Overgang naar oliestook
Voor het ir. D.F. Woudagemaal gebruikt men dieselolie en zware stookolie.
Sinds 1967 is men voor het ir. D.F. Woudagemaal overgeschakeld van het stoken met steenkolen op het stoken met olie.
De aanleiding hiertoe was in de eerste plaats het feit dat men voor de maalperiodes van het ir. D.F. Woudagemaal steeds moeilijker los personeel kon inhuren voor het tremmen en stoken van de steenkolen. Was er in periode van het stoken met steenkool vanaf 1920 eerst gemakkelijk dergelijk personeel in te huren (Lemster vissers die dit werk graag aannamen als extra bijverdiensten), in de laatste jaren voor het besluit van de overgang naar oliestook werd het steeds moeilijker tremmers en stokers onder contract te kijgen. Door het contract (een soort 0-urencontract) verplichtte het losse personeel zich oproepbaar te zijn, zij moesten dus in de buurt van het gemaal blijven. Door de toenemende welvaart was de bijverdienste niet meer acuut noodzakelijk en het personeel was veel mobieler geworden: men wilde zich niet meer binden.
De ontdekking van de gasbel bij Slochteren en de vele bijkomende kleinere aardgasvelden in de provincies Groningen en Friesland in het noorden van Nederland betekent in feite de neergang van de Nederlandse (staats)kolenmijnen in Zuid-Limburg. In de jaren '70 komt er een definitief einde aan de delving van steenkolen in Nederland.
Voor het ir. D.F. Woudagemaal betekent het einde van de steenkolenproductie dat men naar alternatieve brandstoffen moet zoeken. Er worden omstreeks deze tijd, zoals bij vele stoombedrijven, proeven genomen met het stoken van bruinkool en turf.
Deze brandstoffen leveren niet de resultaten op die men nastreeft. Bovendien geven deze brandstoffen ook te weinig perspectief voor een regelmatige aanvoer in een lange reeks van jaren voor de toekomst.
Het stoken met zware stookolie is het enig overblijvende alternatief dat voor de toekomst voldoende zekerheid geeft.
Voorafgaand aan deze beslissing zullen er ongetwijfeld vele scenario's voor het ir. D.F. Woudagemaal de revue hebben gepasseerd: -Moest men stoppen met de stoominstallatie? Waarschijnlijk heeft het feit dat er nog vrij nieuwe ketels in het gemaal aanwezig waren een rol gespeeld om toch te blijven werken met stoomenergie -Moest men de stoominstallatie ontmantelen en overgaan op een ander aandrijfsysteem? Men kan hierbij denken aan dieselmotoren of elektromotoren of een combinatie van beide -Moest men stoppen met het ir. D.F. Woudagemaal en een geheel nieuw modern gemaal bouwen? (Dat stond al gepland voor in Stavoren)
Uiteindelijk heeft men voor een nieuwe brandstof gekozen en de stoominstallatie behouden.
De ombouw van de ketels voor oliestook zal behoorlijk wat voeten in de aarde hebben gehad: de vuurgangen moesten een nieuw vuurfront krijgen en roosters moesten worden verwijderd. Ook moest de oliestook worden geautomatiseerd. Dit werk is uitgevoerd onder leiding van de heer D. de Bruijne. (zie: Oud-medewerkers)
In het ir. D.F. Woudagemaal gebruikt men zware brandstofolie (MFO) van de categorie ca 3500 sec. Redwood I. De aanduiding in “Redwood I 3500 seconden” is een aanduiding voor viscositeit. Er is een rechtstreeks verband tussen de verschillende viscositeiteenheden. (zie: zware stookolie) Redwood I behoort tot de residuale stookoliën.
In de opstartprocedure van het gemaal gebruikt men eerst dieselolie. Bij voldoende stoomproductie schakelt men over op de zware stookolie.
(zie ook: Het stoken met olie als brandstof)