerkanalen enz. in Friesland betreft (met 16
sluizen elk van 6&nbsp;M. wijdte), deze zouden ongeveer
ƒ&nbsp;9&nbsp;millioen bedragen, terwijl een stoomgemaal
van 750 waterpaardekracht aan de Zuidkust
op ƒ&nbsp;1.9 millioen kwam.  


Door de plaatsing van de nieuwe ketels wordt er '''een aanmerkelijke vermindering aan ruimtebeslag in het ketelhuis''' gerealiseerd.
Men wist nu, in welke richting de oplossing was
<br>De vrijgekomen vloerruimte kan gebruikt worden voor '''andere doeleinden''': zo wordt er ter plaatse o.a. '''een werkplaats voor het waterschap''' ingericht.
te zoeken, vooral ook, daar de regeering bereid
Opvallend is ook de '''enorme lege ruimte onder het hoge dak van het ketelhuis''', een gevolg van het feit dat de '''oorspronkelijke ketelsystemen met onder- en bovenketels''' zijn verdwenen.
bleek, voor het stichten van stoomgemalen het  
verleenen van rijkssubsidie te bevorderen.  


De herinrichting moet '''een geweldige klus''' zijn geweest. Het betekent dat allereerst de totale '''inmetseling''' van de ketels moet worden '''afgebroke'''n, waarna de '''ketelappendages''' en veelvuldig gebruikte '''isolatiematerialen''' moeten worden verwijderd, om uiteindelijk de ketels zelf te kunnen '''demonteren en versnijden'''. Vervolgens komt het leidingwerk aan de beurt, '''overtollig leidingwerk moet worden verwijderd''' en daarbij worden ook de '''ventilatoren en hun hulpmachines verwijderd'''.
Het maken van een plan voor een gemaal bij
Tenslotte zal het vrijgekomen afbraak- en sloopmateriaal op geordende wijze moeten worden afgevoerd.
Tacozijl werd opgedragen aan de heeren Kermpees
en van Krimpen, terwijl in Februari 1913
door de Staten van Friesland werd besloten lot
oprichting van twee gemalen, waarvan voorloopig
één zou worden uitgevoerd. Het plan omvatte
een met Dieselmotoren gedreven gemaal, dat
eenigszins landwaarts bij Tacozijl zou worden  
geplaatst, in den zeedijk een zeesluis die het  
uitschotkanaal afsloot en verder een toevoerkanaal
uit de Brekken en een stroomkanaal Koevorden —
Groote Brekken.  


Daarna kan uiteraard het '''opbouwwerk''' beginnen.
Spreker is van meening, dat men door dit
Als voorbereiding op de nieuwe ketelinstallatie zullen er ook '''onder de ketelhuisvloer''' in de '''funderingen''' veel veranderingen zijn aangebracht. Bij een nieuw ketelsysteem behoort een nauwkeurig ontworpen '''fundatieplan voor de leidingen en het ketelstoelen''', het l'''eidingwerk''' moet daarbij zijn weg kunnen vinden en de ketels moeten stevig op hun plaats kunnen worden verankerd.
besluit te nemen het zekerst werkend, het  
<br>Voor de nieuwe ketels, die voor een belangrijk deel in hun definitieve ronde vorm bij Werkspoor zijn voorbereid, moet '''een doorgang''' worden '''gecreëerd'''. Het binnenbrengen van de ketels in het ketelhuis gebeurt '''door de achtermuur''' (bij de schoorsteen) van het ketelhuis, waarvoor speciaal voor deze bouwfase een ruime doorgang in de muur is gemaakt.
goedkoopste en het vlugst uit te voeren middel tot
De ketels worden min of meer '''rollend naar binnen gebracht'''.
verbetering van de afwatering heeft gekozen.  
Met de afsluiting van de Lauwerzee zou veel
meer tijd gemoeid zijn geweest.  


[[Bestand:Werkspoor kolenstook.JPG|400x290px|link=]]
Met de uitvoering van het werk is niet onmiddellijk
begonnen, daar eerst de belastingwet en
de subsidieeringswet moesten zijn aangenomen.
Thans is bepaald, dat 2/3 deel der renten en
aflossingen der stichtingskosten, alsmede 2/3 deel van
de kosten van exploitatie en onderhoud der werken
zal worden gevonden uit de opbrengst eener
bijzondere belasting, te heffen krachtens art. 126
septies der provinciale wet, waarbij van de
geschatte pachtwaarde van de ongebouwde eigendommen
percenten worden geheven. Het rijk
verleent een subsidie van 40&nbsp;pct. in de kosten.  


Als de hele verbouw en herinstallatie achter de rug is, heeft het ketelhuis voor een belangrijk deel het aanzicht gekregen van heden ten dage.
De tijd, hiermee gemoeid, ging evenwel niet
<br>Wel worden op dat moment ook de nieuwe ketels '''aanvankelijk nog gestookt met steenkolen'''. Daarom zijn er in het ketelfront eerst nog de vuurdeuren aanwezig.
ongebruikt voorbij. De plannen werden nader
<br>'''Van 1955 tot 1967''' werpen de stokers hun steenkolen nog op de nieuwe roosters via deze vuurdeuren. Eén van de vuurdeuren is '''bewaard gebleven''' en maakt deel uit van de '''expositie in [[Bezoekerscentrum van het Woudagemaal|het nieuwe Bezoekerscentrum van het Woudagemaal]]'''.
onderzocht en wijzigingen voorgesteld ten aanzien
(voor informatie over de ketels: '''[[Schotse ketels|vier nieuwe Schotse ketels]]''')
van plaats, inrichting en vermogen.  


Als de steenkolen tenslotte, '''na het sluiten van de Nederlandse mijnen in Zuid-Limburg''', te duur worden, gaat men in 1967 voor het ir. D.F. Woudagemaal '''over op het stoken met zware stookolie'''.
Wat de plaats aangaat, deze werd thans
<br>(zie ook: '''[[Overgang naar oliestook]]''')
bepaald bij Teroelsterkolk in plaats van bij
<br>Nogmaals volgt er een verbouwing en herinstallatie. '''Na deze aanpassing heeft het ketelhuis zijn definitieve huidige inrichting gekregen'''.
Tacozijl, hetgeen een besparing meebracht van
ƒ&nbsp;100,000.  


[[Bestand:Ketel_in_bedrijf_k.JPG‎|400×267px|link=]]
Ten opzichte van de inrichting werd aan
stoommachines de voorkeur gegeven, daar
Dieselmotoren, hoewel ze veel vóór hebben, in
aanschaffing en exploitatie enorm duur zijn.  


Met de invoering van het stoken op zware stookolie moest deze stookolie kunnen worden '''voorverwarmd'''. Via een stoomleidingen en een warmtewisselaar in de opslagtank wordt de stookolie zodanig verwarmd dat ze '''naar het ketelhuis kan worden gepompt'''. In het ketelhuis wordt de stookolie nog eens '''opgewarmd naar ca 110 gr. C'''. waarna ze voor het verbrandingsproces kan worden verneveld. Dit gebeurt in een speciale '''unit''' '''die in het ketelhuis staat opgesteld'''.
Het vermogen, eerst bepaald op 750 waterpaardekracht,
werd in verband met de Lindeplannen
opgevoerd tot 900&nbsp;W.P.K. Ook werd
de vraag overwogen, of het gemaal niet electrisch
moest worden gedreven, doch naar de eenstemmige
meening van de professoren Dijxhoorn en
Feldmann te Delft en den spreker verdiende dit
geen aanbeveling en zou, werd de stroom van de  
centrale te Leeuwarden betrokken, de exploitatie
van het gemaal ƒ&nbsp;70,000 per jaar meer kosten
dan met een eigen stoombedrijf. De rentebesparing
door geringere aanlegkosten zou hiertegen
op verre na niet opwegen. Hierbij kwam nog
het technische bezwaar, dat de wisselende
opvoerhoogten, die een wisselend aantal toeren van
de pompen met zich brengen, voor een stoommachine
geen verschil maakt, doch een electromotor
verdraagt dit niet.  


[[Bestand:Olieverwarming_k.JPG|400×359px|link=]]
In de winterzitting der Staten van 1914 werd
tot deze wijziging besloten en onmiddellijk daarna
met de uitvoering begonnen.


In het ketelhuis bevindt zich verder nog de elektrische regelapparatuur voor het geautomatiseerde stookproces.  
De begrooting voor het oorspronkelijke plan,
n.l. ƒ&nbsp;1,850,000, behoefde niet te worden
gewijzigd, omdat spreker had becijferd, dat met de  
besparing, welke door de voorgestelde wijzigingen
werd verkregen, het grooter vermogen ruim kon
worden betaald.


[[Bestand:Ketelbesturing_k.JPG|500×333px|link=]]
De werken bestaan in het eigenlijke stoomgemaal
en de toeleidingskanalen. Wat deze
laatsten betreft vertelde spreker o.a., dat het
gemaal wordt gevoed uit de Groote Brekken, door
een groot stroomkanaal, uitgevoerd van Mei—Dec.
1915, dat meer dan tweemaal zoo breed is
als het Nieuwe Kanaal en een lengte heeft van
1893 M. Op de kruising met den kunstweg
Lemmer—Tacozijl—Sondel is een doorlaatbrug
gemaakt met een wijdte van 70&nbsp;M. tusschen de
landhoofden. In het midden een ophaalbrug van
8 M. wijdte voor het doorlaten van schepen met
materialen en kolen. Verder een kanaal van
Groote Brekken tot Koevorde, uitgevoerd van
Maart 1916 tot Juli 1917, lang 4000&nbsp;M. en een
breedte op Z.P. van 62&nbsp;M. Waar de rijksweg
Sneek—Lemmer en de weg Sloten—st.Nioolaasga
het Kanaal snijden is een draaibrug gebouwd
met twee twee openingen van 9&nbsp;M. met het oog op den
scheepvaartweg Groningen—Lemmer, die in
aanmerking komt langs dit kanaal te worden verlegd.
 
Het vraagstuk van de grondberging was een
moeilijk vraagstuk; er kwam heel wat los, n.l.
749,000&nbsp;M³. te Spannenburg en 367,000&nbsp;M³. te
Lemmer. Dank zij de wijze van werken, werd
het hier gelukkig opgelost. De kanalen werden
geheel door baggering lot stand gebracht, de
grond in bakken vervoerd en door een zuiger op
den wal geperst, Bij Lemmer werden oude dijksputten
aangekocht en een deel van het Idskenhuizermeer
in het noorden, met de uitgebaggerde
aarde gevuld en zoo tot land gemaakt. Bij Lemmer
is het reeds in volle cultuur en zelfs voorzien
van een boerderijtje.
 
Zoo krijgt nu de Groote Brekken het water
toegevoerd van het Tjeukemeer uit het oosten,
het Slotermeer uit het westen, het Sneekermeer,
Langweerderwielen, Heegermeer enz. uit het
noorden; de voeding laat dus niets te wenschen
over.
 
Hierna behandelde de heer Wouda het eigenlijke
stoomgemaal, voor den inhoud waarvan wij
verwijzen naar het uitvoerig verslag in ons
[[Leeuwarder Courant - 4 mei 1920 | nummer van 4]]
dezer van de lezing, te Lemmer
gehouden voor den „Bond van hoofden van den
technischen dienst in Friesland", Alleen mag nog
even gereleveerd wat de spreker zeide naar aanleiding
van de capaciteit van het gemaal, om
4000 M³. water per minuut uit te werpen. Om
duidelijk te maken, wat zulk een capaciteit
beteekent, zeide hij, dat het gemaal al het water,
dat zich in het Nieuwe Kanaal bevindt tusschen
de eerste en de tweede brug, in 20 minuten zou
kunnen uitslaan.
 
Wat kosten aangaat, deze zijn door den oorlog,
waardoor materialen en werkkrachten zooveel
duurder werden, heel wat grooter geworden.
Bedroeg de oorspronkelijke raming ƒ&nbsp;1,850,000,
thans komen de totaalkosten ongeveer op
ƒ&nbsp;2,500,000.
 
De spreker, die zulk een groot aandeel in dit
voor de provincie Friesland hoogst belangrijke
werk heeft gehad, ontving van den voorzitter een
hartelijk woord van dank en van de vergadering
een welgemeend applaus.
</div></div>
 
 
==Bronnen==
# Het Stoomgemaal bij Tacozijl. ''Leeuwarder courant: Derde blad'', (1920, 27 mei)<br> Geraadpleegd op 05-03-2022, van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010601892:mpeg21:p009
<br>
[[Category:Publicaties|Leeuwarder Courant 1920.05.27]]

Versie van 11 mrt 2022 17:49

Leeuwarder Courant
van Donderdag 27 Mei 1920.
DERDE BLAD.



Het Stoomgemaal bij Tacozijl.


Het departement Leeuwarden der vereeniging „Nijverheid" hield gisteravond in de zaal van de Coöperatieve Zuivelbank een vergadering, waarin de heer D. F. Wouda, hoofdingenieur van den provincialen waterstaat, sprak over het stoomgemaal bij Tacozijl.

Nadat de voorzitter, mr. G. A. Boon, de vergadering bekend had gemaakt met de teleurstellingen, door het departement ondervonden bij het beleggen van vergaderingen, deelde hij mede, dat voor de excursie heden naar Tacozijl, ten einde onder leiding van den heer Wouda het stoomgemaal te bezichtigen, zich een veertigtal leden hadden aangegeven.

De heer Wouda, hierna zijn rede aanvangende, begon met te zeggen dat de provincie Friesland waterstaatkundig uit drie gedeelten bestaat:
  1. het gebied van Friestands boezem;
  2. het gebied van Oost- en Westdongeradeel;
  3. het lindegebied.

Onder Frieslands boezem is te verstaan het groote samenstel van meren, plassen, kanalen en vaarten, dat met elkaar in open gemeenschap staande, enkel door de zeesluizen van de zee is gescheiden. Het beheer van dien boezem berust reeds sedert eeuwen bij de provincie, wat op zichzelf wel iets bijzonders is, daar in andere provinciën voor het beheer van den boezem afzonderlijke bestuurslichamen bestaan, zooals waterschappen, heemraadschappen en hoogheemraadschappen.

Op dien boezem wordt het water gebracht van ongeveer 293,900 H.A. land, waarvan 286,433 H.A. in Friesland en 7467 H.A. in de provincie Groningen. Gronden, behoorende tot het Munnekezijlverlaat, zijn na de opruiming van het verlaat te Stroobos op Frieslands boezem gaan afwateren.

De grootte van den boezem is bij normalen stand 0.20 M. + Z.P. 26,000 H.A.; 0.30 M. + Z.P. 43,200 H.A.; 0.40 M. + Z.P. 55,200 H.A.; 0.50 M. + Z.P. 58,600 H.A.; 0.60 M. + Z.P. 58,900 H.A. Deze cijfers wijzigen zich voortdurend bij de vooortgaande inpoldering.

Door de buitengewoon groote oppervlakte van den boezem is de verhouding lusschen land en water, de zoogenaamde waterberging, zeer gunstig. Bij normalen stand bedraagt zij ongeveer 1/11 en bij de hoogste standen ongeveer 1/5. In de aanliggende boezems van Hunzingo eu Westerkwartier is het ongeveer 1/75, wat dus beteekent, dat eenzelfde regenval op laatstgenoemde boezems een zevenmaal grootere stijging veroorzaakt dan op dien van Friesland.

De boezem beschikt over de volgende loozingsmiddelen: de Friesche sluis, Dokkumer Nieuwezijlen, Roptazijl, Harlingen, Makkum, Workum, Molkwerum, Stavoren, Schoterzijl, Tacozijl, Lemmer en Hindeloopen, die echter bij de meest heerschende winden, n.l. die uit, westelijke richting, voor een deel werkeloos liggen, doordat het dagelijksch laagwater blijft boven den boezemstand. Gevolgen hooge waterstanden en overstroomingen.

Plannen om hierin verbetering te brengen zijn al heel oud. De geheele vorige eeuw ging heen met het aanbrengen van partieele verbeteringen, bestaande in het verruimen van bestaande kanalen en het graven van nieuwe stroomkanalen, o.a. de Nieuwe Zwemmer en het kanaal van de Kletstervaart naar de Leijen (1880—1889). Toch werd ook hiermede geen toestand verkregen, waarmee op den duur kon worden volstaan. Integendeel deden zich factoren voor, die een nadeeligen invloed hadden op de afwateringsverhoudingen van Frieslands boezem en die deze verbeteringen hebben opgeheven.

Na 1884 zullen ongeveer 10,000 H.A. boezemland zijn ingepolderd, waarmede dus de waterberging bij standen hooger dan plus minus 0.30 M. + Z.P. is verkleind. In de bemaling der polders zijn, belangrijke verbeteringen aangebracht, zoowel door het plaatsen van vele windmotoren als door den bouw van stoomgemalen.

De kanaliseering van de Tjonger in 1887—1888 is mede van zeer grooten invloed geweest op het waterbezwaar van den Frieseben boezem. Terwijl het vermogen van de loozingsmiddelen van den boezem onveranderd is gebleven, is het waterbezwaar beduidend grooter geworden, met als gevolg hiervan, dat de waterstanden hooger worden, hetgeen door den spreker met cijfers wordt gestaafd.

Afdoende verbetering is gezocht in afsluiting van de Lauwerzee, waarvan het eerste plan is gemaakt in 1847, doch dat herhaaldelijk werd gewijzigd. In 1896 werd een Staatscommissie benoemd, die in 1902 met een plan tot afsluiting kwam, n.l. een gescheiden bergboezem in de Lauwerzee, waarop Friesland en Groningen zouden afwateren.

Dit plan vond echter groote tegenkanting, vooral van den hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat H. E. Bruyn, die een gemeenschappelijken bergboezem en bemaling aan de zuidkust bepleitte. Een groote boezem als die van Friesland behoorde volgens hem niet naar één punt uit te wateren, wat groot verhang en groote stroomkanalen geeft.

Dit werd aanleiding tot de benoeming in 1902 van de bekende Lauwerzee-commissie, die in 1904 verslag uitbracht, waarin vervat het voorstel tot afsluiting van de Lauwerzee en stoombemaling bij Tacozijl. In de omgeving van Tacozijl zijn groote waterreservoirs in de nabijheid van de kust en een geringe opvoerhoogte door de geringe getijbeweging. Het kolenverbruik is vrijewel evenredig aan de opvoerhoogte, waarom de zuidkust de aangewezen plaats is voor een bemaling.

Het provinciaal bestuur, dat beide niet noodig achtte, opende onderhandelingen met de regeering over de uitvoering van de afsluitingswerken, doch zij vond deze te duur in verhouding tot het te bereiken resultaat en meende, dat de afwatering van Frieslands boezem moest worden verbeterd door voldoend krachtige stoomgemalen.

Wat de kosten der afsluitingswerken met toevoerkanalen enz. in Friesland betreft (met 16 sluizen elk van 6 M. wijdte), deze zouden ongeveer ƒ 9 millioen bedragen, terwijl een stoomgemaal van 750 waterpaardekracht aan de Zuidkust op ƒ 1.9 millioen kwam.

Men wist nu, in welke richting de oplossing was te zoeken, vooral ook, daar de regeering bereid bleek, voor het stichten van stoomgemalen het verleenen van rijkssubsidie te bevorderen.

Het maken van een plan voor een gemaal bij Tacozijl werd opgedragen aan de heeren Kermpees en van Krimpen, terwijl in Februari 1913 door de Staten van Friesland werd besloten lot oprichting van twee gemalen, waarvan voorloopig één zou worden uitgevoerd. Het plan omvatte een met Dieselmotoren gedreven gemaal, dat eenigszins landwaarts bij Tacozijl zou worden geplaatst, in den zeedijk een zeesluis die het uitschotkanaal afsloot en verder een toevoerkanaal uit de Brekken en een stroomkanaal Koevorden — Groote Brekken.

Spreker is van meening, dat men door dit besluit te nemen het zekerst werkend, het goedkoopste en het vlugst uit te voeren middel tot verbetering van de afwatering heeft gekozen. Met de afsluiting van de Lauwerzee zou veel meer tijd gemoeid zijn geweest.

Met de uitvoering van het werk is niet onmiddellijk begonnen, daar eerst de belastingwet en de subsidieeringswet moesten zijn aangenomen. Thans is bepaald, dat 2/3 deel der renten en aflossingen der stichtingskosten, alsmede 2/3 deel van de kosten van exploitatie en onderhoud der werken zal worden gevonden uit de opbrengst eener bijzondere belasting, te heffen krachtens art. 126 septies der provinciale wet, waarbij van de geschatte pachtwaarde van de ongebouwde eigendommen percenten worden geheven. Het rijk verleent een subsidie van 40 pct. in de kosten.

De tijd, hiermee gemoeid, ging evenwel niet ongebruikt voorbij. De plannen werden nader onderzocht en wijzigingen voorgesteld ten aanzien van plaats, inrichting en vermogen.

Wat de plaats aangaat, deze werd thans bepaald bij Teroelsterkolk in plaats van bij Tacozijl, hetgeen een besparing meebracht van ƒ 100,000.

Ten opzichte van de inrichting werd aan stoommachines de voorkeur gegeven, daar Dieselmotoren, hoewel ze veel vóór hebben, in aanschaffing en exploitatie enorm duur zijn.

Het vermogen, eerst bepaald op 750 waterpaardekracht, werd in verband met de Lindeplannen opgevoerd tot 900 W.P.K. Ook werd de vraag overwogen, of het gemaal niet electrisch moest worden gedreven, doch naar de eenstemmige meening van de professoren Dijxhoorn en Feldmann te Delft en den spreker verdiende dit geen aanbeveling en zou, werd de stroom van de centrale te Leeuwarden betrokken, de exploitatie van het gemaal ƒ 70,000 per jaar meer kosten dan met een eigen stoombedrijf. De rentebesparing door geringere aanlegkosten zou hiertegen op verre na niet opwegen. Hierbij kwam nog het technische bezwaar, dat de wisselende opvoerhoogten, die een wisselend aantal toeren van de pompen met zich brengen, voor een stoommachine geen verschil maakt, doch een electromotor verdraagt dit niet.

In de winterzitting der Staten van 1914 werd tot deze wijziging besloten en onmiddellijk daarna met de uitvoering begonnen.

De begrooting voor het oorspronkelijke plan, n.l. ƒ 1,850,000, behoefde niet te worden gewijzigd, omdat spreker had becijferd, dat met de besparing, welke door de voorgestelde wijzigingen werd verkregen, het grooter vermogen ruim kon worden betaald.

De werken bestaan in het eigenlijke stoomgemaal en de toeleidingskanalen. Wat deze laatsten betreft vertelde spreker o.a., dat het gemaal wordt gevoed uit de Groote Brekken, door een groot stroomkanaal, uitgevoerd van Mei—Dec. 1915, dat meer dan tweemaal zoo breed is als het Nieuwe Kanaal en een lengte heeft van 1893 M. Op de kruising met den kunstweg Lemmer—Tacozijl—Sondel is een doorlaatbrug gemaakt met een wijdte van 70 M. tusschen de landhoofden. In het midden een ophaalbrug van 8 M. wijdte voor het doorlaten van schepen met materialen en kolen. Verder een kanaal van Groote Brekken tot Koevorde, uitgevoerd van Maart 1916 tot Juli 1917, lang 4000 M. en een breedte op Z.P. van 62 M. Waar de rijksweg Sneek—Lemmer en de weg Sloten—st.Nioolaasga het Kanaal snijden is een draaibrug gebouwd met twee twee openingen van 9 M. met het oog op den scheepvaartweg Groningen—Lemmer, die in aanmerking komt langs dit kanaal te worden verlegd.

Het vraagstuk van de grondberging was een moeilijk vraagstuk; er kwam heel wat los, n.l. 749,000 M³. te Spannenburg en 367,000 M³. te Lemmer. Dank zij de wijze van werken, werd het hier gelukkig opgelost. De kanalen werden geheel door baggering lot stand gebracht, de grond in bakken vervoerd en door een zuiger op den wal geperst, Bij Lemmer werden oude dijksputten aangekocht en een deel van het Idskenhuizermeer in het noorden, met de uitgebaggerde aarde gevuld en zoo tot land gemaakt. Bij Lemmer is het reeds in volle cultuur en zelfs voorzien van een boerderijtje.

Zoo krijgt nu de Groote Brekken het water toegevoerd van het Tjeukemeer uit het oosten, het Slotermeer uit het westen, het Sneekermeer, Langweerderwielen, Heegermeer enz. uit het noorden; de voeding laat dus niets te wenschen over.

Hierna behandelde de heer Wouda het eigenlijke stoomgemaal, voor den inhoud waarvan wij verwijzen naar het uitvoerig verslag in ons nummer van 4 dezer van de lezing, te Lemmer gehouden voor den „Bond van hoofden van den technischen dienst in Friesland", Alleen mag nog even gereleveerd wat de spreker zeide naar aanleiding van de capaciteit van het gemaal, om 4000 M³. water per minuut uit te werpen. Om duidelijk te maken, wat zulk een capaciteit beteekent, zeide hij, dat het gemaal al het water, dat zich in het Nieuwe Kanaal bevindt tusschen de eerste en de tweede brug, in 20 minuten zou kunnen uitslaan.

Wat kosten aangaat, deze zijn door den oorlog, waardoor materialen en werkkrachten zooveel duurder werden, heel wat grooter geworden. Bedroeg de oorspronkelijke raming ƒ 1,850,000, thans komen de totaalkosten ongeveer op ƒ 2,500,000.

De spreker, die zulk een groot aandeel in dit voor de provincie Friesland hoogst belangrijke werk heeft gehad, ontving van den voorzitter een hartelijk woord van dank en van de vergadering een welgemeend applaus.


Bronnen

  1. Het Stoomgemaal bij Tacozijl. Leeuwarder courant: Derde blad, (1920, 27 mei)
    Geraadpleegd op 05-03-2022, van https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010601892:mpeg21:p009