Tremmen


Het tremmen van de kolen

Bij met de hand gestookte ketels is het de gewoonte om met kruiwagens van ongeveer 150 liter inhoud de kolen van de opslagplaats naar de stookplaats in het ketelhuis te vervoeren en daar neer te storten.
Dit gebeurt zo ook in het ir. D.F. Woudagemaal. De arbeiders die de kolen opscheppen en naar het ketelhuis brengen, de zogenoemde tremmers, zijn meestal Lemster vissers, die in de maalperiodes, vaak in de herfst, winter of voorjaar als de visserij beperkt is, graag een extraatje willen verdienen.

Aangezien er hier geen sprake is van een continubedrijf maakt men hier geen gebruik van wagentjes, speciale kiepwagentjes of smalspoor. Bovendien gebruikt men daarom in het ketelhuis ook niet een vorm van mechanische en automatische stookinrichting.
Voor de vaststelling van het totale kolengebruik en de controle over het rendement van de ketelinstallatie en de vaardigheden van de stokers is het wegen van de naar de ketels getremde kolen van groot belang.
Bij het ir. D.F. Woudagemaal gebeurt dat door de kruiwagens, voordat de inhoud op de stalen vloer wordt gestort in zijn geheel op een bascule te wegen en voortdurend een registratie van de gebruikte kolen bij te houden. (zie ook: maalperiodes)

foto bascule en werktuigen

Voor de informatie en het samenstellen van de teksten is gebruik gemaakt van:
Stoom, uitgave der vereniging Krachtwerktuigen, Groningen 1942