Vakmanschap van de stoker

Uit Wouda's Wiki

Het vakmanschap van de stoker
Een goede stoker heeft een uitstekende feeling voor een juist verlopend verbrandingsproces: een volkomen verbranding en een bijbehorende maximale warmteopbrengst.

Voor een deel zal dat een aangeboren talent zijn, maar ook een jarenlange ervaring als stoker vergroot het vakmanschap van de stoker. Hij moet voortdurend een zeer zorgvuldige bediening en een doelmatige manier van stoken bewerkstelligen.

In principe doet de stoker niets anders dan de steenkolen blootstellen aan de inwerking van de verbrandingslucht.
Door de vuurbediening, het regelen van de luchttoevoer, enz. kan de oplettende stoker zo een zeer economische verbranding bewerkstelligen en daarmee een buitengewoon nuttig effect van de stoomketel bereiken.

Dit resultaat is minder afhankelijk van het toegepaste stook- of ketelsysteem, maar meer van de vakkennis van de stoker.
Een goede rookvrije stookinrichting moet zo weinig mogelijk afhangen van de bekwaamheid van de stoker, maar de stookinrichting kan toch niet buiten het vakmanschap van de stoker, juist omdat hier ook het menselijk inzicht en oordeelsvermogen een grote rol speelt.
Zodra de stookinrichting bediend wordt door een stoker met veel minder technische kennis en ervaring zal het resultaat, ook van de beste inrichting, aanzienlijk teruglopen. Zelfs het rendement van automatische stookinrichtingen zijn afhankelijk van de inzichten van de stoker.

573×345px

Een machinist die zijn stokers goed kent en hun talenten op waarde kan beoordelen, zal rekening houden met de sterke en zwakke competenties van de stoker, onder andere bij het samenstellen van het dienstrooster, de tijdstippen waarop gestookt wordt en de toe te passen aard van de brandstof. Hij zal zijn kennis gebruiken om de dienstroosters van de stokers onderling zo op elkaar af te stemmen, dat zij aan elkaar de vaardigheden over en weer kunnen uitwisselen en aanleren.

Meestal worden de verse kolen met de hand en de kolenschop op het vuur geworpen.
Deze opgeworpen brandstof moet dan eerst in een betrekkelijk korte tijd ontgassen, daarna worden ze langzaam helemaal vergast.

Voor een volledige verbranding met een minimum luchthoeveelheid moet de toegevoerde lucht periodiek veranderen, bovendien moet de verbranding gedurende een bepaalde tijd gedeeltelijk boven het rooster plaatsvinden.

Een vakkundige handstoker zal daarom regelmatig en vaak een weinig steenkool opwerpen, omdat dan de afwijkingen van de gemiddelde luchthoeveelheid het kleinst blijven.

Als de steenkool van bakkende kwaliteit is, dan vormen zich na de ontgassing zware cokesklompen, en wil men dan niet een al te trage vergassing krijgen, dan moet de stoker die cokesklompen kleiner maken. Wil men dus op economisch verantwoorde wijze handmatig een vuur bedienen, dan vraagt dat van de stoker veel lichamelijke arbeid en een grote oplettendheid.

Als men gasrijke steenkool gebruikt, dan is de ontgassing zo sterk, dat er zonder een aantal hulpmiddelen om secundaire bovenlucht te geven een volledige verbranding en een weinig rokende schoorsteen niet gegarandeerd kunnen worden.
De hulpmiddelen bestaan uit een extra klep boven de vuurdeur of een klep bij de vuurbrug, waardoor tijdens de vergassing een hoeveelheid secundaire bovenlucht kan worden gegeven. Vaak regelen deze kleppen zich automatisch, zodat ze worden geopend wanneer er kolen worden opgeworpen en zich daarna langzaam weer sluiten.

Wanneer de brandstof is opgebrand, blijven op het rooster de as en de slakken achter. Hierdoor worden langzamerhand de luchttoevoeropeningen verstopt. De as en de slakken moeten dus regelmatig verwijderd worden: het vuur moet worden schoongemaakt.

Bij een eenvoudige roosterinstallatie zal dat met de hand gebeuren en dat is een warm en onaangenaam werkje. Bij een geopende vuurdeur brengt men het vuur van links naar rechts, verwijdert men de as en de slakken aan de linkerkant, daarop wordt het vuur van rechts naar links overgebracht en wordt de rechterkant schoongemaakt. Als laatste aktie legt men het vuur weer gelijk en werpt men verse kolen op. Uiteraard kan men ook de voor- en achterzijde afwisselend schoonmaken, maar dat is minder overzichtelijk.

Doordat bij het schoonmaken de vuurdeur open blijft staan, stopt de verbranding voor het overgrote deel. Als gevolg daarvan zal de stoomproductie sterk dalen. Daarom moet de stoker een geschikt moment uitzoeken en zeker niet gaan schoonmaken als er volle stoomproductie gevraagd wordt.

In een fabriek zal daarvoor dan ook vaak een pauzemoment worden uitgezocht, maar bij het Ir. D.F. Woudagemaal in werking bestaat er continue een stoomvraag. Hier is echter het voordeel dat er met meerdere ketels gestookt wordt, zodat de ketels periodiek volgens een schema beurtelings kunnen worden schoongemaakt, waardoor het effect van stoomverlies kan worden verkleind.
De stoker zal ook pas met het schoonmaken beginnen als het vuur wat is weggebrand, dus minder heet is, omdat bij het zogenaamde warm-schoonmaken de hitte zo groot is, dat het te onnauwkeurig gebeurt, waarbij dan veel steenkool onverbrand en nutteloos verloren gaat.
Globaal zal er om de vier uren moeten worden schoongemaakt.

De bezwaren van de noodzakelijke periodieke veranderlijke luchthoeveelheid van het handopwerpen kunnen worden voorkomen door de inzet van een mechanische doorlopende kolentoevoer. Er zijn in het verleden vele ingenieuze automatische systemen van koleninbreng ontworpen en toegepast en worden meestal automatische werpstokers genoemd. Hierbij is de behoefte aan luchttoevoer konstant en kan men de secundaire luchttoevoer zeer nauwkeurig afregelen.

Voor het Ir. D.F. Woudagemaal is niet voor een dergelijke installatie gekozen, alhoewel er in 1920 zeker zulke installaties beschikbaar waren. De redenen om te kiezen voor het handstoken zullen zijn voortgekomen uit het feit dat bij het Ir. D.F. Woudagemaal geen sprake is van een continuebedrijf. De investeringen voor een automatische stookinrichting zullen daardoor te hoog zijn geweest en het handstoken met periodieke inzet van stokers was dus goedkoper.

Hoewel voor het handstoken zeker vakmanschap wordt gevraagd, zullen er in de periode dat er met kolen werd gestookt (1920-1967), onder vissers en varensgezellen nog genoeg mensen met de nodige vakkennis beschikbaar zijn geweest.