De boezem van Friesland wordt gevormd door een aantal belangrijke kanalen en de grote meren. De oppervlakte van de boezem beslaat ruim 15.000 hectare. Op dit water wordt het water van 266.000 hectare land afgevoerd.

De drie belangrijkste kanalen zijn: Prinses Margrietkanaal (vanaf de Prinses Margrietsluizen naast het stoomgemaal ir. D.F. Wouda tot aan Gaarkeuken), het Van Harinxmakanaal ( van Leeuwarden naar Harlingen) en het Johan Frisokanaal (van Galamadammen naar Stavoren).

De belangrijkste meren: Heegermeer, Slotermeer, Snekermeer en Tjeukemeer.

Vanaf het Slotermeer en het Tjeukemeer lopen twee kanalen (Follegasloot en het Sloter Gat) naar de Grote Brekken. Vanaf de Grote Brekken komt het water naar het stoomgemaal, dit in 1919 nieuw gegraven kanaal is min of meer het sluitstuk van de Friese Boezem.

Het Johan Frisokanaal is belangrijk voor de aanvoer van water naar het Hooglandgemaal bij Stavoren.

Het Wetterskip Fryslân heeft twee boezemgemalen: Hooglandgemaal (1967) bij Stavoren en het ir. D.F.Woudagemaal (1920) bij Lemmer. Door middel van deze twee gemalen wordt het water uit de boezem op een mechanische wijze afgevoerd en uitgeslagen op het buitenwater: IJsselmeer.

Het water uit de boezem kan op meerdere plaatsen via een sluis en langs natuurlijk verval op het buitenwater worden gespuid. Er zijn op meerdere plaatsen sluizen: Dokkumer Nieuwe Zijlen, Harlingen en Workum. De sluizen bij Dokkumer Nieuwe Zijlen zijn wel de belangrijkste om het overtollige water dat in het noordoosten van de provincie in de boezem staat af te voeren naar het Lauwersmeer. De spuisluizen bij lauwersoog zorgen er dan vervolgens voor dat er bij eb op de Waddenzee gespuid kan worden.

De boezem wordt gevoed met het water uit de polders. De ruim 900 poldergemalen in Friesland brengen het water uit de afzonderlijke polders in de boezem. Behalve van gemalen wordt er bij calamiteiten nog een beroep gedaan op vrijwillig molenaars om de poldermolen mee te laten malen en water uit de polder uit te slaan op de boezem. Dit onder het motto alle kleine beetjes helpen.

De boezem kan ook gebruikt worden om water in te laten vanuit het buitenwater en door te voeren naar de polders. In 2011 gebeurde dat langdurig omdat het voorjaar droog en warm was en ook dit jaar zijn er al grote hoeveelheden water vanuit het IJsselmeer ingelaten. Niet ver van het ir. D.F. Woudagemaal staat een inlaatsluis.

Dat er sprake is van een watertekort blijkt uit het volgende: normaal valt er in de maand maart 50 - 60 mm neerslag, dit jaar (2012) was dat slechts 20 mm. Omdat de zon krachtiger wordt en het zaaigoed in de grond zit is er behoefte aan water.

De boezem heeft eigenlijk een dubbele functie: water afvoeren en incidenteel water aanvoeren.

Bij Gaarkeuken ontstaat een volgende boezem, daar zorgt het waterschap Noorderwijlvest voor, vervolgens begint midden in de stad Groningen Bij de Sluis de volgende boezem van het waterschap Hunze en Aa. Zowel bij Gaarkeuken als Bij de Sluis is een sluis omdat er sprake is van een peilverschil tussen de verschillende boezemgebieden.


In grote delen van west Nederland (globaal langs de lijn Groningen - Breda) is wel een grotere of kleinere boezem aanwezig. Het gaat om tenminste dertig tot veertig boezemstelsels die allemaal onder beheer staan van een waterschap of hoogheemraadschap.

Niet iedere boezem komt op het IJsselmeer of de zee uit. De boezem van bijvoorbeeld het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden voert het water via de Oude Rijn door naar de boezem van het hoogheemraadschap van Rijnland. Rijnland slaat het water bij Katwijk uit op de Noordzee.