Opvoerwerktuig

Uit Wouda's Wiki
Versie door imported>Vincent Erdin op 3 aug 2013 om 20:56 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Opvoerwerktuig''' Nu ruim tien jaar geleden moest iedere leerling van een groep van de basisschool een spreekbeurt houden. Een van de leerlingen koos een onderwerp...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Opvoerwerktuig

Nu ruim tien jaar geleden moest iedere leerling van een groep van de basisschool een spreekbeurt houden. Een van de leerlingen koos een onderwerp uit zijn eigen leefomgeving: de polder. Het was inderdaad wat hij dagelijks om zich heen zag ook al was dat in het stedelijk gebied. Dagelijks moest nij tegen een dijk opfietsen die het verschil tussen de twee polders markeerde.

Wat die spreekbeurt nu zo bijzonder maakte was dat hij het aandurfde om bij het begin van zijn spreekbeurt het liedje: ,, twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen" heeft gezongen.

Daarmee zette hij de toon voor zijn verdere verhaal. Maar in feite raakt hij hier wel de kern van de geschiedenis van de opvoerwerktuigen. De monniken die in de 10e eeuw zijn begonnen met het ontginnen van land hadden niet veel anders tot hun beschikking dan emmers. Daarmee hoosden zijn het overtollige water weg uit de akkertjes die zij wilden ontginnen. Dit nadat zij er eerst dijkjes omheen hadden gelegd anders zou het ook nog uitlopen op het: ,,water naar de zee dragen".

De emmers en de afvoergoten hebben het relatief lang volgehouden. De ontwikkelingen op waterstaatkundig gebied gingen niet zo heel snel. Het wachten was op de doorbraak van de poldermolen. De eerste bescheiden molen die land kon droogmalen was de wipmolen. Dit molentype wordt zo genoemd omdat de onderkant op een pyramide lijkt en op de punt daarvan het bovenhuis staat. Het opvoerwerktuig is een scheprad, in de beginperiode van hout, later maar dan is het al ver in de 19e eeuw wordt dat van staal geklonken.

Het scheprad heeft als belangrijk nadeel dat het veel ruimte in beslag neemt en he rendement tamelijk laag. De opvoerhoogte van een scheprad is 1 à 2 meter. Het blad van het scheprad ketst eerst op het water voordat het water opschept. De vorm van een blad speelt mee in het uiteindelijke rendement. Het scheprad wordt verdrongen door de vijzel. De vijzel is eigenlijk in grote delen van het land gemeengoed geworden in de poldermolen. Belangrijke voordelen van een vijzel: een minimaal ruimtegebruik. De vijzel ligt in de vijzelbak onder de molen. De waterlopen stromen tot aan de molen. Een vijzel kan het water hoger opvoeren dan een scheprad, een goede vijzel kan 4 meter hoogteverschil overbruggen. Mocht dat niet voldoende zijn dan kunnen poldermolens in een molengang geplaatst worden waardoor een nog grotere opvoerhoogte bereikt kan worden. In de beginperiode werd de vijzel ook van hout gemaakt, later van staal. De langere vijzel stelde de fabrikant in het begin voor problemen: staal mocht niet door gaan buigen. Ook al er werd er een groter rendement bereikt er was wel sprake van waterverlies of lekverlies. Niet iedere kubieke meter water die werd opgepompt haalde ook de andere kant.

De vijzel is een zeer veelvuldig gebruikt opvoerwerktuig in poldermolens en later ook in stoomgemalen. Afhankelijk van het landsdeel wordt er ook gesproken van een schroef (wordt vooral in Groningen veelvuldig gebruikt).

De volgende stap was de introductie van de centrifugaalpomp. Deze pomp werd in 1861 voor het eerst op de wereldtentoonstelling in Londen aan het grote publiek getoond.

De centrifugaalpomp heeft als belangrijk voordeel dat de aanvoerbuis onder het wateroppervlak ligt. Dit maakt het mogelijk om onder alle weersomstandigheden te kunnen blijven werken. Het ir. D.F. Woudagemaal heeft acht centrifugaalpompen die in Utrecht door de fabriek van Louis Smulders/ Jaffa in 1920 zijn gemaakt en geplaatst. Omdat er sprake is van een gesloten circuit is het rendement van de centrifugaalpomp veel groter dan het scheprad en de vijzel. In het Woudagemaal is nergens goed te zien hoe diep de aanvoerbuis onder het wateroppervlak steekt. Het publiek dat in de machinehal wordt rondgeleid ziet de pomphuizen, maar in de kelder is al niets meer terug te zien. Onder de kelder zit de catacombe en dat is het (niet toegankelijke) bouwdeel waar de aanvoerbuis binnenkomt. Uiteraard steekt de buis waarmeer het water in het IJsselmeer wordt uitgeslagen net zo diep in het water. Maar ook daar is weinig van te zien.

De centrifugaalpomp is frequent toegepast als opvoerwerktuig in stoomgemalen, maar ook nog wel in dieselgemalen en een enkel elektrisch gemaal.

De tijd heeft niet stilgestaan en inmiddels zijn er nieuwere en nog efficiëntere opvoerwerktuigen die in gemalen worden gebruikt.


(in bewerking; versie 3 augustus 2013)