Gedenkboek Jaffa/Beschrijving ketelhuis
- Intro
- Voorwoord
- Ontstaansgeschiedenis landschap
- Waterstaatkundige inrichting
- Afstroomingsvraagstuk
- Bemaling Frieslands boezem
- Definitieve plan bemaling
- Beschrijving landschap
- Beschrijving buitenkant gemaal
- Beschrijving machinehal
- Beschrijving ketelhuis (deze pagina)
Thans begeven wij ons naar het ketelhuis. Daar treft ons nogmaals dezelfde indruk, dien wij bij het binnentreden der machinekamer ontvingen. Ook hier zijn op één rij de ketelbatterijen opgesteld. Ook hier weer dezelfde rustige symmetrie. De fundeering der ketelblokken rust diep in den grond. Onder elk blok zijn 81 palen ingeheid, terwijl op de plaat, die daarover is gelegd, stijlen in gewapend beton staan, die samen den vloer met de ketelblokken dragen. De ketelfundatie is, om schade bij uitzetting door verwarming te voorkomen, vrijgehouden van die van ’t gebouw. De lambriseering in het ketelhuis bestaat uit roode steen; daarboven zijn de muren weer gemetseld in gele Friesche handvormsteen. Wij tellen 6 stoomketels, waarvan één voor reserve. De ketels zijn z.g. Piedboeufketels, bestaande uit een Lancashire-ketel onder en een vlampijpketel boven. Ze zijn ingemetseld in drie groepen, elk van twee ketels. Het verwarmd oppervlak van elken ketel is 235 M² (waterzijde) bij een roosteroppervlak van 3.25 M². Boven- en onderketel zijn verbonden door een buis van 450 m.M. middellijn en hebben elk hun eigen stoomruimte en waterspiegel. De beide stoomruimten zijn door een stoompijp van 250 m.M. met elkaar verbonden.
De bovenketel wordt direct gevoed; door een overlooppijp loopt het voedingwater boven een bepaalden stand in den bovenketel af naar den onderketel. De laatste kan evenwel ook direct gevoed worden. Langs het front der geheele batterij is een bordes aangebracht met trappen aan de uiteinden. Achter elken ketel is een oververhitter ondergebracht met een verwarmd oppervlak (vuurzijde) van 85 M² en in staat den stoom tot 400° Celsius te verhitten.
Op de stookplaats tegenover de ketelbatterijen zien wij twee horizontale duplexpompen opgesteld. Elke pomp is op zichzelf voldoende voor de voeding der gezamenlijke ketels. De warmwaterpompen, die wij reeds opmerkten in den machinekamerkelder, voeren het water uit de filterbakken, welke in den kelder opgesteld zijn, door de persoliefilters met electrische inrichting naar de voedingwaterbakken in het ketelhuis. Elke voedingwaterbak heeft een inhoud van 3 M³. In de persleidingen der duplexvoedingpompen is een voorwarmer ingeschakeld. Het voedingwater wordt door de pijpen van dezen voorwarmer geperst. In de stoomruimte rondom de pijpen wordt de afgewerkte stoom der blaasmachines en der voedingpomp afgegeven. De afvoerpijp voor het water, dat in genoemde stoomruimte wordt verzameld, gaat als koperen spiraal door den voedingwaterbak en mondt uit in de overvloeipijp van dezen bak, die naar de filterbakken in de machinekamer leidt.
Voor den kunstmatigen luchttoevoer onder de roosters dient een inrichting, welke wij eveneens op de stookplaats zien opgesteld, en die 2 blaasmachines bevat, elk bestaande uit een ventilator gedreven dooreen verticaal stoomwerktuig. De ventilatoren blazen de lucht in een gemeenschappelijk gemetseld luchtkanaal, vanwaar ze wordt verdeeld en geregeld voor elk der vuren. De twee verticale stoomwerktuigen zijn van het geheel gesloten type en zoodanig geconstrueerd, dat zij zoo geruischloos mogelijk werken. Zij maken 600 toeren per minuut, en hebben druksmering. Wij hadden reeds het voorrecht aan de fabriek "Jaffa" te Utrecht deze gesloten verticale snelloopende stoomwerktuigen met veel grooter capaciteit en toerental te bewonderen. Het eigenaardige van deze werktuigen is wel, dat het karakter van stoommachines schier niet meer te herkennen valt. Zij zijn constructief prachtig van uitvoering.
De zoo even genoemde luchttoevoer kan ook nog door stoomstraalinjectie geschieden. Eveneens is de mogelijkheid opengehouden, dat uitsluitend met natuurlijken trek kan worden gewerkt, terwijl ook minderwaardige brandstof kan worden gestookt.
Hiermede acht ik mijn taak volbracht. Natuurlijk zou er - in bijzonderheden tredend - nog wel meer te vertellen zijn, doch desniettemin vertrouw ik, dat ieder, die belang stelt in de vorderingen onzer nationale nijverheid, na lezing van het voorgaande tot de overtuiging zal gekomen zijn, dat het hier tot stand gebrachte bij zal dragen tot verhooging van onzen roem op waterbouw- en werktuigkundig gebied.
’t Vertrouwen van Gedeputeerde Staten is gerechtigd, dat door de plaatsing van dezen stoeren wachter aan Friesland’s zuidkust voor goed een eind is gemaakt aan elken verraderlijken aanval van het vijandige binnenwater, en het werk alzoo tot zegen voor de provincie zal strekken.
Ik wil besluiten met een woord van hulde, zoowel aan hen die ’t initiatief hebben genomen tot de oprichting, als aan degenen, die, op welke wijze dan ook, tot de verwezenlijking van dit reeds zoo lang gekoesterd Friesche ideaal hebben bijgedragen.
De schrijver.