Marinus Bliek: verschil tussen versies

27 bytes toegevoegd ,  26 jul 2012
geen bewerkingssamenvatting
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
imported>Jan Pieter Rottine
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 85: Regel 85:


===Het ketelhuis===
===Het ketelhuis===
In feite begint hier de gesloten kringloop. Om te beginnen zijn bij het begin van deze kringloop de ketels leeg en moeten eerst met water gevuld worden. In principe is dit gewoon boezem water. Daarvoor is dan wel 25000 liter water per ketel nodig! Aaanvankelijk stonden hier (ieder met een onder- en bovenketel) zes Piedboeuf- ketels, waarvan er steeds één in reserve werd gehouden. Deze ketels werden in 1955 afgekeurd en vervangen door vier zogenaamde vuurgang-vlampijp ketels van het fabrikaat Werkspoor uit Amsterdam. Ook van deze ketels wordt er steeds één in reserve gehouden. Bij slechts 90 toeren van de stoommachines zouden er maar twee ketels echt nodig zijn. Het gemaal kan met gemak op drie ketels genoeg stoom produceren voor volle draaicapaciteit. In 1967 zijn deze ketels omgebouwd naar oliestook. Men produceert stoom bij 195 graden Celsius bij een druk van 14 bar. De stoom wordt dan nog oververhit met behulp van een in de ketel gebouwde oververhitter tot 320 graden. Men bereikt hiermee dat de temperatuur bij de stoommachines 300 graden is. Het rendement wordt hierdoor verbeterd, en men voorkomt op deze manier dat er waterslag kan ontstaan. Waterslag kan rampzalig voor de stoommachine zijn. De stroomproductie per ketel is circa 5000 kg/h. Het brandstofverbruik kan in totaal 14 tot 20 ton olie per dag zijn. In principe is de totale olievoorraad voldoende voor 1 maand, bij nominaal toerental. De olie die normaal gebruikt wordt is zeer dik en moet, voordat deze verstoven en in de ketels gebruikt kan worden, tot wel 110 graden opgewarmd worden. In de voorraadtank zit een warmtewisselaar die de olie voorverwarmt tot 80 graden Celsius. In de ketelruimte is een speciale warmtewisselaar aanwezig om de temperatuur van aangevoerde olie te verhogen tot de gewneste 110 graden C. Voordat er was overgegaan op het stoken met olie werden de kolen met de kruiwagen vanuit de kolenbunker naar binnen gebracht en gewogen. Vervolgens werden ze op de stalen vloer voor de ketels in een speciale trog gestort. De stoker gooide de kolen vandaar op het roosterbed in de vuurgangen van de ketels. Er werkten destijds soms wel tot 24 mensen in een drieploegendienst. Nu kan met toe met 15 personen. Bovendien is het werk ook veel aangenamer. Bijkomende projecten Het zal duidelijk zijn dat er voor de bouw van het gemaal één en ander gegraven moest worden. Niet alleen voor de bouw en de diverse funderingen, maar ook om het nodige water bij het gemaal te kunnen krijgen. Staande op de brug bij hotel Iselmar ziet men een gegraven kanaal, dat het water aanvoert en door acht tunnels het gebouw binnen laat komen. Dit stroomkanaal, gebaggerd door “Dordtse baggeraars” is, gerekend vanaf de Grote Brekken, een enorme goot van circa 200 meter lang, 87 meter breed en 3 meter diep, waardoor het weg te pompen boezemwater gemakkelijk naar het gemaal stroomt. Tussen het Koevorder Meer en de Grote Brekken is bovendien een toevoer kanaal van 4 km gegraven , met een bodembreedte van 44 meter en een diepte van 3 meter. Er is meer dan een miljoen kubieke meter grond verzet! Nog wat gegevens rondom de bouw. Bij het binnenkomen in de machinehal begrijpt men meteen dat men in de volksmond spreekt van een kathedraal voor stoom . Deze hal is 62 meter lang en 15 meter breed. Het ziet er hier niet direct uit als een industrieel gebouw, er is veel licht, veel glas , en het geheel is zeer vriendelijk in aanzicht. (Men kan hier duidelijk zien dat de bouw beïnvloed is door architecten van de Amsterdamsche school. Ir. D.F. Wouda heeft het ontwerp van het gebouw voor zijn rekening genomen. Het bouwmateriaal komt overeen met dat van de bekende gebouwen in deze bouwstijl, o.a. de beurs van Berlage. De hal staat op een dikke gewapende, betonnen plaat van 82,5 bij 44,5 meter. Geheel uit één stuk. Het gemaal is gefundeerd op 1950 palen. Voor die tijd groots! Wanneer de machines draaien en men op deze plaat loopt, dan bespeurt men geen enkele trilling. Dat moet ook een pluim zijn op de hoed van de vaklieden die de machines zo deskundig uitgelijnd hebben. En dat dan vóór de tijd van laserwaterpassen. Het drama van de schoorsteen Bij de bouw heeft zich nog een duur drama afgespeeld. De schoorsteen (voor een deel dubbelwandig) was klaar in 1918. Het cement was nog nat en niet uitgehard. Op 16 juni, werd de schoorsteen door bliksem getroffen, zonder dat de bliksemafleiders al gemonteerd waren. En na de inslag restte nog slechts een halve schoorsteen. En verder was de schoorsteen van onder tot boven gescheurd. Er bleef niets anders over dan de schoorsteen af te breken en opnieuw te bouwen. De eerste schoorsteen kostte in 1915 f 15.600, de nieuwe schoorsteen moest f 29.375 kosten. Nog steeds kan men genieten van dit markante bouwwerk. Aan de onderkant is de diameter van de schoorsteen ruim 6 meter, en aan de bovenkant 3 meter.
In feite begint hier de gesloten kringloop. Aan het '''begin van deze kringloop''' zijn '''de ketels leeg''' en moeten eerst '''met water gevuld''' worden. In principe is dit '''gewoon boezem water'''. Daarvoor is dan wel '''25000 liter water per ketel''' nodig!
<br>'''Aanvankelijk''' stonden hier (ieder met een onder- en bovenketel) [[zes Pied-Boeufketels]], waarvan er steeds één in reserve werd gehouden. Deze ketels werden in 1955 afgekeurd en vervangen door vier zogenaamde vuurgang-vlampijp ketels van het fabrikaat Werkspoor uit Amsterdam. Ook van deze ketels wordt er steeds één in reserve gehouden. Bij slechts 90 toeren van de stoommachines zouden er maar twee ketels echt nodig zijn. Het gemaal kan met gemak op drie ketels genoeg stoom produceren voor volle draaicapaciteit. In 1967 zijn deze ketels omgebouwd naar oliestook. Men produceert stoom bij 195 graden Celsius bij een druk van 14 bar. De stoom wordt dan nog oververhit met behulp van een in de ketel gebouwde oververhitter tot 320 graden. Men bereikt hiermee dat de temperatuur bij de stoommachines 300 graden is. Het rendement wordt hierdoor verbeterd, en men voorkomt op deze manier dat er waterslag kan ontstaan. Waterslag kan rampzalig voor de stoommachine zijn. De stroomproductie per ketel is circa 5000 kg/h. Het brandstofverbruik kan in totaal 14 tot 20 ton olie per dag zijn. In principe is de totale olievoorraad voldoende voor 1 maand, bij nominaal toerental. De olie die normaal gebruikt wordt is zeer dik en moet, voordat deze verstoven en in de ketels gebruikt kan worden, tot wel 110 graden opgewarmd worden. In de voorraadtank zit een warmtewisselaar die de olie voorverwarmt tot 80 graden Celsius. In de ketelruimte is een speciale warmtewisselaar aanwezig om de temperatuur van aangevoerde olie te verhogen tot de gewneste 110 graden C. Voordat er was overgegaan op het stoken met olie werden de kolen met de kruiwagen vanuit de kolenbunker naar binnen gebracht en gewogen. Vervolgens werden ze op de stalen vloer voor de ketels in een speciale trog gestort. De stoker gooide de kolen vandaar op het roosterbed in de vuurgangen van de ketels. Er werkten destijds soms wel tot 24 mensen in een drieploegendienst. Nu kan met toe met 15 personen. Bovendien is het werk ook veel aangenamer. Bijkomende projecten Het zal duidelijk zijn dat er voor de bouw van het gemaal één en ander gegraven moest worden. Niet alleen voor de bouw en de diverse funderingen, maar ook om het nodige water bij het gemaal te kunnen krijgen. Staande op de brug bij hotel Iselmar ziet men een gegraven kanaal, dat het water aanvoert en door acht tunnels het gebouw binnen laat komen. Dit stroomkanaal, gebaggerd door “Dordtse baggeraars” is, gerekend vanaf de Grote Brekken, een enorme goot van circa 200 meter lang, 87 meter breed en 3 meter diep, waardoor het weg te pompen boezemwater gemakkelijk naar het gemaal stroomt. Tussen het Koevorder Meer en de Grote Brekken is bovendien een toevoer kanaal van 4 km gegraven , met een bodembreedte van 44 meter en een diepte van 3 meter. Er is meer dan een miljoen kubieke meter grond verzet! Nog wat gegevens rondom de bouw. Bij het binnenkomen in de machinehal begrijpt men meteen dat men in de volksmond spreekt van een kathedraal voor stoom . Deze hal is 62 meter lang en 15 meter breed. Het ziet er hier niet direct uit als een industrieel gebouw, er is veel licht, veel glas , en het geheel is zeer vriendelijk in aanzicht. (Men kan hier duidelijk zien dat de bouw beïnvloed is door architecten van de Amsterdamsche school. Ir. D.F. Wouda heeft het ontwerp van het gebouw voor zijn rekening genomen. Het bouwmateriaal komt overeen met dat van de bekende gebouwen in deze bouwstijl, o.a. de beurs van Berlage. De hal staat op een dikke gewapende, betonnen plaat van 82,5 bij 44,5 meter. Geheel uit één stuk. Het gemaal is gefundeerd op 1950 palen. Voor die tijd groots! Wanneer de machines draaien en men op deze plaat loopt, dan bespeurt men geen enkele trilling. Dat moet ook een pluim zijn op de hoed van de vaklieden die de machines zo deskundig uitgelijnd hebben. En dat dan vóór de tijd van laserwaterpassen. Het drama van de schoorsteen Bij de bouw heeft zich nog een duur drama afgespeeld. De schoorsteen (voor een deel dubbelwandig) was klaar in 1918. Het cement was nog nat en niet uitgehard. Op 16 juni, werd de schoorsteen door bliksem getroffen, zonder dat de bliksemafleiders al gemonteerd waren. En na de inslag restte nog slechts een halve schoorsteen. En verder was de schoorsteen van onder tot boven gescheurd. Er bleef niets anders over dan de schoorsteen af te breken en opnieuw te bouwen. De eerste schoorsteen kostte in 1915 f 15.600, de nieuwe schoorsteen moest f 29.375 kosten. Nog steeds kan men genieten van dit markante bouwwerk. Aan de onderkant is de diameter van de schoorsteen ruim 6 meter, en aan de bovenkant 3 meter.


De keerdeuren aan de zeezijde. Komt men aan de zeezijde, dan vallen meteen keerdeuren op. Daar in 1920 deze kant nog onderdeel was van de Zuiderzee, hadden deze deuren duidelijk een functie. De waterspiegel aan zeezijde was toen nog onderhevig aan eb en vloed. De Zuiderzee is namelijk pas in 1932 afgesloten. Bij extreme waterstanden (springtij) zouden de deuren wel eens nodig kunnen zijn. Het kon echt wel spoken op de Zuiderzee.
De keerdeuren aan de zeezijde. Komt men aan de zeezijde, dan vallen meteen keerdeuren op. Daar in 1920 deze kant nog onderdeel was van de Zuiderzee, hadden deze deuren duidelijk een functie. De waterspiegel aan zeezijde was toen nog onderhevig aan eb en vloed. De Zuiderzee is namelijk pas in 1932 afgesloten. Bij extreme waterstanden (springtij) zouden de deuren wel eens nodig kunnen zijn. Het kon echt wel spoken op de Zuiderzee.
Anonieme gebruiker