Normaal Amsterdams Peil
Het Normaal Amsterdamd Peil (N.A.P.) is op 18 mei 1988 een door de minister van Verkeer en Waterstaat geijkt punt in het stadhuis van Amsterdam.
Het NAP wordt al veel langer gebruikt. Het nulpunt van het peil kwam tot stand door de hoogten van eb en vloed in de haven van het IJ bij de Haarlemmersluis in Amsterdam op te meten in de periode tussen 1 september 1683 en 1 september 1684.
Dit eerste Amsterdams Peil is door middel van acht stenen met een horizontale groef in de Amsterdamse dijken en sluizen aangebracht. Tussen 1683/84 is de zeespiegel gewijzigd waardoor het peil niet langer aangehouden kon worden. Er was behoefte aan een nieuw geijkt peil.
Naast het geijkte NAP punt staan twee wtaerkolommen die de actuele waterstand van eb en vloed bij IJmuiden en Vlissingen aangeven. De derde waterkolom geeft de stand van het water wee rop 1 februari 1953, 4,5 meter boven NAP. Bij vrijwel alle gemalen en sluizen in Nederland is een peilschaal aangebracht. Hierop is te zien hoe de waterstand is ten opzichte van NAP.
Bij het ir. D.F. Woudgemaal zijn twee witte peilschalen met zwarte strepen en cijfers aangebracht: 1: aan de boezemzijde te zien vlakbij de ingang naar het ketelhuis, met een stand van -0.52 cm NAP 2: aan de zijde van het IJsselmeer bij de sluisdeur van sectie B, te zien vanaf het toegankelijke platform, met een stand van 0.20 cm NAP (zomerstand van het IJsselmeer) of - 0.40 cm NAP (winsterstand van het IJsselmeer).
Peilschalen hebben door de toenemende automatisering hun waarde enigszins verloren. Poldergemalen worden nu automatisch ingeschakeld als het peil te hoog zou zijn. Voorheen keek de machinist van een poldermolen of gemaal eerst op de peilschaal en meldde de stand aan de dijkgraaf of voorzitter van het polderbestuur en kreeg dan toestemming om te gaan malen. Bij grotere waterschappen liep dit via de ingenieur die in dienst was van het waterschap.
Het moment waarop het ir. D.F. Woudagemaal wordt opgestart wordt allang niet meer bepaald door de waterstand bij de twee genoemde peilschalen die bij het gemaal zijn aangebracht maar wordt beslist vanuit het waterschapshuis in Leeuwarden op basis van weerberichten en rekenmodellen, zie het fragment in de 3 D film die in het bezoekerscentrum wordt gedraaid hierover.
Een peilschaal geeft echter nog steeds een eerste en betrouwbare indicatie over de stand van het water ten opzichte van het NAP dat zal ook in de komende jaren zo blijven.
Voordat het NAP werd vastgesteld had ieder waterstaatkundig gebied een eigen peil. Dat gaf de nodige verwarring want er moesten omrekentabellen aan te pas komen om te weten over welk peil men het nu precies had. Eigenlijk werkt het precies hetzelfde als met het muntstelsel eertijds voordat de gouden standaard werd geïntroduceerd.
In de kademuur aan de oostzijde van de Oude Delft in Delft recht tegenover het Gemeenlandshuis van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn drie peilschalen ingemetseld: 1: het peil van het Hoogheemraadschap Delfland 2: het peil van het Hoogheemraadschap van Rijnland 3: het peil van het Hoogheemraadschap van Schieland
Op deze manier kon de dijkgraaf van Delfland in één oogopslag zien hoe hoog het water bij de buren (Rijnland en Schieland) stond en wat hem te doen of te wachten stond. De peilschalen functioneren niet meer omdat de kademuren regelmatig zijn hersteld en de peilschalen niet bij iedere restauratie opnieuw zijn geijkt na dat deze waren teruggeplaatst.
Op meerdere plaatsen in het land zijn bijzonderen peilschalen te zien: als markering van een extreem hoge waterstand na een overstroming. Bijvoorbeeld in Slot Loevestein of bij boerderijen nadat delen waren ondergelopen.